Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 35189 nr. 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 35189 nr. 4 |
Vastgesteld 30 augustus 2019
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan het lid Belhaj over de initiatiefnota van 11 april over een Europese krijgsmacht van en voor Europeanen (Kamerstuk 35 189, nr. 2).
De lid Belhaj heeft deze vragen beantwoord bij brief van 30 augustus 2019. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Aukje de Vries
De griffier van de commissie, De Lange
1
Kunt u toelichten wat volgens u het verschil is tussen een «Europese krijgsmacht» en een «Europees leger», in het bijzonder tegen de achtergrond van uw eerdere opmerkingen1 over het verschil tussen een «Europees leger» en een «Europese krijgsmacht» en uw keuze om «bewust» het woord «leger» niet te gebruiken? Wat is volgens u het concrete verschil? En waarom vertaalt u de uitspraak van de Spaanse premier Sanchez over een Europees leger wel als «Europees Krijgsmacht»?
Onder krijgsmacht verstaan wij alle krijgsmachtonderdelen, land, lucht, marine en marechaussee evenals ondersteunende diensten en civiel personeel. De term leger slaat meer specifiek de landmacht of onderdelen daarvan. De term leger wordt wel vaak gebruikt in spreektaal, maar leek ons juist om de term krijgsmacht te hanteren vanwege alle aspecten van een Europese krijgsmacht die wij bedoelen in onze initiatiefnota. Er zat geen kwade opzet in de vertaling van de uitspraak Spaanse premier Sanchez, behalve consequent zijn in de terminologie die we willen gebruiken. Daarnaast zijn we ons bewust van het feit dat in maatschappelijke discussies/debatten we niet helemaal voorbijgaan aan de gewoonte dat de terminologie «Europees leger» gebruikt wordt.
2
Waarom heeft u ervoor gekozen dit in een nationaal parlement te bepleiten en niet in het Europees Parlement?
De initiatiefnota heeft juist als doel om juist ook een nationale discussies te organiseren die betrekking hebben op Nederland en de EU. Het spreken over nationale soevereiniteit en inzet van krijgsmacht lijkt ons een onderwerp wat juist ook in eerste instantie besproken dient te worden in Nederland. Verder is vaak het verwijt van Euro-sceptische partijen dat we te weinig invloed uitoefenen op datgene wat gebeurt in het verkozen Europees Parlement en de Europese Commissie. Om dit zorgpunt te adresseren denken wij als D66 dat juist het transparant is om Europese zaken aan de orde te stellen die betrekking hebben op huidige taak van een nationaal parlement (regering).
3
Hoe staat u tegenover een kernwapentaak voor de EU? Moet de kerntaak van diverse EU-lidstaten in uw ogen op termijn worden overgenomen door de EU, die volgens u in de toekomst moet gaan beschikken over een eigen krijgsmacht?
Er is geen sprake van «een kernwapentaak» voor de EU bovendien is D66 voor een actieve inzet om een kernwapenvrije wereld te realiseren en onderschrijft het non-proliferatie verdrag.
4
Kunt u per lidstaat aangeven of en hoe de vereiste unanimiteit, zoals vastgelegd in artikel 42 lid 2 VEU, behaald kan worden om tot een Europese Krijgsmacht te komen? Welke knelpunten herkent u en op welke wijze wilt u deze oplossen?
De initiatiefnemer heeft het initiatief genomen om een nota in te dienen over de toekomst van Europese defensiesamenwerking en niet over de houding per lidstaat ten op zichtte van het voorstel om te komen tot een Europese Krijgsmacht. Bovendien is de voorspelbaarheid in deze afhankelijk van de politieke wind die in een lidstaat waait. Daarnaast is de initiatiefnemer van mening dat het niet aan een Kamerlid is toegeschreven om per lidstaat aan te geven of en hoe een vereiste unanimiteit behaald kan worden voor een voorstel.
5
Kunt u aangeven waarom onder «complexe veiligheidsvraagstukken van de 21ste eeuw» niet de islam, de islamisering van Nederland, de genocide op blanke boeren in Zuid-Afrika en de infiltratie van jihadisten en onkundige D66-bestuurders binnen Defensie wordt genoemd? Zo nee, waarom niet?
De vraagsteller gaat ervan uit dat religies zoals de Islam een probleem an sich zijn. Hier herkennen wij ons niet in. De islamisering van Nederland is een frame wat gecreëerd is door politieke partijen en individuen die graag angst gebruiken als middel om politiek succes te genereren en misbruikt maakt van de onderbuikgevoelens. Dit gegeven vinden wij een verwerpelijke zaak omdat dit juist destabiliserend kan werken voor Nederland. En onkundige D66 bestuurders kent de initiatiefnemer eigenlijk niet, ook niet binnen Defensie. De huidige Minister van defensie is CDA’er en mevrouw B. Visser is een VVD’er. In welke mate zij het waarderen om gezien te worden als D66»er kan de initiatiefnemer niet beantwoorden.
6
De initiatiefnota wijst meermaals naar de ontwikkelingen in Rusland, China en de Verenigde Staten ter staving van een Europese Krijgsmacht, terwijl de Islam, Erdogan en Iran niet worden genoemd. Komt dit omdat u een wrok koestert tegen Rusland, China en de Verenigde Staten (bijv. vanwege hun succesvol en zeer verstandig anti-islambeleid en/of de oorlogen die deze landen voer(d)en tegen terrorisme)? Zo nee, waarom niet?
Er zijn diverse analyses gemaakt van de grootste geopolitieke dreigingen van dit moment vandaar de keuze voor deze drie landen. Verder heeft u het juist dat de ontwikkelingen in Iran en het verbreken van de nucleaire Iran deal met de VS zorgwekkend is evenals de mensenrechten ontwikkelingen in Turkije. Verder staat in de initiatiefnota dan ook «Verder heeft de vervaging van binnen -en buitenlandse veiligheid tot gevolg dat de interne en externe veiligheid met elkaar verweven raakt. Dit vereist mogelijk het verslaan van een vijand in het buitenland, zoals de Islamitische Staat, om de veiligheid in de EU te waarborgen.» Nee de initiatiefnemer koestert geen wrok. Om de vraag te beantwoorden «Waarom niet?» is eigenlijk heel simpel, het gaat niet over wrok, het gaat om taxeren waar de veiligheidsrisico’s zich begeven in de wereld en voor Nederland. Dat is een rationele exercitie. Wrok zou daarnaast impliceren alsof er sprake is van persoonlijk opgekropte bittere haatgevoelens. Die zijn er niet.
