35 229 Parlementair onderzoek digitale toekomst

Nr. 11 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 30 juni 2020

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de tijdelijke commissie Digitale toekomst over de brief van 28 mei 2020 over het Eindrapport van de Tijdelijke commissie Digitale toekomst «Update vereist – Naar meer parlementaire grip op digitalisering» (Kamerstuk 35 229, nr. 9).

De tijdelijke commissie Digitale toekomst heeft deze vragen beantwoord bij brief van 30 juni 2020. Vragen en zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Ziengs

De adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx

1

Welke rol ziet de tijdelijke commissie Digitale toekomst (TCDT) voor de fractieondersteuning in de Tweede Kamer?

De TCDT heeft geen onderzoek gedaan naar de rol van de fractieondersteuning. Alle vaste commissies zullen in meer of mindere mate te maken krijgen met vraagstukken rondom digitalisering. De vaste commissies moeten daarvoor kunnen steunen op het werk dat gedaan wordt in de vaste commissie voor Digitale Zaken. Daar zijn de bredere vraagstukken idealiter al doorgrond en besproken. De vaste commissies kunnen uiteraard putten uit de informatie die is opgehaald via de kennisagenda Digitalisering. Zij kunnen zelf ook onderwerpen aandragen voor deze kennisagenda. Daarnaast zullen de griffier, de kenniscoördinator, de informatiespecialist en de EU-specialist, die samen de staf van de commissie voor Digitale Zaken zullen vormen, in de gaten houden welke digitaliseringsvraagstukken in andere commissies spelen en deze commissies daarbij desgewenst ondersteunen. Die ondersteuning is conform bestaande afspraken beschikbaar voor alle individuele leden en fractiemedewerkers.

2

Welke lessen kunnen worden getrokken uit de politieke bemoeienis met de (gevolgen van de) industriële revolutie in de achttiende en negentiende eeuw?

De TCDT heeft geen onderzoek gedaan naar de politieke bemoeienis met de (gevolgen van de) industriële revolutie in de achttiende en negentiende eeuw.

3

Is bij het schrijven van de eerste alinea onder het kopje «Fysieke domein» gebruik gemaakt van automatische spellingcorrectie?

Ja. Er is bij het schrijven van het rapport gebruik gemaakt van automatische spellingcorrectie. Desondanks staat in de betreffende alinea een spelfout. Het woord «besteld» moet zijn «bestelt».

4

Wat wordt bedoeld met het begrip «vormbepalend»?

We bedoelen met het begrip «vormbepalend» hoe er wordt omgegaan met de publieke ruimte.

5

Wat is het verschil tussen commercieel en politiek gebruik van persuasieve technologieën?

Bij commercieel gebruik van persuasieve technologieën wordt deze technologie ingezet door bedrijven, vaak met als doel om winst te maximaliseren door bijvoorbeeld zo veel mogelijk clickbaits te genereren of door de aandacht van bezoekers van websites zo lang mogelijk vast te houden. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld de reclame-inkomsten toenemen. Bij politiek gebruik van dit type technologieën is het doel politiek, bijvoorbeeld om de publieke opinie een bepaalde richting in te sturen of mensen te overtuigen om op een bepaalde partij te stemmen.

6

Zijn er voorbeelden van internetconsultaties van de overheid die zijn beïnvloed door nepcommentaren?

Wij schetsen in het rapport dat het risico bestaat op beïnvloeding van internetconsultaties, omdat de techniek hiervoor bestaat. Wij hebben niet onderzocht of hier op dit moment al voorbeelden van zijn.

7

Kan een nadere toelichting worden gegeven op de stelling «Kennis, wetten en beleid worden privaat»?

In de betreffende paragraaf worden verschillende mensen aangehaald bij wie ongemak is ontstaan over de groeiende macht van grote technologiebedrijven. Een van de mensen die zich hierover uitspreekt is Maxim Februari. In zijn boek De onbetrouwbare verteller (2019, p. 251–252) spreekt Februari van Googlonia en Facebookistan en stelt hij uiteindelijk dat kennis, wetten en beleid privaat worden.

8

Is bij het schrijven van de laatste alinea op bladzijde 21 gebruik gemaakt van automatische spellingcorrectie?

