35 210 VIII Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2019 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

A VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP1

Vastgesteld 17 september 2019

1. Inleiding

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Voorjaarsnota en de daarmee samenhangende wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze leden constateren dat er forse maatschappelijke onrust is ontstaan in het hoger onderwijs en dat op belangrijke punten in de behandeling tot nu toe belangrijke onduidelijkheden zijn blijven bestaan. Om meer duidelijkheid te verkrijgen, hebben de leden van de GroenLinks-fractie een aantal vragen over de wijzigingen in de financiering van het hoger onderwijs.

De leden van de fractie van de PvdA hebben kennisgenomen van de Wijziging begrotingsstaten Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) voor het jaar 2019 in verband met de Voorjaarsnota. Het wetsvoorstel roept een aantal vragen op.

Graag sluit het lid van de OSF-fractie zich aan bij de vragen van de leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA.

2. Vragen van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering meer helderheid te verschaffen over het totaalpakket van ombuigingen, bezuinigingen en investeringen. De onderwijsinstellingen geven aan geconfronteerd te worden met bezuinigingen, terwijl de regering aangeeft juist 1,9 miljard te investeren in het hoger onderwijs. Kan de regering een weergave aanleveren waarin de voorgenomen ombuigingen en investeringen voor hogescholen en universiteiten worden gepresenteerd? De leden van de GroenLinks-fractie willen meer (per instelling gedifferentieerde) informatie over de totale effecten alvorens er een oordeel wordt gegeven over de voorliggende wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota. De voornoemde leden zien in het overzicht graag dat de doelmatigsheidskorting, lumpsumkorting, korting op loon- en prijsbijstelling, directe investeringen in hoger onderwijs en de vrijgekomen studievoorschotmiddelen tegen elkaar worden afgezet. Daarbij zien ze de studievoorschotmiddelen graag separaat vermeld omdat deze niet behoren tot de reguliere categorieën in de bekostiging.

De Voorjaarsnota bevat twee onaangekondigde bezuinigingen op het wetenschappelijk onderwijs. In de eerste plaats ziet de regering af van compensatie voor gestegen prijzen van 25,1 miljoen. In de tweede plaats wordt de koppeling tussen studentenaantallen en rijksbijdrage met een extra jaar vertraagd, terwijl de raming van studentenaantallen wo door OCW lager wordt ingeschat. Na de taakstelling 2019 van € 12 miljoen euro op het wetenschappelijk onderwijs is dit de derde onaangekondigde bezuiniging op de universiteiten binnen een periode van negen maanden. Hoe verhoudt dit gedrag van de overheid zich tot de beleidsuitgangspunten van budgettaire stabiliteit en zekerheid over het middelenperspectief? Kan de regering deze koppeling tussen de studentenaantallen en de rijksbijdrage cijfermatig weergeven in een tabel met toelichting? Wat is het netto effect van deze maatregel voor de instellingen?

De leden van de GroenLinks-fractie ontvangen graag een overzicht van de ontwikkeling van het onderzoekdeel van de eerste geldstroom en de tweede geldstroom van de afgelopen tien jaar in een tabel met cijfers toegelicht. Kan de regering aangeven welke omvang van de overheveling van tweede naar eerste geldstroom nodig zou zijn om de scheefgroei van de afgelopen tien jaar tussen het onderzoekdeel van de eerste geldstroom en de tweede geldstroom volledig te compenseren? Wat gaat de regering ondernemen om deze schreefgroei te beperken dan wel tegen te werken? Wanneer in aanmerking wordt genomen dat de overheveling van de 40 miljoen euro van de SEO-regeling naar het onderzoekdeel van de rijksbijdrage aan universiteiten slechts van administratieve aard is, omdat deze middelen sinds 2015 reeds jaarlijks door NWO aan de universiteiten worden overgemaakt, welk percentage van de bovengenoemde scheefgroei wordt dan in 2020 gecompenseerd?

De regering geeft aan dat de gelden van de kwaliteitsafspraken niet besteed mogen worden om te negatieve effecten van de wijzigingen van de bekostigingssystematiek te compenseren. Kan de regering toelichten wat de mogelijke effecten van de gelden van de kwaliteitsafspraken en de voorgenomen wijziging naar aanleiding van de commissie-Van Rijn zijn voor de werkdruk op de instellingen? Erkent zij de hoge werkdruk waar onder andere WOinActie en de studentenorganisaties ISO en LSVb aandacht voor vragen? Heeft de regering voorafgaand aan het besluit om de aanbevelingen van de commissie-Van Rijn over te nemen in kaart gebracht welk effect dit heeft op de werkdruk van docenten?