7
Kunt u aangeven waarom u een quote van Sanchez gebruikt om uw initiatiefnota te staven, terwijl deze Spaanse despoot een vrijheidsbetoging van de Catalanen heeft neergeslagen? Zo nee, waarom niet?
De initiatiefnemer heeft de quote van Sanchez gebruikt in de context van welke Europese landen zich uitgesproken hebben voor een Europese krijgsmacht.
8
Hoe rijmt u het feit dat D66 Nederland en de rest van Europa wil opzadelen met een ondemocratische Europese Krijgsmacht zonder voorafgaand bindend referendum, terwijl het referendum een van de kernwaarden was bij de oprichting van de partij?
Het initiëren van een discussie middels een initiatiefnota is een democratische recht van ieder Kamerlid. In de initiatiefnota beschrijft de initiatiefnemer juist dat de reden om te komen tot deze initiatiefnota is: «transparantie over besluitvorming met betrekking tot veiligheid en defensie en het stimuleren van de politiek-maatschappelijke discussie voor draagvlak betreffende besluitvorming.».
Graag verwijzen wij voor de vragen over correctief bindend referendum naar https://d66.nl/referendum/. De inbreng van de heer Jetten bij de behandeling in de Tweede Kamer (Handelingen II 2017/18, nr. 53, item 12).
9
Kunt u aangeven waarom de initiatiefnota niet ingaat op de rechtspositionele gevolgen voor militairen en veteranen? Zo nee, waarom niet?
Een initiatiefnota is vaak, en in dit geval ook, geen boekwerk waar alle beleidsmatige voorstellen zijn uitgewerkt.
10
Deelt u de mening dat u in strijd handelt met de belofte dat Defensiepersoneel op de eerste plaats staat doordat de initiatiefnota niet ingaat op de rechtspositionele gevolgen voor militairen en veteranen? Zo nee, waarom niet?
Die mening deelt de initiatiefnemer niet. Defensiepersoneel op één zetten is een constant aandachtpunt voor D66 en meermalen hebben we gepleit om maximale middelen te besteden. Dit is gelukt en hoop dat de vraagsteller het met me eens is dat daarmee de eerste grote stap is gezet om personeel op één te zetten.
11
Kunt u aangeven waarom u wel verwijst naar despoot Sanchez en het elitair AIV gezelschap om de Europese Krijgsmacht te staven, terwijl over een bindend referendum wordt gezwegen? Deelt u de zorg dat u koste wat kost een Europese Krijgsmacht wil om uw antipathie tegen Rusland, China en de Verenigde Staten te kunnen uiten? Zo nee, waarom niet?
In de initiatiefnota hebben we zo breed mogelijk uiteengezet wat de ontwikkelingen zijn geweest m.b.t. de Europese krijgsmacht, de huidige situatie en de toekomst die we voor ons zien. De kwalificaties die u hangt aan Sanchez en AIV laten wij bij u. De keuze voor een Europese krijgsmacht gaat om veiligheidsrisico’s tijdig signaleren en daarvoor initiatieven nemen. Het realiseren om onze wettelijke vastgelegde taken te waarborgen en daarmee de veiligheid van Nederland te bewerkstelligen evenals de internationale vrede en veiligheid.
12
Kunt u aangeven welke rechtspositie Defensiepersoneel binnen de Europese Krijgsmacht moet krijgen? Kunt u dit aangeven voor elke aspect van het rechtspositierecht, waaronder mede begrepen doch daartoe niet beperkt: aanstelling, opleiding, functietoewijzing, dienverplichting, bevordering, loopbaanbegeleiding, schorsing, ontslag, werk- en rusttijden, verlof, gezondheidszorg, bezoldiging, toeslagen, aansprakelijkheid, schadeverhaal, integriteit, bestuursprocesrecht, tuchtrechtelijke normen, tuchtrechtelijke procedures, strafrechtelijke normen, strafrechtelijke procedures en overgangsrecht? Zo nee, waarom niet? Bewijst dit dat uw initiatiefnota niet meer is dan een notitie op een bierviltje?
Zie vraag 9.
De kwalificatie dat deze initiatiefnota niks meer is dan een notitie op een bierviltje vindt de initiatiefnemer een grove diskwalificatie van een collega Kamerlid. De initiatiefnemer staat voor respectvol omgaan met ieder Kamerlid wat gebruik maakt van zijn of haar recht op een initiatiefnota.
13
Hoe wilt u de diverse krijgsmachten tot een groot Europese Krijgsmacht verenigen, terwijl Europese landen totaal afwijkende militaire rechtsposities kennen? Dit zal een uitdaging zijn maar is niet onmogelijk.
14
Bent u bereid in te stemmen met een Europese Krijgsmacht, indien dit een nog slechtere rechtspositie oplevert voor ons Defensiepersoneel? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom?
Dit is een «wat als vraag» waar geen sprake van is. De rechtpositie van ons Defensiepersoneel staat vast en de initiatiefnemer maakt zich hard om de rechtpositie van ons Defensiepersoneel te versterken.
15
Kunt u aangeven waarom u Trump beticht van onrust zaaien over de Amerikaanse steun aan de NAVO, terwijl het kabinet – waarvan D66 deel uitmaakt – niet eens zijn NAVO- verplichtingen nakomt? Zo nee, waarom niet?
De initiatiefnemer beticht niemand en constateert en beschrijft het feit dat de Amerikaanse President Trump onrust zaait over zijn lidmaatschap aan de NAVO. Trump heeft gedreigd dat de VS zijn eigen weg zou gaan als de militaire bestedingen van de NAVO landen in 2019 niet zouden stijgen.
