35 198 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Australië inzake de voortdurende aanwezigheid van Australisch overheidspersoneel in Nederland ten behoeve van de reactie op het neerhalen van vlucht MH17 van Malaysia Airlines; ’s-Gravenhage, 18 december 2018

A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 7 mei 2019.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 6 juni 2019.

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 mei 2019

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 18 december 2018 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Australië inzake de voortdurende aanwezigheid van Australisch overheidspersoneel in Nederland ten behoeve van de reactie op het neerhalen van vlucht MH17 van Malaysia Airlines (Trb. 2019, nr. 9 en Trb. 2019, nr. 60).

Een toelichtende nota bij het verdrag treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt voor het Europese deel van Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

TOELICHTENDE NOTA

A. ALGEMEEN

1. Inleiding

Op 18 december 2018 is te ’s-Gravenhage een Verdrag tot stand gekomen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Australië inzake de voortdurende aanwezigheid van Australisch overheidspersoneel in Nederland ten behoeve van de reactie op het neerhalen van vlucht MH17 van Malaysia Airlines (Trb. 2019, nr. 9) (hierna: «het verdrag»). Het verdrag strekt ter vervanging van het op 1 augustus 2014 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Australië inzake de aanwezigheid van Australisch overheidspersoneel in Nederland ten behoeve van de reactie op het neerhalen van vlucht MH17 van Malaysia Airlines (Trb. 2014, nr. 142) (hierna: «het verdrag uit 2014»).

Het verdrag uit 2014 werd kort na het neerhalen van vlucht MH17 voor een jaar gesloten en is vervolgens vijf maal met een jaar verlengd. De laatste verlenging vond plaats op 29 juni 2018 (Trb. 2018, nr. 88). Nu er door de staten die deelnemen aan het Joint Investigation Team (JIT) is besloten dat de vervolging en de berechting van strafbare feiten die verband houden met het neerhalen van vlucht MH17 in Nederland zal plaatsvinden, is er aanleiding om het huidige eenjarige verdrag te vervangen door een meerjarig verdrag, dat van kracht zal blijven voor zo lang dat ten behoeve van het opsporingsonderzoek en de vervolging en berechting nodig is. Het verdrag is mede op het nadrukkelijke verzoek van Australië tot stand gekomen.

Het meerjarige verdrag is grotendeels een kopie van het huidige eenjarige verdrag uit 2014, met slechts enkele accentverschillen die verband houden met de huidige fase van het MH17-onderzoek. Het verdrag regelt onder meer de rechtspositie van het Australische overheidspersoneel in Nederland, de in- en uitvoer van Australisch materiaal, het gebruik van Nederlandse bases, politieterreinen en andere voorzieningen en de afhandeling van eventuele vorderingen tot schadevergoeding. Bij het opstellen van het verdrag zijn de partijen uitgegaan van de bepalingen die internationaal gebruikelijk zijn in Status of Forces Agreements, waarmee staten een regeling plegen te treffen voor het verblijf van hun militaire en civiele defensiepersoneel in het buitenland. Daarnaast is er door de partijen aansluiting gezocht bij de regeling die is neergelegd in het op 18 april 1961 te Wenen tot stand gekomen Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer (Trb. 1962, nrs. 101 en 159).

2. De aanwezigheid van Australisch overheidspersoneel in Nederland

Nederland en Australië werken nauw samen bij de reactie op het neerhalen van vlucht MH17 van Malaysia Airlines. Bij deze samenwerking zijn van de Australische zijde niet alleen functionarissen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Handel betrokken, maar ook functionarissen van de Australische Federale Politie (AFP). De rol van het door de AFP in Nederland geplaatste team is om het MH17-onderzoek van het Joint Investigation Team (JIT) te ondersteunen. Door middel van onderzoek, inlichtingen en forensische expertise levert de AFP assistentie aan de Nationale Politie en het Openbaar Ministerie om te komen tot een succesvolle identificatie, en zo mogelijk arrestatie, van de verantwoordelijken voor het neerhalen van vlucht MH17. Daarnaast verleent de AFP bijstand bij de voorbereiding van de vervolging van verdachten in Nederland.