Ja. Er is bij het schrijven van het rapport gebruik gemaakt van automatische spellingcorrectie. Desondanks staat in de betreffende alinea een spelfout. Het woord «gebeurd» moet zijn «gebeurt».

9

Welke instrumenten heeft de Kamer om geïnformeerd te worden over de Europese agenda als het gaat om digitalisering en om daarop te sturen?

De Tweede Kamer kan op verschillende manieren invloed uitoefenen op besluitvorming in de Europese Unie. Deze manieren zijn toegelicht op de website van de Tweede Kamer bij de vaste commissie voor Europese Zaken (zie https://www.tweedekamer.nl/kamerleden_en_commissies/commissies/eu/bovenop-europa). De genoemde instrumenten kunnen ook door de Tweede Kamer worden toegepast als het gaat om digitalisering. Daarnaast kunnen Kamerleden natuurlijk het netwerk van de Kamer en hun eigen netwerk benutten om informatie op te halen uit Brussel.

10

Is er, los van de brieven van 8 oktober 2019 (Kamerstukken 26 643 en 32 761, nrs. 640, 641 en 642) en de Initiatiefnota Menselijke grip op algoritmen, zicht op dat de behandeling van digitaliseringsonderwerpen in de Kamer heen en weer gaat tussen Kamercommissies? Zijn er andere voorbeelden van dan de hier genoemde?

De TCDT constateert dat de Tweede Kamer tot nu toe gefragmenteerd over digitalisering heeft gesproken. Hierdoor zijn niet altijd alle risico’s, kansen en maatschappelijke waarden aan de orde gekomen. Ook thema’s die meer commissies raken of die niet specifiek bij een bepaalde commissie horen kwamen niet of onvoldoende tot hun recht. Voorbeelden hiervan zijn: kunstmatige intelligentie, gezichtsherkenning, cybersecurity, 5G en big data.

11

Wat vermeldden verkiezingsprogramma's van politieke partijen in de periode 1998–2002 over digitalisering?

We halen in ons rapport de constatering uit het onderzoeksrapport van de Radboud Universiteit aan dat in de periode 1998–2002 digitalisering voor het eerst in verkiezingsprogramma’s van politieke partijen aan de orde komt. De TCDT beschikt niet over het achterliggende bronmateriaal op basis waarvan deze constatering wordt gedaan.

12

Verantwoordelijk voor de digitale overheid is toch de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties?

In de passage van ons rapport waarin we wijzen op de betrokkenheid van meerdere bewindspersonen op het terrein van digitalisering noemen we ook de verantwoordelijkheid van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor de digitale overheid. De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is inderdaad verantwoordelijk voor de digitale overheid. In de onderzoeksperiode was de Staatssecretaris echter tijdelijk Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

13

Wat wordt precies bedoeld met de toelichting, dat een amendement «ervoor zorgt dat de voorstellen voor overheidsinformatie ook materialiseren in wetgeving»? Wat is precies de strekking van het bedoelde amendement?

De initiatiefnota Online identiteit en regie op persoonsgegevens (Kamerstuk 34 993, nr. 2) heeft geleid tot een amendement op de Wet digitale overheid. Dat amendement zorgt ervoor dat de voorstellen over overheidsinnovatie ook materialiseren in wetgeving. Met dit laatste wordt bedoeld dat voorstellen vanuit de Tweede Kamer ook daadwerkelijk een plek krijgen in een wet. Het betreffende amendement inclusief toelichting is terug te vinden als Kamerstuk 34 972, nr. 20.

14

Is de gewijzigde motie van het lid Middendorp (Kamerstuk 35 300 VII, nr. 43) uitgevoerd en is dat gemakkelijk te vinden?

Ja. Met haar brief van 26 mei 2020 (Kamerstukken 21 501-33 en 25 295, nr. 812, Geannoteerde agenda Telecomraad 5 juni 2020) geeft de Staatssecretaris voor Economische Zaken en Klimaat invulling aan het eerste deel van de motie.

Met het verslag (d.d. 10 juni 2020) van de informele Telecomraad van 5 juni 2020 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 816) schrijft het kabinet tegemoet te komen aan het tweede deel van de gewijzigde motie van het lid Middendorp.