16
Kunt u aangeven wat bedoeld wordt met «Europees grondgebied»? Bedoelt u daarmee ook het verdedigen van Turkije en overige islamitische landen? Zo nee, waarom niet? Turkije is geen onderdeel van het huidige Europese grondgebied.
Met Europees grondgebied bedoelt de initiatiefnemer het grondgebied wat valt onder de Europese Unie.
17
Kunt u aangeven wat bedoeld wordt met «militaire missies uit te voeren om de eigen veiligheidsbelangen te verdedigen»? Bedoelt u daarmee ook het neerslaan van de inheemse bevolking van Europa (zoals bijv. de gele hesjes) teneinde de belangen van de D66-elite te beschermen? Zo nee, waarom niet? Hiermee worden militaire missie bedoeld die bijvoorbeeld voorvloeien uit de GVDB. Nee we bedoelen niet gele hesjes.
18
Deelt u de mening dat de stelling «de expliciete vraag van het NAVO-bondgenootschap om een sterke EU-inzet op defensie en veiligheid» nepnieuws is, aangezien geen consensus binnen het NAVO-bondgenootschap bestaat over een sterke EU-inzet? Zo nee, waarom niet? Nee die mening delen wij niet. De behoefte van de NAVO aan een sterk inzet op van de EU op defensie hoeft niet te betekenen dat er een consensus hoeft te zijn.
19
Bewijst het niet vermelden van de cijfermatige omvang en onderbouwing van duplicatie, fragmentatie en het gebrek aan interoperabiliteit dat deze stellingen gebaseerd zijn op Junckeriaans dronkenmanspraat? Zo nee, waarom niet?
Nee dat is niet zo.
20
De initiatiefnota vermeldt dat «Amerikanen naar verhouding velen malen meer (operationele) slagkracht hebben dan Europeanen». Deelt u de mening dat dit ook te wijten is aan het feit dat de Amerikaanse Defensie niet ten prooi is gevallen aan dramatisch onzin beleid, zoals bijv.: diversiteit, normalisatie van het militair rechtspositierecht en oikofobie? Zo nee, waarom niet?
Nee die mening deelt de initiatiefnemer niet. Het zijn juist de Amerikanen die actief inzetten op Diversiteit. De Amerikanen hebben dan ook een aparte organisatie daarvoor opgericht: Office for Diversity, Equity, and Inclusion (ODEI). Omdat zij dit belangrijk vinden. Het nastreven van diversiteitzien de Amerikanen als volgt: «We know that diverse backgrounds and experiences give us a strategic advantage in achieving mission success and maintaining our highest state of readiness.»
Lees hier het rapport:
https://diversity.defense.gov/Portals/51/Documents/Special%20Feature/MLDC_Final_Report.pdf. D66 heeft zich ingezet voor meer diversiteit bij de krijgsmacht en staat daar nog steeds achter en is erg blij dat daardoor een nieuw plan van aanpak is gemaakt door Defensie. De initiatiefnemer denkt dat het een misverstand is dat het dramatisch onzinbeleid is of dat de Amerikanen een betere operationele slachtkracht hebben, omdat ze geen aandacht besteden aan diversiteitsbeleid. Dit is juist dankzij hun diversiteitsbeleid.
21
De initiatiefnota vermeldt dat «Europa na twee wereldoorlogen het tij wist te keren en een stabiele situatie wist te creëren voor de afgelopen drie generaties». Deelt u de mening dat deze stelling de waarheid op linkse wijze verdraait, omdat niet wordt ingegaan op onder meer de Balkanoorlogen en de verschrikkelijke terreurdaden die worden gepleegd in naam van Allah? Zo nee, waarom niet?
Nee, die mening deelt de initiatiefnemer niet. Het is een feit dat, dat na twee wereldoorlogen generaties geen wereldoorlogen hebben meegemaakt.
22
Kunt u begrijpen dat de opmerking in de initiatiefnota dat «Europese defensiesamenwerking en de veiligheidsgaranties van de NAVO mede verantwoordelijk zijn voor het gegeven dat Europa na twee wereldoorlogen het tij wist te keren en een stabiele situatie wist te creëren voor de afgelopen drie generaties» uitermate kwetsend en schofferend is voor de slachtoffers van de Balkanoorlogen en islamitische terreur? Bent u bereid om publiekelijk excuses aan te bieden voor deze opmerking? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt zich dit met het feit dat u wel telkens op de bres springt tegen witte mannen-straatnamen? Nee dat begrijpt de initiatiefnemer niet. De vraag berust op foutieve aannames en is niet gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek waardoor het beantwoorden ervan niet gaat. Excuses aanbieden op basis van voorgaande is niet aan de orde. De initiatiefnota gaat over de Europese krijgsmacht, niet over straatnamen.
23
Kunt u aangeven wat bedoeld wordt met «(hybride) dreigingen van (niet-) statelijke actoren)» Bedoelt u daarmee ook de barbaarse invasie van mohammedanen die ons volk vermoorden, mishandelen, verkrachten en bestelen in naam van Allah en de agressie van klimaatfanatici? Zo nee, waarom niet?
Nee dat bedoelt de initiatiefnemer niet. Hybride dreigingen zijn wat anders. De verwijzing naar die mohammedanen is onjuist. Ten eerste is mohammedanen een onjuiste term, het zijn moslims. De initiatiefnemer proeft in deze vraag veel onderbuikgevoel. Om vragen rationeel te beantwoorden is het moeilijk om precies te weten waar deze gevoelens en gedachtes vandaan komen. Evenals zijn de aannames niet gebaseerd op feiten. Of ontbreken de onderzoeken die het causale verband die u suggereert aantonen. Zoals u weet hechten wij als D66 erg aan feiten en zijn actief in het willen zoeken naar mogelijkheden om nepnieuws te bestrijden. Het streven om uit te gaan van feiten hoort daarbij.
24
Kunt u aangeven waarom u wel de geostrategische assertiviteit van Rusland benoemt, maar niet ingaat op de geostrategische assertiviteit van Iran en Saudi-Arabië? Zo nee, waarom niet?
