Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 35164 nr. 13 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 35164 nr. 13 |
Vastgesteld 23 juli 2020
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid en de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben op 1 juli 2020 overleg gevoerd met de heer Grapperhaus, Minister van Justitie en Veiligheid, en de heer Koolmees, Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, over:
– de initiatiefnota van de leden Yeşilgöz-Zegerius en Segers over een effectievere aanpak van antisemitisme (Kamerstuk 35 164);
– de brief van het lid Yeşilgöz-Zegerius d.d. 8 november 2019 inzake beantwoording vragen commissie over de initiatiefnota van de leden Yeşilgöz-Zegerius en Segers over een effectievere aanpak van antisemitisme (Kamerstuk 35 164, nr. 3);
– de brief van het lid Yeşilgöz-Zegerius d.d. 22 mei 2020 inzake antwoorden op nadere vragen commissie over de initiatiefnota van de leden Yeşilgöz-Zegerius en Segers over een effectievere aanpak van antisemitisme (Kamerstuk 35 164, nr. 3) (Kamerstuk 35 164, nr. 4).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, Van Meenen
De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Rog
De griffier van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, Hessing-Puts
Voorzitter: Kuiken
Griffier: Burger
Aanwezig zijn elf leden der Kamer, te weten: Bisschop, Buitenweg, Jasper van Dijk, Van der Graaf, Kuiken, Markuszower, Van der Molen, Paternotte, Segers, Van Wijngaarden en Yeşilgöz-Zegerius,
en de heer Grapperhaus, Minister van Justitie en Veiligheid, en de heer Koolmees, Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Aanvang 10.01 uur.
De voorzitter:
Lieve mensen, ik snap dat nog niet al onze collega's binnen zijn, maar wij hebben een vrij strakke planning. En toch gaan we het goed behandelen. Ik heet u allen welkom bij het notaoverleg over de initiatiefnota Een effectievere aanpak van antisemitisme van de leden Yeşilgöz-Zegerius en Segers. Ontzettend fijn dat jullie hier zijn. Het is altijd een eer om een initiatiefnota te mogen presenteren. Welkom ook aan de twee Ministers. Fijn dat u er bent. We hebben een spreektijd van vijf minuten per fractie en houden daarbij de sprekersvolgorde aan zoals die geldt bij een wetgevingsoverleg. De enige uitzondering ben ikzelf, omdat ik voorzit en ook moet spreken. Dan weet u dat alvast. We houden na de inbreng van de Kamer een korte schorsing, zodat de initiatiefnemers zich kunnen voorbereiden op de antwoorden. Over de ingediende moties zal donderdag 2 juli worden gestemd.
Ik ben vast nog wat vergeten, maar we gaan gewoon beginnen. Ik geef de heer Markuszower van de PVV graag als eerste het woord.
De heer Markuszower (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ook ik sluit mij aan bij de complimenten aan de initiatiefnemers.
Voorzitter. Niet zo lang geleden en niet zo ver hiervandaan, op Scheveningen, ontving mijn grootmoeder het bericht dat zij zich moest melden. Zij moest zich melden voor transport. Mijn grootouders wisten echter net op tijd te ontkomen aan de bloeddorstige klauwen van de nazi's en hun vele, vele handlangers. En daarom zit ik hier nog. Maar de rest van mijn familie is bijna in zijn geheel weggevaagd. Hun bloed schreeuwt nog uit de aarde, maar hun stem wordt niet meer gehoord. Zij werden weggevoerd, doodgeschoten als God hen genadig was en vergast als de nazi's en hun handlangers dat efficiënter vonden.
De eerste genocide op Joden wordt reeds in de Bijbel beschreven. De Egyptische farao hitste zijn volk tegen de Joodse minderheid op. Hij maakte de Joodse populatie tot slaven en stuurde aan op massaverkrachting van alle Joodse meisjes nadat alle Joodse jongetjes in de Nijl gegooid moesten worden. Een paar baby's, zoals de befaamde Mozes, overleefden die genocide. Het zou de eerste van vele pogingen zijn om het Joodse volk te vernietigen. Perzische koningen hebben het geprobeerd. Zelfs de Iraanse ayatollah zou het vandaag de dag nog proberen.
Op 19 maart 2012, niet zo lang geleden en niet zo ver hiervandaan, schoot een verachtelijke islamitische terrorist in Toulouse Arieh en Gabriel, twee Joodse jongetjes van 5 en 3 jaar oud, door hun hoofd. Dood! En daarna trok hij Miriam, een Joods meisje van 8 jaar oud, bij haar haren omhoog en schoot ook haar dood. Een kogel, zo door haar hoofdje. Waarom? Omdat ze Joods was, en omdat hij moslim was.
De Joden leven nu al bijna 5.000 jaar met Jodenhaat. Antisemitisme is als een muterend virus. Joden werden tot en met de Middeleeuwen gehaat vanwege hun religie, daarna vanwege hun ras en nu vanwege hun land. Dat is althans het verloop van de Europese variant van het virus. De islamitische variant is hardnekkiger. Die combineert alle drie de componenten. De islam veracht de Joodse religie. De islam veracht Joden als groep. En de islam heeft een gruwelijke en intense hekel aan het Joodse land. Maar juist dat Joodse land, met sterke en veilige grenzen, is de enige garantie dat het Joodse volk het virus dat antisemitisme is, zal overleven.
De voorzitter:
Moment. Mevrouw Buitenweg heeft een vraag aan u.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik had dat al iets eerder aangeven, namelijk toen ik hoorde dat er een moord gepleegd was door iemand omdat zij Joods was – ik weet dat dat inderdaad het antisemitische motief was – en omdat hij moslim was. Daarmee gebruikt de woordvoerder van de PVV eigenlijk een vorm van stereotypering op alle moslims: moslims in zijn algemeen halen er een rechtvaardiging uit om Joden te vermoorden vanwege het feit dat ze Jood zijn. Op welke wijze denkt de heer Markuszower nou dat het behulpzaam is om zo te stereotyperen? Volgens mij is het hele doel van dit notaoverleg dat wij ervoor willen zorgen dat iedereen in vrijheid en veiligheid kan leven, dat iedereen zichzelf kan zijn, ongeacht of iemand Joods of moslim is. Dus waar haalt hij de rechtvaardiging vandaan om moslims op deze manier weg te zetten?
De heer Markuszower (PVV):
Zeker, niet alle moslims vermoorden Joden. Zeker niet. En niet alle moslims haten Joden. Maar wel heeft 70% van alle moslims in Nederland, zoals is onderzocht door Ruud Koopmans, zeer negatieve gevoelens ten opzichte van de Joodse gemeenschap in Nederland. 35% van de Joodse gemeenschap in Nederland ziet de islamitische gemeenschap als haar grootste bedreiging. Dat is vorig jaar onderzocht door een Europees onderzoeksbureau. In de Koran, zo zegt wetenschapper... Ik heb het hier opgeschreven.
De voorzitter:
We gaan dat nu niet allemaal opzoeken.
De heer Markuszower (PVV):
De wetenschapper Bill Warner heeft onderzocht dat de Koran en de andere geschriften van de islam meer antisemitisme en meer Jodenhaat bevatten dan heel Mein Kampf, het boek van Adolf Hitler. Dus ja, de islam en Jodenhaat gaan een beetje samen. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat elke moslim een Jodenhater is, maar de islam as such haat Joden, veracht Joden, veracht de staat Israël en veracht de Joodse religie. Dat is al zo sinds het ontstaan van de islam.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Er komen nu allerlei teksten van «natuurlijk, niet elke moslim is een Jodenhater».
De heer Markuszower (PVV):
Zeker.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
De heer Markuszower zegt: iemand pleegt een moord op iemand die Joods is omdát hij moslim is. Dat is in mijn ogen een rabiaat discriminerende uitspraak waar ik graag ook nog het oordeel van de Ministers over zal willen horen.
De heer Markuszower (PVV):
Tot slot. Voordat de terrorist Mohammed Merah die moorden tijdens zijn terroristische aanslag pleegde, beriep hij zich in zijn geschriften ook op de islam. Ik zeg niet dat hij dat deed omdat hij moslim was, maar dat zegt de islamitische terrorist zélf. Dus wie ben ik om nou... Dat is misschien in dit debat belangrijk. Kijk, de Joodse gemeenschap heeft...
De voorzitter:
Daarmee heeft u volgens mij antwoord gegeven. Anders wordt het een heel uitgebreid betoog. Ik stel voor dat u doorgaat. Punt gemaakt.
De heer Markuszower (PVV):
Ter afsluiting: als iemand zelf zegt dat hij dat doet omdat hij moslim is, wie ben ik dan om te zeggen dat hij dat om een andere reden doet?
Voorzitter. Dat brengt mij terug tot de orde van de dag. De initiatiefnota moge goed bedoeld zijn, maar zolang dit kabinet de Joodse staat Israël via gremia als de Verenigde Naties en de Europese Unie aanvalt en zolang coalitiepartijen als CDA en D66, met impliciete steun van ChristenUnie en VVD, Israël bedreigen met sancties, lijken dit soort initiatieven zoals vandaag ter tafel liggen, slechts goede sier voor de aankomende verkiezingsbühne. Maar ook los van de anti-Israëlhouding van dit kabinet zijn de voorstellen in deze initiatiefnota slechts minipleisters op een grote gapende wond. Want dit kabinet sluit de grenzen niet voor islamitische immigratie. Dit kabinet importeert dagelijks meer Jodenhaat. Overal waar de islam dominant is, zijn praktisch alle Joden vermoord of verdreven.
Voorzitter. Tegen al die mensen in Nederland die dat feit op zich prima vinden, tegen al die mensen die Joden liever zien gaan dan komen, en ja, zelfs tegen al die Joden zelf, die door hun jarenlange verblijf in de diaspora aan een Stockholmsyndroom lijden en altijd kiezen voor die partijen die hun eigen ondergang feitelijk faciliteren, zou ik willen zeggen: huil niet mee met de wolven. Want zoals de befaamde...
De voorzitter:
Moment. De heer Molenaar. Excuus, ik bedoel de heer Van der Molen. Niks persoonlijks!
De heer Van der Molen (CDA):
Ik was ook niet nog helemaal wakker, voorzitter, moet ik eerlijk toegeven.
De voorzitter:
Excuus.
De heer Van der Molen (CDA):
Ik val collega Buitenweg bij. Er wordt hier nu zelfs een verwijt gemaakt aan Joodse Nederlanders zélf dat ze het antisemitisme over zich uitroepen omdat ze op de verkeerde partijen stemmen. Dat is toch werkelijk niet te geloven? Een bevolkingsgroep wordt beschimpt en bespuugd, wordt geweld aangedaan. Die bevolkingsgroep is daar terecht bang voor en heeft overwegingen als «ik zou niet meer weten of ik in dit land kan leven». Ik schaam me daar dood voor! En daarvan zegt de PVV, zegt u, dat zij dat aan zichzelf hebben te danken omdat ze op de verkeerde partijen stemmen. Als u antisemitisme tot zo'n ziekelijk politiek spel wil maken, dan bent u hier in verkeerd gezelschap, zeg ik maar even. Hoe kan u dat doen? Ik snap wel dat u wil dat iedereen op de PVV stemt. U wil dat elke Nederlander dat doet. Maar ik vind het wel echt buiten de orde dat u naar de Joodse Nederlanders wijst en zegt: antisemitisme is uw eigen schuld, want u stemt niet goed genoeg. Hoe haalt u het in uw hoofd? Dat is de vraag, voorzitter.
De heer Markuszower (PVV):
Ik heb niet gezegd «de schuld». Maar het is ontegenzeggelijk waar dat Joden in de diaspora – n'importe waar; niet alleen in Nederland, maar ook in Amerika en eigenlijk in elk land waar zij vertoeven buiten Israël – een hele slechte politieke antenne hebben ontwikkeld. Zij stemmen altijd voor die partijen die... Nou ja, niet iedereen doet dat, maar laten we zeggen dat de georganiseerde Joodse gemeenschap stemadviezen geeft waardoor 80% van de gemeenschap vaak of altijd stemt op die partijen die hun eigen ondergang faciliteren. In de praktijk stemt de gemeenschap op partijen als de PvdA, die enorm anti-Israël is en zelfs antisemitische tendensen in zich heeft door laatst nog Corbyn, de antisemitische leider van Labour in de UK, met de rode loper hier uit te nodigen. De gemeenschap stemt op partijen die de massa-immigratie...
De voorzitter:
Helder.
De heer Markuszower (PVV):
Moet ik even stoppen?
De voorzitter:
Nee, ik wilde even schorsen vanwege de vergaderbel, maar die is nu afgelopen. U mag nog één zin zeggen.
De heer Markuszower (PVV):
Eén zin lijkt me een beetje weinig als er zo'n persoonlijke aanval wordt gedaan.
De Joodse gemeenschap heeft dus een verkeerde politieke antenne ontwikkeld. Dat komt niet door henzelf, maar door het verblijf in de diaspora. Zij stemmen altijd op die partijen die hun eigen ondergang faciliteren. In concreto komt dat in Nederland neer op partijen die hier in Nederland bijvoorbeeld de massa-immigratie van mensen uit islamitische landen binnenhalen. Dat zorgt een-op-een voor meer Jodenhaat. Dus ja, het is niet hun eigen schuld, maar ze werken er zeker niet aan mee om het beter te maken.
De voorzitter:
De heer Van der Molen, uw tweede vraag.
De heer Van der Molen (CDA):
Ik moet zeggen dat het zinniger klonk toen de vergaderbel erdoorheen klonk. We hebben al eerder in de Kamer een rondetafelgesprek gehad waarin alle partijen serieus gesprekken hebben gevoerd en hebben geluisterd. Het allermooiste is als de opbrengst van deze initiatiefnota en deze bijeenkomst is dat de Kamer in volledige breedte met elkaar zegt, van links tot rechts: wij accepteren niet dat Joodse Nederlanders het gevoel hebben dat ze hier niet meer veilig zijn en niet meer thuis zijn. Ik ben iets later binnen komen lopen, dus ik weet niet of al iemand voor u heeft gesproken. Maar als allereerste spreker weet u een debat als dit te verzieken door te zeggen dat Joden in Nederland hun situatie te danken hebben aan hun verkeerd afgestelde politieke antenne. U moet u schamen!
De heer Markuszower (PVV):
Het is allemaal een beetje hypocriet, hè. Je kan wel als hele Kamer zeggen «wij staan achter de Joden» of «wij staan achter de vrouwen» of «wij staan achter de homo's», maar als je tegelijkertijd massa-immigratie uit islamitische landen bevordert, importeer je dus Jodenhaat, vrouwenhaat, homohaat. Dan kan je wel zeggen «wij staan achter de Joodse gemeenschap met een grote arm» en «we gaan een coördinator aanstellen» of «we gaan wat meer onderwijs geven», maar dat gaat allemaal niet helpen als je de massa-immigratie door laat gaan. Ten tweede. Je kan wel zeggen als Tweede Kamer «we staan achter de Joodse gemeenschap in Nederland», maar er wordt tegelijkertijd een anti-Israëlbeleid gevoerd. Het kabinet-Rutte III heeft extreem anti-Israël gestemd in internationale gremia. Tegelijkertijd nodigt een partij als de PvdA Jeremy Corbyn hier uit met de rode loper. Partijleider Asscher gaat huggend met die antisemiet op de foto. Welk signaal geef je dan af aan de Joodse gemeenschap? Als je Israël verzwakt en als je massa-immigratie bevordert...
De voorzitter:
Oké, helder.
De heer Markuszower (PVV):
... dan help je de Joodse gemeenschap niet, maar maak je het alleen maar erger. En natuurlijk is het niet de schuld van de Joodse gemeenschap, maar ja, zij blijven wel stemmen op die partijen die dat blijven doen. Dan wordt het niet beter voor de Joodse gemeenschappen. En tegen al die partijen die hier met hun heilige gezichten zeggen dat ze de Joden willen helpen: steun Israël, maak Israël sterk en veilig. En nodig geen antisemieten meer uit op de partijcongressen, PvdA. En vooral: stop de massa-immigratie uit islamitische landen. Dát zorgt dat Joden veiliger zijn in Nederland.
De voorzitter:
Het debat roept emoties op, en dat is terecht. Toch ga ik u vragen om korter en bondiger te zijn, want anders komen we niet toe aan de inhoud. Dat geldt voor u, maar ook voor anderen. De heer Van Wijngaarden heeft nog een vraag aan u.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
De heer Markuszower beschuldigt Joden twee keer van een slechte politieke antenne, maar tegelijkertijd spreekt hij zichzelf twee keer tegen. Hij zegt dat ze door die slechte politieke antenne partijen in het zadel brengen die volgens de heer Markuszower niet het beste voorhebben met de Joden. Daarmee zegt hij dat die partijen antisemitisme in de hand werken omdat ze niet pro-Israël zijn en antisemieten uitnodigen op hun congressen. Maar hij zegt ook dat het niet hun eigen schuld is. Het kan niet allebei waar zijn. U beschuldigt daarmee Joden er toch in feite van dat zij antisemitisme over zichzelf afroepen met hun eigen stemgedrag. Of u moet uw woorden nuanceren of heroverwegen. Die kans wil ik u graag bieden.
De heer Markuszower (PVV):
Zoals het met alles in het leven is, is de dader schuldig aan de daad en is het slachtoffer het slachtoffer van die daad. Dus het slachtoffer kan nooit schuldig zijn aan de daden van de dader. Dat is met alles zo in het strafrecht. We hebben vaker debatten. Ik heb nog nooit slachtoffers de schuld gegeven van het gedrag van de dader. Dat moge duidelijk zijn.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Markuszower (PVV):
Sorry, maar u geeft ruimte aan de vragensteller. Dan moet u ook...
De voorzitter:
Nee hoor, u krijgt net zo veel ruimte. We kijken de Handelingen erop na. Als dat nodig mocht zijn, dan kunt u mij terechtwijzen. Ik wil nu dat u doorgaat met uw betoog. U heeft nog een halve minuut. Gaat u verder.
De heer Markuszower (PVV):
Een halve minuut voor de beantwoording van de vraag?
De voorzitter:
Nee, voor uw hele inbreng. Dus ik wil graag dat u uw antwoord afrondt en daarna uw verhaal afmaakt.
De heer Markuszower (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Zoals de befaamde en helaas veel te vroeg gestorven arabist en PVV'er Hans Jansen placht te zeggen: na de zaterdag komt de zondag; eerst de Joden, dan de rest.
De voorzitter:
Moment. U heeft nog een vraag van de heer Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
De heer Markuszower heeft al een hoop onzin verkondigd. Ik deel volledig wat de heer Van der Molen daarover zei. Als je zegt dat de Joden op partijen stemmen die hun eigen ondergang faciliteren door een slechte politieke antenne, is dat natuurlijk wel het toppunt van intolerantie voor de eigen mening van heel veel Nederlanders. Ik zou u nog een vraag willen stellen. U heeft allerlei partijen genoemd die wat u betreft hier allemaal medeschuldig aan zijn. Er is ook een partij, die niet bij dit overleg is, waarvan de partijleider regelmatig antisemitische complottheorieën verkondigt, namelijk Forum voor Democratie. Ik vroeg me of u daar ook nog iets over kunt zeggen.
De heer Markuszower (PVV):
Deze vraag heeft toch twee delen. Ik zou het op prijs stellen als de voorzitter mij in de gelegenheid stelt om op beide delen te reageren. Het eerste deel. Nogmaals, de Joodse gemeenschap heeft overal buiten het gebied Israël een hele slechte politieke antenne ontwikkeld. In Amerika stemde 80% van de Joden op de Democraten, die zeker de laatste jaren zwaar anti-Israël zijn en antisemitische elementen in zich hebben. En in Nederland stemmen ze dus inderdaad op partijen zoals de uwe, meneer Paternotte, namelijk D66, dat extreme anti-Israëlstandpunten inneemt en dat massa-immigratie uit islamitische landen bevordert. Dat is gewoon zo. Ik kan dat feit niet nuanceren of wegnemen.
De voorzitter:
En deel twee?
De heer Markuszower (PVV):
Het tweede gedeelte is: ik ben hier niet om bevriende politieke partijen te becommentariëren. Als het zo is dat partijen antisemitische theorieën erop nahouden, dan ben ik daartegen. Ik ken de heer Baudet als een vriend, dus dat lijkt mij allemaal een beetje overdreven.
De heer Paternotte (D66):
De heer Markuszower herhaalt nog even dezelfde totale onzin dat iedereen die het niet met hem eens is en niet op de PVV stemt, de ondergang van Joden faciliteert. Vervolgens vraag ik hem even om een oordeel over een partijleider in Nederland. Hij is de enige die de antisemitische complottheorie over George Soros verspreidt. Leden van zijn partij twitteren antisemitische websites rond. Hij is de enige partijleider die dat doet. Vervolgens zegt de heer Markuszower: maar hij is een vriend. Daarmee geeft hij volgens mij aan dat hij hier niet alleen een onzinnig maar ook een volslagen hypocriet betoog houdt waarin hij alle partijen noemt. Maar als ik hem vraag naar Forum voor Democratie, zegt hij: ik ga hier geen politieke partijen noemen; de heer Baudet is een vriend.
De heer Markuszower (PVV):
U noemt het voorbeeld over George Soros. Misschien is die man Joods – dat weet ik allemaal niet – maar iedereen kan zich Joods noemen. Maar George Soros is een verschrikkelijke vent, die inderdaad een hele nare rol speelt op het internationale toneel. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat omdat iemand toevallig Joods is, je daar geen kritiek op mag geven. Want daar gaat het om. Orbán, in Hongarije, is een held. Hij steunt nou echt de Joodse gemeenschap. Ik denk dat de Joodse gemeenschap in Hongarije meer veilig is tegen antisemitisme dan de Joodse gemeenschap hier in Nederland op dit moment. Dus geen kwaad woord over Viktor Orbán van Hongarije. George Soros speelt in die politieke context een hele nare rol, ook in Nederland trouwens. Dus het feit dat politieke partijen daar aandacht aan schenken, maakt hen niet antisemitisch. Het gaat er niet om of ze nou «Forum voor Democratie» of «PvdA» heten. Ik heb Lodewijk Asscher – en dat is echt veel erger – huggend zien staan met zo ongeveer de grootste antisemiet van Europa, namelijk Jeremy Corbyn, die op een rode loper werd binnengebracht bij een partijcongres. Dát is nou antisemitisme. Ik ken geen één antisemitische uitspraak van Forum voor Democratie. Als u mij die wel kunt laten zien, zou ik ze keihard veroordelen. Als ze te me ver gaan, krijgt hij bij wijze van spreken – want dat zou natuurlijk niet mogen – ook nog een klap van mij. Dus ik ben helemaal niet hypocriet. Ik ben de eerste die iedereen affikt en affakkelt, maar ik heb het nog niet gezien. Ik heb het niet gezien. D66 komt hier met George Soros...
De voorzitter:
Klaar!
De heer Markuszower (PVV):
... die zélf een zelfhatende antisemiet is!
De voorzitter:
De heer Paternotte voor een afrondende vraag.
De heer Paternotte (D66):
Waarmee de heer Markuszower maar weer aangeeft dat iemand die blijkbaar progressieve zaken steunt, volgens hem dan niet eens Joods is. U zegt: ik ken geen enkele antisemitische uitspraak van Forum voor Democratie. Ik citeer even Annabel Nanninga, de fractievoorzitter van Forum voor Democratie in Amsterdam...
De voorzitter:
Kort.
De heer Paternotte (D66):
«De Joodse gemeenschap is weliswaar machtig en rijk, waarvoor hulde, maar beslist niet zielig. Mein Kampf, je leest zes bladzijden en je hebt meteen zin om Joden te vergassen.» Ik wijs er nog even op dat u hier een volstrekt onzinnig, maar ook hypocriet betoog heeft gehouden, waarmee u doet alsof Joden in Nederland niet zelf kunnen nadenken en ze alleen maar zichzelf dienen door op de PVV te stemmen. Daarmee maakt u zichzelf volstrekt belachelijk.
De heer Markuszower (PVV):
Het is waar dat de Joden er goed aan zouden doen om op de PVV te stemmen en niet op elke andere partij hier in deze Kamer, willen de Joden een veilig leven in Nederland kunnen leiden.
De voorzitter:
Meneer Markuszower, u heeft nog een halve minuut om uw betoog af te ronden.
De heer Markuszower (PVV):
Die schenk ik graag aan u, want ik ben klaar.
De voorzitter:
Fijn. Dan is er in ieder geval iets prettig op dit moment. Het woord is aan de heer Van Wijngaarden van de VVD.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst wil ik de initiatiefnemers complimenteren met hun werk. Ze hebben dit thema terecht op de parlementaire agenda gezet. Ik kom zelf uit Amsterdam-Zuid en heb zowel daar als bij een bezoek aan Israël en de Palestijnse gebieden het nodige geleerd over antisemitisme. Je zult maar een kind zijn en het gevoel krijgen dat je op deze wereld niet gewenst bent.
Voorzitter. Er is bijna geen actueler moment dan dit om een discussie te hebben over discriminatie in algemene zin. Laat ik direct beginnen met te zeggen dat de VVD vindt dat we moeten blijven strijden tegen elke vorm van discriminatie, racisme en uitsluiting. We kijken niet naar je geloof of waar je wieg stond of die van je ouders, maar we kijken naar je gedrag. We wijzen iedere vorm van discriminatie af en staan pal voor de vrijheid van de Joodse gemeenschap. Iedere Nederlander met een Joodse achtergrond die Nederland verlaat omdat hij zich hier niet meer veilig voelt, vervult ons met schaamte en afschuw. Helaas ken ik hier voorbeelden van. Een jongen met een keppeltje op moet gewoon ongestoord naar school kunnen, net als ieder ander kind. Ook vind ik het zorgelijk dat het CIDI aangeeft in 2018 meer meldingen dan ooit te hebben ontvangen. Het mag duidelijk zijn dat ik deze nota zeer terecht vind en de punten eruit onderschrijf.
Het is goed om te zien dat het kabinet hier vorig jaar nog 3 miljoen voor heeft vrijgemaakt. Ik vraag de initiatiefnemers hoe zij toezien op de uitvoering van de nota en hoe het kabinet hierover wat hen betreft aan de Kamer zou moeten rapporteren. Veel van de antisemitische denkbeelden zijn immers diepgeworteld geraakt en zitten verscholen in kwaadaardige vooroordelen en eeuwenoude stereotypen. De vorige spreker verwees er al naar.