15

In welke parlementen is Digitalisering op dezelfde wijze (niet) ingebed als in Nederland, en bestaat er tevredenheid over de wijze waarop over Digitalisering gesproken wordt?

De TCDT heeft het Rathenau Instituut gevraagd om een internationaal vergelijkend onderzoek te doen naar hoe andere parlementen omgaan met digitaliseringsvraagstukken en welke werkvormen zij daarvoor hanteren.

De keuze van deze landen is gebaseerd op de vergelijkbaarheid van politieke systemen met Nederland, de hoge score van de landen op rangschikkingen rondom digitalisering en/of voorkennis over relevante werkwijzen vanuit de TCDT zelf. In de tien landen die het Rathenau Instituut in de eerste, verkennende fase van het onderzoek heeft bestudeerd is gebleken dat geen enkel land op exact dezelfde wijze omgaat met digitalisering. Uiteraard spelen culturele en institutionele verschillen hierbij een belangrijke rol.

In het onderzoek van het Rathenau Instituut is de tevredenheid met de verschillende werkwijzen niet expliciet gemeten. Er is bij vijf landen wel gekeken naar de effecten van die werkvormen op het politieke debat over digitalisering. Zie hiervoor het rapport «Meer grip op digitalisering». Van deze vijf landen (Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten, Denemarken en Noorwegen) hebben er vier specifieke werkvormen op het gebied van digitalisering, hetzij via een vaste Kamercommissie (Duitsland), tijdelijke commissies (VK) en uitgebreide ambtelijke ondersteuning (VS) en parlementaire kennisgroep (Noorwegen). De werkvorm uit Denemarken heeft geen betrekking op digitalisering, maar op de duurzame ontwikkelingsdoelen. Zij was vooral qua vorm interessant omdat zij een coördinerende functie heeft voor het hele Deense parlement.

16

Zijn vragen over de reikwijdte van het gebruik en de fundamentele vraag over de wenselijkheid van de technologie in het maatschappelijke debat over Automatic NumberPlate Recognition (ANPR) aan de orde geweest?

De commissie heeft door USBO Advies laten onderzoeken hoe de Kamer het debat heeft gevoerd over ANPR. Vragen over de reikwijdte van het gebruik en zelfs de fundamentele vraag over de wenselijkheid van de technologie bleven in dat debat buiten beeld.

17

Welke rol spelen maatschappelijke belanghebbenden of belangstellenden als relevante kansen, risico's en waarden van een digitaliseringsvraagstuk niet of te laat worden onderkend?

De specifieke rol van maatschappelijk belanghebbenden of belangstellenden als relevante kansen, risico's en waarden omtrent een digitaliseringsvraagstuk niet of te laat worden onderkend zijn niet onderzocht. Uiteraard spelen belanghebbenden en belangstellenden in algemene zin een belangrijke rol in het parlementaire werk. Tijdens de rondetafelgesprekken die we als TCDT hebben gevoerd merken we dat verschillende organisaties en personen buiten de Kamer een duidelijk aanspreekpunt in de Tweede Kamer missen. Zij hebben een aanspreekpunt nodig, waarbij zij terechtkunnen met hun opvattingen en kennis over digitale ontwikkelingen en vooral als het beleidsterrein- of commissieoverstijgend is. Hierdoor blijft de mogelijkheid om relevante kennis van buiten de Tweede Kamer naar binnen te halen soms onbenut, met name voor de commissieoverstijgende vraagstukken. Met een aparte commissie Digitale zaken hebben zij een betere ingang in de Kamer voor dit soort vraagstukken.

18

Kunnen de problemen in Duitsland rondom de inbedding van de Vaste Commissie voor de Digitale Agenda, waar meerdere ministeries aan verbonden zijn, zich ook in Nederland voordoen, gelet op het ontbreken van een verantwoordelijk Ministerie voor Digitalisering?