Omdat dit gaat om de ring van instabiliteit rond Europa.
25
De initiatiefnota vermeldt juridische grondslagen ter staving van de Europese Krijgsmacht, terwijl deze juridische grondslagen geschreven zijn voor lidstaten en niet voor andere entiteiten (zoals bijv. een Europese Krijgsmacht). Kunt u aangeven hoe zich dit verhoudt met het legaliteitsbeginsel en het verbod op analoge interpretatie? Zo nee, waarom niet?
De initiatiefnemer wil hiermee laten zien dat VEU mogelijkheden biedt om voort te bouwen aan het concept van «Europese defensiesamenwerking». Bovendien heeft het VEU wel degelijk gevolgen voor andere entiteiten.
26
Kunt u aangeven hoe het openstellen van de krijgsmacht voor buitenlanders zich verhoudt met het feit dat het West-Romeinse Rijk mede ten val is gebracht door een barbarisering van het Romeinse leger? Zo nee, waarom niet?
Er schuilt geen significantie achter de aanname dat het openstellen van de krijgsmacht verband houdt met de val van het West-Romeinse Rijk. Verder is dit slechts een van de vele theorieën over een mogelijke deeloorzaak van de val van het West-Romeinse rijk en geen feit.
27
Deelt u de mening dat de term «initiatiefnota» teveel eer doet aan uw nota en de term «nota op een bierviltje» een betere benaming is, aangezien de nota uitpuilt van taalfouten, structuurfouten, onduidelijkheden, onvoldoende bronvermeldingen en feitelijke onjuistheden en niet ingegaan wordt op de financiële en rechtspositionele consequenties van een Europese Krijgsmacht? Bent u bereid de nota in zijn geheel te herschrijven, zodat op basis van een duidelijke nota een politiek-maatschappelijke discussie kan worden gestimuleerd? Zo nee, waarom niet?
Nee, de initiatiefnemer deelt uw mening niet. Nee, de initiatiefnemer gaat de nota niet herschrijven, aangezien dit voor de initiatiefnemer genoeg basis heeft voor discussie met u en andere collega’s van de commissie Defensie. De indiener van deze vraag hanteert nogal wat verwijten over de kwaliteit van de initiatiefnota. Dit mag uiteraard en suggereert dat de vraagsteller dit op andere wijze zou doen.
28
Kunt u bovenstaande vragen apart beantwoorden zonder verwijzing naar of herhaling van een ander antwoord? Zo nee, waarom niet?
Ja.
29
Wordt met «Europa» de EU bedoeld, of doelt de indiener op een Europa waar ook het Verenigd Koninkrijk deel van uitmaakt? Beiden. Afhankelijk van de ontwikkelingen in de VK en in welke mate de VK wil aansluiten.
30
Kunt u nader toelichten waarom de noodzaak van een Europese Krijgsmacht volgens u onvermijdelijk wordt gemaakt door de expliciete vraag van het NAVO-bondgenootschap om een sterke EU-inzet op veiligheid en defensie? Vindt u dat de wensen van de NAVO van doorslaggevend belang zouden moeten zijn in besluiten over de verdere eenwording van Europese Defensiesamenwerking? Zo ja, waarom?
Het creëren van een Europese Krijgsmacht kan de NAVO als bondgenootschap versterken. Juist door meer strategische autonomie te creëren voor de EU kan de NAVO zich concentreren op problematiek die het gehele bondgenootschap raken en niet alleen de Europese lidstaten.
31
Kunt u per domein (marine, landmacht, luchtmacht, space, cyber) in kaart brengen welke Europese lidstaten op dit moment operationeel met elkaar samenwerken, of plannen hebben tot samenwerking en wat daarvoor de beweegredenen waren?
Op dit moment is er sprake van een dusdanige lappendeken van bilaterale en multilaterale samenwerkingsverbanden tussen lidstaten van de EU en derde landen dat juist het creëren van de Europese Krijgsmacht het vehikel kan zijn om deze samenwerkingsverbanden te stroomlijnen.
32
Bedoelt u met uw uitspraak dat de door u geambieerde «Europese Krijgsmacht» niet bedoeld is als doublering ten opzichte van de NAVO, dat doublering niet bedoeld wordt, maar wel onvermijdelijk is, of denkt u doublering te kunnen vermijden? Kunt u, indien het laatste wordt bedoeld, toelichten hoe u doublures op het gebied van capaciteitsontwikkeling, onderzoek, commandostructuren en overlegorganen die nu onderdeel uitmaken van de NAVO-structuur denkt te kunnen voorkomen?
De initiatiefnemer bedoelt daarmee dat doublering wordt vermeden. Dit kan voorkomen worden door structurele samenwerking en afstemming tussen de NAVO en EU.
33
Op basis waarvan komt u tot de berekening dat door duplicatie en fragmentatie bij Europese lidstaten minimaal 30 miljard euro aan onnodige kosten worden gemaakt?
REFLECTION PAPER ON THE FUTURE OF EuropEAN DEFENCE, European Commission COM(2017) 315 (7 juni 2017), bladzijde 8:
«Today, defence markets are highly fragmented, creating a lack of interoperability and an opportunity cost of at least € 30 billion«.
34
U zegt toe te willen werken naar een Europese Krijgsmacht die bestaat náást de Nederlandse krijgsmacht. Welk deel van de inzetbaarheid van de Nederlandse krijgsmacht dient in uw ogen ter beschikking te worden gesteld aan de Europese Krijgsmacht?
Dat kan nu nog niet beantwoord worden aangezien eerst een totale analyse gemaakt moet worden van de verschillende Europese lidstaten.
Logischerwijs zal de exacte invulling van militaire capaciteiten volgen uit de Coordinated Annual Review on Defence (CARD) en Capability Development Plan (CDP). Een gecoördineerde beschouwing van defensieplanningscycli en de Europese prioriteiten op het gebied van capaciteitsontwikkeling vormen hiervoor de basis, evenals de huidige Europese tekortkomingen, de defensieplannen van de lidstaten en de mogelijke toekomstige dreigingen waar de EU het hoofd aan moet bieden.