Hoe denken de initiatiefnemers over Jodenhaat in sommige delen van de moslimgemeenschap? Op welke wijze denken zij dat islamitische scholen kunnen bijdragen aan de strijd tegen antisemitisme? In Amsterdam zijn er scholen geweest die kinderen met een Joodse en een islamitische achtergrond tegen elkaar lieten voetballen. Dit werkte, naar ik heb begrepen, zeer positief uit voor de onderlinge verhoudingen. Hoe zien de initiatiefnemers initiatieven als deze?
Dan kom ik op het punt van het idee om de uitvoering van de punten in deze nota aan te jagen en om een nationaal coördinator bestrijding antisemitisme in te stellen. Hoe kijken initiatiefnemers daartegen aan? Onder druk wordt alles vloeibaar en regie kan helpen. We zien dat ook op andere dossiers, bijvoorbeeld de regie bij het afpakken van crimineel geld en de druk om onnodig procederen door de overheid tegen te gaan. Waarom zou dat hier niet zinvol kunnen zijn? Ik denk aan iemand die een beetje door de gebaande paden en kolommen heen hierbij kan helpen.
Specifiek in de richting van het kabinet ben ik benieuwd of het de mogelijkheid ziet met de vrijgekomen 3 miljoen alle punten uit deze nota door te voeren. Op welke wijze denkt het dit te gaan realiseren?
Voorzitter. Tot slot vraag ik zowel de initiatiefnemers als de Minister hoe zij aankijken tegen het voorstel van de Stichting Antisemitisme Preventie (SAP) om specifiek Joden, Jodendom, de Holocaust en antisemitisme vroeger en nu te gebruiken – dit is een publicatie – bij educatie en of zij in contact staan met deze organisatie over de komst van een eventuele leerstoel antisemitisme. Ziet het kabinet daar iets in?
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw Buitenweg van GroenLinks voor haar inbreng.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Eigenlijk ben ik nog wel van slag door net: door de hoeveelheid intolerantie om intolerantie te bestrijden. Ik geloof niet dat dat ons verder helpt.
Ik ga mij concentreren op een nota waar heel veel positieve elementen in zitten. Dat zijn ze eigenlijk allemaal, dus ik wil de initiatiefnemers ontzettend bedanken voor al hun werk en voor het feit dat we daardoor hier apart kunnen stilstaan bij het giftige probleem van antisemitisme. Dat is, zoals de initiatiefnemers heel terecht zeggen, niet een probleem van Joden, maar van onze hele samenleving. Het is verschrikkelijk en onacceptabel dat heel veel Joden zich niet veilig voelen op straat en dat 43% zich weleens anders kleedt om maar niet bedreigd of geïntimideerd te worden. Het is heel schaamtevol dat veel mensen geen aangifte doen van vernieling of geweld met discriminatoire motieven omdat ze er geen vertrouwen in hebben dat de overheid er iets mee doet.
Ik weet niet of heel veel van de collega's vorige week zondag ook een brief hebben gekregen van een mevrouw met, zoals ze het zelf omschreef, een duidelijk Joodse voor- en achternaam. Zij is uitgescholden en geïntimideerd, en haar zoon is bedreigd. Sommige situaties hebben ze met hun smartphone opgenomen en ik kan zeggen dat er duidelijk sprake is van antisemitisme. Maar toen ze naar de politie ging, trad die niet op. De dienstdoende agent weigerde om de filmpjes te bekijken en zei: je kan alleen aangifte doen wegens belediging, maar niet wegens discriminatie. Dat vond ze heel erg, voor zichzelf maar vooral voor haar zoon. Ze werd wel naar Slachtofferhulp doorverwezen, maar de daders werd op deze manier geen strobreed in de weg gelegd. Wat voor signaal is dat? Ik denk dat ze vandaag meeluistert. Ik heb haar dat althans gevraagd, voor haar zoon. Ik vraag aan de Minister welke rol hij ziet voor de politie om antisemitisme beter aan te pakken en wat de voornaamste obstakels zijn. Bij mondelinge vragen die we eerder hebben gesteld, had hij het over speciale teams, zoals we ook Roze in Blauw hebben. Dat is op zich goed. Ik weet dat daar ook stappen in zijn gezet, maar tegelijkertijd weet ik ook van Roze in Blauw dat heel veel uren vrijwilligersuren zijn. Dus wat is nou echt de slagkracht van dat netwerk in de praktijk?
Voorzitter. Er zitten problemen in de hele keten, zo blijkt uit recent onderzoek van het WODC, van het opnemen van aangiftes tot de behandeling door het OM en uiteindelijk ook door de rechter. We zien dat het discriminatieaspect van delicten gaandeweg het proces verder buiten beeld blijft. Ik denk dat we daar verder over komen te spreken wanneer de initiatiefwet over hatecrimes van de heer Segers en mijzelf wordt gepresenteerd. Maar ik wil toch alvast twee conclusies aan de Minister voorleggen. Bij het OM blijkt de kans op het label «codis» kleiner te zijn wanneer er sprake is van discriminatie op grond van antisemitisme dan wanneer het bijvoorbeeld gaat om discriminatie op grond van ras. Ik vraag hem hoe hij dat verklaart. Ik las ook dat er minder vaak een verzwarende straf wordt opgelegd als politiemensen worden uitgescholden of antisemitisch bejegend worden dan bij gewone burgers. Ik vraag ook daarover hoe hij dat verklaart.
Dan de haat op internet. Dat was al verschrikkelijk, maar met het coronavirus zijn de antisemitische complotten op sociale media alleen maar toegenomen. Zoals de VN-rapporteur Ahmed Shaheed stelt: het tegengaan van haatzaaien online lukt niet als de gewone en sociale media de cyberhaat tegen Joden niet serieus nemen. Ze moeten alle posts die oproepen tot haat of geweld, verwijderen. Ik denk dat we allemaal worstelen met hoe we om moeten gaan met polarisatie op internet. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de mensenrechten ook daar worden gerespecteerd? Ik wil inderdaad dat socialemediabedrijven hun verantwoordelijkheid nemen om die filmpjes en berichten te verwijderen als ze oproepen tot haat om zo hun platforms schoon te houden. Maar tegelijkertijd wil je ook niet dat de beoordeling en de grenzen van waar de vrijheid van meningsuiting ophoudt, uitsluitend in handen zijn van commerciële partijen. Daarom kan ik me voorstellen dat als het controversieel is dat posts verwijderd zijn, er op de een of andere manier nog een plek is waar burgers laagdrempelig beslissingen kunnen aanvechten bij onafhankelijke organen, die niet in handen zijn van commerciële partijen. Mijn vraag is hoe de indieners en de Minister dit zien. Want de aanbeveling die ik nu lees, namelijk dat de Minister in gesprek moet gaan met onlineplatformen over een effectievere aanpak van antisemitisme, vind ik wat mager. Ik wil daar meer kleuring van krijgen.
Het zijn sowieso allemaal vrij nette beslispunten. Ze zijn misschien wat minder vergaand, maar daarmee niet onbelangrijk; dat wil ik zeker niet zeggen. Mijn fractie ondersteunt ze ook, vooral de extra ondersteuning van docenten en meer aandacht voor antisemitisme en de rijke Joodse cultuur op scholen. Maar ik vraag me wel af in hoeverre dit een verandering betekent van bestaand beleid. Of is het vooral een intensivering? Die vraag is vooral gericht aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Is er sprake van een trendbreuk of gaan we datgene wat we doen, gewoon een beetje meer doen? Dat is ook belangrijk om ervoor te zorgen dat het antisemitisme in de praktijk beter aangepakt wordt.
Dank u wel.
De voorzitter:
Heel hartelijk dank. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Van der Molen van het CDA.
De heer Van der Molen (CDA):
Voorzitter. Ik geef u in overweging om mij als telaatkomer geen voorrang te geven op collega's die eerder dan ik aanwezig waren. Ik was een paar minuten te laat. Ik wil prima mijn inbreng afsteken, maar ik zou het wel jammer vinden voor iedereen die netjes op tijd was. Maar dat laat ik even aan u over.
De voorzitter:
Dat klopt, maar er kunnen altijd goede redenen zijn waarom het af en toe wat tegenzit in het leven. Dus ik geef u gewoon het woord. Bovendien heb ik uw naam verkeerd uitgesproken. Dat komt doordat mijn hoofd nogal associatief werkt. Dat moet u mij dan weer vergeven, dus ik geef u gewoon het woord namens het CDA.
De heer Van der Molen (CDA):
Dan durf ik niet meer te weigeren, voorzitter. Dat komt helemaal goed.
Voorzitter. Namens de CDA-fractie steun voor de initiatiefnota van de indieners. Het is goed dat we het daar een keer over hebben. Hij is al heel lang onder ons en we hebben er eigenlijk al heel vaak zijdelings over gesproken. Dat voor elkaar krijgen is ook een kunst in de politiek, moet ik maar zeggen. Maar het is ook goed om met elkaar het gesprek te voeren over de aanbevelingen zelf. Vanuit de CDA-fractie alle steun voor wat mevrouw Buitenweg de «nette voorstellen» noemde. Dat spreekt een CDA'er altijd aan.
Ik zal deze inbreng gebruiken om nog op een aantal punten verder in te gaan. Ik vind het wel passend dat we het over dit onderwerp hebben, juist in dit jaar. De coronacrisis heeft 75 jaar bevrijding een beetje naar de achtergrond gedrongen. Jammer genoeg, voeg ik daaraan toe. Ik denk dat het heel passend is dat wij een les uit die periode ook nu elke keer weer leren.
Ook in andere gemeenschappen in Nederland die via immigratie tot ons gekomen zijn, is sprake van antisemitisme. Dat zie ik, en dat is ook zo, maar we moeten niet doen alsof antisemitisme iets is wat naar ons geïmporteerd wordt. Het is onder ons, ook los van de mensen die van elders komen en dezelfde verkeerde opvattingen hebben. Nederland heeft een geschiedenis waarvoor we ons wat dat betreft niet op de borst hoeven te slaan. We moeten ook naar onszelf kijken: deze draak van een probleem steekt om de zoveel tijd gewoon zijn lelijke kop weer op. Laten we daar met elkaar wat aan doen.
Voorzitter. Ik wil ook benoemen dat er goede dingen gebeuren. Mag ik het voorbeeld noemen van voormalig rabbijn Lody van de Kamp, die samen met Saïd Bensellam in gesprek gaat met jongeren op school om juist onder bevolkingsgroepen het gesprek te voeren over elkaars vooroordelen? Je ziet dat jonge mensen dan ineens begrijpen dat iets wat even vrij gemakkelijk wordt gezegd en in je eigen groep wordt geaccepteerd, iemand heel veel pijn kan brengen. Dat is een begin van elkaar begrijpen. Van de indieners en van het kabinet zou ik willen horen hoe we dat soort gesprekken tussen groepen op gang kunnen brengen. Dat hebben we in de schriftelijke inbrengen ook naar voren gebracht. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat, als we antisemitisme tegenkomen, we dat ook als zodanig herkennen en daar met elkaar iets van durven zeggen? Want dat is het ook vaak: het is iemand anders zijn probleem. En dan komen we er niet aan te pas.
De heer Markuszower (PVV):
Ik heb een vraag aan de heer Van der Molen van het CDA. Door die gesprekken is het alsof beide partijen ergens schuld aan hebben. Als je zegt «ik ben onderdeel van de oplossing», dan zeg je impliciet misschien ook wel «ik ben onderdeel van het probleem». Anders gezegd: waarom zouden er gesprekken moeten zijn tussen de moslimgemeenschap en de Joodse gemeenschap als de Joodse gemeenschap geen enkel probleem heeft met de moslimgemeenschap, maar de moslimgemeenschap – niet alle moslims, maar wel de moslimgemeenschap – wel grote problemen heeft met de Joodse gemeenschap? Die gesprekken zijn dus eigenlijk een soort grote afleidingsmanoeuvre. Het lijkt er dan op...
De voorzitter:
Uw vraag is helder. De heer Van der Molen.
De heer Markuszower (PVV):
Het lijkt er dan op dat de Joodse gemeenschap zelf enige schuld heeft aan het probleem.
De heer Van der Molen (CDA):
Dat vind ik heel grappig. Nou probeert u, omdat u Joodse Nederlanders beschuldigde van een slecht afgestemde politieke antenne, met een trucje het argument dat ik tegen u gebruikte met een vrij onschuldig voorbeeld, mijn kant op te draaien. Dat gaat u niet lukken.
Voorzitter. Dit is juist de goede zaak. Ik zeg in dit opzicht helemaal niet dat er iets uit te leggen valt. Maar mensen confronteren met hun gedrag is heel gezond. En dat kan bij alle groepen in de samenleving zijn. Dus ik ben het met u eens dat wij repressief moeten optreden. Ik zal daar nog een paar dingen voor aanstippen. Ik ben het ook met de common-sensevoorstellen van de initiatiefnemers eens. Zij zeggen namelijk dat ook de overheid bij een paar zaken veel consequenter zal moeten optreden. Maar daar hoort ook de kracht van de samenleving bij en daar hoort bij dat mensen zich vrijwillig beschikbaar stellen voor het voeren van dit soort gesprekken om andere mensen te leren dat zij gediscrimineerd worden.
De heer Markuszower (PVV):
Welke groepen moeten nou in die gesprekken aangesproken worden op hun gedrag? Kunt u daar concreter over zijn? Het lijkt erop alsof u vindt dat beide groepen op hun gedrag moeten worden aangesproken, terwijl het probleem het gedrag van elementen uit de moslimgemeenschap is.
De heer Van der Molen (CDA):
Dat ben ik helemaal met u eens. Het is een gegeven dat er in de islamitische gemeenschap antisemitische tendensen zijn. Overigens geldt dat ook voor extreemrechtse en extreemlinkse groepen. Het voorbeeld van Corbyn dat u noemt, laat zien dat een politieke partij ook een andere kant kan opkijken op het moment dat onder haar leden antisemitische taal wordt uitgeslagen. Je ziet het overal. Het punt is dus dat iemand van de Joodse gemeenschap aan islamitische jongens die zich uit stoerdoenerij even antisemitisch uiten, laat zien wat de invloed op hem is en wat erachter zit: we zijn allebei Nederlanders; laten we beter met elkaar omgaan.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Van der Molen (CDA):
We zijn als CDA blij dat dit soort initiatieven gewoon plaatsvindt. Daar komt iets van overheid bij kijken maar het komt uit de samenleving zelf vandaan. Dat moet ondersteuning krijgen wat ons betreft.
Voorzitter. Dan online antisemitisme. De introductie van een ex-partebevoegdheid voor het doen verwijderen van online antisemitische uitspraken is door onze fractie in het schriftelijk overleg aan de orde gesteld. Bij het debat over het burgerinitiatief Internetpesters aangepakt is dit aan bod gekomen. Minister Dekker gaf in zijn reactie op het burgerinitiatief aan dat hij het WODC laat onderzoeken of een dergelijke procedure ook mogelijk is. Het gaat dan om een procedure tot verkrijging van een bevel tot verwijdering van content als er vermoeden is van strafbare feiten. Het gaat dan om een voorlopige verwijdering die uiteindelijk teruggedraaid kan worden door de rechter, maar in de tussentijd is die content dan wel verwijderd. We zijn benieuwd hoe de Minister het ziet om deze bevoegdheid niet alleen bij pesten maar ook bij antisemitische uitlatingen mogelijk te maken. Ook zou ik heel graag de opvatting van de initiatiefnemers op dit punt willen horen.
Voorzitter. De indieners kijken terecht naar het onderwijs. Daar wordt overigens wel heel vaak naar gekeken als er maatschappelijke problemen zijn – dat geef ik toe – maar als ik goed geïnformeerd ben, vindt er op dit moment een gesprek plaats tussen de Ministeries van JenV en OCW en de Stichting Antisemitisme Preventie, die educatief werk op scholen verricht. Ik zou heel graag van de Minister de stand van zaken willen horen.
Ik sluit mij ook aan bij de fractie van de VVD als het gaat om het punt van de leerstoel die vanuit diezelfde organisatie wordt gestimuleerd. Daar zijn nu overleggen over met de Vrije Universiteit. Ik zou heel graag willen weten hoe de indieners daartegen aankijken. Diezelfde vraag stel ik ook aan de Ministers. Juist zo'n leerstoel kan ervoor zorgen dat dit debat goed onderbouwd, met actuele onderwerpen en met goed, wetenschappelijk, diepgravend onderzoek wordt gevoed. Ik denk dat dat goed is en dat wij daarin een aantal andere landen moeten volgen.
Voorzitter. Dan de laatste twee punten. De nationaal coördinator is genoemd. Ook ik ben benieuwd wat daar de stand van zaken is. Wij zouden als CDA graag een coördinator zien die zich specifiek met antisemitisme bezighoudt.
Voorzitter. Als allerlaatste. In de nota wordt er ook aandacht besteedt aan antisemitisme gerelateerd aan voetbal. Daar valt veel over te zeggen. Zo ook over het gemak waarmee woorden worden gebruikt die niet meteen antisemitisch bedoeld zijn maar toch zo overkomen. Mijn collega Von Martels heeft weleens over racisme gezegd: goed dat we daar afspraken over maken, maar wordt het niet eens tijd om subsidies terug te trekken op het moment dat voetbalclubs die niet de kop indrukken? Ik zou daar heel graag van de initiatiefnemers een reactie op willen horen.
De voorzitter:
Heel hartelijk dank. De heer Van Wijngaarden heeft een vraag hierover.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Achter die laatste slotzin zit natuurlijk een wereld. Hoe stelt het CDA zich dat dan voor?
De heer Van der Molen (CDA):
We hebben een discussie in de Kamer gehad over racisme, ook gerelateerd aan voetbal. Daar zijn afspraken gemaakt tussen voetbalclubs en het kabinet. Dat zijn goede afspraken wat ons betreft. Het punt dat we hier willen maken, is dat daarbinnen specifiek aandacht voor antisemitisme zou moeten zijn, ook gezien de cijfers die de initiatiefnemers op tafel leggen. Het punt dat wij toen als CDA hebben gemaakt is dat dit consequenties moet hebben op het moment dat het te weinig effect sorteert. Ik zou heel graag daar een opvatting over willen horen. Ik weet niet of we daar nu al aan toe zijn, maar ik wil wel dat we met elkaar erover nadenken hoe we dit op een later moment kunnen overwegen als dit onvoldoende de kop in wordt gedrukt.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Wanneer is dan dat gegeven moment? Hoe ziet de heer Van der Molen dat zelf? Wanneer is zo'n moment bereikt? Dat lijkt me een lastige vraag.
De heer Van der Molen (CDA):
In het kader van de afspraken met de voetbalclubs zijn daar ook afspraken over gemaakt. We gaan op een gegeven moment kijken wat de clubs hebben gedaan. Ik denk dat het de voorkeur heeft om dit allemaal vrijwillig te doen, ook in goede samenwerking met supportersclubs. Aan de andere kant vinden wij dat er een punt komt na zoveel jaar discussie daarover, ook op dit punt, dat je dit moet kunnen overwegen. Nogmaals, ik herhaal, volgens mij moeten we eerst de afspraken hun beloop laten krijgen, maar ik ben wel benieuwd hoe de initiatiefnemers vanuit hun oogpunt daarnaar kijken.
De voorzitter:
Heel hartelijk dank. Dan ga ik naar de heer Van Dijk van de SP voor zijn inbreng.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dank u, voorzitter. Het antisemitisme is afgelopen jaar explosief toegenomen, las ik in Het Parool van 17 februari. In 2019 zijn 182 incidenten geregistreerd, een toename van 35% ten opzichte van 2018. Graag een reactie van de indieners. Enkele voorbeelden noemen ze zelf ook al. De ruiten van het Israëlische restaurant HaCarmel zijn meermaals ingeslagen. Bij demonstraties en voetbalwedstrijden is sprake van antisemitische uitingen en spreekkoren, zoals – excuus voor het woord – «kankerjoden». Dat wordt geroepen, ook tegen politieagenten. Walgelijk. Ik noem de opkomst van extreemrechts antisemitisme, helaas ook bijvoorbeeld bij de jongeren van Forum voor Democratie. In april kwam dat naar buiten. Ik citeer: ook verschijnen er fotobewerkingen van Anne Frank bij die jongeren. Gelukkig doet Forum er onderzoek naar. Want antisemitisme valt niet goed te praten, op geen enkele manier.
Complimenten aan de indieners. Terecht zetten zij de spotlights op dit pijnlijke fenomeen. Veel aanbevelingen kunnen wij dan ook ondersteunen. Ik heb wel nog een aantal vragen. Wat te doen tegen antisemitisme en racisme op internet? Ik citeer de nota: de Minister van Justitie wordt verzocht in gesprek te gaan met online platforms over een effectievere aanpak van antisemitisme op internet. Graag meer uitleg hierover. Wat vinden de indieners van het huidige instrumentarium? Moeten alleen de platforms meer doen, of is er ook meer inzet nodig vanuit justitie? Wat bedoelen de indieners met «verscherping en versnelling van de procedures» op pagina 18 van het verslag? Wat vindt de Minister van Justitie van de aanpak van racisme en antisemitisme op internet? Kan hij die intensiveren?
Dan over onderwijs. Goed als er aandacht is voor antisemitisme in de les, maar wat vinden de indieners dat er moet gebeuren als een school het onderwerp onvoldoende behandelt of zelfs uit angst vermijdt? Op welke manier zou je dan moeten ingrijpen? Moet de inspectie dan een sanctie geven aan die school? Kunnen de indieners daar eens wat over zeggen?
Dan twee aanbevelingen die nog vragen oproepen bij mijn fractie. Want waarom moet er een specifieke aanpak komen, en zelfs een specifieke coördinator antisemitismebestrijding? De indieners zeggen dat het nodig is «gezien de onevenredige druk op de Joodse gemeenschap en de historie». Is er dan geen onevenredige druk op andere groepen, zoals de moslimgemeenschap of op zwarte mensen? We spreken vanmiddag over racisme. Dat is toch net zo erg, vraag ik de indieners. Ze zeggen zelf ook dat er geen rangorde is in discriminatie en racisme. Tegelijkertijd willen ze wel een specifieke aanpak. Dat lijkt wat tegenstrijdig. Graag een toelichting.
Voorzitter, tot slot. Deelt u de mening, vraag ik de regering en de indieners, dat antisemitisme verwerpelijk is, maar dat dit iets anders is dan kritiek op de politiek van de Israëlische regering? Deelt u de mening dat Israël net zo goed op mensenrechtenschendingen moet worden aangesproken als elk ander willekeurig land, zoals Rusland of Turkije, en dat de motie-Karabulut die gisteren is aangenomen, ook moet worden uitgevoerd? Die motie zegt dat maatregelen in kaart moeten worden gebracht als Israël doorgaat met de annexatie van Palestijnse gebieden.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Forum is hier niet en jongeren van Forum zijn hier ook niet. De heer Van Dijk zei net «de jongeren van Forum». Ik denk dat hij daarmee bedoelde «enkele jongeren van Forum in een whatsappconversatie». Ik wil dat toch even gezegd hebben voor de Handelingen omdat we elkaar anders de maat zitten te nemen op een manier die niet juist is.
De voorzitter:
Dat is meer een punt van orde.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dat is correct.
De voorzitter:
Dat is dan genoteerd en het wordt in de Handelingen opgenomen. Dank. De heer Van Dijk was klaar, maar de heer Markuszower heeft nog een vraag; kort graag.
De heer Markuszower (PVV):
Ja, over de inbreng van de SP, waarin inderdaad het verschil wordt uitgelegd tussen kritiek op de staat Israël, die soms legitiem kan zijn, al ben ik het er vaak niet mee eens, en niet per se antisemitisch is.
De voorzitter:
Wilt u uw vraag stellen?
De heer Markuszower (PVV):
Rustig, voorzitter, rustig. De vraag is de volgende. In het verleden heeft bijvoorbeeld u partijgenote, mevrouw Karabulut, in demonstraties meegelopen die zogenaamd anti-Israël zouden zijn, maar waarin achter haar, naast haar en voor haar gescandeerd werd: Hamas, Hamas, alle Joden aan het gas. Ik kan me niet herinneren dat de SP daar als partij afstand van heeft genomen en ik kan me ook niet herinneren dat de heer Jasper van Dijk als privépersoon of als Kamerlid Van Dijk daar afstand van heeft genomen. Als er nu wel dat scherpe verschil wordt gemaakt tussen kritiek op de staat Israël en antisemitisme, zou het misschien toch goed zijn, ook voor de Handelingen, als de heer Van Dijk nou eens afstand neemt van het gedrag van SP-politici, zoals mevrouw Karabulut die meeliep in demonstraties waar «Hamas, Hamas, alle Joden aan het gas» werd geroepen, waar zij voor, naast en achter stond.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik heb in mijn spreektekst duidelijk antisemitisme verworpen. Mevrouw Karabulut heeft de leuzen die u net citeerde nooit gezongen of geroepen. Dat is iets van jaren geleden. Daar is destijds uitgebreid over gedebatteerd. Ik zou willen wijzen op de motie van haar die gisteren democratisch is aangenomen en buitengewoon interessant is omdat er toch een politieke meerderheid in deze Tweede Kamer is die terecht zegt dat Israël niet door kan gaan met het bezetten van Palestijnse gebieden en die zegt dat er dan maatregelen genomen moeten worden. Dat vind ik een mooie overwinning.
De voorzitter:
Afrondend, kort.
De heer Markuszower (PVV):
Het is inderdaad schokkend om te zien dat partijen als CDA en D66 die motie hebben gesteund. Dat is anti-Israël. Ik herhaal dat je wel kan zeggen dat je de Joodse gemeenschap in Nederland wilt beschermen, maar dat dit alleen maar kan als je de staat Israël ook veilige grenzen gunt. Het CDA en D66 doen dat blijkbaar niet.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik vind het juist zeer goed dat D66 en CDA de motie hebben gesteund en daarmee Israël geen bevoorrechte of geprivilegieerde positie geven. Ik heb ook gezegd: als er mensenrechten worden geschonden of zaken worden gedaan door een staat die niet in de haak zijn, zoals Rusland, Turkije of Iran, dan staat de PVV vooraan om dat te veroordelen. En dat moet met Israël natuurlijk net zo goed het geval zijn. Dus hulde voor de partijen die die mooie motie hebben gesteund.
De voorzitter:
U was klaar. Dan ga ik nu door naar de heer Paternotte van D66. Gaat uw gang.
