35 213 Wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en enkele andere wetten in verband met verdere activering van de participatie van jonggehandicapten en het harmoniseren van de verschillende regimes Wajong

Nr. 11 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID JASPER VAN DIJK TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 9

Ontvangen 30 oktober 2019

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel A, wordt «artikel 2:40» vervangen door «de artikelen 2:40 en 2:41».

II

Na artikel I, onderdeel S, worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Sa

In artikel 2:41, aanhef, wordt na «jonggehandicapte» ingevoegd «die een inkomen per dag verwerft van ten minste 20% van het minimumloon».

Sb

Artikel 2:41a komt te luiden:

Artikel 2:41a. Hoogte voortgezette inkomensondersteuning werkregeling

  • 1. De inkomensondersteuning van de jonggehandicapte, bedoeld in artikel 2:41, bedraagt per dag: G – I.

  • 2. De G staat voor de grondslag en I voor het inkomen per dag.

III

Artikel I, onderdeel T, komt te luiden:

T

Artikel 2:42 vervalt.

IV

In artikel I, onderdeel Z, wordt in het voorgestelde artikel 3:8 een lid ingevoegd, luidende:

  • 1a. In afwijking van het eerste lid bedraagt de arbeidsongeschiktheidsuitkering, van de jonggehandicapte die een inkomen per dag verwerft van ten minste 20% van het minimumloon, per dag: G – I.

V

In artikel I, onderdeel UU, wordt in het voorgestelde artikel 8:8, derde lid, en vierde lid, onderdeel a, «artikel 2:40» vervangen door «artikel 2:40, 2:41, 2:41a».

Toelichting

Dit amendement heeft tot doel om de voortgezette werkregeling te behouden. Bij de voortgezette werkregeling krijgen Wajongers van 27 jaar of ouder die tenminste 7 jaar hulp hebben gekregen bij het vinden en houden van werk, een aanvulling tot het wettelijk minimumloon. Ook wordt de regeling gelijkgetrokken tussen oud-Wajongers en Wajong-2015. Oud-Wajongers hoeven niet langer over te stappen op de Wajong-2010 om van de regeling gebruik te kunnen maken, maar kunnen dit direct doen.

Deze regeling is gunstig voor mensen die vanwege hun arbeidsbeperking niet full-time kunnen werken. Mensen die naar vermogen werken, moeten volgens de indiener volwaardig worden betaald. Als zij het voor hun maximale aantal uren werken, is het terecht dat zij het wettelijk minimumloon krijgen. Daarom moet de voortgezette werkregeling behouden blijven.

De dekking wordt gevonden in het grotendeels afschaffen van het lage-inkomensvoordeel (LIV). Deze bedraagt momenteel 0,8 miljard en zal 0,6 miljard bedragen vanaf 2021. Het LIV is een jaarlijkse tegemoetkoming voor werkgevers die werknemers in dienst hebben die tussen de 100% en 120% van het wettelijk minimumloon verdienen. De indiener wil deze regeling afschaffen (met uitzondering van de SW-sector) omdat het LIV werkgevers stimuleert om de lonen laag te houden en er bovendien geen bewijs is dat de regeling effectief is.

Jasper van Dijk

Naar boven