De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
De departementale begrotingsstaat wordt als volgt gewijzigd:
I
In artikel 32 Rechtspleging en Rechtsbijstand worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verhoogd met € 46.700 (x € 1.000).
II
In artikel 92 Nog onverdeeld worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verlaagd met € 46.700 (x € 1.000).
Toelichting
Het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand staat onder druk, terwijl het van groot
belang is dat iedereen zijn/haar recht kan halen. Na uitvoerige rapporten van de commissie
Wolfsen en de commissie Barkhuysen concludeerde de Commissie evaluatie puntentoekenning
gefinancierde rechtsbijstand (de Commissie Van der Meer) in het rapport «Andere Tijden»
dat er sprake is van 20 jaar achterstallig onderhoud. Dat is niet houdbaar, de situatie
is urgent.
Met dit amendement wordt een eerste stap gezet om het punttarief voor de sociaal advocaten
te verhogen conform het advies van de commissie Van der Meer. In 2018 was 46,7 mln.
euro meer geraamd dan uiteindelijk is gerealiseerd, doordat o.a. minder toevoegingen
zijn afgegeven. De Minister voor Rechtsbescherming heeft steeds gezegd dat er pas
een redelijke vergoeding aan rechtsbijstandsverleners betaald kan worden zodra het
aantal zaken terug is gebracht, om binnen het budget te blijven. De indieners van
dit amendement zijn dan ook van mening dat het geld dat nu niet is uitgegeven doordat
er minder toevoegingen zijn afgegeven, direct geïnvesteerd moet worden in een hogere
vergoeding voor sociaal advocaten.
Met dit amendement wordt bewerkstelligd dat voor het restant van 2019 € 46,7 mln.
extra vrij wordt gemaakt voor artikel 32 Rechtspleging en Rechtsbijstand, specifiek
voor de vergoedingen van sociaal advocaten.
De dekking van dit amendement wordt gevonden door aanwending van de middelen die reeds
afkomstig zijn van de JenV begroting uit de onderuitputting en inzet exploitatieoverschot
op artikel 92 Nog onverdeeld.
Verder is er ieder jaar bij de realisatie van de begroting sprake van «onderuitputting»,
dat betekent dat het budget niet geheel wordt besteed. Om daar op voorhand rekening
mee te houden is de begroting van JenV verlaagd door middel van een budgetkorting
(antwoorden 124 en 125 van de feitelijke vragen). Met ingang van 2018 wordt op voorhand
rekening gehouden met deze twee ontwikkelingen.1 Voor 2019 resteert nog een in te vullen bedrag van € 53,1 mln. Voor de jaren 2020
tot en met 2023 gaat het zelfs om een bedrag van € 96 mln. dat nog moet worden ingevuld.
De indieners zijn van mening dat in het vervolg eventuele onderuitputting als eerste
geïnvesteerd moet worden in vergoedingen voor sociaal advocaten.
Van Nispen Alkaya