De heer Paternotte (D66):
Dank u wel, voorzitter. Er is geen vorm van racisme die zo'n lange en pijnlijke geschiedenis heeft in Europa als antisemitisme, met de Holocaust als de allerzwartste bladzijde. Het is een vorm van haat met een hele lange continue geschiedenis, van de pogroms tijdens de eerst kruistocht in de elfde eeuw, eeuwenlang steeds weer terugkerend in Europa tot aan de Shoah. Tien eeuwen later zijn er helaas steeds meer voorbeelden van antisemitisme. Ik ken zelf ook het gevoel dat heel veel Joden in Nederland helaas nog steeds hebben. Gister sprak ik nog iemand ter voorbereiding op dit overleg die me vertelde waarom hij nooit meer naar voetbalwedstrijden gaat. Toen ik bij mij thuis om de hoek bij Rosj Pina op bezoek ging, zag ik hoe kinderen daar moeten spelen achter een hele hoge muur met prikkeldraad erboven.
De indieners beschrijven het probleem eloquent. Heel veel dank voor hun harde werk. Ik zou in dit overleg een paar aspecten willen benoemen en ook nog een voorstel willen doen.
Allereerst noemen de indieners de Joodse gemeenschap de kanarie in de kolenmijn. Als Joden zich niet veilig voelen in een samenleving, dan is dat vaak een voorbode gebleken voor een breder intolerantieprobleem dat meerdere minderheden raakt. Joden kregen de schuld van de pestepidemie in de veertiende eeuw en van de economische crisis in de Weimarrepubliek. We gaan nu weer een recessie in en het coronavirus zorgt voor onzekerheid in de hele wereld. We weten dat vooroordelen in recessietijd opleven en een grotere rol spelen. Dat maakt het des te meer noodzakelijk om racisme en antisemitisme te stoppen.
De indieners schrijven terecht dat er onder Joden sprake is van meldingsmoeheid. Dat werd al eerder genoemd. Slechts een kwart van de Joden doet aangifte van antisemitische misdrijven. Mevrouw Buitenweg gaf net een mooi voorbeeld van hoe dat kan gaan en van hoe je ontmoedigd kunt worden als je dan toch een keer naar de politie stapt, maar daar merkt dat er op dat moment te weinig begrip is, ook omdat het ingewikkeld is. Er is een voorstel om de aangiftebereidheid te verhogen, waarvan wij denken dat dat goed zou zij. Het komt ook naar voren in het WODC-rapport over hatecrimes. Dat is het pleidooi, ook ondersteund door het CIDI, om in Nederland een proef te doen met gespecialiseerde discriminatierechercheurs. Direct kunnen spreken met een specialist op het gebied van discriminatiezaken wekt het vertrouwen bij slachtoffers dat er een juiste behandeling volgt en dat er ook opvolging wordt gegeven. De beperkte opvolging die nu vaak plaatsvindt bij alle aangiften van discriminatie leidt ertoe dat mensen denken: heeft het wel zin om aangifte te doen? Een aangifte bij discriminatie is nou eenmaal fundamenteel anders dan bij een inbraak of bij openbare geweldpleging. Ik vraag de indieners dus of zij – ook naar aanleiding van het opstellen van hun nota, de recente ontwikkelingen en het WODC-rapport – ook menen dat Nederland opvolging zou moeten geven aan de wens van onder andere deze Joodse organisaties die vorig jaar ook naar voren kwam in de motie van mevrouw Bergkamp, mevrouw Van den Hul en mevrouw Özütok. Daarnaast vraag ik hun of ze zelf nog instrumenten voor zich zien om de meldingsbereidheid en het vertrouwen in de politie onder Joodse Nederlanders te herstellen.
Voorzitter. Ik heb ook nog een vraag aan de Minister hierover. Domheid en onwetendheid – de heer Van der Molen gaf net al een mooi voorbeeld – spelen natuurlijk een grote rol. Soms denken mensen stoer te zijn door zich antisemitisch te uiten. Zou het niet verstandig zijn om te zeggen dat alle misdadigers die veroordeeld zijn voor antisemitisme hun straf pas hebben uitgezeten als ze het wel hebben moeten begrijpen, als ze in Westerbork zijn geweest, dus als er bovenop hun straf ook dat leerelement zit? Het gebeurt soms al, maar zouden we het niet bij alle veroordeelden moeten doen? Ziet de Minister ruimte om daar, ook in de reclassering, mogelijkheden voor te creëren?
Voorzitter. De initiatiefnemers noemen terecht het antisemitisme bij extreemlinks en extreemrechts en bij delen van de moslimgemeenschap. Het is ook wel goed om even een positieve ontwikkeling te benoemen. De Labourpartij in Engeland is met een catharsis bezig door afstand te nemen van een recente periode waarin antisemitisme binnen die partij kon ontstaan. Maar aan de andere kant zijn die positieve ontwikkelingen er niet. De heer Van Dijk zei dat terecht. We zien in Nederland dat Thierry Baudet complottheorieën over de Joodse filantroop George Soros verspreidt. De initiatiefnemers noemen het cliché van de Joodse wereldheerschappij en de vermeende ontrouw aan de natie als bekende verschijningsvormen van klassiek antisemitisme. Dat zijn precies de verwijten die aan het adres van George Soros gericht zijn.
De voorzitter:
De heer Markuszower heeft een vraag aan u.
De heer Markuszower (PVV):
Ja, we hadden het er net al over. De heer Paternotte herhaalt het. Waarom is kritiek op Soros antisemitisme? Alleen maar om het feit dat Soros zelf zegt dat hij Joods is? Of mag je geen kritiek hebben op mensen als ze zeggen dat ze Joods zijn? Is dat gelijk antisemitisme?
De heer Paternotte (D66):
De kritiek op Soros staat eigenlijk in een traditie van de suggestie van Joodse wereldheerschappij. Dat staat ook heel goed in de nota beschreven. In Hongarije heeft Viktor Orbán overal posters opgehangen met een grijnzende als bankier neergezette Soros met de vraag: gaan we ons land aan hem uitleveren? De suggestie dat deze man overal de natiestaten wil ondermijnen wordt precies op een manier gebracht in lijn met alle clichés over Joodse wereldheerschappij, die terecht zijn beschreven als een voorbeeld van klassiek antisemitisme.
De voorzitter:
De heer Markuszower, afrondend.
De heer Markuszower (PVV):
Die Soros is gewoon een heel vervelende intrigant. Dat mag je natuurlijk best zeggen. Het is volgens mij een zelfhatende Jood, als hij Joods is.
De voorzitter:
Ik wil graag een vraag horen. U hebt al behoorlijk wat interrupties gehad, dus stelt u snel uw vraag. Dan gaan we daarna door naar de heer Paternotte.
De heer Markuszower (PVV):
Het lijkt me zelfs eerder een vorm van stereotype van D66 als ze Soros als Jood neerzetten. Viktor Orbán doet dat helemaal niet. De enige die Soros als Jood neerzetten, zijn...
De voorzitter:
En uw vraag is?
De heer Markuszower (PVV):
Dat zijn D66 en Soros zelf. Verder doet echt helemaal niemand dat in dat hele Hongarije.
De heer Paternotte (D66):
De heer Markuszower heeft net al duidelijk gemaakt dat mensen die het niet met hem eens zijn en die niet op de PVV stemmen wat hem betreft geen goede Joden zijn. Ik vind dat echt een belachelijke, waanzinnige en totaal onzinnige manier van denken. Zonet zei hij nota bene nog over iemand die moslim is: als die iets doet, dan is dat aan hem om te bepalen of hij moslim is. En nu zegt hij dat de heer Soros geen Jood is omdat hij het niet met hem eens is.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Paternotte (D66):
Ik kan daar echt helemaal niet bij.
De heer Markuszower (PVV):
Dat heeft...
De voorzitter:
Nee, nee, nee, nee, nee, nee, nee.
De heer Markuszower (PVV):
Maar dit is een persoonlijk feit.
De voorzitter:
Nee, nee, nee, nee, nee, nee. U heeft meer dan genoeg ruimte gehad.
De heer Markuszower (PVV):
Maar hij citeert mij verkeerd.
De voorzitter:
U heeft bijna alle Kamerleden een vraag kunnen stellen en vice versa. Ik ga nu door met de heer Paternotte. Hij heeft nog één minuut.
De heer Paternotte (D66):
Voorzitter. Oud-Kamerlid Boekestijn riep Baudet op om te stoppen met het verspreiden van antisemitische complottheorieën. De voorbeelden van Jongeren Forum voor Democratie werden net ook aangehaald. Ik zou de initiatiefnemers willen vragen om te reflecteren op de vraag hoe je hier nou mee om moet gaan in de zin van: wat doe je nou als je tot politieke samenwerking komt met een partij die dit soort theorieën verspreidt?
Voorzitter, ten slotte. Het is heel erg belangrijk dat de overheid het goede voorbeeld geeft en geen schijn van antisemitische motieven wekt. Dus het verstrekken van subsidies aan organisaties die zich schuldig maken aan antisemitische uitlatingen, moet te allen tijden voorkomen worden. Hetzelfde geldt voor organisaties met bestuurders die onacceptabele uitspraken doen. Dus de vraag die ik aan de initiatiefnemers zou willen stellen is hoever zij die subsidiemaatregelen zouden willen laten gaan.
Voorzitter, afrondend.
De voorzitter:
Ja, uw laatste zinnen.
De heer Paternotte (D66):
De initiatiefnemers leggen het probleem helder op tafel: daders aanpakken en duidelijk maken dat wij als Nederland weer voorop willen lopen als een land waar iedereen zichtbaar zichzelf kan zijn.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan ga ik nu door naar mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie voor haar inbreng.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. «A country is not only what it does. It is also what it tolerates.» Die uitspraak van Kurt Tucholsky, een Duitse schrijver van Joodse komaf, kwam ik tegen in Yad Vashem, waar ik in januari was. Die uitspraak zet je aan het denken over wat voor land we willen zijn. Ik heb het ervaren als een appel op mijzelf en op onze samenleving over wat voor land we willen zijn. Willen wij minderheden beschermen? Zijn zij vrij en veilig in ons land? In Yad Vashem trokken de beelden aan mij voorbij van hoe systematisch het antisemitisme in het dagelijks leven vorm kreeg. Een paar weken daarna zag ik in Auschwitz waar dit uiteindelijk toe heeft geleid. Nog steeds vind ik het moeilijk te bevatten waartoe mensen in staat zijn geweest. De tekenen daar spreken voor zich. We kunnen onze ogen daar niet voor sluiten.
In dit jaar herdenken we dat dit alles 75 jaar geleden is. Sindsdien zeggen we: dit nooit weer. In dit jaar herdenken wij en vieren wij onze vrijheid. In dit jaar is antisemitisme, haat tegen Joden, nog altijd aanwezig. Ik wil de initiatiefnemers daarom bedanken dat zij dit op de politieke agenda zetten en onder onze aandacht brengen, dat zij het bespreekbaar maken en ideeën neerleggen over hoe wij dit onrecht kunnen bestrijden. Ik weet dat ze veel gesprekken hebben gevoerd. Ik ben er zeker van dat die gesprekken een onuitwisbare indruk op hen hebben gemaakt en dat ze dat meenemen in de rest van hun leven.
«A country is not only what it does. It is also what it tolerates.» Vanmorgen spreken we over antisemitisme. Vanmiddag houden we een debat over racisme in Nederland. Ook daarin gaat het over het irrationele onderscheid dat wordt gemaakt tussen mensen en dat diepgeworteld is in onze samenleving. De initiatiefnemers geven aan dat de aard en de verschijningsvormen van antisemitisme niet alleen hardnekkig maar ook heel uniek zijn en hun eigen aanpak vergen. Ik vraag hun dat nog eens toe te lichten. Ik wil vragen aan het kabinet of het dat ook zo ziet. Verdient dit inderdaad een eigen aanpak? Wat zien de initiatiefnemers als oorzaak van het feit dat antisemitisme zo wijdverspreid lijkt te zijn en in het Nederland van vandaag de dag vanuit extreemlinks, extreemrechts en islamitische hoek komt? Vraagt dat om een «one size fits all»-aanpak of zijn er voor die verschillende vormen van antisemitisme ook verschillende aanpakken nodig? Graag een reactie.
Met mevrouw Yeşilgöz heb ik in het najaar een amendement ingediend waarin we aangegeven dat het nodig is dat er een nationaal coördinator antisemitismebestrijding komt – de initiatiefnemers benadrukken dat in deze notitie opnieuw – die de aanpak van antisemitisme in Nederland kan stroomlijnen en regisseren en tegelijkertijd de regering en de Kamer kan adviseren over een effectieve aanpak. Is de Minister van Justitie bereid om hier invulling aan te geven?
Iets van de vele gezichten van antisemitisme komt naar voren in de spreekkoren tijdens voetbalwedstrijden. Hoe kunnen we dergelijke spreekkoren wat de initiatiefnemers betreft het best bestrijden? Aan de Minister vraag ik of hij bereid is om met de KNVB in gesprek te gaan om tot concrete afspraken te komen over hoe ermee om te gaan wanneer dergelijke haat vanaf de tribunes wordt gescandeerd.
Een ander punt uit de nota dat ik graag wil uitlichten gaat over het onderwijs. Kunnen de initiatiefnemers nader toelichten hoe de docenten beter ondersteund kunnen worden bij onderwijs over de Holocaust? Mijn man is geschiedenisdocent. Via hem weet ik dat veel geschiedenisdocenten in het onderwijs aangeven dat op sommige scholen de Holocaust gewoon niet bespreekbaar is. Hoe kan het onderwijs over de Joodse gemeenschap in ons land worden verbreed en niet alleen gaan over negatieve gebeurtenissen, maar juist een breder en vollediger beeld vertellen? Ik vraag dit ook aan het kabinet. Kunnen zij daarop ingaan?
Afgelopen maandag kregen mevrouw Yeşilgöz en ik antwoord op onze vragen over de belagingen van het Joodse restaurant HaCarmel in Amsterdam. Tien bewuste vernielingen en bedreigingen in nog geen tweeënhalf jaar tijd. De Minister heeft eerder aangegeven dat de behandeling van antisemitische incidenten op de agenda staan van zijn overleg met het OM en de politie, maar ik lees in de beantwoording dat wel over algemene discriminatie wordt gesproken, maar niet specifiek over antisemitisme. Wil de Minister ook expliciet de afhandeling van antisemitische incidenten in het overleg met het OM aan de orde stellen?
Hoe reageert de Minister in eerste instantie op het initiatief van de ChristenUnie en GroenLinks om hatecrimes zwaarder te bestraffen?
De voorzitter:
U bent klaar?
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik wil nog één vragen stellen, als dat mag.
De voorzitter:
In één zin.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dat kan. Het amendement dat ik eerder met mevrouw Yeşilgöz heb ingediend, was erop gericht om geld ter beschikking te stellen specifiek voor de aanpak van antisemitisme. De brief met de bijlage die we hebben ontvangen van het kabinet over discriminatie...
De voorzitter:
Dat is geen één zin.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
... lijkt erop te wijzen dat er veel breder... Sorry, ik moet even die zin herformuleren. Er wordt veel meer gefinancierd vanuit het potje geld dat specifiek voor antisemitisme bedoeld was. Kan de Minister dit toelichten? Want het had een ander doel.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter, u bent zo streng dat we soms af en toe een beetje gaan hakkelen. Een vraag aan mevrouw Schouten. Antisemitisme is verwerpelijk.
De voorzitter:
Het is mevrouw Van der Graaf.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Sorry, excuus. Zie je, dat doet u allemaal, voorzitter!
De voorzitter:
Ik draag deze last op me en zal achteraf wel excuses aanbieden, maar nu gaan we door. U stelt een vraag aan mevrouw Van der Graaf.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ja, aan mevrouw Van der Graaf. Antisemitisme is verwerpelijk, daarover geen discussie. Maar ik heb de indieners al gevraagd of ze kunnen uitleggen waarom die specifieke aanpak nodig is. Dan zeggen ze dat dit te maken heeft met de onevenredige druk en de historie. Maar als je nu kijkt naar de historie van de Surinaamse gemeenschap en de slavernij – en we gaan vanmiddag praten over racisme – hoe kijkt mevrouw Van der Graaf dan aan tegen die specifieke aanpak van antisemitisme? Vindt zij die gerechtvaardigd of niet?
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Het antwoord is ronduit: ja, dat vind ik gerechtvaardigd. Dat vindt de ChristenUnie ook gerechtvaardigd. Laat ik helder zijn. Alle vormen van discriminatie, van racisme, van geweld tegen mensen om wie ze zijn, omdat ze uit een bepaalde bevolkingsgroep afkomstig zijn of een bepaalde overtuiging aanhangen, moeten we te allen tijde bestrijden. Dat is onze rechtsstaat. Die moet daarvoor bescherming bieden. Maar we zien dat het diep geworteld is in onze samenleving. Dus dit vraagt een diepere kijk. Ik denk dat de initiatiefnemers met de nota die zij hebben neergelegd, hebben aangewezen dat ook voor antisemitisme er verschillende oorzaken zijn, diep geworteld in de geschiedenis. Dat vraagt ook om een specifieke kijk. Het risico is dat, als je alles wilt doen en niet wilt kijken naar de diepere onderliggende oorzaken, je niet tot de kern komt om het aan te pakken. Vanmiddag spreken we over een bredere racismeaanpak. Ook daar moeten we kijken naar de onderliggende oorzaken, maar voor antisemitisme vind ik een specifieke aanpak zeker gerechtvaardigd.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Maar stel nou dat er vanmiddag een partij is die zegt: ik vind die geschiedenis van de Surinaamse gemeenschap zó verschrikkelijk, ik pleit voor een specifieke aanpak van het racisme richting hen. Dan is het toch vreemd om dat niet te steunen en dit wel? Dat is dan toch een ongelijke behandeling, gek genoeg, of zie ik dat verkeerd?
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Nee. Ik denk dat we discriminatie altijd zullen moeten bestrijden. Dat we nu specifieke aandacht vragen voor de aanpak van antisemitisme betekent niet dat we niet ook moeten kijken naar andere vormen van discriminatie en naar racisme. Dat is dus niet wat we bepleiten. Ik denk wel dat het nodig is om ook specifiek naar antisemitisme te kijken. Ik heb de indieners ook gevraagd om daar nog een nadere toelichting op te geven, want juist op zo'n dag als vandaag denk ik dat het echt op z'n plaats is om dat onder woorden te brengen.
De voorzitter:
Dank u. Ik ga graag naar de heer Bisschop van de SGP voor zijn inbreng.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Allereerst dank aan de initiatiefnemers voor deze nota. Dat agendeert dit punt nog eens een keer heel expliciet. Dat is waardevol.
Mevrouw de voorzitter. Er is eigenlijk wat vreemds aan de hand in Nederland. Op allerlei gebieden lopen we voorop in de wereld, of het nu gaat over het klimaat of over mensenrechten, maar als het gaat over bestrijding van antisemitisme, dan bungelen we een beetje onderaan. We hebben geen Holocaustmuseum, terwijl daar wel alle aanleiding toe zou zijn. Een nationaal coördinator antisemitismebestrijding vonden we lange tijd eigenlijk niet nodig. Aan het overnemen van de internationale definitie van «antisemitisme» hadden we lange tijd geen behoefte. En dat – collega's hebben er al op gewezen – terwijl Nederland wat betreft antisemitisme een bijzonder schrijnend verleden heeft. Zie de geschiedenis van de Joodse gemeenschap in de oorlog en daarna.
De SGP waardeert het daarom des te meer dat de initiatiefnemers met hun nota urgentie aanbrengen. Dat is geen luxe, zo hoorden we onlangs nog vanuit de Joodse gemeenschap. Het volgende voorbeeld werd genoemd. Bij het openen van een museum over de oudheid kunnen journalisten meteen enthousiast worden, maar als het gaat over een museum dat betrekking heeft op de Holocaust en het Nederlandse aandeel daarin, dan kan de vraag zomaar rijzen waarom dat nou eigenlijk nodig is. Laat deze nota wat dat betreft een trendbreuk zijn.
Ik sta eerst even stil bij het onderwijs, want kwaad wordt niet zelden gevoed door onwetendheid, onbewuste of bewuste domheid. Basale kennis over de Joodse gemeenschap is dus onmisbaar. Er zijn werkelijk mensen die verbaasd opkijken als je vertelt dat de Joodse Nederlanders hier, sinds de jaren zestig, niet als gastarbeider zijn binnengekomen. Er zijn zelfs nog mensen die echt geloven dat het zeer verwerpelijke sprookje van de Protocollen van de wijzen van Sion een origineel en betrouwbaar document is. Mijn aangenomen motie vraagt om actieve ondersteuning van scholen door de overheid om leerlingen in contact te brengen met de Joodse gemeenschap. Delen de initiatiefnemers het doel dat elke leerling actief kennis dient te maken met de Joodse gemeenschap? Dat hoeft dan niet in Amsterdam te zijn; dat kan ook in de plaatselijke sjoel.
De SGP heeft verder in de afgelopen jaren regelmatig signalen gehoord over gebrekkige lesmethoden. De vraag aan het kabinet is of het bereid is om te voorkomen dat onjuiste beeldvorming en voorlichting in lesmethodes terechtkomen, en om dat zo nodig met uitgevers te bespreken. Dat kan eventueel ook via de nog te benoemen nationaal coördinator.
Het punt van veiligheid – ook collega's hebben daar al op gewezen – blijft een punt van zorg. Het meer genoemde Joodse restaurant in Amsterdam heeft wekelijks, nog steeds, te maken met beledigingen en scheldpartijen. Ga daar op bezoek, blijf daar een uurtje of een paar uur zitten, en bijna gegarandeerd komt er wel iemand op de fiets voorbij die een antisemitische, een anti-Joodse opmerking schreeuwt. Daar zijn wel beelden van, maar geen geluidsopnames. Mijn vraag aan de Minister is wat hij daaraan gaat doen.
Er blijft ook onvrede over de aangifte, waardoor de bereidheid om aangifte te doen daalt. De initiatiefnemers verwijzen naar de inzet van het Joods Politie Netwerk. Dat is mooi, maar ook te gemakkelijk en te weinig. Het moet een verantwoordelijkheid van de hele justitieketen zijn. De SGP vindt daarom dat er een speciale eenheid bij de politie en het Openbaar Ministerie moet komen, die moet leiden tot meer aangiftes en meer veroordelingen. Is de Minister bereid om dit op te pakken?
De aangenomen motie-Van der Staaij vroeg de internationale definitie van antisemitisme te steunen. Hoe gaat de Minister dit concreet doorvertalen in het toepassen in het strafrecht, zodat we daarmee aangifte en vervolging kunnen verbeteren? Het is ook mooi om opnieuw in de krant te lezen dat de initiatiefnemers strengere straffen willen voor haatmisdrijven. Maar wanneer staat dat in het Staatsblad? Want daar komt het tot wel een beetje op aan.
Tot slot de coördinator antisemitisme. De initiatiefnemers verwachten veel van die coördinator. Dat is prima. Het duurt alleen wel erg lang. Wanneer is de benoeming van de nationaal coördinator? En vinden de initiatiefnemers ook dat er, net als naar aanleiding van het verslag van de Ombudsman, een jaarlijks debat over dit thema in het parlement moet zijn, zeker ook gezien het feit dat het aantal antisemitische incidenten jaarlijks toeneemt?
De voorzitter:
U bent klaar, neem ik aan?
De heer Bisschop (SGP):
Ik rond af met een opmerking over de traagheid, die blijkbaar ook van toepassing is ten aanzien van de middelen. In 2020 en 2021 is er 1,5 miljoen euro beschikbaar. Vandaag zijn we op de helft van 2020, maar ik heb nog geen budget gezien waaruit een euro is toegekend. Wanneer wordt dat geconcretiseerd?
Ik dank u zeer.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Van Dijk heeft nog een vraag.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Vorige week had ik het debat met de heer Bisschop over uitbreiding van artikel 1 van de Grondwet met het verbod op discriminatie van mensen met een handicap en mensen met een andere seksuele oriëntatie. De heer Bisschop weet precies wat ik bedoel. Hij zei: dat moeten we niet doen; we moeten geen specifieke dingen gaan noemen, we moeten gewoon discriminatie verbieden. Punt! Hij heeft er nog een mooi amendement op ingediend. Maar nu is hij wel groot voorstander van een specifieke coördinator antisemitisme. Hoe moet ik dat rijmen met zijn betoog van vorige week?
De heer Bisschop (SGP):
Dat lijkt mij voor de hand te liggen. Een Grondwet is een basiswet. Daarin zet je de contouren, de spelregels neer. Dat moet je niet verbijzonderen. Dat doe je in organieke wetten. Dat doe je in beleidsmaatregelen. En vandaar dus dat dit naadloos op elkaar aansluit. Ik ben voor maatregelen, voor wetgeving als het gaat om racismebestrijding, voor het specifiek benoemen en het specificeren van allerlei vormen van racisme en daar gericht beleid op te zetten, maar ik ben tegen het verbijzonderen in de Grondwet. Dat is eigen aan de Grondwet, volgens mij.
De voorzitter:
Dat lijkt mij helder. Dank.
Ik kijk even naar de heer Grapperhaus of het wel goed gaat met hem. Anders schors ik even kort.
Minister Grapperhaus:
Voorzitter. Ik durf het bijna niet tegen de bodes te zeggen, maar ik verslikte mij in de koffie. Vandaar de hoestbui.
De heer Bisschop (SGP):
Ik vroeg me al of u misschien een Fisherman's Friend nodig had. Dan is die hier beschikbaar.
Minister Grapperhaus:
Voorzitter, zo reiken wij elkaar de hand.
De heer Bisschop (SGP):
Kijk! Ik kom er eentje brengen.
De voorzitter:
Nee, dat gaan we niet doen, want dat lopen is weer onhandig. Er wordt gehaald en gebracht. Inderdaad samen sterk. Ik hoor de heer Paternotte dat zeggen.
De heer Van Dijk gaat nu even streng voorzitten, want dan kan ik zelf ook nog een inbreng leveren.