35
Hoe verhoudt de nieuw in te richten Europese krijgsmacht zich tot de geïntegreerde inzet binnen het NAVO-bondgenootschap? Is het uw bedoeling dat deze capaciteiten naast elkaar bestaan?
De geïntegreerde inzet binnen het NAVO-bondgenootschap is op basis van het NAVO-verdrag. De nieuw in te richten Europese Krijgsmacht vindt zijn grondslag in het EU-verdrag. Beiden capaciteiten kunnen naast elkaar bestaan.
36
Hoe verhoudt de initiatiefnota zich tot de door u geciteerde passage uit het regeerakkoord (Kamerstuk 34 700, nr. 34), die expliciet gaat over samenwerking binnen de kaders van aankoop, opleiding, training en pooling? Bent u van mening dat uw voorstellen binnen deze kaders blijven, of zijn deze verregaander? Kunt u hierop een toelichting geven?
De voorstellen uit het initiatiefnota geven een nadere invulling aan de passage geciteerd uit het regeerakkoord. Met de voorstellen uit het initiatiefnota beoogt de initiatiefnemer verder vorm te geven aan Europese defensiesamenwerking. Daarnaast beoogt de initiatiefnemer met de initiatiefnota transparantie over besluitvorming met betrekking tot veiligheid en defensie en de politiek-maatschappelijke discussie te stimuleren.
37
Hoe verhoudt de roep om intensievere samenwerking op het gebied van materieel zich tot artikel 346 VWEU?
De roep om intensievere samenwerking op het gebied van materieel creëert ruimte voor Europese duurzame productie en onze innovatieve industrie. Als het gaat om artikel 346 VWEU dan houdt Nederland nadrukkelijk het recht voor om bij aanbestedingstrajecten op het gebied van defensie de hiervoor relevante bepaling van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (art. 346) ruimhartig te interpreteren vanuit het perspectief van nationaal veiligheids- en economisch belang.
38
Hoe wilt u toewerken naar een level playing field in de Europese Defensiemarkt?
Wat de initiatiefnemer betreft zou Nederland in Europees verband op moeten aandringen op zoveel mogelijk level playing field. EU-brede aanpak en overeenstemming is hierin cruciaal.
39
Hoe kijkt u terug op de ervaringen met internationale missies waarbij Nederland Europese bondgenoten gedurende noodsituaties om luchtsteun vroeg? Is volgens u reeds sprake van voldoende solidariteit om uw «Europese krijgsmacht» te realiseren?
Recent hebben Duitsland en België significante helikopterbijdrage geleverd aan Nederlandse operaties in Mali (MINUSMA). Volgens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Defensie was er destijds geen aanleiding te twijfelen aan de Duitse of Belgische helikopterbijdrage (Antwoorden op vragen (Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 1429) over berichten dat Belgische en Duitse defensiehelikopters met grote problemen kampen).
40
Welke verdragsartikelen heeft u in gedachten wanneer u stelt dat de EU-lidstaten zich met het ratificeren van het Verdrag van Lissabon hebben gecommitteerd aan de oprichting van «één gemeenschappelijke defensiecapaciteit»?
Met het ratificeren van het Verdrag van Lissabon committeerden de EU-lidstaten zich aan het streven naar de oprichting van één gemeenschappelijke defensiecapaciteit. Dit streven komt naar voren in verdragsartikelen (artikel 42 lid en artikel 46) betreffende permanent gestructureerde samenwerking (PESCO). Verder is het zo dat met art. 42 lid 7 de facto een zwaardere verplichting op ons rust om onderlinge bijstand te leveren dan onder art. 5 van het NAVO verdrag. Feitelijk ontbreekt het aan een command structure binnen de EU om de capaciteit/eenheden van lidstaten in te zetten (anders dan tijdelijke hoofdkwartieren die voor specifieke missies worden opgezet).
41
Blijft de zeggenschap over de inzet van de nationale component binnen een (geïntegreerde) samenwerking liggen bij de nationale parlementen? Zo ja, hoe verzekert u dat dit in elke lidstaat tijdig plaatsvindt?
Ja. Wanneer het gaat over collectieve verdediging dat spreekt het AIV-rapport Inzet van snelle reactiemachten van «lidstaten waar nauwelijks een rol voor het parlement is» en «andere lidstaten zoals Duitsland heeft het parlement een zware en beslissende stem en is bovendien een VN-mandaat een voorwaarde voor de inzet». Verder stelt het AIV in haar rapport dat landen met zeer uiteenlopende parlementaire procedures en bevoegdheden uitstekend blijken te kunnen samenwerken op defensiegebied.
42
Wat is volgens u de overeenkomst tussen de Permanent Gestructureerde Samenwerking (PESCO) en de bilateraal aangegane samenwerking tussen bijvoorbeeld Nederland en België?
PESCO geeft EU-lidstaten de mogelijkheid om permanent gestructureerd samen te werken op militair gebied en is juridisch bindend.
De bilateraal aangegane samenwerking tussen bijvoorbeeld Nederland en België hebben ook een juridische basis.
43
Welke (exclusieve) bevoegdheden zou een EU-Commissaris voor Defensie volgens u moeten hebben?
Allereerst is het noodzakelijk om op korte termijn een Directoraat-Generaal Defensie (DG Defensie) op te richten binnen de EU. Het benoemen van een EU-Commissaris voor Defensie ligt in het verlengde hiervan. EU-Commissaris Defensie zal de verantwoordelijkheid dragen voor het DG Defensie en daarmee de planning, coördinatie en uitvoering van het defensiebeleid van de EU.
44
Moet het door u geambieerde DG Defensie bestaan uit enkel burgerpersoneel, of ook uit militair personeel?
De initiatiefnemer acht het mogelijk dat in dit verband bestaande aan defensie gerelateerde organisaties van de EU onder DG Defensie worden gebracht.
Men zou dan kunnen denken aan de Military Staff of the European Union (EUMS), de zogenaamde Military Planning and Conduct Capability (MPCC), Military Committee of the European Union (EUMC) en European Defence Agency (EDA). Deze organisaties zijn zowel militairen als burgers werkzaam.