De Commissie voor de Digitale Agenda in Duitsland blijkt haar rol in de praktijk niet helemaal waar te kunnen maken. Dit komt onder andere doordat ze dankzij haar brede beleidsterrein niet verbonden is aan één ministerie, maar aan vier (van de in totaal veertien). In het sterke commissiesysteem van de Bondsdag leidt dat tot problemen. De vaste commissies die wel zijn gespiegeld aan één ministerie hebben in Duitsland meer status en hebben daardoor ook vaker het voortouw bij de behandeling van belangrijke regeringsstukken zoals voorgenomen wet- en regelgeving.

De TCDT adviseert om in het Nederlandse parlement de vaste commissie voor Digitale Zaken op eenzelfde wijze in te bedden in de structuur van de Tweede Kamer als ieder andere vaste commissie. De vaste commissie voor Digitale Zaken zal zich richten tot de bewindspersoon die binnen het kabinet verantwoordelijk is voor digitalisering. Mocht de verantwoordelijkheid zijn belegd bij meerdere bewindspersonen, verspreid over meerdere ministeries, dan beslist de Tweede Kamer tot welke bewindspersoon de vaste commissie zich primair zal verhouden. Uiteraard kan de vaste commissie ook andere Ministers of Staatssecretarissen verzoeken naar de Kamer te komen om verantwoording af te leggen wanneer dit nodig wordt geacht.

Hiermee kan naar mening van de TCDT de problematiek zoals die in Duitsland speelt voorkomen worden.

19

Welke conclusies trekt de TCDT uit de constatering dat de Tweede Kamer beperkt gebruik maakt van haar eigen geheugen voor eerder gemaakte afwegingen en gevoerde debatten bij vergelijkbare vraagstukken? Op welke wijze kan de digitale toegankelijkheid en gebruikersvriendelijkheid van het geheugen van de Kamer worden verbeterd?

De belangrijkste conclusie uit bovengenoemde constatering is dat de Kamer nog onvoldoende kennis heeft opgebouwd over digitalisering. Daardoor is niet goed bekend welke kansen, risico’s en waarden in het geding zijn en is het moeilijk daarop te sturen. Onderzoek van de Radboud Universiteit laat zien dat de Kamer desondanks weinig regie neemt om die kennis te vergroten en te verdiepen. Er is nog geen kennis- of onderzoeksagenda op dit terrein. De vaste commissie voor Digitale Zaken zal jaarlijks, net als de andere vaste commissies, een kennisagenda opstellen en daarmee vaststellen welke informatie zij nodig heeft en regie voeren over welke kennis zij binnenhaalt.

Daarnaast heeft de commissie geconstateerd dat de verspreide behandeling van digitalisering in de Tweede Kamer een gedegen kennisopbouw bemoeilijkt. Ook om die reden zal de vaste commissie voor Digitale Zaken bijdragen aan het versterken van het geheugen voor eerder gemaakte afwegingen en gevoerde debatten bij vergelijkbare vraagstukken.

20

Wat maakt het thema digitalisering anders dan bijvoorbeeld discriminatie en privacy, ook doorlopende onderwerpen die commissie-overschrijdend zijn? Kortom, ontstaat er geen commissie-inflatie wanneer allerhande thema's een eigen commissie krijgen?

Digitalisering raakt alle facetten van ons leven en speelt daar een steeds grotere rol in. Nieuwe technologieën zoals kunstmatige intelligentie, algoritmen, big data, Internet of Things, de cloud, kwantumcomputers en robotica veranderen ons leven: hoe we werken, communiceren, omgaan met ziekte, sporten, eten, studeren en sociale contacten onderhouden. Digitalisering wordt niet voor niets gezien als een nieuwe industriële revolutie, die overigens zelf ook impact heeft op waarden als gelijke behandeling en privacy. Deze transitie zorgt daarmee voor nieuwe vraagstukken die aandacht vergen van de politiek: op een specifiek beleidsterrein, maar ook dwars door de beleidsterreinen heen of daar juist bovenuit stijgend.

Tot nu toe heeft de Tweede Kamer gefragmenteerd over digitalisering gesproken. Hierdoor zijn niet altijd alle risico’s, kansen en maatschappelijke waarden aan de orde gekomen. Ook thema’s die meer commissies raken of die niet specifiek bij een bepaalde commissie belegd zijn kwamen niet of onvoldoende tot hun recht. Om de politiek beter te laten sturen is het nodig om digitale veranderingen op een andere manier te bespreken: we moeten digitale onderwerpen vaker en beter bespreken en meer aandacht besteden aan de vervlechting van deze digitale veranderingen. Het is ook nodig om goed te weten wat er in de Europese Unie gebeurt, en wat internationaal. Ook is het noodzakelijk om te weten wat provincies, gemeenten en waterschappen nodig hebben, die vragen om een actieve Tweede Kamer, die regels en wetten maakt.