Voorzitter: Jasper van Dijk
De voorzitter:
Voorzitter, ik ga héél streng voorzitten. Ik geef het woord aan mevrouw Kuiken van de Partij van de Arbeid.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Voorzitter, dank. Ik begon deze vergadering al met een bedankje aan de initiatiefnemers voor de moeite die zij hebben gedaan. Ik probeer me altijd voor te stellen hoe het zou zijn als je opgroeit als Joodse Nederlander in Nederland en je bent slachtoffer van antisemitisme, je voelt je niet meer helemaal veilig of je kinderen krijgen les achter beveiligde hekken. Gelijktijdig: je ziet het, je weet het, maar toch je kun er niet helemaal bij met je gevoel. Ik denk dat dat voor heel veel Nederlanders geldt. Maar dat neemt niet weg dat we de dure plicht hebben om wat we zien en wat we weten, te onderkennen, daar gevoel bij te ontwikkelen, daar kennis over te ontwikkelen en er samen voor te staan dat we dat niet alleen in woord maar ook in daad heel serieus nemen. Ik denk dat er, wat dat betreft, in de initiatiefnota hele belangrijke en waardevolle voorstellen staan. Het wetsvoorstel dat gisteren is ingediend door de heer Segers en mevrouw Buitenweg draagt daar ook aan bij.
Ik zou in mijn inbreng een aantal concrete vragen willen stellen en een aantal suggesties willen doen, maar ik begin met te zeggen dat antisemitisme bestrijden ook begint met zelfkritisch zijn. Dat zeg ik ook richting de heer Markuszower. U mag mijn partij of andere partijen van alles verwijten, maar ik weet wel dat in de Britse politiek Corbyn nu stappen heeft gezet om het antisemitisme te bestrijden. Wij voeren dat debat voortdurend in onze partij: hoe gaan we daarmee om? Maar op het moment dat er één kritische vraag aan u wordt gesteld, zeg ik via u, voorzitter, dan geeft u niet thuis. Ja, dan zegt u: dat is mijn vriendje, en mijn vriendjes val ik niet aan. Zo werkt het niet. Of je neemt antisemitisme serieus. Als er antisemitische uitingen zijn, ook van je grootste vriend, dan benoem je dat ook. Dan bestrijd je dat ook. Dan geef je thuis en dan kijk je niet weg. Dan geef je niet Joden zelf ook nog eens een keer de schuld dat zij zichzelf slachtoffer maken van antisemitisme. Ik ga er geen grote woorden aan wijden, maar ik vraag alleen aan de heer Markuszower via u, voorzitter, of hij alsjeblieft een beetje zelfkritisch kan zijn en in de spiegel wil kijken.
De voorzitter:
De heer Markuszower werd duidelijk aangesproken. Hij mag daarop reageren.
De heer Markuszower (PVV):
Allereerst, Corbyn was natuurlijk niet alleen leider van een partij waar veel antisemitisme was. Hij was natuurlijk zelf een van de grootste antisemieten in Europa. Dat verwijt ik de PvdA, die de antisemiet Corbyn zelf op hun partijcongres, op de rode loper huggend met de partijleider, heeft uitgenodigd en ook nog in de Kamer, in het kantoor van Asscher zelf. Het punt is niet dat Corbyn stappen heeft ondernomen om het antisemitisme terug te dringen. Misschien is dat ook waar. Maar wat ik Corbyn en de PvdA verwijt, is dat Corbyn zelf een grote antisemiet is en bijvoorbeeld Hamasterroristen heeft geëerd. Hij heeft Hezbollahterroristen geëerd die Joodse kinderen hebben vermoord. Er is een lijst van 39 antisemitische punten die Corbyn zelf heeft gedaan waaruit enorme Jodenhaat blijkt. Dus dat over Corbyn. Ik heb ook gezegd... Ik ben volgens mij best zelfkritisch. Ik ben overigens een van die Joden die achter dat glas op school heeft gezeten, die elke dag sinds... Ik ben nu 42. Er is volgens mij geen dag voorbijgegaan in de afgelopen 42 jaar dat ik niet ben herinnerd aan de Jodenhaat die er ook in Nederland is. Dus ik ben me heel goed bewust van de tendensen in de Nederlandse maatschappij, in Europa en überhaupt in de wereldcontext. Ik begrijp dat allemaal heel goed...
De voorzitter:
Oké, meneer Markuszower. U heeft uitgebreid kunnen reageren en moet nu gaan afronden.
De heer Markuszower (PVV):
Eén ding nog. Ik heb richting de heer Paternotte gezegd dat als mocht blijken dat iemand die ik eerder een vriend heb genoemd toch iets heeft gezegd wat mij niet bevalt op dat gebied, ik de eerste ben die een klap zal uitdelen. Ik heb gezegd dat dat geen letterlijke klap zal zijn, want dat zou strafbaar zijn. Dus ik ben wat dat betreft bijzonder zelfkritisch, vind ik.
De voorzitter:
Mevrouw Kuiken gaat verder met haar betoog.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik mag nog reageren, geloof ik. Het eerste wat de heer Markuszower doet op het moment dat ik hem een vraag stel, is weer terugslaan. Dat kan, maar dan komen we niet verder in het debat. Dus laat mij zelfkritisch blijven over politieke partijen elders in Europa die niet goed hebben gehandeld. Dat zullen we blijven doen en dat gesprek gaan we ook aan. De heer Paternotte geeft het voorbeeld van een leider, of een leidster, van Forum voor Democratie in Amsterdam. De heer Van Dijk geeft het voorbeeld van een aantal jongeren binnen een organisatie van de jongerenvereniging van Forum voor Democratie waar antisemitische uitingen zijn gedaan. Dat zijn gewoon feiten en die zijn ook openbaar. Ik vraag u: neem daar dan afstand van, wees daar ook kritisch op en spreek daar de voorman van Forum voor Democratie op aan. En dan geeft u niet thuis. Is dat niet een beetje hypocriet, vraag ik dan toch langzamerhand een beetje geïrriteerd.
De voorzitter:
De tweede en laatste reactie van de heer Markuszower.
De heer Markuszower (PVV):
Ik zal kort zijn. Nogmaals, ik hoef niet alles te vertellen wat ik...
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik neem uw pijn niet weg. Ik bedoel, dat snap ik wel.
De heer Markuszower (PVV):
Nee, nee. Ik hoef niet alles te vertellen wat ik in mijn privéleven doe, maar ik heb mevrouw Nanninga zelf gesproken over die tweets, want ik vond ze walgelijk. Ik vond het verschrikkelijk. Maar ze heeft er afstand van genomen, het in een context geplaatst en gezegd dat het een grap was. Ik moet u eerlijk zeggen: ik geloofde dat verhaal. Wat mij betreft is daarmee de kous af. Het was jaren geleden en het was in een cynische context. Ze had dat niet moeten doen. Ik vond het superdom. Het was waarschijnlijk ook, nou, zeer onprettig. Ik vond dat zeer onprettig, maar zij heeft er afstand van genomen. Ze is in die synagoge geweest en ze heeft haar goede wil getoond. Op een gegeven moment houdt het dan ook op. We moeten dan niet zo kleinzielig zijn. Het is niet om terug te slaan, maar Corbyn zelf heeft nog nooit afstand genomen van al die antisemitische zaken die hij heeft gedaan, en dat is wel het verschil.
De voorzitter:
Oké, dat heeft u net ook gezegd.
De heer Markuszower (PVV):
Je moet mensen ook de gelegenheid geven... Als ze een fout hebben gemaakt en als ze die hebben hersteld, dan moet je op een gegeven moment kunnen zeggen: zand erover. Dat heeft Corbyn nooit gedaan.
De voorzitter:
Helder. Mevrouw Kuiken vervolgt haar betoog.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Nou, zelfkritiek kost wat tijd, maar we komen zo langzamerhand wel ergens, denk ik dan maar weer. Maar goed, ik wilde alleen maar zeggen dat antisemitisme niet exclusief iets van één groep is. Het komt links voor, het komt rechts voor, het komt in islamitische kringen voor, en dat maakt ons bondgenoten in de strijd tegen antisemitisme.
Voorzitter. Ik heb een aantal concrete suggesties en vragen. Laat ik even de vragen stellen over de nationaal coördinator. Op zich voel ik daar heel erg voor, maar gelijktijdig worstel ik met de vraag: waarom dan alleen antisemitisme? Ik ben daar oprecht nog niet uit. U moet mij daarin meenemen en u zult mij daarvan moeten overtuigen.
Een aantal terechte vragen zijn ook door anderen gesteld, onder andere over de spreekkoren. Ik kijk ook naar de Minister van Justitie en Veiligheid. Er zijn zoveel spreekkoren, bijna dagelijks. Worden er dan ook meteen, acuut wedstrijden stilgelegd? Volgen er meteen sancties? Ik denk dat dat ontzettend belangrijk is.
Over de aanpak van antisemitisme. De meeste mensen die het meemaken hebben gewoon geen vertrouwen meer in de politie dat aangifte doen überhaupt zin heeft. Er is te weinig kennis en zaken blijven liggen. Er is inderdaad eerder een motie ingediend door D66, GroenLinks en onze eigen partij om te komen tot gespecialiseerde rechercheurs die discriminatie kunnen aanpakken. Ik vind echt dat we daar vandaag weer het initiatief toe moeten nemen. Ik vraag aan de indieners wat zij daarvan vinden. Op het moment dat je die niet hebt en aangifte geen zin heeft, kun je allerlei dingen gaan vragen in het vervolgtraject, bijvoorbeeld als het gaat over daders, maar dan verandert er helemaal niets. Ik leg deze vraag ook heel nadrukkelijk bij Minister Grapperhaus neer. Ik vind dat die gespecialiseerde rechercheurs er moeten komen om discriminatie aan te pakken. Zij hebben de kennis, de kunde en ook de doorzettingsmacht om juist die ingewikkelde zaken van antisemitisme serieus op te pakken. Dat is echt nodig om een kentering mogelijk te maken.
De voorzitter:
Mevrouw Kuiken, u heeft nog een halve minuut.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Laat ik dan afronden met: laat ook straf echt een vervolg krijgen. In een taakstraf moet het een uiting krijgen, maar ook als je een vog moet krijgen of als je als bestuur opdrachten verleent. Antisemitisme en overheid gaan niet samen.
Mijn allerlaatste opmerking. Het is heel goed dat in het onderwijs aandacht wordt besteed aan wat Joden in het verleden is overkomen. Maar laten we ook stilstaan bij de positieve dingen, van Spinoza tot Simon Carmiggelt, want de Joods-Nederlandse cultuur is meer dan alleen slachtofferschap. Ik ben benieuwd naar de antwoorden.
Voorzitter: Kuiken
De voorzitter:
We schorsen tot vijf over halftwaalf en dan zijn we terug in deze zaal.
De vergadering wordt van 11.22 uur tot 11.41 uur geschorst.
De voorzitter:
Lieve mensen, we gaan starten met de beantwoording door de indieners van de initiatiefnota. Ik geef graag de heer Segers het woord voor de beantwoording van de vragen die aan hem zijn gesteld. Ik neem aan dat u zelf even de verdeling aangeeft van wie wat gaat doen.
De heer Segers (ChristenUnie):
Met dat laatste zal ik beginnen, mevrouw de voorzitter; dank daarvoor. Ik zal even iets vertellen over het waarom van de nota, waar het vandaan komt. Oké, we hebben een persoonlijke motivatie. Er is gevraagd waarom specifiek antisemitisme. Waarom moet je dat er nou uitlichten? Daar wil ik op ingaan. Vervolgens wil ik spreken over het verschil tussen antisemitisme en kritiek op Israël of antizionisme. Verder zal ik spreken over onderwijs, waar ook veel vragen over zijn gesteld. Collega Yeşilgöz zal spreken over bronnen van antisemitisme. Waar komt het nou vandaan? Uit welke hoek komt het nou? We zullen spreken over voetbalsport, over sociale media, dus online, en wat daar gebeurt, over veiligheid en over de nationaal coördinator. Daarmee hebben we de vragen hopelijk beantwoord. Als er vragen overblijven, horen we dat uiteraard.
Mevrouw de voorzitter. Het is goed dat we hierover spreken. Het is ook mooi om te merken dat dit ons allemaal raakt en dat het ons weliswaar misschien hier en daar verdeelt in de interrupties en bijdragen, maar dat we vooral allemaal verbonden zijn in de strijd tegen dit veelkoppig monster. Antisemitisme is een kwaad wat iedere keer weer in de geschiedenis en op alle plekken van de wereld de kop opsteekt. Het is irrationeel, het is onbegrijpelijk maar hardnekkig en ogenschijnlijk onuitroeibaar. Maar dat betekent niet dat we de strijd moeten opgeven. Dat is de motivatie voor collega Yeşilgöz en mij om deze nota te schrijven.
Dat is eigenlijk begonnen met een ontmoeting met Joodse jongeren in HaCarmel, het restaurant. Dat was een heel indrukwekkende ontmoeting en dat was ook het begin van onze samenwerking. Wij zaten daar in een kring en al die jongeren vertelden een voor een hoe zij met antisemitisme te maken hadden gehad. Zij zijn allemaal slachtoffer geweest van grote of kleine incidenten. Wat mij toen het meeste aangreep, was dat iemand zei: «Een incident is één ding. Een opmerking in de klas. Een hakenkruis ergens op getekend. Lelijke en pijnlijke woorden. Maar het ergste is het zwijgen van de omstanders.» Dat trof mij en dat was voor ons een aanmoediging om ons één ding voor te nemen, namelijk niet zwijgen maar spreken. Dat is in ieder geval mijn eigen voornemen.
Het trof mij ook wat collega Van der Molen zei: antisemitisme is niet geïmporteerd. Het is niet opeens hier aan komen waaien met een immigratiegolf. Het is hier al heel lang en dat is heel pijnlijk om te zeggen. Ik zeg het maar hardop. Ik ben zelf vernoemd naar Maarten Luther. Maarten is mijn tweede naam. Een man met grote verdiensten en grote gedachten, maar ook een man met verschrikkelijke ideeën over Joden. Hij heeft een boekje over Joden geschreven en ik denk dat als mijn ouders dat hadden geweten, ze nog een keer heel goed hadden nagedacht. Het zit dus ook in de christelijke wortels van onze cultuur en dat is heel pijnlijk, maar wel zo eerlijk om te zeggen. Mevrouw Kuiken zei: het begint met zelfkritiek. Laat ik het dan maar gewoon hardop zeggen: het zit ook in de christelijke traditie. Het zijn de gruwelijke, zwarte bladzijden van onze geschiedenis. Onbegrijpelijk nu, irrationeel, maar toch hardnekkig en ogenschijnlijk onuitroeibaar.
Voor mijzelf was ook een bijeenkomst in de Ridderzaal, nu exact een jaar geleden, heel indrukwekkend. Daar zaten vertegenwoordigers van de Joodse en de christelijke gemeenschap. Daar is gesproken over schuld en over de zwarte bladzijden van de Tweede Wereldoorlog. Mensen hebben hun verhaal nog kunnen vertellen. De laatste overlevenden zijn nog onder ons. Er was een Duitse predikant die om vergeving vroeg. Het was een heel indrukwekkende bijeenkomst. Zo dichtbij is het nog. Afgelopen najaar heb ik een bezoek gebracht aan Oekraïne, waar 2.000 massagraven van Joodse slachtoffers zijn, met tot wel 60.000 slachtoffers in 1 massagraf. Er zijn onbeschrijfelijke dingen gebeurd. Dat is nog maar pasgeleden. Collega Markuszower refereerde aan zijn eigen familiegeschiedenis; zijn familie is eigenlijk ternauwernood de dans ontsprongen en daarom zit hij hier. Maar het had ook heel anders kunnen aflopen. Zo dichtbij is die geschiedenis en is dat kwaad.
Het mooie van dit jaar is dat de Minister-President naar het Wertheimpark is gegaan en de Auschwitzherdenking daar heeft aangegrepen om iets te zeggen wat al veel eerder had moeten worden gezegd en wat hij op een heel indrukwekkende manier zei. Hij heeft daar namelijk excuses aangeboden aan de Joodse gemeenschap. We hebben te weinig gedaan. Het is hier en daar goed geweest wat Nederlanders hebben gedaan, maar het is te weinig geweest. Daar heeft hij zijn excuses voor aangeboden en de emotie die dat losmaakte in de Joodse gemeenschap was heel indrukwekkend om te zien en die is ook helend. Ik hoop dat ook dit een heel klein stapje kan zijn, deze nota, dit debat, deze discussie, in de strijd tegen antisemitisme en uiteindelijk de strijd voor een fatsoenlijke, beschaafde samenleving waarin elke minderheid veilig is.
Dan kom ik bij de eerste vraag. Dat was een vraag van collega Jasper van Dijk en ook van collega Van der Graaf van de ChristenUnie: waarom nou speciaal antisemitisme; alle vormen van discriminatie zijn toch erg, alle vormen van racisme zijn erg, vanmiddag hebben we toch een debat over institutioneel racisme? Ik onderstreep dat uiteraard. Ik val de heer Van Dijk daarin bij: alle vormen zijn erg. Waarom dan toch dit onderwerp eruit gelicht? Ik denk dat daar een paar redenen voor zijn. Als je heel algemeen zegt dat elke vorm van discriminatie verkeerd is en het daarbij laat, zeg je eigenlijk niets. Dan is het echt maar de vraag of je daarmee recht doet aan de slachtoffers van een heel specifieke vorm van racisme of discriminatie, of dit voldoende erkenning is.
De vraag stellen is die beantwoorden, wat mij betreft: het is niet voldoende erkenning. Dat zien we ook terug in de stukken van verschillende kabinetten. Als je even terugbladert en kijkt waar het antidiscriminatiebeleid voorkwam en welke woorden daaraan werden gewijd, dan zie je dat dat heel algemeen was. Antisemitisme kwam daarbij zelden of nooit terug. Het had geen plaats. Kijk dan naar de omvang ervan. De omvang van de groep, de Joodse gemeenschap, is heel klein, 40.000–50.000 mensen misschien. Esther Voet van het NIW zegt altijd «je kunt de Arena niet vullen met de Joodse gemeenschap»; het gaat om een kleine gemeenschap, een kleine groep. Maar als je dan kijkt naar het percentage antisemitische incidenten in de gehele staat van discriminatie en racisme, zie je dat 41% van de klachten, van de aangiften, de meldingen een antisemitisch karakter heeft. Dus die hele kleine groep vangt heel veel klappen op. Alleen dat al maakt het gerechtvaardigd om dit eruit te lichten.
Wat ons betreft is het ook een lakmoesproef voor beschaving. Als je niet in staat bent om een van de kleinste minderheden in dit land te beschermen, welke minderheid kun je dan wél beschermen? Want ook de homogemeenschap moet beschermd worden, ook de islamitische gemeenschap moet beschermd worden, ook daar waar christenen, daar waar mensen van kleur bedreigd worden: iedereen heeft bescherming nodig. Wij zijn een land van minderheden. We zijn een rechtsstaat die iedereen z'n gerechtvaardigde plek geeft. Daar moeten we pal voor staan. Maar dan is, zoals wij in de nota hebben opgeschreven, de Joodse gemeenschap wel de kanarie in de kolenmijn. Als het daar al niet lukt, als het daar zo gruwelijk misgaat, voor wie lukt het dan wel? Dus dit is wel een eerste linie in de strijd voor beschaving en tegen racisme en discriminatie.
Als ik daar als laatste aan mag toevoegen: we hebben ook een beladen geschiedenis. Ik refereerde aan de excuses die de Minister-President heeft aangeboden. Dat was heel erg nodig. We hebben in dat opzicht een ereschuld, ook richting de Joodse gemeenschap. He is in de recente geschiedenis gruwelijk misgegaan. Dit is ook een van de eerste gemeenschappen die we terzijde moeten staan.
De voorzitter:
De heer Van Dijk heeft een vraag. Ik zeg dit niet in de richting van de heer Segers en het is niet vervelend bedoeld, maar: het moet precies, maar het mag misschien nog iets compacter. Want ik ben bang dat we anders in tijdnood komen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik volg het betoog van de heer Segers helemaal en ik zie ook de bijzondere positie die de Joodse gemeenschap heeft in Nederland en in Europa. En toch is het lastig. U schrijft zelf in uw nota dat er geen rangorde is in discriminatie, maar u wil wel een specifieke aanpak. Ziet u dat dat ambivalent is? Ziet u dat dit vreemd is als we vanmiddag over racisme gaan praten? Dan zal er ongetwijfeld gezegd worden dat wat de Surinaamse bevolking is aangedaan, dat wat de zwarte gemeenschap is aangedaan, verschrikkelijk is. Slavernij, kolonialisme et cetera. Als er dan gezegd wordt dat we daar een specifieke aanpak op moeten hebben, zegt u dan: nee, dat willen we niet, we willen dat alleen voor antisemitisme? Is dat dan niet vreemd?
De heer Segers (ChristenUnie):
Je moet nooit leed met leed vergelijken of tegen elkaar uitspelen. Ik denk ook niet dat collega Van Dijk dat wil, maar dat moet je echt niet doen. Als je spreekt over het slavernijverleden, moet je het hebben over het slavernijverleden en dat monster in de ogen kijken, dat benoemen, dat erkennen en dat ook een plek geven in het curriculum. Ook daar is recent een motie over aangenomen waarin wordt gevraagd: geef dat nou een plek. Iedere keer gaat het om het specifiek benoemen van het specifieke probleem. We spelen het niet tegen elkaar uit. We zetten het allemaal naast elkaar. Maar doe daarin recht aan de mensen wie het aangaat. Wanneer doe je ze recht? Als je heel specifiek benoemt wat hun of hun gemeenschap is aangedaan en wat je ook voor hen doet om er zeker van te zijn dat zij in vrijheid en in veiligheid hun plek kunnen innemen in onze samenleving.
De heer Jasper van Dijk (SP):
De heer Segers zegt dat je het niet tegen elkaar moet afzetten. Dat betekent toch dat u hier bij wijze van spreken over een week ook zou kunnen zitten, maar dan met een initiatiefnota over de specifieke aanpak van discriminatie van Surinamers, van de zwarte gemeenschap en de erfenis van de slavernij? Want u wilt geen rangorde maken. Kan ik dat zo begrijpen of zegt u: nee, antisemitisme is wat anders?
De heer Segers (ChristenUnie):
Sterker nog, ik hoef daar helemaal niet een week op te wachten. Vanmiddag ben ik woordvoerder in het debat over institutioneel racisme en dan heb ik het daarover. Dan ga ik niet zeggen: dit is wel erg, maar er is ook antisemitisme. Nee, dat zeg ik niet. Dan zeg ik: nee, dit is erg. Dan heb ik het over dat onrecht en wat we daartegen kunnen doen. Dus dan moeten we het ook niet andersom doen en zeggen: antisemitisme is erg, maar black lives matter. Nee, het is en-en. Het is echt allebei. Zet het naast elkaar en speel het niet tegen elkaar uit. Maar als je er aandacht aan besteedt, doe het dan goed. Doe het dan met de volle erkenning van wat er is gebeurd en wat er nodig is in de strijd tegen dat specifieke onrecht.
Dan kom ik bij een vraag van dezelfde collega, Jasper van Dijk: je moet toch wel kritiek op Israël kunnen hebben?
De voorzitter:
Excuus, ik was de andere kant op aan het kijken. De heer Paternotte heeft nog een vraag aan u.
De heer Paternotte (D66):
Ik vind dat de heer Segers uitstekend uitlegt dat het heel belangrijk is om nu, vanochtend, ook specifiek stil te staan bij antisemitisme, omdat het een probleem is met andere bronnen en ook heel andere uitingen dan bij institutioneel racisme, waar we het vanmiddag gelukkig over gaan hebben. Tegelijkertijd denk ik dat de heer Van Dijk wel een punt heeft ten aanzien van het instellen van een nationaal coördinator. Die heeft inderdaad een duidelijke functie; dat heeft u ook duidelijk gemaakt. Maar het College voor de Rechten van de Mens pleit eigenlijk voor een nationaal coördinator voor discriminatie. Hoe kijkt de heer Segers naar dat voorstel?
De heer Segers (ChristenUnie):
Als collega Paternotte het goed vindt, zal collega Yeşilgöz hierop ingaan. Dan gaat het specifiek over de functie van de nationaal coördinator, waar dat nou vandaan komt en waarom het nodig is.
De voorzitter:
Indien nodig, komt u er straks even op terug, meneer Paternotte. Is dat goed?
De heer Paternotte (D66):
Ik vroeg niet naar de nationaal coördinator antisemitisme die wordt voorgesteld in de initiatiefnota, maar naar het voorstel van het College voor de Rechten van de Mens om één nationaal coördinator te hebben voor discriminatie in brede zin. Ik denk dat u heel terecht tegen de heer Van Dijk hebt gezegd dat er geen rangorde is, maar dat het wel andere uitingsvormen zijn. U hebt ook gezegd dat dat betekent dat er misschien een andere aanpak nodig is, wat ik heel erg met u deel. Maar ik kan me voorstellen dat je, als je zegt dat er geen rangorde is, wel zegt: je stelt niet een coördinator in voor één groep en voor de ander niet; je wilt dat de aanpak van discriminatie, institutioneel racisme en antisemitisme in één hand ligt. Daarom vroeg ik hoe u aankijkt tegen dit voorstel van het College voor de Rechten van de Mens.
De heer Segers (ChristenUnie):
Nogmaals, daar gaat collega Yeşilgöz in detail op in. Het enige waar ik nog naar verwijs en waar ik al eerder de vinger op heb gelegd, is het volgende. Als je even terugbladert in de aanpak van racisme en discriminatie hiervoor, zie je dat antisemitisme daarin niet of nauwelijks een plek had. Dat rechtvaardigt om te zeggen: laten we er in ieder geval zeker van zijn dat dit niet ondersneeuwt in het grote geheel, waarbij we echt bij elke groep en bij elke vorm van onrecht schouder aan schouder moeten staan om die strijd te voeren.
De voorzitter:
Vervolgt u de beantwoording.