45
Waarom is een fysiek Europees hoofdkwartier onmisbaar voor de aansturing van militaire operaties? En welke Europese operaties worden bedoeld, temeer aangezien bestaande EU-missies reeds bestaan en zonder het nieuwe, door u geambieerde, hoofdkwartier worden aangestuurd?
De initiatiefnemer stelt in haar nota een aantal zaken voor, waaronder de oprichting van een permanent gemeenschappelijk operationeel hoofdkwartier in Brussel. Een permanent fysiek hoofdkwartier is onmisbaar voor de aansturing van (executieve) militaire operaties. De initiatiefnemer is dan ook voorstander om de Military Planning and Conduct Capability (MPCC) uitbreiden tot een groot Europees hoofdkwartier waar het MPCC zich ook kan bezighouden met de dagelijkse operationele aansturing van executieve en non-executieve missies.
46
Hoe moet de door u voorgestelde Europese Krijgsmacht zich verhouden tot de reeds bestaande EU Battlegroups?
Wat betreft de initiatiefnemer is bij de totstandkoming van de Europese Krijgsmacht is de reeds bestaande EU Battlegroups overbodig.
47
Hoe wordt er besloten welke landen welke militaire capaciteiten beschikbaar moet stellen ten behoeve van de bescherming en verdediging van de Europese Unie?
Logischerwijs zal de exacte invulling van militaire capaciteiten volgen uit de Coordinated Annual Review on Defence (CARD) en Capability Development Plan (CDP).
48
Hoe borgt u in het kader van het beschikbaar stellen van militaire capaciteiten de gelijkwaardige inzet van alle lidstaten?
Een gecoördineerde beschouwing van defensieplanningscycli en de Europese prioriteiten op het gebied van capaciteitsontwikkeling vormen hiervoor de basis, evenals de huidige Europese tekortkomingen, de defensieplannen van de lidstaten en de mogelijke toekomstige dreigingen waar de EU het hoofd aan moet bieden.
49
Wat bedoelt u met uw paragraaf over het beschikbaar stellen van militaire capaciteiten en artikel 42, lid 7 VWEU, aangezien het in dat artikel specifiek gaat over situaties waarbij een lidstaat wordt aangevallen? Hoe kan dit artikel ook de basis vormen voor het beschikbaar stellen van militaire capaciteiten voor situaties waarbij een lidstaat niet wordt aangevallen? Kan dit artikel dan nog wel de juridische basis vormen voor uw voorstellen?
Wat betreft de initiatienemer moeten Europeanen kunnen beschikken over de nodige capaciteiten om zichzelf en hun bondgenoten beschermen. In het Verdrag betreffende de Europese Unie staan in artikel 42 tot en met 46 de bepalingen inzake het gemeenschappelijk veiligheid- en defensiebeleid. Deze bepalingen vormen de basis van de huidige beleidsmaatregelen van de Europese defensiesamenwerking. Artikel 42, lid 7 stelt dat lidstaten, met alle middelen waarover zij beschikken, hulp en bijstand moeten bieden wanneer een lidstaat wordt aangevallen. De initiatiefnemer spreekt in dit geval over collectieve verdediging.
Voor militaire EU-missies ziet de initiatiefnemer in artikel 44 juridische grondslag. Een andere grondslag voor het uitvoeren van militaire EU-missies zijn artikel 42, artikel 46 en het bijbehorende Protocol 10. Deze artikelen zijn bedoeld voor de permanent gestructureerde samenwerking voor de versterking van defensiecapaciteiten, echter zouden deze ook gebruikt kunnen worden voor het uitvoeren van missies.
50
Welke capaciteiten heeft de EU volgens u nodig om een geloofwaardig afschrikkingsbeleid te kunnen voeren?
Hier een goed antwoord op kunnen geven vraagt om gedegen analyse. Zodoende stelt de initiatiefnemer voor om de regering te verzoeken om tot een gedegen analyse te komen over wat de Europese Unie nodig heeft aan militaire capaciteiten (mensen en middelen) om het eigen grondgebied te beschermen.
51
Op welke capaciteiten doelt u met de passage «Europa moet kunnen beschikken over de nodige capaciteiten om zichzelf en haar bondgenoten te beschermen»?
Dit kunnen zowel civiele als militaire zijn. In het EU Global Strategy (EUGS) staat hierover: «Europeans, working with partners, must have the necessary capabilities to defend themselves and live up to their commitments to mutual assistance and solidarity enshrined in the Treaties». Oftewel: Europeanen moet kunnen beschikken over de nodige capaciteiten om zichzelf en haar bondgenoten te beschermen. In Nederland is dit tevens een van de grondwettelijke taken van de Nederlandse Krijgsmacht: verdedigen van het eigen grondgebied en dat van bondgenoten (Grondwet artikel 97: Krijgsmacht). De bondgenootschappelijke verplichting geldt zowel voor al onze NAVO-bondgenoten als alle EU-bondgenoten.
52
Dient het openstellen van de Nederlandse krijgsmacht voor EU-burgers volgens u te worden begrensd? Vindt u het hypothetische scenario van een Nederlandse krijgsmacht die voor 70 procent uit Roemenen en Bulgaren bestaat wel of geen acceptabel scenario?
De Nederlandse krijgsmacht is helaas (nog) niet opengesteld voor EU-burgers. Van een begrenzing is dan ook geen sprake.
De initiatiefnemer is van mening dat Defensie de vijver waaruit ze rekruteert vergroot wanneer de Nederlandse krijgsmacht voor EU-burgers wordt opengesteld. Het is dan aan Defensie om al dan niet een EU sollicitant aan te nemen.
Wat betreft de initiatiefnemer moet het gaan om de kwaliteiten van een sollicitant. De nationaliteit van een burger van de Europese Unie is niet relevant in deze. De initiatiefnemer zou het onacceptabel vinden wanneer de Nederlandse krijgsmacht te kampen krijgt met 70 procent onvervulde vacatures.