Digitalisering is wat dat betreft te vergelijken met financiën of Europees beleid: het is een specialistisch onderwerp en het speelt in iedere commissie een belangrijke rol, maar het kent ook thema’s die boven de afzonderlijke commissies uitstijgen. Dat is vanwege bredere en dieperliggende vraagstukken die in samenhang besproken moeten worden. Waar voor financiën en Europees beleid in de Tweede Kamer een commissie bestaat om dat soort vraagstukken te bespreken, ontbreekt dat voor digitalisering.

De TCDT is daarom tot de conclusie gekomen dat het nodig is om een vaste Kamercommissie voor Digitale Zaken op te richten.

21

Wat is een voorbeeld van een digitaliseringsvraagstuk waarin het Rijk doelen stelt en de samenleving de ruimte krijgt hoe die doelen te bereiken?

Gemeenten en provincies verwachten van de Tweede Kamer dat zij haar verantwoordelijkheid neemt door de gevolgen van digitalisering te onderkennen en zich, gezien de dynamiek en snelle ontwikkeling, aan te passen aan de vraagstukken die op haar afkomen. Gemeenten en provincies wijzen er daarbij op dat er digitaliseringsvraagstukken zijn waarin het juist van belang is dat het Rijk doelen op hoofdlijnen stelt en de andere overheden of de maatschappij de ruimte geeft hoe die doelen te bereiken. «Doelen» moet in deze context worden verstaan als landelijke kaders waarbinnen op decentraal niveau ontwikkel- en experimenteerruimte is. Een aanpak is nodig waarbij overheden samen goed nadenken op welk niveau regelgeving en richtlijnen moeten worden vastgesteld. Daarbij komt de vraag wie over die kaders verantwoording moet afleggen, aan wie en, niet onbelangrijk, op welke wijze het toezicht is georganiseerd.

Deze oproep heeft de TCDT ter harte genomen en meegewogen in haar aanbeveling aan de Tweede Kamer om zorg te dragen voor een sluitend wettelijk kader en toezicht. Hoe dat wettelijk kader eruit moet zien is aan de Kamer om te bespreken.

22

Hoe moet de nieuw in te stellen Vaste Kamercommissie voor Digitale Zaken andere Kamercommissies gaan ondersteunen?

Het is belangrijk dat de Tweede Kamer meer kennis ophaalt en zelf bepaalt welke informatie zij nodig heeft. Daartoe stelt de vaste commissie voor Digitale Zaken jaarlijks een kennisagenda Digitalisering op. Bij het samenstellen van deze kennisagenda kunnen ook andere commissies worden benaderd voor inbreng, evenals kennisinstellingen buiten de Kamer. De vaste commissies moeten kunnen steunen op het werk dat gedaan wordt in de vaste commissie voor Digitale Zaken. Daar zijn de bredere vraagstukken idealiter al doorgrond en besproken, voordat gerelateerde vraagstukken (zoals domein specifieke toepassingen van een bepaalde technologie) in de andere commissies aan de orde komen. De vaste commissies kunnen uiteraard putten uit de informatie die is opgehaald via de kennisagenda Digitalisering. Zij kunnen, zoals genoemd in het rapport, zelf ook onderwerpen aandragen voor deze kennisagenda. Daarnaast zullen de griffier, de kenniscoördinator, de informatiespecialist en de EU-specialist, die samen de staf van de commissie voor Digitale Zaken zullen vormen, in de gaten houden welke digitaliseringsvraagstukken in andere commissies spelen en desgewenst hen daarbij ondersteunen.

23

Welke verschillen zijn er tussen de nieuw in te stellen vaste Kamercommissie voor Digitale Zaken en andere vaste Kamercommissies als het gaat om de werkzaamheden?