De heer Segers (ChristenUnie):
De kritiek op Israël is gerechtvaardigd. Ik denk zomaar dat de SP-fractie en, in mijn geval, de ChristenUniefractie heel verschillend denken en heel verschillend kijken naar Israël en politieke keuzes, maar het is ook een hele legitieme vrijheid om te zeggen: wij hebben kritiek op beleid en wij hebben kritiek op hoe grenzen worden getrokken en de keuzes die daar worden gemaakt. Dat is dus volstrekt legitiem. Je moet onderscheid maken tussen antisemitisme en antizionisme. Maar ik zeg er wel bij dat antizionisme geregeld overgaat in antisemitisme. Ook in de kritiek op Israël wordt gebruikgemaakt van stereotyperingen, met afbeeldingen van Joden met een kromme neus, met geld en met macht, waarbij op een heel pijnlijke manier over Joden wordt gesproken. Dat zijn ook weer diezelfde Joodse jongeren die wij hier spraken. Ze zeiden: wij worden altijd aangesproken op Israël; het is alsof wij ons moeten verantwoorden voor Israël. Je ziet dus dat het heel vloeiend in elkaar overgaat. Ja, het kunnen twee hele verschillende dingen zijn. Je kunt volledig tegen antisemitisme zijn en buitengewoon kritisch op het beleid van Israël. Dat laatste is legitiem en antisemitisme is uiteraard fout. Maar daar waar het vloeiend is, het een dunne lijn is of het zelfs heel vaag wordt, moeten we oppassen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Segers (ChristenUnie):
Dan kom ik, onder aanmoediging van de voorzitter om vaart te maken, bij onderwijs. Daar zijn veel vragen over gesteld. Is het nieuw beleid of is het bestaand beleid? Wat is nou precies het probleem? Hoe zit het met islamitisch onderwijs en met moties die eerder zijn ingediend, bijvoorbeeld de motie over uitwisseling van de SGP? Ik denk dat er in het onderwijs sprake is van veel verlegenheid bij docenten. Dat zien we ook in de cijfers. Een deel van de docenten vindt het moeilijk om bijvoorbeeld de Holocaust aan de orde te stellen, dus wat er in de Tweede Wereldoorlog is gebeurd en wat de Joden is aangedaan, en om daar openlijk over te spreken, terwijl we dat allemaal ontzettend belangrijk vinden. In datzelfde onderzoek zie je dat zo'n 20% van de docenten zegt: ik zou graag een duwtje in de rug willen hebben; ik zou graag externe steun willen hebben bij het geven van dat onderwijs en het spreken over antisemitisme. Dat is de steun die wij willen bieden.
Is dat alleen maar bestaand beleid of is het nieuw beleid, vroeg collega Buitenweg. Nou, misschien is het wel bestaand beleid, maar dan wel met een intensivering. Wij vragen de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs om docenten hiertoe in staat te stellen en het materiaal samen te brengen. Er is gerefereerd aan mooie initiatieven. Collega Van der Molen had het bijvoorbeeld over het initiatief van Saïd Bensellam en rabbijn Van de Kamp, die samen optrekken. Het ging ook over uitwisseling; collega Bisschop sprak daarover. Dat zijn hele mooie initiatieven. Er ligt materiaal klaar. We hebben ook nog de laatste overlevenden van de Tweede Wereldoorlog onder ons, net als hun kinderen en hun kleinkinderen, die de verhalen kunnen vertellen. Maak daar gebruik van. Het is dus echt ondersteuning van leraren die daar, op sommige plekken in het onderwijs en op sommige scholen, verlegen over zijn.
Hoe zit het met het islamitisch onderwijs, vroeg collega Van Wijngaarden. Deze week is er een motie aangenomen in de Kamer met, ik meen, als eerste ondertekenaar de PvdA, waarin de regering wordt gevraagd om bij de nadere uitwerking van kerndoelen voor het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs een voorstel op te nemen over hoe onder andere antisemitisme, maar ook racisme en discriminatie een stevige plek kunnen krijgen in het curriculum. Die motie gaat uitgevoerd worden.
De voorzitter:
Mevrouw Buitenweg heeft een vraag.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Het is eigenlijk meer om de heer Segers ertoe uit te lokken om nog wat meer te vertellen. We hebben het steeds over onderwijs, onderwijs, onderwijs en daar ben ik het helemaal mee eens. Het is heel erg gericht op jongeren en daar ben ik het ook heel erg mee eens. Tegelijkertijd valt het me wel vaker op dat pestgedrag, scheldpartijen, antisemitisme en racisme ook nog bij volwassenen voorkomen, en zelfs in verzorgingstehuizen en dergelijke. Misschien kunt u, behalve op de jongeren, ook daarop nog ingaan.
De heer Segers (ChristenUnie):
Dat vind ik een mooie maar ook een moeilijke vraag. Ik denk dat dat nodig is, juist ook als we refereren aan de Tweede Wereldoorlog en onze eigen rol. Het was Marc van Berkel, promovendus, die in zijn proefschrift constateerde dat als wij nu spreken over de Tweede Wereldoorlog, het beeld wordt geschetst dat de Duitsers echt fout waren, maar dat het in de Nederlandse samenleving wel meeviel en dat de mensen van goede wil waren. En wat is nou de erkenning van de Minister-President geweest? We hebben te weinig gedaan om de Joodse gemeenschap te beschermen. Na die excuses heb ik nog meer zeer indringende verhalen gehoord over hoe de 5.500 Joden die het hebben overleefd en zijn teruggekomen, zijn ontvangen, hoe beschamend dat is geweest. Ze hebben achterstallige rekeningen moeten betalen van SS'ers die in hun huizen zaten. Van de kleding die ze aan kregen, werd tien jaar later nog de rekening overhandigd. We hebben ons op allerlei manieren misdragen en we hebben de plank misgeslagen, en dat gaat heel lang terug in onze geschiedenis. Ik refereerde zelf ook aan de christelijke wortels van het antisemitisme; het komt in ieder geval in het christendom voor. Dus ja, wij moeten ook die verhalen vertellen. Toen wij recent met de Minister van Justitie bij Joodse ondernemers in Buitenveldert waren, vertelden zij dat ze zomaar op straat uitgescholden werden. En dan vroeg je: wie zijn dat dan? Daarop kreeg je te horen dat het, huiselijk gezegd, hele gewone blanke mannen en vrouwen van middelbare leeftijd waren. Het is dus meer een onderstreping van de noodzaak. Vervolgens is de vraag: wat kun je eraan doen? Dat vind ik wel weer ingewikkeld. Ook dat is een taak van ons allemaal.
De voorzitter:
Nou, mevrouw Buitenweg gaat daar nog een vraag over stellen.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Mocht die coördinator er komen, dan is dat misschien wel een goede opdracht voor die persoon. Want de strafrechtelijke aanpak is er natuurlijk voor iedereen, maar de preventie richten we dan ineens op de jongeren. Dan is het ook interessant om te kijken of er ergens anders nog aanvullend beleid moet komen om te zorgen dat iedereen de vrijheid heeft om te zijn wie hij wil zijn, dus ook in verzorgingshuizen en waar dan ook.
De heer Segers (ChristenUnie):
Ik vind het een hele mooie onderstreping van de noodzaak van de nationaal coördinator. Die kan daaraan echt een bijdrage leveren. Het zou ook een opdracht kunnen zijn aan zo iemand: werk eens uit hoe we dit voor de hele breedte van de samenleving bespreekbaar kunnen maken.
Dan ben ik alweer bij de laatste vraag, mevrouw de voorzitter – maar niet voordat er een interruptie is geweest.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Ja, ik heb nog een vraag over het punt van het onderwijs. Dank voor de beantwoording daarover, maar stel nou dat je docent bent en op een school werkt waar dit heel moeilijk bespreekbaar is. Dan is het allemaal prachtig als het in het curriculum komt – dat zou enorme winst zijn – maar dan is er misschien wel meer nodig. Ik denk aan collegiale consultatie of iemand tot wie je je kan wenden, desnoods iemand van buiten en wellicht zo'n gespecialiseerde rechercheur. Het moet iemand zijn die die enorme weerstand kan doorbreken waar je op zo'n school tegen aan kunt lopen. Of moet iedere school maar pedagogisch het wiel uitvinden en een manier vinden om door die weerstand heen te breken? Want dat is lastig.
De heer Segers (ChristenUnie):
Zwijgen is geen optie. Niet lesgeven over antisemitisme en de Holocaust is geen optie. Dus we moeten inderdaad steun bieden. Wat dan helpt, is inderdaad het materiaal beschikbaar stellen, maar ook de mensen. Die initiatieven zijn er. Er is al gerefereerd aan Bensellam en rabbijn Van de Kamp, die een mooi initiatief hebben. Zo zijn er veel meer. U refereerde zelf aan een stichting die educatief materiaal beschikbaar stelt. Ja, wij moeten die mensen het klaslokaal in brengen. Daar waar het lastig is moeten we allereerst de leraar steunen. We moeten zeggen: jij gaat lesgeven, maar wij gaan jou helpen. Dat is die 20% die ook vraagt: help mij om dit aan de orde te stellen. Daar moeten we die hulp bieden. Ook dat kan een taak zijn van die nationaal coördinator, het ervoor zorgen dat het materiaal in al die scholen beschikbaar wordt gesteld, ook in de islamitische scholen waar de heer Van Wijngaarden naar vroeg.
De voorzitter:
U gaat door naar uw laatste vraag.
De heer Segers (ChristenUnie):
Mijn laatste vraag gaat over de leerstoel. Twee fracties hebben daar een vraag over gesteld. Ik vind het een interessante gedachte en het kan ook echt bijdragen aan betere kennis, ook in positieve zin, van de Joodse cultuur en van de bijdrage die Joden hebben geleverd aan onze cultuur en geschiedenis. Het zou dus wat mij betreft een hele interessante verrijking zijn van het hele palet dat we hier schetsen. Het is uiteraard niet aan ons. Het is aan een universiteit. Het moet daar een plek krijgen. Maar van mij krijgen zij een warme aanmoediging daarvoor.
De voorzitter:
Heel hartelijk dank. Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw Yeşilgöz-Zegerius om antwoorden te geven op de vragen die aan haar zijn gesteld.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan alle collega's voor de betrokkenheid en de vragen die gesteld zijn. We waarderen het zeer dat de collega's zo veel moeite hebben genomen om dit probleem ook te doorgronden, onze ideeën te bevragen en zelf met ideeën te komen. Ik wil ook mijn collega, de heer Segers, danken voor onze samenwerking. We waren los van elkaar al heel lang bezig met dit onderwerp en ik vind het heel bijzonder dat we op deze manier de krachten hebben kunnen bundelen. Ik ben ervan overtuigd dat we dat zullen blijven doen en niet zullen zwijgen over antisemitisme.
Voorzitter. Ik zal het zo compact mogelijk houden, maar wil wel graag beginnen met een citaat. «Inmiddels ben ik 24. Ik ben momenteel mijn tweede master aan de Universiteit van Amsterdam aan het afronden. Als het reizen weer veilig is, emigreer ik naar Israël. Ik kom er niet vandaan en heb daar geen familie, maar toch voel ik mij daar meer thuis als burger. Ik wil niet langer overgeleverd zijn aan de chronische onverschilligheid van medeburgers, hier en daar afgewisseld met haat of medelijden. Ik sluit niet uit dat ik nooit meer terugkom, maar ik ben het momenteel niet van plan. Ik ben nieuwsgierig naar het leven in een land waarbij ik niet bang hoef te zijn om me als Jood uit te spreken. Ik wil niet langer getolereerd hoeven worden of bedelen om acceptatie of respect. Ik wil vrij in mijn identiteit bestaan, net als iedereen.» Dit is een openhartig en wat mij betreft zeer aangrijpend betoog van schrijfster en journalist Rivka Hellendall. Dat hebben we eergisteren ook ontvangen via Esther Voet. Zij beschrijft de urgentie en de noodzaak van wat wij hier met elkaar bespreken. Daarom wilde ik daarmee beginnen. Een jonge vrouw, die niet in vrijheid zichzelf kan zijn en geen toekomst meer ziet in ons land.
Voorzitter. Collega Segers heeft al een heleboel uitgelegd en verteld. Ik zal het kort hebben over de bronnen. We hebben het ook beschreven in ons stuk. Om haat effectief aan te kunnen pakken, is het belangrijk om te weten waar het vandaan komt. Alleen dan kun je een gerichte aanpak formuleren. Antisemitisme is een veelkoppig monster. Antisemitisme is in alle lagen van de bevolking terug te vinden, helaas. Er zijn drie groepen die in dat verband specifiek genoemd moeten worden. Antisemitisme komt in onze tijd met name voor in extreemlinkse kringen, extreemrechtse kringen en delen van de moslimgemeenschap. In ons stuk hebben wij deze bronnen toegelicht en proberen aan te tonen hoe deze groepen elkaar vinden in hun haat tegen Joden. Voor mij werd dat bijvoorbeeld heel erg zichtbaar toen de antisemiet Abou Jahjah zich vorig jaar solidair verklaarde met de gele hesjes op het moment dat er Joods-Franse burgers werden belaagd. Mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie stelde ook terecht de vraag wat het nut is van het benoemen van de bronnen; heeft dat ook effect op de aanpak die je daarna formuleert? Dat is volgens mij een heel terechte vraag, waaraan we in de nota ook hebben proberen tegemoet te komen. Collega Segers is daar ook op ingegaan. Als het gaat over onderwijs, maar ook inburgering, moet je bijvoorbeeld nieuwkomers heel duidelijk laten zien wat vrijheid in ons land betekent, wat we van hen kunnen verwachten en wat zij vervolgens van ons kunnen verwachten. Dus dat is inderdaad de reden om te achterhalen waar het vandaan komt, zodat je een gerichte aanpak kunt formuleren.
Voorzitter. Als het gaat om de bronnen van antisemitisme kunnen we niet anders dan ook stilstaan bij voetbal. Hoezeer ik ook van deze sport houd, hier hebben we echt wel een probleem. De heer Segers noemde de cijfers al: 41% van de discriminatiezaken bij het OM betreft antisemitisme en een derde daarvan is voetbalgerelateerd. Wij zijn als initiatiefnemers ook van mening dat er echt stevig opgetreden moet worden. Op papier zijn er een hoop afspraken gemaakt, in het verleden en recent weer, maar er wordt echt te weinig op gehandhaafd en gehandeld. Wij vinden dat een wedstrijd per direct stilgelegd moet worden indien er sprake is van antisemitische spreekkoren. We hebben in onze nota gezegd dat het ook andersoortige racistische spreekkoren kunnen zijn. We hebben het vandaag over antisemitisme, maar dat wil niet zeggen dat je andere dingen vervolgens door de vingers ziet.
De heer Van der Molen heeft gelijk als hij zegt dat je ook een stok achter de deur moet hebben op het moment dat dit niet gebeurt, als je het voor de zoveelste keer moet zeggen. Hij brengt een interessante discussie op gang: kijk bijvoorbeeld naar het korten op subsidies. Ik wil het volgende voorstellen. Indien we constateren dat onze nota en onze gezamenlijke inzet niet helpen en clubs een wedstrijd niet stilleggen – dat is een heftige stap als je stadion straks na het coronagebeuren hopelijk weer vol zit – wil ik graag afspreken dat we elkaar hier weer vinden om te kijken wat we dan wel moeten doen. Ik ben het er wel mee eens: de tijd van het gepraat is voorbij.
Voorzitter. Vindplaats van antisemitisme is natuurlijk niet alleen de straat of het voetbalstadion. Ik ga nu verder van voetbal richting internet. Online vinden we het helaas ook. Daar zijn terecht heel veel vragen over gesteld, met name omdat we natuurlijk niet willen dat er een parallelle wereld ontstaat, waarin je van alles kunt zeggen wat je hier tegenover elkaar, reallife, niet zou mogen zeggen. Die neiging is er wel. Er ontstaat een wereld waarin je van alles eruit kunt gooien zonder dat dat consequenties heeft. Dat is wat wij hebben proberen aan te stippen in onze nota: dat kan niet.
Daarom zou het fijn zijn als het kabinet, de bewindspersonen, in gesprek gaan met internetfora om te kijken welke verantwoordelijkheid zij daarin hebben. Want mevrouw Buitenweg vraagt heel terecht: hoe werkt dat dan? Als zij dan dingen verwijderen, wanneer kun je dat dan challengen en hoe zit het dan met de vrijheid van meningsuiting? Het gaat erom dat je de verantwoordelijkheid legt waar die hoort te liggen. Nu zie je gewoon dat er partijen zijn die zeggen: daar ga ik niet over, alles mag. Terwijl we ons er met z'n allen aan kunnen storen wat er op internet gebeurt. Elke keer dat wij het over antisemitisme hebben, loopt in ieder geval mijn box – of het nou Facebook of Twitter is – vol met antisemitische leuzen. Ik zou willen dat daarop gehandeld wordt. Dat betekent dus ook: aangifte doen. Dat geldt voor ons allemaal, voor iedereen die ermee te maken heeft. Daarom zeggen wij in onze nota dat het dan ook aan politie en justitie is om te onderzoeken wie hierachter zit en om die personen 's ochtends om 5.00 uur van hun bed te lichten en tegen ze te zeggen: zo doen we dat hier niet. Al doe je dat maar een paar keer – soms komt er een tsunami van haatberichten op je af; je kunt niet iedereen opzoeken – nu gebeurt het vaak straffeloos en kun je zomaar alles doen.
Voorzitter, moet ik het sneller doen of heb ik een interruptie?
De voorzitter:
U heeft een vraag van de heer Van Dijk en een vraag van mevrouw Buitenweg.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dank aan mevrouw Yeşilgöz voor dit punt, want daar wilde ik ook een vraag over stellen. Ik maak het heel concreet: stel ik word antisemitisch of racistisch bejegend of iemand wordt racistisch bejegend op Facebook. Zegt u als indiener: dan moet u naar dat platform gaan? Of: dan moet u naar de politie gaan? Wat is nou de ideale weg om dat racisme en antisemitisme aan te pakken?
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Ik denk dat het heel goed zou zijn als iemand die zo wordt bejegend een melding doet op het platform. Je kunt op Twitter een melding maken, en wij vinden dat Twitter er dan ook naar moet kijken en niet moet zeggen: waarvan akte, dank. Maar je moet ook aangifte doen. Dat heb ik zelf een aantal keren gedaan. Je spaart die berichten op, je zorgt dat ze bij de politie liggen, en zij kijken of ze kunnen achterhalen wie erachter zit. Soms lukt dat en soms lukt dat niet, maar we moeten met elkaar in ieder geval actie ondernemen. Dat betekent wel dat het begint bij degene die het over zich heen krijgt.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Heel helder, maar dan krijg je natuurlijk het bekende antwoord: de politie heeft het al druk genoeg. Gaat u dan ook voor meer capaciteit zorgen? Ziet u dat daar wel een probleem is qua werkdruk?
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Dat is wederom een terechte vraag. Op het moment dat dat zou betekenen dat er heel veel meer werkdruk komt, vind ik dat we daar serieus naar moeten kijken. Je moet geen dingen beloven die je daarna niet waar kunt maken. Maar ik denk dat we met z'n allen ook hebben geconstateerd dat die aangiftebereidheid, bij de Joodse gemeenschap of breder alle mensen die dat soort onlinehaatberichten ontvangen, ontzettend laag ligt. Ik zou zo graag willen dat we in ieder geval daar eerst stappen in zetten. Ik kan mij goed voorstellen dat politie en justitie niet van duizenden en duizenden berichten kunnen achterhalen wie erachter zit. Dat is ook niet wat wij in het stuk stellen. We zeggen wel: je moet ergens een streep trekken en mensen van hun bed lichten en zorgen dat ze in ieder geval het gevoel hebben dat er consequenties zijn, want nu kunnen ze gewoon wegkomen met antisemitische boodschappen.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik kan me een beetje voorstellen wat de Minister van Justitie en Veiligheid zo meteen gaat zeggen, namelijk dat hij al heel erg in gesprek is met allerlei onlineplatforms. Ik wil even goed begrijpen welke extra stap jullie willen zetten. Ik laat die aangiftes even buiten beeld. Het gaat dus over de verantwoordelijkheid van de platforms. Stel nu dat er een discussie ontstaat over Israël. Daarvan zeiden jullie ook: op het moment dat daarbij gebruikgemaakt wordt van stereotype beelden kan dat een vorm van antisemitisme zijn. Maar wie bepaalt dat nou? Dan wordt er bijvoorbeeld door een platform iets uit de lucht gehaald, maar die platforms zijn zó groot dat de publieke ruimte heel klein is. Het moet dus mogelijk zijn om de vrijheid van meningsuiting niet alleen door commerciële partijen te laten benutten. Er moet ergens toch ook een soort beroepsmogelijkheid zijn. Dus hoe zien jullie dat nou verder?
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Ik heb hier niet een pasklaar antwoord op. Dit is namelijk een discussie die we ook naar aanleiding van andere vormen van discriminatie en racisme met elkaar gevoerd hebben. Wellicht gaan collega's die discussie vanmiddag ook weer voeren. Ik zit er zelf niet. Maar volgens mij zijn wij het er wel over eens dat grote internetbedrijven sneller zouden kunnen handelen en consequenter zouden kunnen handelen.
De voorzitter:
Nou hoor ik weer een telefoon! Nog één keer en ik pak «m af! Ik wilde dat één keer doen in mijn leven: wat Khadija altijd doet.
Gaat u verder.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Er moeten dus wel op z'n minst consequenties zijn. Mevrouw Buitenweg heeft natuurlijk volledig gelijk als zij zegt: maar als je dan die streep overgaat van vrijheid van meningsuiting, dan moet er ergens sprake van een toets zijn. Die zouden we dan met elkaar vorm moeten geven. Dan zou ik daarnaar willen kijken. Maar nu is het wel zo dat ik in het gunstigste geval een melding kan doen, dat ik een bepaalde gebruiker rapporteer, maar dat ik daar nooit meer iets van terugzie of -hoor. Dus ik zou wel willen dat internetbedrijven die nu zeggen dat zij hun verantwoordelijkheid zullen nemen als het gaat om het verspreiden van nepnieuws, ook de verantwoordelijkheid nemen om ervoor te zorgen dat er geen parallelle wereld ontstaat waarin mensen maar van alles kunnen uitkramen. Dan heb ik het over uitspraken die je hier op straat niet zou kunnen doen, omdat dat gewoon consequenties heeft.
Voorzitter, ik heb nog een laatste toevoeging. Mevrouw Buitenweg heeft gelijk dat er een heel groot grijs gebied is. Maar ik denk dat we ook met elkaar kunnen constateren dat er aan die randen daarvan ook heel duidelijk beelden zijn die gewoon fout zijn, die daar gewoon maar oneindig blijven staan en waar je mee weg kunt komen. Ik zou zo graag willen dat we daar in ieder geval al mee beginnen.
De voorzitter:
Heel kort.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Het gaat me er inderdaad om dat die platforms zelf ook initiatief nemen, dat ze dat dus niet alleen naar aanleiding van een aangifte doen. Dat gebeurt bijvoorbeeld wel bij pestgedrag. Ik wil dat ze niet alleen na een aangifte iets doen, maar dat er ook een eigen verantwoordelijkheid zit. Zoals een krant ook niet alles zomaar publiceert, want dat heeft een impact. Het punt is wel dat er heel veel verschillende kranten zijn waar je heen kunt gaan. Dan is er dus meer vrijheid van meningsuiting. Dus ik kan me voorstellen dat ook de VVD voorstander is van het opknippen van enorme platforms om iets te doen aan de mededinging, want dat heeft een impact als het gaat om de vraag wie uiteindelijk over de vrijheid van meningsuiting gaat. Ik denk dat dit een punt is waarbij we allemaal met onze handen in het haar zitten. Ik denk dat het wel helder is dat hier grenzen aan gesteld moeten worden, maar dat dat deels ook in publieke handen moet zijn. Ik denk dat we daar nog wel het commentaar van de Minister van Justitie op gaan horen.
De voorzitter:
Dat was niet zozeer een vraag maar meer een afrondende opmerking.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Ik zal doorgaan, voorzitter. Ik heb nog een vraag van de heer Van de Molen van het CDA over de ex-partemogelijkheid om op te treden. Hij heeft deze vraag ook schriftelijk gesteld. Als ik het even als niet-jurist mag samenvatten, dan gaat het erom dat je sneller optreedt en niet afwacht als iemand aangifte doet of aan de bel trekt. Wat ons betreft is dat heel wezenlijk. Ik ben ook erg benieuwd of de Minister van Justitie aangeeft dat dat nu vaak genoeg gebeurt of dat er meer ruimte voor nodig is. Maar de initiatiefnemers vinden het in ieder geval een hele interessante en terechte gedachte van het CDA.
Dan wil ik nu overgaan naar de nationaal coördinator. Daar zijn heel veel vragen over gesteld. Eigenlijk heeft iedereen daar wel vragen over gesteld. Om te beginnen was dit een duidelijk verzoek van de Joodse gemeenschap richting de Kamer. Wij hebben hier alweer een tijdje geleden een rondetafel gehad. Daar heeft Ron van der Wieken van het Centraal Joods Overleg duidelijk gezegd dat er vanuit de Joodse gemeenschap echt behoefte bestaat aan een nationaal coördinator. Toen zijn wij dat verder gaan onderzoeken en uitzoeken. Er zijn heel veel landen om ons heen die iets dergelijks hebben. Die hebben het allemaal op verschillende manieren ingevuld, wat breder of specifiek op antisemitisme.
Wij hebben met elkaar gezegd: én kijkend naar de vragen die we hier met elkaar delen én kijkend naar de cijfers die de heer Segers net al heeft genoemd, zou het heel erg wijs zijn om voor een afgebakende periode van twee jaar een nationaal coördinator neer te zetten. Dit is dus geen oproep om een bepaald meldpunt op te richten, dat dan naast al het andere gaat bestaan. Die nationaal coördinator kan het parlement en het kabinet heel kritisch adviseren over de aanpak, over waar het wel goed gaat en waar niet. Dat kan gaan over lesmateriaal, maar dat kan ook gaan over de politie. Heeft het een toegevoegde waarde om er speciale rechercheurs op te zetten of zou je bijvoorbeeld het Joods Politie Netwerk beter moeten verankeren? Het kan ook gaan over de IHRA-definitie, waar door de SGP opmerkingen over zijn gemaakt. Maar het kan ook gaan over de vraag hoe het OM vervolgens antisemitisme en de incidenten oppakt. Het moment waarop ik dacht «dit is echt wel een belangrijk punt om verder te onderzoeken», was na de derde belaging. Mevrouw Van der Graaf heeft de hele lijst van antwoorden op onze schriftelijke vragen over HaCarmel. Dat is een heel lange lijst met belagingen, maar bij de derde belaging kwam de Amsterdamse politie binnen 24 uur naar buiten met het bericht dat die geen antisemitisch motief had. Als het al zo begint, denk je wel: hoe krijgt dit een vervolg, wat is nou eigenlijk je boodschap richting de Joodse gemeenschap en hoe serieus neem je nou het antisemitisme dat daarachter zit?