53
Hoe ziet u de besluitvorming over de exacte invulling van militaire capaciteiten voor de Europese Krijgsmacht voor zich? Wilt u lidstaten juridisch verplichten om besluiten over de te leveren capaciteit uit te voeren?
Lidstaten zijn op basis van artikel 42.7 VEU juridisch verplicht met alle middelen waarover zij beschikken een lidstaat hulp en bijstand te verlenen indien een lidstaat wordt aangevallen. Er bestaan geen juridische verplichtingen over op voorhand beschikbaar stellen van militaire capaciteiten.
De exacte invulling van militaire capaciteiten voor de Europese Krijgsmacht zal logischerwijs geschieden op basis van een gecoördineerde beschouwing van defensieplanningscycli en de Europese prioriteiten op het gebied van capaciteitsontwikkeling, evenals de huidige Europese tekortkomingen, de defensieplannen van de lidstaten en de toekomstige dreigingen waar de EU het hoofd aan moet bieden.
54
Hoe wilt u voorkomen dat, indien uw wens om de Nederlandse krijgsmacht open te stellen voor EU-burgers wordt gerealiseerd, Defensie er simpelweg voor kiest meer personeel uit lidstaten met lagere lonen te werven, in plaats van het bieden van marktconforme arbeidsvoorwaarden?
Het Ministerie van Defensie en de bonden zijn het recent eens geworden over een nieuw pakket arbeidsvoorwaarden. Dit geldt voor al het Defensiepersoneel ongeacht de nationaliteit van een EU-burger.
55
Hoe beoordeelt u het risico dat er bij Defensie segregatie ontstaat door het openstellen van de krijgsmacht voor burgers uit andere EU-landen?
De initiatiefnemer voorziet hierin geen onacceptabele risico’s. Zo is het Nederlands-Duitse tankbataljon al jaren functioneel zonder dat er sprake is van segregatie.
56
Welke sancties heeft u voor ogen op het moment dat een EU-bondgenoot geen troepen levert, terwijl dat eerder wel afgesproken was?
Van het niet nakomen van afspraken over het leveren van troepen is geen sprake. De initiatiefnemer is van mening dat afspraken niet gemaakt worden met de intentie deze niet na te komen. Mocht het onverhoopt zo zijn dat een lidstaat om wat voor reden dan ook niet kan nakomen dan acht de initiatiefnemer het niet onwaarschijnlijk dat in de afspraken over het te leveren troepen ook afspraken worden gemaakt over scenario’s waarbij een lidstaat niet kan nakomen.
57
Welke middelen heeft de EU nodig om strategische autonomie te bereiken?
De EUGS pleit dat de EU in staat moet zijn in het gehele operationele spectrum autonoom te handelen. Echter, het vermogen om dit te kunnen is niet alleen afhankelijk van militaire middelen maar behelst ook de politieke structuren eromheen.
Met betrekking tot de benodigde middelen heeft de initiatiefnemer in de nota beslispunt twee ingediend. Hierin verzoekt zij de regering «om tot een gedegen analyse te komen over wat de Europese Unie nodig heeft aan militaire capaciteiten (mensen en middelen) om het eigen grondgebied te beschermen«.
58
Welke concrete bevoegdheden wilt u het door u aanbevolen interparlementaire netwerk van Defensiecommissies geven? Moeten zij bijvoorbeeld een EU-inzet kunnen blokkeren? Besluiten zij per gekwalificeerde meerderheid of met unanimiteit?
Om de gemeenschappelijkheid van de besluitvorming in de parlementen van betrokken EU landen te vergroten stelt de initiatiefnemer voor om een interparlementair netwerk van Standing Committees voor Defensie en Veiligheid op te richten. De Standing Committees voor Defensie en Veiligheid kunnen periodiek de voortgang van de internationale defensiesamenwerking en mogelijke inzetscenario’s bespreken. Ook kunnen zij, wanneer nodig, op korte termijn bijeen worden geroepen. Bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een specifieke dreiging of mogelijke inzet. Zij kunnen op hun beurt eigen parlementen informeren.
Lidstaten hebben uiteindelijke het laatste woord over een militair EU-inzet. Besluiten worden genomen per gekwalificeerde meerderheid.
59
Wat bedoelt u met een «coördinerende rol» van de lidstaat die collectieve zelfverdediging aanvraagt? Betekent dit bevelvoering over de in te zetten troepen? Zo nee, wie voert het bevel?
Wanneer een lidstaat beroep doet op overige lidstaten op grond van collectieve zelfverdediging (artikel 42.7) dan heeft de desbetreffende lidstaat in eerste instantie een coördinerende rol. Dit omdat de desbetreffende lidstaat zicht heeft op welke capaciteiten en ondersteuning zij behoeft.
Bevelvoering van de Europese Krijgsmacht (troepen) kan plaatsvinden op roulatie of belegd worden bij het permanente EU hoofdkwartier.
60
Hoe wordt de nationale soevereiniteit in de besluitvorming tot inzet geborgd wanneer de EU op basis van het GVDB besluit tot inzet van de Europese Krijgsmacht?
Wanneer de EU op basis van het GVDB besluit tot inzet komen de defensieministers van de Europese Unie, inclusief de politiek- en militaire staven, bijeen (RBZ Defensie) om per «qualified majority vote» in te stemmen met het voorstel. De Ministers kunnen op hun beurt hun nationale parlementen inlichten. Instemming van de nationale parlementen geschiedt per lidstaat per parlement. De nationale soevereiniteit in de besluitvorming tot inzet is hiermee geborgd. Tegelijkertijd moet worden opgemerkt dat in de hedendaagse opvattingen over het begrip soevereiniteit veel minder nadruk ligt op een strikt juridische benadering van het behoudt van de exclusieve beslissingsbevoegdheid van de staat. Dit constateert de AIV in het rapport Europese Defensiesamenwerking: soevereiniteit en handelingsvermogen (2012). Veel meer nadruk ligt op het vermogen van de staat handelend op te treden door effectief samen te werken in internationale fora en met gezag te participeren in internationale verbanden. Voor Nederland betekent dit dat alleen door participatie in bi- en multilaterale formaties en door gestructureerde Europese samenwerking internationale invloed en militaire effectiviteit behouden kunnen blijven. Dit betekent dat het in het belang van Nederland is om samen met gelijkgestemde landen in EU-verband invloed uit te oefenen op ontwikkelingen waar het als individueel land geen grip op heeft.