De regering stelt 27 miljoen beschikbaar voor een zachte landing als gevolg van de wijziging in de bekostiging maar doet dit teniet door een gelijktijdige korting van 25,1 miljoen op de loon- en prijsbijstelling ten behoeve van onder meer de vervanging van de ICT bij DUO. Kan de regering toelichten waarom onderwijsinstellingen worden gekort terwijl zij niets van doen hebben met de ICT-problematiek bij DUO? Heeft de regering voorafgaand aan dit besluit ook andere inkomstenbronnen overwogen van waaruit de ICT-problematiek bij DUO gefinancierd kan worden? Zo ja, wat gaf de doorslag om de rekening door te schuiven naar onderwijsinstellingen? Zo nee, waarom niet? Vragen de aanwijzingen voor de regelgeving niet om het verkennen van alternatieven?

Kan de regering toelichten wat haar langetermijnvisie is op het bekostigingsstelsel aangezien de voorliggende wijziging door de Minister getypeerd is als »quick and dirty»? Wat bedoelde de Minister met deze uitspraak? Is het regeerakkoord de enige grondslag voor de herverdeling van middelen van alfa-gamma en medisch naar bèta-techniek? Hoe geeft de regering uitvoering aan de motie-Ganzevoort die – overigens conform de aanwijzingen voor de regelgeving – oproept te streven naar op onderzoek gebaseerde argumentatie?2 Welk wetenschappelijk bewijs bestaat er voor effect en doelmatigheid van een dergelijke herverdeling, dan wel de macrobudgetneutrale uitvoering ervan? Kan de regering toelichten wat de noodzaak, wenselijkheid en effecten zijn van deze herverdeling? Wat zijn de verdere stappen die de regering voornemens is te zetten in de verschuivingen in de bekostigingssystematiek met in achtneming van aanwijzing 4.17 van de aanwijzingen voor de regelgeving?

De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen dat instellingen zelf beslissen over hun interne begroting, maar hebben hierdoor wel vragen bij de beleidseffectiviteit van de bedoeling van de regering meer te investeren in technische opleidingen. Heeft de regering een visie op de samenhang tussen wetenschapsgebieden? Heeft de regering voorzien dat de opdracht aan de commissie-Van Rijn om meer geld voor technische opleidingen te realiseren bij een gelijkblijvend macrobudget als enig denkbare uitkomst een herverdeling zou hebben ten koste van alfa, gamma en medisch? Heeft de regering voorzien dat de brede universiteiten deze verschuiving niet zouden doorvoeren in de interne allocatie omdat zij het belang van de verschillende wetenschapsgebieden in balans willen houden, waardoor de facto technische opleidingen aan brede universiteiten sterk benadeeld worden in vergelijking met technische universiteiten? Had de regering dit kunnen voorzien en daardoor haar eigen «quick and dirty»-benadering kunnen bijsturen en maatschappelijke onrust kunnen voorkomen?

3. Vragen van de PvdA-fractie

Het is van belang dat onderwijsinstellingen voldoende middelen ter beschikking krijgen om kwalitatief goed onderwijs te verzorgen, zo stellen de leden van de PvdA-fractie. De Stichting van het Onderwijs, het samenwerkingsverband van de sectororganisaties en vakorganisaties in het onderwijs, geeft in een brief van 11 juli jl. aan de bewindslieden van OCW aan dat dit door het huidige regeringsbeleid en de keuzes die in de Voorjaarsnota zijn gemaakt niet gegarandeerd kan worden. De middelen die de regering beschikbaar stelt, zijn volgens deze werkgevers en werknemers in het onderwijs niet toereikend. De structurele bezuinigingen, oplopend tot 328 miljoen op jaarbasis, leiden volgens hen ertoe dat onderwijsinstellingen onvoldoende middelen hebben om de mutaties in leerlingen- en studentenaantallen op te vangen en adequate maatregelen te nemen voor bijvoorbeeld de personeelstekorten. Onderschrijft de regering dat de kwaliteit van het onderwijs onder druk staat en dat de middelen die in de Voorjaarsnota ter beschikking zijn gesteld niet toereikend zijn om de huidige personeelsproblemen in het onderwijs aan te pakken? Zo ja, wat gaat de regering doen om hier verandering in te brengen? Zo nee, waarom niet en welke mogelijkheden laten de onderwijsinstellingen volgens de regering liggen om de kwaliteit van het onderwijs te borgen en te verbeteren?