Dat is eigenlijk de reden waarom wij voorstellen om een nationaal coördinator te benoemen voor een beperkte periode met een kritisch advies richting ons allen, zodat we daarmee aan de slag kunnen. Daarna moeten we ervoor zorgen dat de aanbevelingen die er zijn gewoon verankerd worden in de bredere aanpakken die we al hebben. De heer Segers gaf al aan dat je als je de aanpak van antidiscriminatie van de afgelopen paar jaar bekijkt, ziet dat het kabinet bij alle vragen die wij de afgelopen de tijd hebben gesteld over wat het doet aan antisemitisme verwijst naar de aanpak antidiscriminatie. En als je die stukken erbij pakt, zie dat het nooit over antisemitisme gaat. Dan moet je dus met elkaar wel concluderen dat je daar misschien specifiek even aandacht aan moet besteden. Daar zou een nationaal coördinator ons wat ons betreft heel erg bij kunnen helpen.
Dan zit ik even te kijken, want er zijn inderdaad heel veel vragen over gesteld. Ik hoop dat ik in ieder geval aan een deel daarvan tegemoet ben gekomen. Waar het gaat om die gespecialiseerde rechercheurs, kan ik me voorstellen dat de nationaal coördinator ons advies geeft over of dat wat toevoegt. Want wat je eigenlijk natuurlijk wil, is dat elke agent, elke rechercheur, gewoon precies weet: antisemitisme of lhbt-geweld, daar moet ik op deze manier op handelen. Dat is wat je wil. Je wil dat niet ergens geconcentreerd hebben, maar dat dat breed gedeeld wordt.
Ik noemde lhbt-geweld. Daar moest ik aan denken toen meneer Van Dijk wat ging doorvragen bij collega Segers over waarom nou specifiek antisemitisme. Soms concluderen we met elkaar dat er even specifiek aandacht nodig is voor het leed dat een bepaalde groep wordt aangedaan, als ik even over een groep mag spreken. Ik heb met de heer Van Dijk regelmatig moties ingediend over lhbt-geweld of aandacht gevraagd voor lhbt-discriminatie, dat we daartegen op willen staan. Dan zeg je ook: dit is zo specifiek, ik wil dat daar op die manier specifiek aandacht aan wordt besteed. Vervolgens hoop je dat het daarna verankerd kan worden in een bredere aanpak. Dat is eigenlijk wat we hier ook voorstaan.
Ik was aan het afronden, voorzitter.
De voorzitter:
Ik wil even een vraag stellen, dus ik geef even het voorzitterschap over.
Voorzitter: Jasper van Dijk
De voorzitter:
Mevrouw Kuiken heeft een vraag.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik keek al hoopvol om mij heen, maar niemand pakte het op. U zegt dat u het wilt laten afhangen van een nationaal coördinator of er gespecialiseerde rechercheurs komen, terwijl ik denk: start dan gelijktijdig met een pilot met gespecialiseerde rechercheurs. Want we weten dat het grootste probleem is – daar hoeven we niet twee jaar op te wachten – dat aangiftes onvoldoende worden opgenomen, dat mensen zich onvoldoende serieus bejegend voelen en dat er te weinig opsporing en navolging plaatsvindt. Dan zou ik zeggen: start daar nu al mee en laat het niet afhangen van zo'n nationaal coördinator, waarvan ook nog niet helemaal honderd procent zeker is of die voldoende steun krijgt. Dat zullen we ook maar even afwachten.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Ik ga er wel van uit dat een nationaal coördinator, wat ook een wens is van de Joodse gemeenschap, hier wel steun krijgt, maar ik begrijp natuurlijk wat mevrouw Kuiken zegt. Zij zegt: het ligt nu voor, dus ga daar nou op in. Het is een vraag die ik graag zou willen doorgeven aan de Minister, als dat mag. Want we hebben natuurlijk wel een Joods Politie Netwerk. Daar heb ik zelf heel veel contact mee. Dat had ik al voordat ik naar de Kamer kwam en ik had het ook toen meneer Segers en ik met dit plan bezig waren. Je hebt een speciaal politienetwerk, dat echt gericht is op dit soort incidenten en het aanpakken daarvan. Zij worden ook ingeschakeld op het moment dat iemand een antisemitisch incident meldt of daar aangifte van doet. Ik zou graag willen weten of we daar veel meer versterking en verankering kunnen realiseren, zodat dat beter functioneert – ik bedoel beter in de zin van dat zij meer ruimte hebben en meer korpsen kunnen adviseren – of dat er echt aparte rechercheurs zouden moeten worden toegevoegd. Het gaat mij, ons, erom dat het echt wat effectiefs toevoegt. Als de Minister zegt dat het echt wat zou toevoegen, hebben we het er graag over. Op het moment dat de Minister zegt «ik heb het er met de politie over gehad en wij zien de toegevoegde waarde niet», dan deel ik wel met de collega's dat we een kritisch advies willen over of dat wel zo is. Dat kan de coördinator doen. Dat is de toelichting daarop.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik ben het er niet mee eens, maar ik ga geen tweede vraag stellen. Ik neem het voorzitterschap weer over.
Voorzitter: Kuiken
De voorzitter:
Mevrouw Yeşilgöz gaat haar laatste vraag beantwoorden. Excuus, de heer Paternotte heeft nog een vraag.
De heer Paternotte (D66):
Ik zou dat willen aanvullen. Ik snap heel goed dat mevrouw Yeşilgöz zegt dat zij nu niet wil concluderen dat we dat over de hele linie moeten instellen. Het is alleen wel zo dat ook het CIDI vorig jaar heeft aangegeven dat het hier een oplossing in ziet. We hadden ook onlangs het WODC-rapport Speciale behoeften van slachtoffers van hate crime ten aanzien van het strafproces en de slachtofferhulp, en daarin werden ook de gespecialiseerde rechercheurs als een van de best practices genoemd. Dan zou mijn stelling zijn dat het goed is om nu met een proef te beginnen, waardoor je er meer over te weten kunt komen. Ik zou dan niet zeggen dat we de coördinator gaan vragen om te kijken of je dan misschien daarna een proef kan doen, maar ik zou daar dan mee beginnen. Ik vroeg me af of u daarvoor zou voelen.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Het punt is alleen dat er al een Joods Politie Netwerk is. Er zijn dus mensen die hier gespecialiseerd in zijn en die worden ingeschakeld op het moment dat er bijvoorbeeld van incidenten aangifte wordt gedaan. Ik begrijp dat de collega's zeggen dat dit een slag verder gaat, maar het is niet zo dat er op dit moment helemaal niks is. Ik heb altijd van de netwerken gehoord – ook van de lhbt-netwerken, waarover we het met elkaar hebben gehad – dat zij willen dat hun werk beter verankerd wordt. Daarom wil ik graag eerst een reactie van de Minister over of daar nog winst te boeken is en of er winst te boeken is waar het gaat om de rechercheurs. Ik zal u eerlijk zeggen vanuit de VVD – ik denk dat de ChristenUnie daar precies zo in zit – dat als het echt wat toevoegt en zorgt dat we daardoor zaken beter, sneller en effectiever behandelen, we het daarover moeten hebben. Alleen, wat doe je met het Joods Politie Netwerk? Die zijn er ook. Ik wil ook graag dat zij hun positie verstevigd zien.
De voorzitter:
Afrondend, meneer Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
Volgens mij hoeven we het daar helemaal niet heel erg over oneens te zijn. Het is goed dat er een Joods Politie Netwerk is, maar ik kijk natuurlijk erg naar wat uit de gemeenschap zelf naar voren wordt gebracht over dit idee. Daar is nog een WODC-rapport bij gekomen dat dit een best practice noemt. Dan denk ik: laten we dan op zijn minst hier een proef mee gaan doen, zodat we te weten kunnen komen of dit een antwoord kan zijn. Ik vond het verhaal dat mevrouw Buitenweg hierover vertelde een heel goed voorbeeld van hoe belangrijk het is dat als iemand aangifte komt doen van discriminatie, die zich serieus genomen voelt en niet het gevoel krijgt dat het geen zin heeft. Want dat is bij te veel mensen het geval.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Daar ben ik het helemaal mee eens. Daarom is volgens mij niet de oplossing om te zeggen dat er een paar rechercheurs bij moeten komen die daarin gespecialiseerd zijn. We moeten er juist voor zorgen dat elke agent bij wie je aangifte doet het meteen herkent en het als zodanig oppakt. Je kunt niet zeggen dat dit alleen maar voorkomt in Amsterdam-Zuid en verder nergens in Amsterdam of in het land. Dat is het hele punt. Je wilt dat iedereen, dat elke agent – dat geldt ook bij lhbt-geweld en geweld tegen vrouwen – meteen alert is en denkt: oké, dit herken ik als zodanig. Daar gaat het over. Dat is waarom ik er terughoudend in ben, maar ik kan me voorstellen dat de Minister er nader op ingaat en dat we er in tweede termijn op terugkomen. Ik kan me ook voorstellen dat de heer Segers er misschien wat anders in zit dan ik, in wat ik hier nu als VVD-verhaal ophang.
De voorzitter:
Oké. Dan nu uw laatste antwoord.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Misschien zijn de collega's het niet met me eens, maar ik denk dat ik de meeste vragen toch heb beantwoord.
De voorzitter:
Dat denk ik ook. Dan ga ik nu door naar Minister Grapperhaus of Minister Koolmees. Wat doen we?
Minister Koolmees:
De regie in het kabinet is weer uitstekend. Ik begin. Ik zal na een korte inleiding antwoord geven op de vragen op mijn eigen terrein en ook op het terrein van de collega's Slob en Van Engelshoven van OCW. De Minister van Justitie en Veiligheid zal ingaan op de vragen over justitie, online en voetbal. Daar hebben we een brugfunctie, want ik ga ook in op voetbal. Dat heeft niets te maken met het feit dat de heer Grapperhaus van Ajax is en ik van Feyenoord, maar dat komt toevallig wel zo uit vandaag.
Een serieuze inleiding. Iedereen in Nederland moet zichzelf kunnen zijn en zich veilig voelen. Daarbij moet het niet uitmaken of je een hoofddoek, een keppeltje of een kruisje draagt. Het is zeer terecht dat uw Kamer en de initiatiefnemers in het bijzonder aandacht vragen voor dit vraagstuk. Als kabinet nemen we antisemitisme zeer serieus, dus complimenten voor de indieners van deze nota.
Het verschil in herkomst kan het samenleven met elkaar ingewikkelder maken. Niet voor iedereen is gelijkwaardigheid, vertrouwen in elkaar en in het samenleven, waarbij je ook de anderen de ruimte geeft om zichzelf te zijn, vanzelfsprekend, helaas. Dat resulteert helaas in verschijnselen als elkaar veroordelen, uitsluiting, discriminatie of discussies over dé ander op een meestal zeer hoge toon. Ook in tijden waarin we gezamenlijk staan voor grote uitdagingen en de toekomst onzeker is, is dat in mijn ogen niet behulpzaam om op dit terrein vooruitgang te boeken, te bouwen aan de zekerheden en te zorgen dat iedereen in Nederland mee kan doen.
Wat ik bijzonder vind, in de bredere discussie, is dat veel mensen niet als individu worden gezien, maar nog steeds het stempel van de groep opgedrukt krijgen. Dat vond ik ontzettend mooi in de 4 meilezing van de heer Grunberg, waarin hij een citaat aanhaalde van Primo Levi. Dat ga ik nog een keer voorlezen. Dat citaat van de heer Levi is: «Ik kan niet begrijpen, niet verdragen dat men een mens beoordeelt niet naar wat hij is, maar naar de groep waar hij toevallig toe behoort.» Dat is echt een belangrijk citaat, vind ik. Want de incidenten die er zijn, worden ook vaak bewust uitvergroot en zelfs gefabriceerd om tegenstellingen in stand te houden, groter te maken, ook vandaag weer in dit debat. Eerlijk gezegd maakt mij dat droevig. Elke keer worden terechte zorgen gecombineerd met gefabriceerde tegenstellingen, waardoor die polarisatie juist wordt aangewakkerd en er niet gezamenlijk naar een oplossing kan worden gezocht.
De heer Segers zei terecht in zijn inleiding: antisemitisme is helaas breed en diep verankerd en is niet van de laatste jaren. Hij haalde Maarten Luther aan en hij had het over de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog, de middeleeuwen en het jaar nul: al veel eerder en dieper zie je antisemitisme. Het zit inderdaad helaas heel breed, extreemlinks en extreemrechts. Het heeft dus ook geen zin om te wijzen naar daders. Het is een onderwerp dat breed moet worden aangepakt om het te kunnen bestrijden.
In brede zin is het voorkomen van discriminatie een zeer belangrijk aandachtspunt van het kabinet. Onder leiding van de Minister van Binnenlandse Zaken is ingezet op een brede kabinetsaanpak tegen discriminatie. Die richt zich bewust op diverse maatschappelijke terreinen en alle vormen van discriminatie. Vanmiddag heeft u daarover een debat met de Minister-President, de Minister van Binnenlandse Zaken en de heer Grapperhaus. Ik ben daar zelf niet bij. U bent onlangs geïnformeerd over de voortgang van deze brede aanpak via de brief van onder anderen mevrouw Ollongren en mijzelf. De aanpak van antisemitisme is integraal onderdeel, zo zeg ik ook tegen de initiatiefnemers, van deze brede kabinetsaanpak. Deze aanpak is gebaseerd op de uitkomsten van een onderzoek naar triggerfactoren van antisemitisme. Uit dat onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat het Midden-Oostenconflict en, bizar genoeg, voetbal de belangrijkste factoren zijn voor antisemitische uitingen in Nederland.
De door het kabinet ingezette lijn van bevordering van de lokale interreligieuze dialoog en bewustwording in het onderwijs en het voetbal wordt daarbij voortgezet, juist om die dialoog vorm te geven. Het voorbeeld van Saïd en Lody, dat de heer Segers net gaf, is daar ook zo'n voorbeeld van. Het Overleg Joden, Christenen en Moslims is daar ook zo'n voorbeeld van. Aanvullend daarop heeft het kabinet voor de kabinetsperiode 2019–2021 een extra bedrag van 1 miljoen euro per jaar vrijgemaakt ter bestrijding van antisemitisme. Deze extra middelen zijn primair gericht op het verbeteren van het proces van melding en aangifte van antisemitisme en andere vormen van discriminatie en op de opvolging die aan zo'n melding of aangifte wordt gegeven. Maar daar kan de heer Grapperhaus zo meteen meer over zeggen.
Daarnaast wordt ook geïnvesteerd in capaciteitsopbouw, zodat betrokken partijen elkaar beter weten te vinden, beter met elkaar in dialoog kunnen gaan en ook beter kunnen samenwerken. En er is ook aandacht voor het vergroten van de weerbaarheid van de Joodse gemeenschap. Vanuit verschillende departementen – SZW is daarbij het coördinerende departement – is er regelmatig contact met sleutelfiguren en -organisaties uit de Joodse gemeenschap. Laat ik heel helder zijn: voor antisemitisme is geen plaats in onze samenleving. We hebben een brede inzet en daar gaan we als kabinet mee door.
Dan wil ik een paar specifieke vragen beantwoorden. Als laatste ga ik in op de coördinatordiscussie of de aparteaanpakdiscussie. Maar ik begin met een paar vragen over het onderwijs. Mevrouw Van der Graaf vroeg: is de Minister van mening dat er, naast de aandacht voor de Holocaust en de Tweede Wereldoorlog, ook op een positieve manier aandacht moet worden besteed aan het jodendom en de Joodse cultuur? Ik denk dat het een misverstand is dat scholen alleen aandacht zouden moeten besteden aan de Holocaust en dat leerlingen geen breder perspectief wordt meegegeven aangaande verschillende geestelijke stromingen, zoals het jodendom. Hier ziet de inspectie ook op toe. Ik noem wat heel specifieke voorbeelden. Allereerst de burgerschapsopdracht aan scholen. De heer Segers refereerde daar net ook al aan. De heer Slob heeft daar net een wetsvoorstel over ingediend. Maar denk ook aan kerndoel 38 van het primair onderwijs en kerndoel 43 van het voortgezet onderwijs, waarin specifiek wordt verwezen naar de verschillende geestelijke stromingen die in Nederland aanwezig zijn, die de samenleving vormen en een belangrijke rol spelen. De doelen zijn dat leerlingen leren om respectvol om te gaan met verschillen in opvatting die mensen hebben, ook op basis van deze stromingen.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Voorzitter?
De voorzitter:
O, sorry. U zit net in mijn blinde hoek. Mevrouw Van der Graaf.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dank aan de Minister voor deze reactie. Ik denk dat het heel goed is. Ik heb in mijn eerste termijn aangegeven dat geschiedenisdocenten op verschillende scholen momenteel gewoon best wel problemen ervaren met het bespreekbaar maken van de Holocaust. Ik heb gevraagd wat het kabinet kan doen en wat het kan betekenen zodat het wel bespreekbaar wordt. Op sommige scholen kan het gewoon wel. Ik refereerde aan mijn man. Ik weet van hem dat veel collega's daarbij moeite ervaren, dat het niet bespreekbaar is.
Minister Koolmees:
Dat is een terecht punt. We hebben als kabinet, en eigenlijk mijn collega's van Onderwijs, een uitgebreide ondersteuningsstructuur om scholen en leraren te faciliteren om gesprekken te voeren over onderwerpen die mogelijk ook gevoelig liggen in de klas. Daar is dit zo'n voorbeeld van, blijkt helaas in de praktijk. Zo is er ook op de lerarenopleiding aandacht voor burgerschap en sociale veiligheid en biedt een organisatie als de Stichting School en Veiligheid specifiek kosteloos trainingen aan aan leraren om ze ook te ondersteunen bij dit soort moeilijke boodschappen in de klas. Dus dit heeft de aandacht van het kabinet; de beide Ministers van Onderwijs zijn ermee bezig.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Het heeft de aandacht van het kabinet. Ik vraag dan of het kabinet bereid is om in overleg te gaan met de geschiedenisdocenten en de koepel om te kijken of het nou voldoende is. Want heel recent kwamen er nog geschiedenisdocenten in het nieuws die ervoeren dat dit toch echt wel een probleem is. Het is bestaand beleid, als ik het zo hoor, maar misschien is hier toch wel een tandje extra nodig. Is Minister Koolmees bereid om ernaar te kijken of ze dát kunnen vormgeven?
Minister Koolmees:
Ik heb begrepen dat de collega's van Onderwijs, zowel Minister Slob als Minister van Engelshoven, constant in gesprek zijn met de partners om te kijken of en op welke wijze deze ondersteuning verbeterd kan worden. Een paar voorbeelden van partijen die erbij betrokken zijn, zijn de Stichting School en Veiligheid, de Stichting Leerplanontwikkeling, het CIDI, de Anne Frank Stichting, de Respect Education Foundation en het College voor de Rechten van de Mens. Die leveren allemaal op verschillende manieren een bijdrage hieraan. Een voorbeeld heb ik net gegeven over de Stichting School en Veiligheid, bijvoorbeeld door trainingen aan leraren, door leermiddelen te ontwikkelen, door bewustwording te creëren en door activiteiten naar Joods cultureel erfgoed te organiseren. Mijn collega's hopen dat ze binnen de Alliantie Burgerschap hun kennis en ervaring met elkaar kunnen en zullen delen en de verbinding met onderwijs en wetenschap kunnen versterken. Maar als u het goed vindt, geef ik deze vraag nog één keer terug, met de opmerking dat u dit een heel belangrijk onderwerp vindt waarvoor bewustwording moet zijn bij de lerarenopleiding. Dat signaal neem ik graag, als u dat goedvindt, terug naar de collega's van OCW.
De voorzitter:
Eerst de heer Markuszower, daarna de heer Van Dijk.
De heer Markuszower (PVV):
Als ik goed naar de Minister en naar mevrouw Van der Graaf luister, dan denk ik dat er een beetje langs elkaar heen wordt gesproken. De Minister heeft het in zijn eerste antwoord over gesprekken en ondersteuning die docenten hebben bij de gesprekken – daarbij citeer ik letterlijk – in het kader van burgerschap. Maar ik denk dat mevrouw Van der Graaf – maar correct me if I'm wrong – het meer heeft over wat die geschiedenisdocenten nou eigenlijk in het curriculum moeten onderwijzen. Ik vraag aan de heer Koolmees of hij aan zijn collega-ministers kan doorgeven dat het niet zozeer moet gaan om de moeilijke gesprekken in de klas, maar dat er gewoon voor moet worden gezorgd dat er onderwijs wordt gegeven op die onderwerpen waarvoor aandacht wordt gevraagd. Niet per se in het kader van burgerschap, maar in het kader van geschiedenisles.
Minister Koolmees:
Volgens mij heeft de heer Markuszower het nu verkeerd begrepen. Er zijn twee elementen. Als het gaat om het curriculum en over wat er geleerd wordt in de kerndoelen, zitten de Holocaust en antisemitisme in die kerndoelen. Mevrouw Van der Graaf zei eigenlijk: daarnaast heb ik het signaal van iemand heel dichtbij, haar man, dat het op sommige scholen moeilijk is om les te geven over dit soort onderwerpen, omdat er een vijandige houding tegenover dit onderwerp zou zijn in de klas. Dat herkennen wij, dat gebeurt helaas te vaak. Daarom is het Ministerie van Onderwijs ook begonnen om leraren te ondersteunen om zich te trainen om over dit onderwerp wel degelijk les te geven in de klas. Daar zijn al die organisaties al mee bezig. Leraren worden ondersteund, onder andere door de Stichting School en Veiligheid, juist om ervoor te zorgen dat niet alleen dit in de lesstof een onderwerp is, maar dat het ook wordt gegeven in de klas.
De voorzitter:
Ik heb ook de heer Bisschop genoteerd, maar ik ga eerst naar de heer Van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dan ga ik nu een vraag stellen die ik ook weleens stel over seksuele diversiteit en de welbekende kerndoelen. Wat doet de regering met scholen die geen les geven over antisemitisme? Hoe vaak zijn die aangesproken? Wat heeft de inspectie daartoe ondernomen? Ik begrijp dat dit een lastige vraag voor de Minister van Sociale Zaken is, en daarom stel ik hem ook. Maar ik begreep uit de toezegging dat hij al naar het Ministerie van Onderwijs gaat, en misschien kan hij deze vraag dan ook meenemen, want ik ben heel benieuwd.
Minister Koolmees:
Ja, de heer Jasper van Dijk heeft me ook in een ander debat deze vraag weleens voor de voeten geworpen. Hij heeft daarover zelfs een motie ingediend. Toen ging het over segregatie in het onderwijs. Sinds die motie van de heer Van Dijk wordt dat apart gemonitord door de inspectie. Ik kan hier geen antwoord op geven, want ik weet het gewoon niet. Maar ik neem de vraag inderdaad mee terug naar de collega's van Onderwijs.
De voorzitter:
Prima. Dan ten slotte nog de heer Bisschop.
De heer Bisschop (SGP):
Misschien komt de Minister er nog op, maar ik had een vraag gesteld over lesmethoden waarin...
Minister Koolmees:
Daar kom ik zo op.
De heer Bisschop (SGP):
Precies. Dan wacht ik dat rustig af.
De voorzitter:
Meneer Koolmees, gaat u verder.
Minister Koolmees:
Deze interruptie geldt niet voor de heer Bisschop.
De voorzitter:
Daar ga ik over, maar het is wel waar.
De Minister.
Minister Koolmees:
Dank u. De heer Van Wijngaarden en de heer Van der Molen vroegen naar de activiteiten van de SAP, de Stichting Antisemitisme Preventie. Wordt de voorlichting ook gebruikt bij de educatie? Hoe kijkt het kabinet aan tegen de leerstoel antisemitisme? Door de collega van JenV maar ook door OCW is gesproken met de Stichting Antisemitisme Preventie. De activiteiten van de stichting worden zeer gewaardeerd. Educatie over het Jodendom en antisemitisme is van belang en de betrokken ministeries blijven in gesprek om de ondersteuningsstructuur zo goed mogelijk vorm te geven. Eventuele ondersteuning vanuit het Rijk wordt bezien. Hierbij wordt het ondersteuningsaanbod dat al wordt verzorgd door bijvoorbeeld een partij als de Anne Frank Stichting en de al eerder genoemde Respect Education Foundation en de Stichting School en Veiligheid ook in ogenschouw genomen. Dat wordt er dus bij betrokken. Het is inderdaad bekend bij de regering dat deze stichting zich inspant om een leerstoel te verwezenlijken, maar zoals de heer Segers al terecht zei: in beginsel gaan universiteiten daarover. De overheid stelt zich meestal terughoudend op als het gaat om het instellen van leerstoelen.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Het is prachtig dat hier toch even de academische vrijheid wordt verdedigd. De heer Koolmees is weliswaar niet de Minister van Onderwijs, maar hij doet dat met verve. Heel goed! De universiteiten gaan daar inderdaad zelf over, maar het kabinet kan daar natuurlijk wel met universiteiten over in gesprek gaan en dat vervolgens aan ons terugkoppelen. Kan dat dan op z'n minst hier namens het kabinet worden toegezegd?
Minister Koolmees:
Kunt u de vraag nog even herhalen?
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Ik wil graag een toezegging dat het kabinet in gesprek gaat met universiteiten over de vraag of zij heil zien in het instellen van zo'n leerstoel. De VVD vraagt dus om eerst in gesprek te gaan over de vraag of dat zinvol is en hoe de academie daar zelf tegen aankijkt.
Minister Koolmees:
Nu stelt u me wel een ingewikkelde vraag, omdat het niet mijn terrein is en omdat het een thema betreft dat altijd gevoelig ligt. Het gaat over het feit dat de universiteiten zelf gaan over de instelling van hun leerstoelen. Dan staat het stichtingen of besturen vrij om zo'n leerstoel in te richten. Maar als het kabinet ergens mee komt, dan weten instellingen vaak dat er dan ook wel geld mee gemoeid zou kunnen en moeten zijn. Mevrouw Buitenweg zei dat ook al. Maar wat vraagt de heer Van Wijngaarden dan precies aan het kabinet? Moet het kabinet vrijblijvend informeren of...?
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Wij doen zaken met het kabinet. Ik begrijp heel goed dat het kabinet aangeeft dat er sprake is van academische vrijheid. Dus uiteindelijk gaan ze daar zelf over. Dit is een wens die leeft in de Kamer. Onze suggestie is: ga daarover in gesprek met universiteiten om te horen hoe zij er, uiteraard vanuit hun academische vrijheid, tegen aankijken. Daar kan schriftelijk op teruggekomen worden. Dat is het verzoek.
