35 196 Goedkeuring van het koninklijk besluit van 14 februari 2019 tot wijziging van het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (Artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, Wet op de Raad van State).

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Het wetsvoorstel strekt tot goedkeuring van het koninklijk besluit van 14 februari 2019 tot wijziging van het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 (hierna: het wijzigingsbesluit). Deze goedkeuring is vereist ingevolge artikel 16, tweede lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968.

In het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 (hierna: BUA) is een regeling opgenomen met betrekking tot het uitsluiten van een bepaald bedrag van de aftrek van voorbelasting voor het verstrekken van spijzen en dranken aan het personeel van de ondernemer. De uitsluiting geschiedt wanneer en voor zover de ondernemer spijzen en dranken aan zijn personeel verstrekt tegen een prijs die lager is dan 125 percent van de aanschafkosten van die spijzen en dranken en deze bevoordeling per persoon meer bedraagt dan € 227 per jaar. De genoemde regeling voorziet er in dat de ondernemer in de loop van het jaar de hem ter zake van de kantine in rekening gebrachte omzetbelasting in aftrek brengt en belasting over de kantine-omzet afdraagt. Aan het einde van het jaar wordt de kantine-omzet vergeleken met het bedrag van de aanschafkosten, verhoogd met een opslag van 25% voor aan de kantine toe te rekenen andere kosten. Is de kantine-omzet gelijk aan of hoger dan de aanschafkosten plus opslag, dan vindt geen herziening van de in aftrek gebrachte omzetbelasting plaats, omdat in die gevallen een redelijke vergoeding is ontvangen voor de genoten spijzen en dranken. Blijft de kantine-omzet onder de ingrediëntenprijs plus opslag – en neemt de ondernemer dus een deel van de kosten voor zijn rekening – dan wordt de aftrek die reeds plaats heeft gehad herzien in die zin dat hij wordt uitgesloten tot een bedrag dat gelijk is – volgens het gewijzigde BUA 9% – van het verschil tussen de aanschafkosten plus de opslag en de kantine-omzet. Het percentage van 9 stelt de btw-belastingdruk voor op in bedrijfskantines verstrekte spijzen en dranken. Deze regeling is bij genoemd wijzigingsbesluit aangepast. De aanpassing houdt verband met de met ingang van 1 januari 2019 doorgevoerde verhoging van het verlaagde btw-tarief van 6 percent naar 9 percent. De wijziging heeft als gevolg dat met ingang van 1 januari 2019 een bedrag dat gelijk is aan 9 percent (was 6 percent) van het verschil tussen 125 percent van de aanschafkosten en hetgeen aan het personeel in rekening is gebracht, wordt uitgesloten van genoemde aftrek. De wijziging werkt terug tot en met 1 januari 2019. Er zijn geen negatieve gevolgen voorzien met betrekking tot de terugwerkende kracht, aangezien de BUA-correctie in de regel na afloop van een jaar wordt gemaakt.

Verder wordt kortheidshalve verwezen naar de bij het wijzigingsbesluit behorende nota van toelichting. Een afschrift van het besluit en de nota van toelichting is als bijlage bij deze memorie gevoegd.

De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel

Naar boven