61
Wat bedoelt u met de opmerking dat ook de Hoge Vertegenwoordiger een «beroep» zou moeten kunnen doen op eenheden van de Europese Krijgsmacht? Wie dienen hiermee in uw ogen akkoord te gaan?
De Hoge Vertegenwoordiger kan op basis van GVDB ook voorstellen tot het inzetten van de Europese Krijgsmacht. De defensieministers van de Europese Unie moeten hier per «qualified majority vote» mee akkoord gaan. Ook is instemming van nationale parlementen vereist.
62
Hoe voorziet u een situatie waarin de Hoge Vertegenwoordiger op basis van de GVDB een beroep doet op de Europese Krijgsmacht, er door de defensieministers met een gekwalificeerde meerderheid wordt ingestemd met deze inzet, maar het land dat op dat moment het commando voert over de Europese Krijgsmacht tegen heeft gestemd en de operatie niet wil uitvoeren?
In een dergelijke situatie zijn twee scenario’s mogelijk. Het land dat commando voert over de Europese Krijgsmacht ziet af van commandovoering, immers het land heeft tegen gestemd en wil niet deelnemen aan de missie. Of het land levert geen troepen, maar voert wel het bevel over de Europese Krijgsmacht.
63
Kan uit de paragraaf over de besluitvormingsprocedure worden opgemaakt dat u het Europees parlement toezicht wil laten houden op de door u geambieerde «Europese krijgsmacht»? Kunt u toelichten of het Europees parlement in uw ogen, al dan niet via een commissie, toezicht moet houden op zowel de staat van de krijgsmacht en tevens moet besluiten over de inzet, bijvoorbeeld een uitzending?
Momenteel houdt het Europees Parlement zich in de subcommissie (SEDE) bezig met het Veiligheids- en Defensiebeleid van de Europese.
De initiatiefnemer is van mening dat dit dient te worden opgeschaald naar een volwaardige Commissie veiligheid en defensie van het Europees Parlement. Bovendien is zij van mening dat in de commissie de voortgang en controle van militaire EU-missies dienen te worden besproken. De initiatiefnemer bekrachtigt hiermee het voorstel van het Europees Parlement om het democratisch toezicht van het EP te versterken door middel van een volwaardige Commissie veiligheid en defensie. Dit wordt voorgesteld in het laatste aangenomen verslag van het EP inzake de parlementaire dimensie van de implementatie van het GVDB.
De nationale parlementen van EU-lidstaten besluiten over de inzet van de Europese Krijgsmacht. Zie vraag 61.
64
Welke rol ziet u, als stip op de horizon, voor nationale parlementen, als het de uitzending van militairen betreft? Ziet u een variant op de zogeheten «triloog» voor zich of een Europees Parlement dat het laatste woord heeft?
Zie vraag 63.
65
Hoe verhoudt de opmerking dat «een EU-lidstaat invloed op de Europese besluitvorming [kan uitoefenen] middels de gekozen parlementariërs van dat land» zich tot de basis van de Europese staatsinrichting, waarin het Europees Parlement, anders dan de nationale regering, expliciet niet de lidstaat maar de Europese demos vertegenwoordigt? Bent u, anders dan gebruikelijk, van mening dat de leden van het Europees Parlement de lidstaat dienen te gehoorzamen? Zo nee, welke invloed blijft er dan voor EU-lidstaten over als deze controlemogelijkheden wegvalt?
EU burgers hebben invloed op de Europese besluitvorming door onder andere hun stem tijdens Europese verkiezingen uit te brengen. De gekozen Europarlementariërs hebben mandaat van de bevolking van de lidstaat die zij vertegenwoordigen.
66
Hoe staat u tegenover artikel 97, lid 2 van de Grondwet, waarin is bepaald dat de regering het oppergezag heeft over de krijgsmacht? Wilt u dit artikel afschaffen? Zo ja, waarom wordt dit niet benoemd? Zo nee, hoe verhouden uw voorstellen inzake het gezag over de krijgsmacht zich tot dit grondwetsartikel, waarvan alleen het eerste lid door de u wordt aangehaald?
Het niet aanhalen van een artikel of een deel daarvan houdt niet in dat de initiatiefnemer de desbetreffende artikel wil afschaffen.
De initiatiefnemer staat dan ook positief tegenover artikel 97, lid 2 van de Grondwet.
67
Klopt het dat u voorstelt dat, ondanks dat EU-inzet geschied per gekwalificeerde meerderheid, lidstaten niet gedwongen kunnen worden hun troepen in te zetten indien het nationale parlement hiermee niet instemt?
Dat klopt.
68
Welke gevolgen moeten volgens u kunnen voortkomen uit een bespreking van de voortgang of controle van EU-missies door de voorgestelde Commissie veiligheid en defensie van het Europees Parlement? Of blijft dit altijd slechts bij een bespreking?
Het is niet aan de initiatiefnemer om vooraf te bepalen welke gevolgen al dan niet moeten kunnen voortkomen uit een bespreking van een parlementaire EU commissie.
Het Europees Parlement ontleent haar bevoegdheden uit het verdrag van Lissabon.
69
Waarom wilt u dat de Nederlandse regering zelfstandig gaat onderzoeken welke militaire capaciteiten de EU nodig heeft om haar eigen grondgebied te beschermen? Kan dit niet beter worden opgedragen aan de Europese Commissie?
Het verzoek van de initiatiefnemer aan de Nederlandse regering bepaalt niet wie het verzoek dient uit te voeren. Het is dan ook niet uitgesloten dat dit verzoekt via de Nederlandse regering bij de Europese Commissie terecht komt.
zie Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 15 november 2018, over de EU Defensieraad/inzet snelle reactiemachten (Kamerstuk 21 501-28, nr. 182).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35189-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.