Minister Koolmees:
Ik worstel een beetje met deze vraag. Als wij op pad worden gestuurd om met instellingen te gaan praten, dan heeft dat meestal ook echt een doel. Het principiële punt is dat wij hier niet over gaan. Wij gaan niet over de instelling van een leerstoel. Dus vrijblijvend praten heeft niet heel veel zin, denk ik.
De voorzitter:
Ik merk dat er nog allemaal interrupties over die leerstoel ontstaan. Meneer Van der Molen, heeft u nog een punt?
De heer Van der Molen (CDA):
Ik wil daarbij aansluiten, waarbij we in zekere zin – dat bedoel ik natuurlijk wel positief – gehandicapt zijn, omdat we niet de Minister van Onderwijs zelf voor ons hebben. Dan is dat gesprek net even wat makkelijker te voeren. Dus als de Minister ons nog een schriftelijke reactie kan sturen, zou dat behulpzaam zijn. Het is inderdaad zo dat de rijksoverheid vanwege de academische vrijheid terughoudend is. Toch zijn er ook in het verleden bijdragen van de rijksoverheid aan leerstoelen geweest die bijdroegen aan een doelstelling van het kabinet. OCW heeft dat bijvoorbeeld op het gebied van de leerstoelen onderwijsrecht gedaan, omdat OCW een belang had, ook voor het eigen werk en voor een discussie, om daar in ieder geval een bijdrage aan te leveren. Dus ik zou de Minister toch willen vragen om dat gesprek, dat nu met de VU wordt gevoerd, ook met de interesse vanuit OCW te bekijken en ons op enig moment, in ieder geval voor de begroting van OCW, te laten weten of dit ook leidt tot een bijdrage. En dan kan het kabinet zelf bepalen hoe het daarin staat.
Minister Koolmees:
Ik krijg straks een tik op mijn vingers van mijn collega's, maar dat zeg ik graag toe aan de heer Van Wijngaarden en de heer Van der Molen.
De voorzitter:
Deze toezegging noteer ik.
Minister Koolmees:
Het is een toezegging aan beiden. Ik weet sinds kort dat in de administratie van de Kamer toezeggingen op hoofd worden geregistreerd.
De voorzitter:
Dat zullen we doen.
De heer Van der Molen (CDA):
Ik breid het tweede punt van de interruptie even uit nu de Minister zo positief reageert. Er werd natuurlijk ook aandacht gevraagd voor antisemitisme in het onderwijs. U bent in gesprek met de Stichting Antisemitisme Preventie. U zei dat er waardering is. Ik waardeer het natuurlijk uitermate dat er, nadat er gesproken is, waardering voor elkaar is, maar het gesprek wordt gecontinueerd. Ook daar geldt: hoe gaan we concreet bevorderen dat zo'n organisatie met deze specifieke bijdrage, die past in het beleid van het kabinet, ook echt die verbinding met die scholen tot stand kan brengen? Dat is echt wel een uitdaging. Als u dan toch een brief over de leerstoel naar de Kamer stuurt, zou ik graag van u horen welke concrete afspraken het kabinet op dat vlak maakt.
Minister Koolmees:
Ik zei net al dat de activiteiten gewaardeerd worden. En inderdaad gaat het gesprek door. Ik heb ook de zin uitgesproken dat eventuele ondersteuning door het Rijk nog wordt bezien, in de bredere afweging met de Anne Frank Stichting, de Respect Education Foundation en de Stichting School en Veiligheid, waar al trajecten mee lopen. In aanvulling op de vorige toezegging zeg ik graag toe dat we er later op terugkomen of die gesprekken tot resultaat hebben geleid.
De voorzitter:
Dit is subtoezegging 1 op toezegging 1: 1b.
Minister Koolmees:
U kunt er één toezegging van maken.
De voorzitter:
Ik ga straks kijken hoe ik dat ga noteren.
De heer Markuszower (PVV):
Zou de Minister ook kunnen kijken naar het NIOD? Het NIOD gaf tot voor kort als educatiespecialisme gratis bijscholing voor docenten en opleiders over Holocaust, antisemitisme en Joodse getuigenissen. Als ik goed ben geïnformeerd, hebben ze dat programma onlangs afgeschaft. Kan de Minister dat checken bij het NIOD? Wat kan er nog aan gedaan worden? Is die rol van het NIOD in het onderwijs voor de toekomst nog belangrijk? Als de Minister dat belangrijk acht, dan kan hij die weer toevoegen.
Minister Koolmees:
Ik heb hier absoluut geen enkele kennis van, dus alles wat ik nu zeg, is niet gebaseerd op enige kennis of wetenschap van deze feiten. Het enige wat ik kan doen, is deze vraag doorgeleiden naar de collega die toch al een brief naar u moet sturen. We nemen het mee.
De voorzitter:
Voor de Handelingen, het NIOD is het Instituut voor oorlogs-, Holocaust- en genocidestudies.
Minister Koolmees:
De heer Bisschop vroeg of het kabinet bereid is te voorkomen dat er fouten en onjuiste beeldvorming in lesmethodes voorkomen. Is de Minister bereid om in gesprek te gaan met de uitgevers van het lesmateriaal? Ik ken de heer Bisschop als een zeer overtuigd aanhanger van artikel 23 van de Grondwet. Er was al een leuk interruptiedebatje tussen de heer Jasper van Dijk en de heer Bisschop over de Grondwet. Uit dat artikel 23 volgt dat scholen de vrijheid hebben om hun eigen leermiddelen te kiezen. Dat is een belangrijk uitgangspunt, ook voor de heer Bisschop. Hierom kan en gaat het kabinet dan ook geen leermiddelen onderzoeken, recenseren en aan- of afraden. Indien mensen van mening zijn dat er fouten, omissies of onjuiste gevolgtrekkingen staan in leermiddelen, is het goed om hierover het gesprek te voeren, open en transparant, ook met het onderwijsveld, de uitgeverijen en andere betrokken organisaties. Dat is ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid.
De heer Bisschop (SGP):
Dat is een staatsrechtelijk volkomen correct antwoord, maar ik stelde die vraag ook omdat een andere Minister weleens de bereidheid heeft geuit om bepaalde stereotypenmethodes te onderzoeken en daarover in gesprek te gaan met uitgevers. Toen dacht ik: als dat in bepaalde kringen gebruikelijk is, dan zal het ook op dit punt beoefend kunnen worden, temeer omdat het hier ook gaat om een doelstelling van het kabinet. Het is heel duidelijk dat we antisemitisme moeten bestrijden. Het is een kwaad. En als je dan in methodes verkeerde zaken tegenkomt, dan zou je kunnen overwegen om in ieder geval de uitgever daarop te attenderen.
Minister Koolmees:
Op zich begrijp ik dat. Ik denk ook dat dit gebeurt als er in de maatschappij een discussie ontstaat over lesmethoden. Dat hebben we natuurlijk het afgelopen jaar op verschillende terreinen gezien. Scholen en onderwijsinstellingen, maar ook de uitgevers, worden daarop aangesproken. Dat lijkt mij goed voor het maatschappelijk debat. Maar vanwege artikel 23 en de vrijheid van onderwijs is het kabinet zeer terughoudend om zich daar actief in te mengen. Het andere voorbeeld dat de heer Bisschop aanhaalt, ken ik niet, dus ik vind het ingewikkeld om daaraan te refereren. Dat is ook goed voor de staatsrechtelijke zuiverheid, hè? Dat vindt de heer Bisschop ook.
De voorzitter:
Laten we niet weer gaan uitlokken. Hoever bent u in de beantwoording?
Minister Koolmees:
Ik heb nog drie vragen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Koolmees:
Voetbal. Wat doet het Ministerie van Sociale Zaken om racisme in het voetbal aan te pakken? We zetten in op bewustwording en op gedragsverandering via de inzet op twee projecten. Dat zijn de educatieve Fair Play workshops en het spreekkorenproject. De eerste is de Fair Play. De Anne Frank Stichting streeft ernaar om dit jaar 60 educatieve workshops en in 2021 80 workshops uit te voeren. Dat gaat via samenwerking met de bvo's, de betaaldvoetbalorganisaties, en hun maatschappelijke afdelingen. Daarbij worden jongeren, amateurvoetbalverenigingen en scholieren op verschillende manieren bereikt. Deze projecten zijn erop gericht om jongeren bewust te maken van de verschillende vormen van discriminatie.
Het spreekkorenproject wordt ook door de Anne Frank Stichting uitgevoerd. Dat wordt verbreed van antisemitische spreekkoren naar racistische uitingen. Deze intensieve dagtraining zet in op bewustwording van het kwetsende effect van spreekkoren en richt zich op supporters die zich schuldig hebben gemaakt aan kwetsende leuzen. De Anne Frank Stichting zal in 2020 deze nieuwe aanpak samen met drie betaaldvoetbalorganisaties gaan ontwikkelen en testen. Vanaf 2021 wordt deze ook uitgerold bij andere betaaldvoetbalclubs. Daar zijn positieve ervaringen mee. Het is een heel indringende ervaring.
Dan de vraag of er een aparte coördinator moet komen, de nationaal coördinator antisemitisme. Ik heb net al gezegd dat het kabinet inzet op een brede kabinetsaanpak tegen alle vormen van discriminatie. De aanpak van antisemitisme is een integraal onderdeel van deze brede inzet. Ik begrijp heel goed de argumenten die vandaag gewisseld zijn, dat verschillende vormen van discriminatie verschillende achtergronden hebben en dat ze een verschillende historie hebben. Wat de heer Segers net verwoordde, vond ik een integere zoektocht naar de vraag wat je wil bestrijden. De heer Segers zei in zijn eerste termijn ook dat je nooit leed met leed moet vergelijken. Speel het niet tegen elkaar uit. Daar ben ik het zeer mee eens, maar het paradoxale is juist dat dat wel degelijk het geval zou zijn met een speciale nationaal coördinator antisemitisme. Ik ben een groot voorstander van een integrale kabinetsaanpak van discriminatie, racisme en uitsluiting, maar van niet een aparte coördinator daarvoor. Ik denk dat het juist leidt tot polarisatie. Los daarvan hebben we als kabinet extra middelen beschikbaar gesteld om de antisemitismeaanpak te intensiveren, om gericht in te zetten op de voorbeelden die ik net heb genoemd in mijn inleiding.
Tot slot de laatste vraag: deelt u de mening dat kritiek op Israël iets anders is dan antisemitisme? Ik weet niet wie die vraag precies stelde? De heer Jasper van Dijk stelde die vraag. Het kabinet blijft benadrukken dat het van belang...
De voorzitter:
Excuus, nog even over de nationaal coördinator. Mevrouw Buitenweg.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Sorry dat ik de Minister op deze manier in de rede val, maar ik zit er toch wel mee. Ik vind het absoluut een waarheid als een koe dat er geen hiërarchie in discriminatiegronden moet zijn. En toch, als ik kijk naar bijvoorbeeld vrouwendiscriminatie, dan ben ik altijd bang voor een soort brede aanpak, waarbij iedereen zegt dat het mainstream en wat dan ook is. Ik denk namelijk dat er af en toe ook focus moet komen. Ik kan me ook voorstellen dat je denkt: als we alles allemaal onder dezelfde noemer doen, dan verliezen we soms de mogelijkheid om specifieker te zijn. Maar ik vind het wel van belang om te zeggen dat er geen hiërarchie in discriminatiegronden is, en ook dat het niet alleen een woord is, maar dat we daaraan uiting geven door ervoor te zorgen dat er ook op andere terreinen nota's en dergelijke zijn. Het moet niet een soort doekje voor het bloeden zijn, waarbij we zeggen: nee, we vinden alles even belangrijk. Ik zie de valkuil dat je in de praktijk iets belangrijker maakt. Dat wil ik niet, maar aan de andere kant kan je ook kansen missen door iets niet specifiek te maken.
Minister Koolmees:
Ik begrijp de worsteling van mevrouw Buitenweg. Die hebben wij natuurlijk zelf ook. De vraag is ook terecht. Er is inderdaad geen hiërarchie. Het is denk ik belangrijk om dat vast te stellen. Daarbinnen zijn er natuurlijk wel heel verschillende vormen van racisme en discriminatie, die ook wel verschillende achtergronden, verschillende oorzaken en een verschillende historische context hebben. Het is vandaag Ketikoti. De heer Jasper van Dijk zei het net. Dat er focus moet zijn, ben ik met mevrouw Buitenweg eens. We proberen ook om binnen die bredere aanpak op onderdelen te focussen als het gaat om het tegengaan van antisemitisme. Daar heb ik net een aantal voorbeelden van gegeven. Wat mevrouw Buitenweg net zelf zei en wat de heer Paternotte zei over de politie en de rechercheurs, zijn voorbeelden daarvan. Daar gaat de heer Grapperhaus zo meteen op in. Het is dus belangrijk om de specifieke oorzaken te weten, zodat daarop beleid kan worden gevoerd en activiteit kan worden ondernomen. En dat doen we dus ook.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Maar dan vind ik de oppositie tegen dit voorstel marginaal. Want dan gaat het vooral om een organisatorisch iets. U zegt dan: binnen mijn ministerie houden we er eigenlijk voldoende rekening mee dat zaken verschillend zijn en soms een andere aanpak vergen, maar we willen geen hiërarchie in discriminatiegronden maken; wij houden rekening met die diversiteit. En dan zegt u eigenlijk: omdat we dat doen, vinden we dit niet nodig. Maar dat is dus meer een soort organisatorisch iets. U heeft al een eigen departement en dergelijke. Dat is dus niet een principieel verschil. Ik probeer het even te vatten.
Minister Koolmees:
Dit is een soort omkering van feiten. Uw Kamer kan met een initiatiefnota komen met daarin het voorstel voor een nationaal coördinator. Het kabinet zegt daar geen behoefte aan te hebben omdat het een bredere discriminatieaanpak heeft belegd vanuit BZK en specifiek vanuit SZW op een aantal specifieke punten. Heel veel van deze onderwerpen, en specifiek antisemitisme, nemen wij daarbij mee en pakken we daarbij aan. Vaak betreft het ook nog eens verschillende disciplines: vanuit het Ministerie van SZW preventie, vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid bijvoorbeeld als het gaat om het Openbaar Ministerie en de politie. Maar het kabinet stelt het niet voor. Het kabinet reageert op een voorstel van initiatiefnemers.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Graaf en daarna de heer Van Wijngaarden. Houdt u het alstublieft een beetje kort allemaal.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ja, zeker. In de eerste termijn heb ik aandacht gevraagd voor het amendement dat ik samen met mevrouw Yeşilgöz heb ingediend om de komende jaren jaarlijks 1 miljoen extra te besteden aan de aanpak van antisemitisme. Ik heb de brief van het kabinet over de aanpak van discriminatie gelezen. Uit de bijlage blijkt eigenlijk dat het geld dat specifiek voor antisemitisme was bedoeld, voor veel bredere doelen is ingezet. Nu hoor ik de Minister zeggen: toch zien wij niet iets in een specifieke nationaal coördinator antisemitismebestrijding. Maar is dit niet gewoon het bewijs dat dit toch wel heel effectief zou kunnen zijn in de aanpak van antisemitisme? Wil het kabinet daar niet toch nog eens over nadenken?
Minister Koolmees:
De heer Grapperhaus gaat zo meteen in op dat geld, op de financiering daarvan. Het standpunt van het kabinet over de nationaal coördinator heb ik volgens mij net gedeeld. Daar heb ik op zich niet veel aan toe te voegen.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dan een heel korte aanscherping. Bij zo'n nationaal coördinator antisemitismebestrijding zien wij iemand voor ons die het kabinet kan aanspreken op het moment dat een zetje nodig is. Die kan er ook op toezien dat het geld dat daaraan besteed moet worden, ook daadwerkelijk daarvoor wordt ingezet en dat ook wordt doorgepakt. De ChristenUnie ziet echt een meerwaarde in zo'n nationaal coördinator en vraagt het kabinet daar toch nog eens over na te denken.
De voorzitter:
De heer Koolmees. De Minister.
Minister Koolmees:
Dat is in dit geval dezelfde persoon. Het kabinet heeft daar een reactie op gegeven en hecht aan die brede aanpak. Het antwoord verandert niet daarmee.
De voorzitter:
Ik hoop dat u niet meer in herhaling treedt. De heer Van Wijngaarden.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Wat mij sowieso verbaast, is dat de Minister een instrument tegen polarisatie ziet als iets wat tot polarisatie zou kunnen leiden. Dat is bevreemdend. Maar het andere punt is dat de Minister doet alsof het feit dat het heel mooi apart bij verschillende ministeries is belegd, ertoe leidt dat het voldoende doorsijpelt naar de praktijk. Maar het hele punt van de initiatiefnemers is natuurlijk juist dat dit niet gebeurt en dat je dus iemand nodig hebt die daardoorheen kan breken en ervoor kan zorgen dat dit wel in de praktijk landt. Want het gaat natuurlijk om een hele specifieke kleine groep. Het wordt in de praktijk dus al snel vergeten. De Minister doet ook net alsof het voorstel is om tot in de eeuwigheid een nationaal coördinator te hebben, terwijl het een tijdelijke aanjager is, een instrument dat het kabinet op heel veel andere plekken wel omarmt. Dus waarom dan hier niet?
Minister Koolmees:
Er worden mij nu allerlei dingen in de schoenen geschoven die ik helemaal niet beweerd heb. Ik reageer op een vraag over een voorstel van de initiatiefnemers: wat vindt het kabinet daarvan? Het kabinet reageert daarop. Ik zeg niks over de tijdigheid; daar zeg ik niks over. Ik reageer en zeg dat het kabinet hecht aan een bredere aanpak van discriminatie, vanuit verschillende invalshoeken; het moet multidisciplinair aangepakt worden. U kunt het niet met ons, met het kabinet eens zijn. Dat mag. Maar dit is het antwoord van het kabinet op die vraag. Anders wordt het toch een herhaling van zetten.
De voorzitter:
Daar wil ik het gewoon bij laten. U bent klaar met de beantwoording?
Minister Koolmees:
Nee, ik was net nog bezig met de laatste vraag van de heer Jasper Van Dijk toen mevrouw Buitenweg interrumpeerde. De vraag was: deelt u de mening dat kritiek op Israël iets anders is dan antisemitisme? Het kabinet blijft benadrukken dat het van belang is om onderscheid te blijven maken tussen een stellingname ten aanzien van het beleid van de Israëlische regering en antisemitisme. Dat is staand beleid, zowel nationaal als internationaal. Wel is het zo dat onder het mom van kritiek op Israël vaak antisemitische uitingen volgen. Daar moeten we heel scherp op zijn.
Dat was het.
De voorzitter:
Heel erg bedankt. Ik kijk naar Minister Grapperhaus,...huis,...haus.
Minister Grapperhaus:
Molenaar, Grapperhuis. Nou, het gaat niet goed met de CDA-achternamen.
De voorzitter:
Echt, mijn geest is zo leuk!
Minister Grapperhaus:
Voorzitter. Ik begrijp dat volledig. We zijn allemaal inmiddels op 1 juli beland. We hebben allemaal een extra intensieve tijd achter de rug, denk ik. Ik begrijp dus volledig dat de tong af en toe wat losgaat.
Voorzitter. Ik wil beginnen met een citaat van Primo Levi. Of eigenlijk is dat niet van hem; hij haalt rabbi Hillel aan. Die zei: «Als ik er niet voor mezelf ben, wie dan wel? En zo niet nu, wanneer dan?» De uitleg die ik daarvan begrepen heb, is: naastenliefde is er voor jezelf, maar je moet ook voor anderen zorgen, en voor beide is geen tijd te verliezen. Ik denk dat de excuses die premier Rutte maakte bij de Auschwitzherdenking, een uiting waren van tekortgeschoten zijn in het voor de ander zorgen. Ook daarom vind ik, zo zeg ik maar heel eerlijk, dat er op Nederland een extra zware verplichting rust jegens de Joodse gemeenschap, die – het Kamerlid Segers heeft dat al gezegd – nog maar een gemeenschap van zo'n 45.000 mensen is. Dat is, vind ik, een schrijnend verdriet, en dat zal het altijd blijven.
Voorzitter. Daarom ook steun ik van harte de inzet van de Kamerleden Yeşilgöz-Zegerius en Segers om dit onderwerp op de agenda te houden. Daarom heb ik een maand geleden met hen een fietstocht gemaakt langs Joodse ondernemers. Ik moet daar wel bij zeggen dat mevrouw Yeşilgöz die fietstocht in een auto deed. Maar – zij veroorlooft mij dat ik dat zeg – ik ga ervan uit dat haar schoeisel wat minder geschikt was voor het soort fiets dat wij hadden. Wij hebben daar dus alle begrip voor. Maar het gaat erom dat je ook daar weer zag dat antisemitisme een veelkoppig monster is, dat steeds weer nieuwe gedaantes aanneemt. Volwassen kerels – niet alleen kinderen, maar ook volwassen kerels – zeggen: als ik met een keppel over straat ga, dan word ik uitgejouwd en wat dan ook. Ik heb er geen woorden voor dat dat nu, anno 2020, nog gebeurt.
Ik deel de analyse van de initiatiefnemers dat antisemitisme een kwaad is dat krachtige bestrijding vergt. Steeds als er een incident plaatsvindt – vorig jaar bijvoorbeeld die hooligangraffiti bij de Dokwerker – spreek ik de verantwoordelijke partijen aan, zoals toen de voetbalbond. Ik vind dat we dat met elkaar moeten blijven doen. We moeten opstaan en zeggen: nee, dit accepteren we niet.
Voorzitter. Het is ook een goede zaak dat dankzij de leden Van der Graaf en Yeşilgöz er voor drie jaar een extra bedrag is vrijgemaakt ter bestrijding van antisemitisme. Ik zal straks op het punt ingaan dat mevrouw Van der Graaf heeft gemaakt. Dat geld wordt ook echt daarop ingezet. Het geld wordt ingezet om antisemitisme tegen te gaan, maar het wordt ook besteed aan het verbeteren van het proces van melding en aangifte, en de opvolging die aan zo'n melding of aangifte wordt gegeven. De beschikbare gelden worden grotendeels uitgekeerd in de vorm van projectsubsidies; dat zijn er momenteel elf. Er wordt geïnvesteerd in het beter borgen dat er gevolg wordt gegeven aan meldingen en dergelijke en in de opbouw van capaciteit, zodat partijen elkaar beter weten te vinden en beter samenwerken. Daarnaast is er ook aandacht voor het vergroten van de weerbaarheid van de Joodse gemeenschap en de bewustwording gericht op de impact die antisemitisme heeft op individuen, op gemeenschappen en de samenleving als geheel.
Die projecten zijn dus zowel gericht op antisemitisme in de fysieke leefomgeving alsook op sociale media en op internet. Ook daarop kom ik nu in de beantwoording van de vragen bij u terug. Ik laat het punt van de nationaal coördinator verder voor wat het is, want dat is inmiddels beantwoord door de collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid namens de Minister van BZK, maar ik wil toch echt ook nog wat zeggen over een aantal vragen van mevrouw Buitenweg, maar ook mevrouw Kuiken en de heer Bisschop over wat nu de rol is van de diverse partijen in de strafrechtketen. De politie is er voor iedereen. Daarom zijn er geen specialistische teams bij de politie om bepaalde vormen van discriminatie en racisme te bestrijden. Er wordt via het nieuw gestarte project Politie voor iedereen ingezet op effectieve, veilige teams, waarin diversiteit en inclusie echt een logisch onderdeel gaan uitmaken van het dagelijkse politiewerk. Ik heb eerder in uw Kamer uiteengezet dat de politie en mijn departement in gesprek zijn gegaan met elkaar en hebben gezegd: we moeten de aanpak op dit punt anders, namelijk veel meer bottom-up, vanuit de basisteams, gaan aanpakken. Dat zal ook vanmiddag in het debat nog aan de orde komen, hoop ik.
De politie screent landelijk alle zaken op het hebben van een discriminatoir aspect, inclusief antisemitisme. Daar wordt tweewekelijks een overzicht van aan alle eenheden gestuurd en daarmee worden de eenheden extra geattendeerd op discriminatiezaken en ook commune delicten met een discriminatoir of een antisemitisch aspect. Elke politie-eenheid heeft een Netwerk Divers Vakmanschap, dat beschikt over expertise ten aanzien van verschillende culturen en levensovertuigingen. Op dat netwerk, dat dus in elke eenheid vertegenwoordigd is, zijn diverse medewerkersnetwerken aangesloten – hier is vooral het Joods Politie Netwerk van belang – zodat er ook altijd goede advisering en assistentie kan plaatsvinden, mocht dat nodig zijn. Ten slotte zijn er in alle regionale eenheden contactpersonen discriminatie en regionale discriminatie-overleggen met het OM en anti-discriminatievoorzieningen. Daarbij gaat het overigens niet alleen over zaken, maar ook over trends en beleid.
De voorzitter:
Heeft u dit punt afgerond?
Minister Grapperhaus:
Nou, ik heb hier, omdat de vragen in elkaar overlopen... Als u het goed vindt, wou ik de andere vragen die daarover gaan, ook meteen doen en dan misschien...
De voorzitter:
U rondt dit even af en dan ga ik daarna als eerste de heer Bisschop het woord geven. En het tempo mag nog iets omhoog.
Minister Grapperhaus:
Ik ga mijn best doen, voorzitter. Dan ga ik wat sneller praten.
De heer Bisschop heeft een aantal vragen gesteld over politie en OM, te beginnen met de aangiftebereidheid. Een van de projecten die uit de antisemitismegelden gefinancierd gaan worden, is een project waardoor de antidiscriminatievoorzieningen in elke gemeente beter in positie gebracht moeten worden om slachtoffers van discriminatie over de volle breedte, inclusief strafrecht, bij te staan. Dit geldt in de volle breedte voor alle slachtoffers van antisemitisme en andere vormen van discriminatie; zij moeten bijgestaan worden en eventueel ondersteund bij het doen van aangifte. Een ander project ziet op het opstellen van een handreiking voor lokale bestuurders met mogelijke interventies bij antisemitische incidenten. Voorts worden er ter ondersteuning van het werk van die ADV's, politie en OM expertgroepen ingericht, die ook kunnen adviseren.
Over het Joods netwerk binnen de politie heb ik al vaker dingen gezegd. Dat is ook een netwerk dat in voorkomende gevallen slachtoffers van advies kan voorzien. De bedoeling is dat dat hele scala aan activiteiten bijdraagt aan het vergroten van de aangiftebereidheid. Omdat ik snel moet praten, ging ik een beetje snel heen over het ook aan lokale bestuurders aanreiken van mogelijkheden voor interventies, maar dat is natuurlijk echt een belangrijk punt, want ik wil dit benadrukken: met alleen het strafrecht komen we er echt niet. We moeten ook de mensen de spiegel voorhouden van het antisemitisme en we moeten inderdaad ook – al betreed ik hiermee het terrein van andere collega's – al in het onderwijs beginnen met uitleggen wat er fout is.