Veranderingen in de bekostiging van het hoger onderwijs dienen zorgvuldig en goed onderbouwd plaats te vinden. In de Voorjaarsnota wordt een voorschot genomen op de uitkomsten van de Adviescommissie Bekostiging Hoger Onderwijs en Onderzoek (verder aangeduid als de commissie-Van Rijn), zoals beschreven in haar rapport «Wissels om». In de Voorjaarsnota wordt aangegeven hoe de extra investeringen in bèta-techniek (€ 41 miljoen) in het hoger onderwijs in 2019 worden verdeeld. In de Voorjaarsnota is opgenomen dat «De uitkomsten van de commissie-Van Rijn zullen worden meegenomen in de verdeling van deze middelen vanaf 2020».

Veel veldpartijen, waaronder de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW), de Vereniging van Universiteiten (VSNU) en ook verschillende wetenschappers werkzaam in de bèta-techniek (waaronder Bèta’s tegen Van Rijn via Jonge Akademie) hebben gepleit voor meer geld voor onderwijs en onderzoek, maar willen niet dat investeringen in bèta-techniek ten koste gaan van andere wetenschapsgebieden. Daarbij wijzen zij erop dat de druk bij jonge onderzoekers hierdoor onnodig wordt vergroot en de interdisciplinaire samenwerking tussen wetenschappers erdoor onder druk komt te staan. Allereerst vragen de leden van de PvdA-fractie de regering waarom zij ervoor kiest om de investeringen in bètastudies ten koste te laten gaan van andere studies. Wat is de reactie van de regering op de hiervoor weergegeven kritiekpunten van de veldpartijen?

Onduidelijk is wat de implicaties zijn van het uitvoeren van de adviezen van de commissie-Van Rijn. Hoewel er sprake is van een lumpsumfinanciering beïnvloedt de regering de interne verdeling van de middelen binnen universiteiten door het wijzigen van de beleidsregels aangaande de bekostiging binnen het hoger onderwijs. De leden van de fractie van de PvdA verzoeken de regering de Eerste Kamer inzicht te geven in de herverdelingseffecten, zowel tussen als binnen universiteiten. Deze leden verzoeken de regering om daarbij in te gaan op het effect op de verdeling van de middelen tussen alfa-, gamma-, medische en bètastudies. Meer in het algemeen vragen de leden van de PvdA-fractie de regering hoe de verantwoordelijkheid van de Minister om via bekostiging invloed uit te oefenen op de verdeling van de middelen in het hoger onderwijs zich verhoudt tot de uitspraak van de Minister dat het hoger onderwijs vrij is hoe ze omgaat met de lumpsumfinanciering. Is het voor de Minister acceptabel als een instelling in het hoger onderwijs ervoor zou kiezen om niet extra te investeren in bètastudies ten kosten van andere studies?

Met enige verbazing hebben de leden van de PvdA-fractie het volgende citaat van de Minister over het overnemen van het omstreden advies van de commissie-Van Rijn in de NRC van 2 september jl. gelezen: «Het was een spoedoperatie – quick and dirty, maar het moest even gebeuren.» Graag vernemen deze leden van de regering waaruit de noodzaak voor deze spoedoperatie blijkt. En op welke delen van de voorliggende wijziging doelt de Minister namens de regering met quick en op welke met dirty?

Gegeven de aandacht voor uitvoerbaarheid binnen deze Kamer vragen de leden van de fractie van de PvdA hoe de regering alfa, gamma, medisch en bèta onderscheidt. En wat zijn de gevolgen voor inter- en multidisciplinaire samenwerkingsverbanden? Welke rol hebben de alfa-, gamma- en medische wetenschappen naar de mening van de regering bij de opleiding van bètastudenten? Graag verzoeken zij de regering hierbij de inzichten van Martha Nussbaum te betrekken.

Voorts vragen de aan het woord zijnde leden de regering wat naar haar mening het doel is van onderwijs. Hoe verhoudt het voornemen om middelen te herverdelen zich tot deze Bildungsopdracht?

De commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ziet met belangstelling uit naar de memorie van antwoord en ontvangt deze graag binnen vier weken na vaststelling van dit voorlopig verslag.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Bikker

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Bergman


X Noot
1

Samenstelling:

Essers (CDA), Backer (D66), Ganzevoort (GL), Sent (PvdA), Van Strien (PVV), Van Apeldoorn (SP), Atsma (CDA), Nooren (PvdA), Pijlman (D66) (ondervoorzitter), Schalk (SGP), Bikker (CU) (voorzitter), Klip-Martin (VVD), De Bruijn-Wezeman(VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), De Blécourt-Wouterse (VVD), Van der Burg (VVD), Cliteur (FVD), Dessing (FvD), Doornhof (CDA), Gerbrandy (OSF), Nanninga (FVD), Nicolaï (PvdD), Rookmaker (Fractie-Otten), Veldhoen (GL), Vendrik (GL), Hermans (FVD)

X Noot
2

Kamerstukken I 2017/18, 34 911, G.

Naar boven