De vaste commissie voor Digitale Zaken zal zich onderscheiden van andere vaste commissies doordat zij zich focust op commissieoverstijgende ontwikkelingen op het gebied van digitalisering. Zij zal die verkennen, doordenken en agenderen. Zij zal andere vaste commissies daarover informeren. Zij zal het kabinet ook controleren en aanspreken op die brede ontwikkelingen. Maar in veel opzichten is het juist een commissie zoals vele anderen: zij verhoudt zich primair tot een bewindspersoon die veel digitaliseringsonderwerpen in zijn of haar portefeuille heeft.

24

Hoe beziet de TCDT de eventuele oprichting van een Ministerie voor Digitalisering / Digitale Zaken?

Wij hebben ons in dit onderzoek gebogen over de vraag hoe de Tweede Kamer zich het beste kan organiseren om goed met digitalisering om te gaan. We hebben geen onderzoek gedaan naar de vraag hoe het kabinet zich moet organiseren. Dat kan op verschillende manieren gestalte krijgen. Mocht een nieuw kabinet echter besluiten tot de oprichting van een Ministerie voor Digitale Zaken, dan is meteen heel duidelijk tot wie de nieuwe commissie zich zal richten. De voorgestelde vaste commissie voor Digitale Zaken zal zich namelijk richten tot de bewindspersoon die binnen het kabinet verantwoordelijk is voor digitalisering. Mocht de verantwoordelijkheid worden belegd bij meerdere bewindspersonen, verspreid over meerdere ministeries, dan zal de Tweede Kamer beslissen tot welke bewindspersoon de vaste commissie zich primair zal verhouden. Ons onderzoek heeft duidelijk gemaakt dat digitalisering niet gefragmenteerd behandeld moet worden, dat we digitale onderwerpen vaker en beter moeten bespreken en meer aandacht moeten besteden aan de vervlechting van deze digitale veranderingen.

25

Hoe moet aanbeveling 4 «Draag zorg voor een sluitend wettelijk kader en toezicht» worden uitgelegd? Geldt deze aanbeveling mutatis mutandis in feite niet voor alle vaste Kamercommissies?

De Tweede Kamer heeft de taak om goed zicht te houden op de vraag of de bestaande wet- en regelgeving voldoet en zo nodig voorstellen te doen voor aanpassing of uitbreiding ervan. Decentrale overheden zoeken naar manieren om digitalisering op een verantwoorde manier in te zetten, maar lopen soms aan tegen een versnipperd juridisch raamwerk of het ontbreken van een passende wettelijke grondslag. De vaste commissie voor Digitale Zaken zal het voortouw nemen bij een coherente en integrale behandeling in de Tweede Kamer.

Daarbij hoort ook een sluitend toezicht. Uit de door de TCDT gevoerde rondetafelgesprekken kwam het beeld naar voren dat, in vergelijking met veel andere beleidsterreinen, op het terrein van digitalisering veel verschillende toezichthouders betrokken zijn, zoals de Autoriteit Financiële Markten, de Autoriteit Consument & Markt, De Nederlandsche Bank, de Autoriteit Persoonsgegevens, het Agentschap Telecom en de inspecties. Als de Tweede Kamer zich over digitaliseringsvraagstukken regulier en in samenhang laat informeren door de toezichthouders, blijken ook mogelijke hiaten of overlap in toezicht.

De aanbeveling heeft specifiek betrekking op digitalisering, maar in algemene zin geldt voor alle commissies dat zij zorg moeten dragen voor een sluitend wettelijke kader en toezicht.

26

Is de vraag of de bestaande wet- en regelgeving voldoet en de vraag om die, indien nodig aan te passen of uit te breiden, niet bij uitstek een vraag die aan de regering gesteld moet worden?

De Kamer kan vanuit haar controlerende taak deze vragen voorleggen aan de regering. Mocht het nodig zijn, dan kan de Kamer ook zelf het initiatief nemen om wet- en regelgeving aan te passen of uit te breiden.

27

Wat moet worden verstaan onder de «stelselverantwoordelijkheid» van de Tweede Kamer?

In dit geval wordt gedoeld op de controlerende rol van de Kamer om na te gaan of het geheel van wet- en regelgeving voldoet.

Naar boven