Begin 2019 waren er vijf leden van het Australische team van de AFP werkzaam in Nederland.

3. Een ieder verbindende bepalingen

Naar het oordeel van de regering kunnen het eerste en het tweede lid van artikel 3, artikel 4 en de artikelen 6, 7 en 9 worden aangemerkt als een ieder verbindende bepalingen in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, die binnen de Nederlandse rechtsorde aan andere rechtssubjecten dan de verdragsluitende partijen rechten of bevoegdheden toekennen of plichten opleggen.

B. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikelen 1 en 2 – Begripsomschrijvingen en de reikwijdte van de Activiteit

In de eerste twee artikelen worden twee afkortingen geïntroduceerd en twee termen gedefinieerd. Voor de Australian Federal Police wordt de afkorting «AFP» gebruikt en voor de Vienna Convention on Diplomatic Relations de afkorting «VCDR». De termen «Australisch overheidspersoneel» en «de Activiteit» zijn met opzet ruim en met niet-limitatieve opsommingen gedefinieerd, opdat alle bij de reactie op het neerhalen van vlucht MH17 betrokken Australische overheidsfunctionarissen, alsmede alle door hen in dat kader verrichte handelingen, binnen de reikwijdte van dit verdrag worden gebracht. De uiteindelijke reikwijdte van de Activiteit wordt op grond van artikel 2 door de partijen in onderling overleg vastgesteld. Artikel 10 bepaalt daarnaast nog voor alle duidelijkheid dat ook de zogenaamde «Australische Hoge vertegenwoordiger» (Australian Senior Representative) tot het Australisch overheidspersoneel in de zin van dit verdrag wordt gerekend. Door deze verduidelijking wordt buiten twijfel gesteld dat ook aan deze functionaris, die als contactpersoon voor de Nederlandse overheidsinstanties fungeert, dezelfde rechtspositie wordt toegekend als aan de overige leden van het Australische overheidspersoneel.

Artikel 3 – Toepasselijke wet- en regelgeving

Artikel 3 van het verdrag bepaalt dat, voor zover niet beperkt in dit verdrag, de Nederlandse wet- en regelgeving van toepassing is op het Australische overheidspersoneel dat werkzaamheden zal verrichten in Nederland, en dat het Australische overheidspersoneel geacht wordt zich daaraan te houden.

Artikel 4 – Rechtspositie van Australisch overheidspersoneel

In Artikel 4 wordt de rechtspositie van de leden van het Australische overheidspersoneel gelijkgesteld aan de rechtspositie van de leden van het administratieve en technische personeel van een ambassade, zoals neergelegd in het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer (Trb. 1962, nrs. 101 en 159). Deze gelijkstelling brengt mee dat de leden van het Australische overheidspersoneel functionele immuniteit genieten. Dit houdt in dat zij immuniteit genieten voor de handelingen die zij in hun officiële hoedanigheid verrichten. Het tweede lid bepaalt dat, indien een lid van het Australische overheidspersoneel werkzaamheden verricht onder dit verdrag, maar tegelijkertijd als diplomatiek ambtenaar werkzaam is bij de Australische ambassade in Nederland, de bepalingen van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer prevaleren boven dit verdrag. De rechtspositie van deze functionaris wordt dan bepaald door het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer.

Artikel 5 – Vorderingen

Op grond van het gestelde in het eerste lid van artikel 5 zien de partijen af van het instellen van alle vorderingen tegen elkaar die uit de Activiteit kunnen voortvloeien. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om civielrechtelijke vorderingen naar aanleiding van de schade aan hun eigendommen of naar aanleiding van het letsel of het overlijden van hun personeel. Op deze hoofdregel wordt in het eerste lid een uitzondering gemaakt voor de gevallen waarin sprake is van opzettelijk wangedrag, roekeloosheid of grove nalatigheid.

In het tweede lid is een regeling opgenomen voor de gezamenlijke afhandeling van de vorderingen van derden, die voortvloeien uit het handelen of nalaten van het Australische en/of Nederlandse overheidspersoneel dat gedurende de Activiteit is verricht en dat niet onder de verantwoordelijkheid van een derde valt.

