35 225 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Faillissementswet in verband met de herziening van het beslag- en executierecht

Nr. 17 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN VAN DAM EN GROOTHUIZEN TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 12

Ontvangen 14 mei 2020

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Na artikel I, onderdeel Z, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Za

Aan artikel 556 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor het meevoeren en opslaan van de roerende zaken die zich in de tot bewoning bestemde ontruimde onroerende zaak bevonden. De artikelen 5:25, eerste lid, 5:29 en 5:30 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

Toelichting

Hoewel de ontruiming van een woning steeds minder gemeengoed is geworden, vonden er in 2019 nog steeds ongeveer 5.000 ontruimingen plaats in Nederland. De afgelopen jaren is er een dalende trend gezien, waarbij er in 2016 nog sprake was van 8.100 ontruimingen. De goede economische omstandigheden van de afgelopen jaren hebben daarbij een rol gespeeld, maar ook doordat gerechtsdeurwaarders zich meer inzetten op het voorkomen van een ontruiming.

Een deel van de jaarlijkse ontruimingen is technisch, waarbij er geen spullen (of enkel afval) aanwezig zijn, de sloten vervangen worden en een proces-verbaal wordt opgemaakt. Verder zijn er ook ontruimingen waarbij er nog wel spullen in de woning aanwezig zijn. Deze worden door de deurwaarder op straat gezet, waarna ze opgeruimd dienen te worden. Er is wettelijk niets geregeld over wat er met de ontruimde boedel moet gebeuren. Van persoonlijke spullen tot bedrijfsinventarissen, allerlei zaken komen daarmee op straat te liggen. Dat levert rechtsonzekerheid op voor ontruimde partijen, maar ook voor schuldeisers en gerechtsdeurwaarders. Per gemeente is er verschillend beleid, waarbij de meeste gemeenten zorg dragen voor de ontruimde zaken door deze op te slaan en na enige tijd te vernietigen (of terug te geven na betaling van opslagkosten).

Echter steeds meer gemeenten leggen de schuldeisers of soms zelfs de deurwaarder een last onder dwangsom op voor het plaatsen van zaken aan de openbare weg. Dat achten indieners van het amendement onwenselijk. Principieel omdat de schuldeiser enkel zijn recht effectueert en de gerechtsdeurwaarder zijn wettelijke taak uitvoert, maar ook in praktische zin omdat daarmee de spullen sneller uit het zicht raken of vernietigd worden. Doordat spullen worden afgevoerd en opgeslagen door de gemeente blijft er een verbinding bestaan tussen de gemeente en de schuldenaar. Indien de schuldenaar in de schuldhulpverlening zit, komt dat ook het proces van schuldhulpverlening ten goede.

Hierom beogen indieners met dit amendement vast te leggen dat de gemeente zorg draagt voor de tot bewoning bestemde ontruimde zaken met toepassing van de artikelen 5:25, eerste lid, 5:29 en 5:30 Awb. De kosten kunnen worden doorberekend aan de schuldeiser, die de kosten op zijn beurt moet zien te verhalen op de schuldenaar. De ontruiming wordt gewoon uitgevoerd door de gerechtsdeurwaarder en deze plaatst achtergelaten zaken aan de openbare weg en vervangt de sloten. De gemeente is op de hoogte van de ontruiming op basis van artikel 14 van de Gerechtsdeurwaarderswet, waarbij de deurwaarder de gemeente in het verlengde van hun verantwoordelijkheid voor het afvoeren en opslaan van spullen informeert over de aard en omvang van de ontruimde boedel.

Met dit amendement wordt ook verhelderd dat de executant niet de overtreder is van de Awb en dat de gemeente geen last onder dwangsom aan de executant kan opleggen ten aanzien van het opruimen van de ontruimde spullen.

Van Dam Groothuizen

Naar boven