De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
Na artikel I, onderdeel Z, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Za
Aan artikel 556 wordt een lid toegevoegd, luidende:
Toelichting
Hoewel de ontruiming van een woning steeds minder gemeengoed is geworden, vonden er
in 2019 nog steeds ongeveer 5.000 ontruimingen plaats in Nederland. De afgelopen jaren
is er een dalende trend gezien, waarbij er in 2016 nog sprake was van 8100 ontruimingen.
De goede economische omstandigheden van de afgelopen jaren hebben daarbij een rol
gespeeld, maar ook doordat gerechtsdeurwaarders zich meer inzetten op het voorkomen
van een ontruiming.
Een deel van de jaarlijkse ontruimingen is technisch, waarbij er geen spullen (of
enkel afval) aanwezig zijn, de sloten vervangen worden en een proces-verbaal wordt
opgemaakt. Verder zijn er ook ontruimingen waarbij er nog wel spullen in de woning
aanwezig zijn. Deze worden door de deurwaarder op straat gezet, waarna ze opgeruimd
dienen te worden. Er is wettelijk niets geregeld over wat er met de ontruimde boedel
moet gebeuren. Van persoonlijke spullen tot bedrijfsinventarissen, allerlei zaken
komen daarmee op straat te liggen. Dat levert rechtsonzekerheid op voor ontruimde
partijen, maar ook voor schuldeisers en gerechtsdeurwaarders. Per gemeente is er verschillend
beleid, waarbij de meeste gemeenten zorg dragen voor de ontruimde zaken door deze
op te slaan en na enige tijd te vernietigen (of terug te geven na betaling van opslagkosten).
Echter steeds meer gemeenten leggen de schuldeisers of soms zelfs de deurwaarder een
last onder dwangsom op voor het plaatsen van zaken aan de openbare weg. Dat achten
indieners van het amendement onwenselijk. Principieel omdat de schuldeiser enkel zijn
recht effectueert en de gerechtsdeurwaarder zijn wettelijke taak uitvoert, maar ook
in praktische zin omdat daarmee de spullen sneller uit het zicht raken of vernietigd
worden. Doordat spullen worden afgevoerd en opgeslagen door de gemeente blijft er
een verbinding bestaan tussen de gemeente en de schuldenaar. Indien de schuldenaar
in de schuldhulpverlening zit, komt dat ook het proces van schuldhulpverlening ten
goede.
Hierom beogen indieners met dit amendement vast te leggen dat de gemeente zorg draagt
voor de tot bewoning bestemde ontruimde zaken met toepassing van de artikelen 5:29
en 5:30 Awb. De kosten kunnen worden doorberekend aan de schuldeiser, die de kosten
op zijn beurt moet zien te verhalen op de schuldenaar. De ontruiming wordt gewoon
uitgevoerd door de gerechtsdeurwaarder en deze plaatst achtergelaten zaken aan de
openbare weg en vervangt de sloten. De gemeente is op de hoogte van de ontruiming
op basis van artikel 14 van de Gerechtsdeurwaarderswet, waarbij de deurwaarder de
gemeente in het verlengde van hun verantwoordelijkheid voor het afvoeren en opslaan
van spullen informeert over de aard en omvang van de ontruimde boedel.
Met dit amendement wordt ook verhelderd dat de executant niet de overtreder is van
de Awb en dat de gemeente geen last onder dwangsom aan de executant kan opleggen ten
aanzien van het opruimen van de ontruimde spullen. Door de gemeente gemaakte kosten
kunnen verhaald worden op de executant.
Van Dam
Groothuizen