Artikel 6 – Binnenkomst en vertrek van overheidspersoneel

Artikel 6 bevat de regels met betrekking tot de toegang tot, het vertrek uit en de verplaatsing van het Australische overheidspersoneel binnen Nederland. Dit artikel beoogt een eenvoudiger grensoverschrijding mogelijk te maken. Binnenkomst, vertrek en verplaatsing geschiedt op basis van paspoorten, zonder visumplicht.

Artikel 7 – Verplaatsing en gebruik van goederen en vergunningen

Artikel 7 complementeert het voorgaande artikel door een regeling te treffen voor de bij het Australische overheidspersoneel behorende goederen. Deze goederen worden vrijgesteld van alle vergunningen, in- en uitvoerrechten, belastingen en heffingen. De vrijstelling van heffingen, belastingen en lasten is echter niet van toepassing op de aankoop van goederen in Nederland.

Artikel 8 – Voorzieningen

Artikel 8 bepaalt dat het Australisch overheidspersoneel in overleg met Nederland gebruik mag van bases, opleidingscentra, politieterreinen en andere voorzieningen. Het tweede lid voorziet in de mogelijkheid dat het Australische overheidspersoneel in Nederland tijdelijke voorzieningen opzet die nodig zijn voor de Activiteit. De Australische Hoge vertegenwoordiger treedt hierover in overleg met de bevoegde Nederlandse autoriteiten.

Artikel 9 – Uniformen

Artikel 9 bepaalt dat het Australisch overheidspersoneel is toegestaan om in het kader van de uitvoering van hun functie in Nederland hun Australische uniform te dragen.

Artikel 10 – Coördinatie

Ten behoeve van een goede en voortvarende samenwerking tussen het Australische overheidspersoneel en de Nederlandse autoriteiten benoemt Australië een Hoge vertegenwoordiger. Zoals in de toelichting bij artikel 1 is aangegeven, behoort de Australische Hoge vertegenwoordiger tot het Australisch overheidspersoneel in de zin van dit verdrag en heeft hij dezelfde rechtspositie als de overige leden van het Australische overheidspersoneel.

Artikel 11 – Veiligheid en beveiliging van overheidspersoneel

In dit artikel is bepaald dat Nederland verantwoordelijkheid draagt voor de veiligheid in Nederland van het Australische overheidspersoneel en de bij hen behorende goederen. De Nederlandse instanties werken daarbij samen met de Australische instanties.

Artikel 12 – Uitwisselen van informatie

In het eerste lid van dit artikel is bepaald dat de informatie-uitwisseling tussen Nederland en Australië geschiedt op basis van de bestaande, van toepassing zijnde bilaterale overeenkomsten of regelingen, met inbegrip van die ter bescherming van gerubriceerde informatie. Verstrekte informatie mag uitsluitend worden gebruikt voor de doeleinden waarvoor die informatie is verstrekt. Informatie kan alleen aan derden worden doorgegeven met de schriftelijke toestemming van het land (Nederland of Australië) dat de informatie heeft verstrekt.

Het tweede lid schrijft voor dat informatie die betrekking heeft op het overheidspersoneel van de andere partij of de slachtoffers van vlucht MH17, met inbegrip van persoonsgegevens, namen, gewonden of doden, of andere informatie die gevoelig kan zijn, niet wordt verstrekt aan welke persoon of instantie dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de andere partij waarop de informatie betrekking heeft.

Artikelen 13 t/m 15 – Slotbepalingen

In de slotbepalingen wordt de verhouding tussen het nieuwe meerjarige verdrag en het huidige eenjarige verdrag uit 2014 nader uitgewerkt. Het verdrag uit 2014 treedt in principe op 30 juni 2019 buiten werking. Indien het meerjarige verdrag echter voor die datum in werking zal treden, dan zal het verdrag uit 2014 ingevolge artikel 14, tweede lid, van het meerjarige verdrag buiten werking treden op de datum dat het meerjarige verdrag in werking treedt. Voor het overige bevatten de slotbepalingen louter standaardbepalingen die geen nadere toelichting behoeven.

Koninkrijkspositie

Voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, zal het verdrag ingevolge artikel 13 uitsluitend voor het Europese deel van Nederland gelden.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Naar boven