Nou, dan nog het inrichten van aparte teams bij politie en OM. Het OM heeft het Landelijk Expertisecentrum Discriminatie ingericht, met gespecialiseerde officieren. Daar staat men voor een brede integrale aanpak. Het OM zegt: dat moeten we niet naar discriminatiegrond doen, want dan krijg je een verbrokkeling van het geheel. Daarnaast beschikt de politie met de Netwerken Divers Vakmanschap echt over inzichten en kennis die ook op het punt van antisemitisme nodig zijn. Dat is ook een vorm van specialisatie. Op die manier wordt daar vorm aan gegeven.
Voorzitter. Over de bestuursrechtelijke aanpak zou ik het zo even willen hebben, maar daar kom ik op bij de onlinekwesties.
Eerst nog de vraag die u, voorzitter, als lid had over die aparte rechercheurs. Die heb ik volgens mij hiermee al in belangrijke mate beantwoord. Het idee is dat de specialisatie zit in rechercheurs die gewoon op het punt van discriminatie goede kennis hebben, maar algemene kennis over de aanpak van discriminatie moeten echt alle politiemedewerkers hebben.
De voorzitter:
De heer Bisschop, en daarna mevrouw Buitenweg.
De heer Bisschop (SGP):
Ik hoor de Minister het hele verhaal toelichten. Er is een team, er is een zekere specialisatie, maar dan spreekt de Minister voortdurend over discriminatie. Waar het hier vanmiddag over gaat, is antisemitisme als een specifieke vorm van discriminatie of welke overkoepelende noemer je ook wilt gebruiken. Als ik mijn oor te luister leg in de Joodse gemeenschap, dan hoor ik voortdurend dat er wel allerlei voorzieningen zijn voor discriminatie, maar dat er te weinig oog is voor het specifieke karakter van antisemitische overtredingen en geweldspleging, om het zo te zeggen. Mijn vraag aan de Minister is: wat gaat de Minister eraan doen om dat duidelijker zichtbaar te maken? En dat geldt dus zowel voor het rechercheren alsook voor het opnemen van een aangifte.
Minister Grapperhaus:
Ik pak mijn verhaal weer even in grote lijnen terug. Er zijn dus netwerken bij de politie – ik noem Roze in Blauw, maar dat is vandaag niet aan de orde, of het Joods Politie Netwerk – die heel specifieke kennis hebben. Dan wordt er ook heel erg ingezet op de kennis bij alle politiemensen op het gebied van discriminatie, en dat is echt een heel belangrijke keuze, want de korpsleiding, maar ikzelf ook, wij vinden dat elke politiemedewerker op dat onderwerp gewoon moet weten wat de principes van de Grondwet zijn, wanneer en waar discriminatie speelt en hoe die te herkennen is. Daarbovenop spelen die gespecialiseerde netwerken, die over culturen en bepaalde groepen kunnen zeggen wat specifieke punten zijn.
De voorzitter:
Ik geloof niet dat u eruit komt, maar de heer Bisschop wil een afrondende opmerking maken.
De heer Bisschop (SGP):
Ik wil wel een suggestie doen. Als er vanuit de gemeenschap een signaal komt dat een aangifte van antisemitisch geweld, in welke vorm dan ook, niet goed wordt geregistreerd, dan kan ik mij voorstellen dat er eens om de tafel wordt gezeten met vertegenwoordigers van de gemeenschap. Hoe kunnen we het dan zodanig registreren dat het effectief is? Nu is het niet effectief. Die toezegging zou ik graag van de Minister horen.
Minister Grapperhaus:
De conclusie dat het niet effectief is, wil ik niet delen. Los daarvan heb ik in mijn inleiding uitgelegd...
De voorzitter:
Het gaat nu om een concrete vraag.
Minister Grapperhaus:
Jawel, maar ik ga nog wel zelf over mijn antwoorden. Ik heb in mijn inleiding aangegeven dat we met dat geld een aantal projecten inzetten om in ieder geval te zorgen dat die aangiftesystematiek, die meldingssystematiek, hoe dan ook beter verloopt, ongeacht de vraag hoe het nu verloopt. Het moet nóg beter gaan; laat ik het zo zeggen. Zoals ik vaker tegen de Kamer heb gezegd: we gaan niet inzetten op hele specifieke rechercheurs voor antisemitisme, voor homohaat en voor andere vormen van ernstige discriminatie. Nee, iedereen in het korps moet daar goed in opgeleid en van bewust zijn. Die netwerken zorgen waar nodig voor de specialistische kennis.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik ben een beetje verbaasd. We hebben het een paar maanden geleden heel uitgebreid gehad over het probleem dat er zo weinig aangifte wordt gedaan. Daar hebben we ons Kamerbreed heel veel zorgen over gemaakt. Van de Minister krijg ik nu bijna de indruk dat het nu allemaal goed op orde is. Volgens mij zitten we daar echt ver vandaan. Dat bewijst het voorbeeld dat ik heb gegeven van die mevrouw die hopelijk meekijkt. Op welke wijze is dit een antwoord? De politie heeft vorige maand nog gezegd: we doen hier verder niks aan; u kunt alleen aangifte doen van belediging, maar ik zou het niet doen want dat wordt toch niks. Van antisemitisme, van discriminatie kan die mevrouw geen aangifte niet doen. Dat is het beeld dat ze na meerdere bezoeken aan een politiebureau heeft. Ze heeft dat dus niet kunnen registreren. Wat is dan het antwoord van de Minister daarop?
Minister Grapperhaus:
Het is voor mij heel lastig om te reageren op of te oordelen over een individuele situatie. Ik kan alleen nog eens benadrukken dat degene over wie het gaat, gewoon aangifte kan doen van antisemitische uitlatingen of gedragingen. Ik weet niet welke eenheid dit precies is, maar als u mij zegt welke het is, zal ik dit daar onder de aandacht brengen.
De voorzitter:
Zullen we dat even achter de schermen doen? Een korte vervolgvraag.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Als je dan aangifte hebt gedaan, gaat het vervolgens naar het OM. Maar terwijl de politie het registreert als discriminatie, verliest het dat label bij het OM in 91,6% van de gevallen. Dat is het geval volgens het onderzoek van het WODC dat de Minister zelf heeft verordonneerd. Dat bewijst toch dat gaandeweg de strafrechtketen het onderwerp «discriminatie» steeds meer ervan afvalt en daarmee eigenlijk onder het tapijt verdwijnt?
Minister Grapperhaus:
Dat is echt een hele makkelijke conclusie. Het pijnlijke is dat in heel veel van die situaties de bewijsbaarheid een lastig probleem is. De reden waarom we desalniettemin inzetten op het vergroten van die aangiftebereidheid, is omdat we meer in beeld willen krijgen wat mensen ervaren. We willen ook kijken of we meer zaken eruit kunnen halen waarvan het Openbaar Ministerie zegt: daar hebben we ook echt mogelijkheden, daar zitten goede mogelijkheden in in het kader van de strafvervolging. Als je in zo'n zaak zit, is niets zo frustrerend als dat uiteindelijk na een proces van een halfjaar blijkt dat er onvoldoende bewijs is of onvoldoende duidelijk daderschap of wat dan ook. Daarom moeten we bij politie en OM ook veel meer inzetten op aangiftebereidheid en melden om de redenen die ik net aangaf.
De heer Markuszower (PVV):
Ik reageer op die laatste twee punten. Antisemitisme is natuurlijk bijzonder vervelend, maar aanslagen specifiek gericht op Joden zijn natuurlijk fataal. Laat me een aantal aanslagen met u aflopen, en dan vraag ik er iets over, precies in lijn met wat mevrouw Buitenweg zegt. Er was een paar jaar geleden een moslim die is ingereden op een groep Joden op de Dam. Enkele maanden later komt er een man een Joods restaurant binnen en steekt een jonge vrouw neer.
De voorzitter:
En uw vraag is?
De heer Markuszower (PVV):
De aanslag op HaCarmel. De Minister noemt dat ook «een aanslag». Maar het Openbaar Ministerie doet dat dus niet: het is gereduceerd tot «vernieling». En daarna een bijna dodelijke aanslag op twee Joodse koopmannen op de Albert Cuyp: het hele anti-Joodse karakter daarvan is vermoffeld en verdwenen in de strafrechtketen, die onder verantwoordelijkheid van de Minister valt.
De voorzitter:
En uw vraag is?
De heer Markuszower (PVV):
Mijn vraag aan de Minister is: kan hij kijken naar de vier zaken die ik net heb opgenoemd en in een brief aangeven hoe het nou kan dat het antisemitische karakter, dat antisemitische motief bij die vier aanslagen, bij elk van die aanslagen, verdwenen is?
Minister Grapperhaus:
Dan zou ik een soort commentaar schrijven bij rechterlijke uitspraken. Dat ga ik echt niet doen.
De voorzitter:
Het antwoord is...
De heer Markuszower (PVV):
Dan heb ik een vervolgvraag. De Minister wil dat niet doen. Ik proef meer Kamerbreed – mevrouw Buitenweg stelde er een vraag over, en ook de heer Bisschop – dat er zorg is dat deze Minister, het Openbaar Ministerie onder hem en misschien de rechters, in de wereld van de magistratuur, dat antisemitische element of dat discriminerende element niet goed oppakken. De vraag is dus, als de Minister niet goed op mijn vraag wil ingaan, wat hij dan gaat doen om de zorgen van de Kamer hierover te adresseren.
Minister Grapperhaus:
Ik heb al in antwoord op de vraag van mevrouw Buitenweg gezegd dat het niet zo is dat bij het Openbaar Ministerie de gedachte verloren gaat dat er mogelijk sprake is van antisemitisch gedrag onder bepaalde delicten, of dat het een puur antisemitisch delict is. Het punt is dat het Openbaar Ministerie op enig moment een strafzaak moet beoordelen op z'n opportuniteit. Dat noemen wij «het opportuniteitsbeginsel». Ik heb in het begin gezegd dat ik denk dat het een goede zaak is dat de leden Van der Graaf en Yeşilgöz een amendement op de begroting hebben ingediend voor dat geld, respectievelijk dat Segers en Yeşilgöz hier met dit initiatiefnotaoverleg komen. Dat is omdat we uiteindelijk zien dat we nog meer moeten doen om de aangiftebereidheid te vergroten. Ik heb de motieven daarvoor aangegeven. Daarnaast moeten we meer in den brede doen wat betreft het adviseren en ondersteunen van slachtoffers. Vandaar mijn verwijzing naar de antidiscriminatievoorzieningen bij gemeenten. En we moeten ervoor zorgen – daar moeten we ook aan werken – dat het hele proces vanaf het begin van de aangifte tot de opvolging, wanneer het bij de officier van justitie komt, wordt verbeterd. Er kan altijd nog verbetering in zitten. Wat uiteindelijk de uitkomst van een zaak is, daar ga ik als Minister van Justitie niet over, zoals u weet, en dat moet ook niet, want anders hebben we geen rechtsstaat.
De voorzitter:
Nee. U heeft allemaal voldoende vragen gesteld. Ik kijk naar de klok. Ik wil dat de Minister de resterende antwoorden doet. Dan gaan we de tweede termijn in. En wat dan nog rest, neemt u daarin mee.
Minister Grapperhaus:
Voorzitter. U wilt snelheid. Ik wil mevrouw Buitenweg een gesprek met de reclassering toezeggen. Maar vanwege de tijd ben ik even heel kort. U wees erop dat er geen speciaal programma voor antisemitisme en zo meer is. Ik ga in ieder geval met de reclassering daarover in gesprek.
De voorzitter:
De Minister haalt twee dingen door elkaar, maar deze toezegging noteer ik.
Minister Grapperhaus:
Nou ja, over die taakstraf... Excuus. Ik haal twee dingen door elkaar.
De voorzitter:
Nee, het is goed.
Minister Grapperhaus:
Oké, het antwoord is goed. Sorry, dat was even mijn...
De voorzitter:
We noteren die dus voor de heer Paternotte, want die heeft erom gevraagd. Gaat u verder.
Minister Grapperhaus:
Ja, excuus. Door een heel merkwaardig iets heb ik u beiden door elkaar gehaald.
De voorzitter:
Het is 1 juli. Gaat u verder.
De heer Paternotte (D66):
Dat gebeurt vaker.
Minister Grapperhaus:
Overigens wil ik de heer Paternotte, en misschien dan gratis en voor niks ook mevrouw Buitenweg, nog wel antwoorden dat bij taakstraffen wel degelijk met dit soort dingen rekening wordt gehouden. Ik ga er verder met de reclassering over in gesprek, want ik vind het wel een goede suggestie.
Voorzitter. Dan kom ik bij de besteding van de antisemitismegelden. Die gelden zijn met instemming van de Kamer in de JenV-begroting opgenomen als gelden, bedoeld voor de bestrijding van antisemitisme. Alle gelden zijn ook echt daarop gericht. Twee projecten hebben een neveneffect. In de eerste plaats is dat project Cyber Stories, waarbij scholieren wordt geleerd om discriminatievormen te herkennen. Dat richt zich inderdaad op antisemitisme, maar je kunt kinderen moeilijk leren wat discriminatie is als je niet ook laat zien wat verschillende vormen van discriminatie zijn. Verder is dat de verbetering van aangiftes bij de antidiscriminatievoorzieningen. Dat heeft automatisch ook effecten voor andere vormen, zoals een mij ook aan het hart gaand onderwerp als lhbtqi-haat.
Over de verdere besteding heb ik aan uw Kamer gerapporteerd. Bij de voortgangsbrief van de Minister van BZK zat nog een bijlage met een overzicht van alle projecten die uit die gelden worden gefinancierd.
Dan is er nog het voetbal. Ik heb daar al iets over in mijn inleiding gezegd. De KNVB heeft een landelijke richtlijn opgesteld waaraan clubs zich dienen te houden. We hebben zoals u weet in december weer een indringend gesprek met elkaar gehad naar aanleiding van het stilleggen van de wedstrijd Den Bosch tegen Excelsior, met echt grote waardering voor de scheidsrechter die dat gedaan heeft. Ik wil het hier hardop zeggen. Ik vind dat dat ook moet gebeuren als er spreekkoren zijn die een antisemitische tendens hebben. Ik heb de KNVB vorig jaar september daartoe opgeroepen en ik kan u verzekeren dat ik dat bij elke gelegenheid blijf doen.
Daarmee heb ik ook het punt beantwoord waar de heer Van der Molen het over had. Uiteindelijk is overigens die kwestie van deelfinanciering van voetbalclubs en dergelijke vaak ook een kwestie van het lokale bestuur. Ik denk dat het aan hen is om inderdaad bepaalde koppelingen op dat punt te maken. Ik sympathiseer met de door de heer Van der Molen aangegeven gedachte.
Dan kom ik op een belangrijk punt, namelijk cyber. Als u het goedvindt, leg ik het mapje meteen weg, want daar ben ik heel duidelijk in. Ik ben ongeveer twee driekwart jaar bezig geweest om kinderporno en kindermisbruik op de agenda te krijgen bij de grote internetpartijen. Ik word er soms droevig van als ik zie wat er nog steeds gebeurt. Gewoon, via Instagram, kun je achterlangs met dubbele encryptie allemaal gore pornofoto's van kinderen met elkaar uitwisselen en verkopen. Ik zeg het hier maar eens keihard: ik vind het stuitend dat er bedrijven zijn die daar geld mee verdienen. Ik kom nu op antisemitisme; ik heb in ieder geval gezegd: op 1 september moet dat klaar zijn, en wie er nog steeds aan meedoet, gaat genamed en geshamed worden. Ik wil gaan kijken of we die aanpak ook kunnen gaan doorzetten naar antisemitisme en andere vormen van hate speech.
Daarnaast heb ik de afgelopen tweeënhalf jaar met mijn departement gedachten ontwikkeld voor de bestuurlijke aanpak. Hier kom ik op een belangrijk punt, waar het strafrecht in het fysieke leven, maar ook op het internet helemaal tekortschiet. Als je met een keppel op over straat loopt en iemand scheldt je uit, dan is dat strafbaar. Maar tegen de tijd dat je daar aangifte van hebt ingediend, is de betrokkene al weg. Vaak zorgen ze ook dat ze onherkenbaar zijn. Op het internet betekent die bestuurlijke aanpak dat providers die niet zorgen voor het verwijderen van antisemitische content of andere hate speech door een centrale autoriteit gewoon een boete opgelegd krijgen. Daarnaast zou ook nog het punt van naming-and-shaming kunnen spelen. Ik wil toezeggen dat ik daar na het reces echt mee aan de slag ga, misschien nu al, en in ieder geval bij u in de tweede helft van het volgend jaar zal terugkomen op de vraag of dat zou kunnen helpen. Verder heeft de collega al het nodige gezegd over een heel belangrijk gegeven en dat is het onderwijs, de educatie, want daar zullen we echt veel meters moeten maken.
Voorzitter. De heer Markuszower vroeg zich geloof ik iets af – althans, dat had ik genoteerd – over hoe Joden en moslims zich tot elkaar verstaan. We hebben het Overleg Joden, Christenen en Moslims, dat zeer goed werk doet en zich inzet voor een interculturele dialoog.
De heer Markuszower (PVV):
Ik had geen vraag hierover.
De voorzitter:
Nee, dat was de heer Van der Molen.
Minister Grapperhaus:
Nou, die twee ga ik echt niet verwarren. Het werd in ieder geval wel opgebracht, maar dan misschien dan net zonder vraagteken. Ik vind het echt van belang om hier te vermelden dat er echt aan wordt gewerkt. Dat is weer dat thema van: zo niet nu, wanneer dan? We zorgen er nu voor dat we dat met elkaar oppakken. Dat gebeurt ook langs andere wegen, zeg ik in antwoord op de heer Van der Molen en de heer Paternotte. Er worden ook allerlei projecten ondersteund die die groepen verder in verbinding moeten brengen. Er is nog het project lerend netwerk bruggen bouwen, dat zich ook richt op juist het bij elkaar brengen van die groepen. Het project Saïd & Lody is ook al genoemd.
Dan heb ik volgens mij alles gehad, voorzitter.
De voorzitter:
Helemaal goed. Heel veel dank. We gaan het als volgt doen. Straks krijgt iedereen nog even de gelegenheid, maximaal anderhalve minuut, voor een motie of een afrondende opmerking. Ik ga zelf nu weg, naar een volgend debat. Ik ga geen moties indienen, maar ik heb wel in ieder geval twee moties meegetekend. Dat zult u wel horen. Er is gevraagd om dat even expliciet te melden. De heer Van Dijk zal voorzitten. Hartelijk dank, ook aan de mensen die thuis zitten.
Voorzitter: Jasper van Dijk
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Markuszower voor zijn tweede termijn.
De heer Markuszower (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil me er ook alvast voor excuseren, zeker richting de initiatiefnemers en de Minister, dat ik direct na het indienen van mijn moties weg moet, vanwege het debat hierna. Ik moet nog wat voorbereiden.
Nogmaals dank aan de initiatiefnemers voor deze initiatiefnota. De bedoelingen zijn, zoals ik in de eerste termijn al heb gezegd, zeker goed. Of het gaat werken, helpen, kunnen we alleen maar hopen. Ik heb daar zo mijn twijfels over, maar in ieder geval dank voor het initiatief.
Ik heb twee moties. Als ze worden afgeraden, wat meestal het geval is met mijn moties, zal ik daar dus niet bij zijn. Ik dien graag de volgende moties in.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat door de immigratie uit islamitische landen de Jodenhaat een hardnekkig en groeiend probleem is in Nederland;
verzoekt de regering de immigratie uit islamitische landen te verbieden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Markuszower en Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 5 (35 164).
De heer Markuszower (PVV):
De volgende motie dien ik ook in mede namens de heer Wilders.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Joodse gemeenschappen in Nederland vaak niet de middelen hebben om hun infrastructuur, evenementen en synagogediensten adequaat te beveiligen;
constaterende dat door het steeds weer oplaaiende antisemitisme de noodzaak tot stevige veiligheidsmaatregelen toeneemt;
verzoekt de regering er zorg voor te dragen dat alle Joodse evenementen en synagogediensten in veiligheid plaats kunnen vinden en dat de Joodse infrastructuur in Nederland voldoende beschermd wordt, en daar voldoende financiële middelen voor beschikbaar te stellen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Markuszower en Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 6 (35 164).
De heer Markuszower (PVV):
Ik wil hier nog de opmerking bij maken dat ik met infrastructuur ook de Joodse restaurants bedoel, zoals het ook in de initiatiefnota genoemde HaCarmel.
De voorzitter:
Een korte vraag van mevrouw Buitenweg.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ja, ten aanzien van dat eerste. Er zijn een aantal interessante dingen over gewisseld, ook over dat er al antisemitisme bestond ruim voor wat in ieder geval de PVV stelselmatig als «de massa-immigratie» bestempelt. We hebben Maarten Luther voorbij zien komen en 1900. Hoe kijkt de heer Markuszower daar nou tegen aan? Is antisemitisme een recente uitvinding of is dat er al heel lang in onze samenleving?
De heer Markuszower (PVV):
Ik dank u voor de vraag. Ik heb in mijn eigen termijn gezegd dat Joden al 5.000 jaar met Jodenhaat moeten leven. Ik noemde het voorbeeld van de Bijbel, van de farao. Die was toen overigens nog niet islamitisch, want de islam was toen nog niet uitgevonden of gesticht. Dus nee, het is zeker niet het exclusieve domein van immigranten, zeker niet in Nederland en zeker niet in Europa. Je zou zelfs kunnen zeggen dat er misschien wel meer Joden zijn vermoord door niet-islamitisch antisemitisme. Maar als mevrouw Buitenweg mij dat niet kwalijk neemt, wil ik me als parlementariër vooral richten op de gevaren van de toekomst en niet op de problemen, de gevaren en de vernietigingen van het verleden. Niet alleen ik zie dat, maar 35% van de Joodse gemeenschap levend in Nederland. 70% van de moslims zelf geeft aan dat zij grote problemen hebben met Joden en haat tegen ze koesteren. 35% van de Joden in Nederland ziet dus ook de islamitische gemeenschap als hun grootste bedreiging. Dat is nu. Vroeger kwam inderdaad het grootste gevaar uit allerlei hoeken en gaten en nu komt dat gevaar voor Joden nog steeds uit alle hoeken en gaten, maar prevalent is het gevaar vanuit de islamitische gemeenschap. Daar is dus voldoende op geantwoord.
De voorzitter:
Het antwoord is helder. We gaan verder met de heer Van Wijngaarden. We hebben echt geen tijd meer, meneer Paternotte. De zaal moet zo schoongemaakt worden voor een nieuw debat. We gaan door met de heer Van Wijngaarden.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Voorzitter. Dan ga ik de motie maar voorlezen.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat antisemitisme een probleem van ons allen is, niet enkel van de Joodse gemeenschap;
van mening dat de urgentie en noodzaak voor een effectieve aanpak van antisemitisme groot zijn;
spreekt uit in te stemmen met de in de initiatiefnota over een effectievere aanpak van antisemitisme geformuleerde beslispunten;
verzoekt de regering uitvoering te geven aan deze beslispunten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Wijngaarden en Van der Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 7 (35 164).
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Ik heb nog een vraag aan Minister Grapperhaus over het voetbal. Wat is nu het escalatiemodel dat men daar aan het ontwikkelen is? Is dat een vorm van bijvoorbeeld verenigingsrechtspraak, zoals je dat in heel veel geledingen van de samenleving ziet, voor als er inderdaad apengeluiden te horen zijn of systematisch antisemitische leuzen gescandeerd worden? Wat is daar de stand van zaken?
De Minister zei iets over het opportuniteitsbeginsel. Ik hecht er ook aan – dat is de interruptie die ik wilde maken – om te zeggen tegen iedereen die dit debat op een andere manier volgt, dat het natuurlijk wel een strafverzwarende omstandigheid kan zijn als er een aanslag wordt gepleegd en er duidelijk een antisemitisch motief is, als het echt een hatecrime is. Dat hoort wat ons betreft ook zo te zijn in de straftoemeting.
Tot slot hulde voor Minister Grapperhaus, die bezig is met de bestuursrechtelijke aanpak van bedrijven die, in de woorden van de heer Segers, de andere kant op kijken en zwijgen. Die moeten aangepakt worden en niet alleen als zij de andere kant op kijken bij kinderporno, waar zij dus via advertenties gewoon geld aan verdienen, maar ook als het gaat om het faciliteren van antisemitisme en de netwerken daarachter.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Buitenweg.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. Ik heb geen moties. Ik heb nog wel een aantal opmerkingen. Ik had eigenlijk van de Minister van Justitie en Veiligheid nog wat meer willen horen over hoe nu door het OM wordt omgegaan met deze zaken. Ik had twee voorbeelden en daar heb ik geen antwoord op gehoord. Het eerste was dat bij het OM de kans kleiner is dat iets wordt gelabeld als codisfeit wanneer het gaat om antisemitisme dan wanneer het gaat om discriminatie op grond van ras. Ik wil graag een verklaring daarvoor. Ik hoor ook graag zijn mening over dat wanneer het gaat om bijvoorbeeld politiemensen die worden uitgescholden, daar dan niet met een verzwarende grond tegen wordt opgetreden. Waarom is dat zo? Daar hoor ik graag nog wat antwoorden op.
Ik wil een laatste opmerking maken over waarom het zo moeilijk is om bewijs te verzamelen. Dat is heel erg moeilijk, maar dat heeft er mede mee te maken dat we scheldpartijen die heel nadrukkelijk antisemitisch zijn vaak niet rekenen tot uitingen waarbij sprake is van een discriminerend motief. Ook dat blijkt uit die onderzoeken. Misschien moeten we daar dus nog eens een keer wat nader naar kijken. Dat zou gelijk de cijfers kunnen opkrikken en de mogelijkheden om zaken aan te pakken.
De voorzitter:
Dank u. Het woord is aan de heer Van der Molen.
De heer Van der Molen (CDA):
Voorzitter. Namens de CDA-fractie ondersteun ik een motie die nog wordt ingediend over de coördinator. Ik denk dat het van belang is om daar toch heel specifiek naar te kijken. Ik zie ook niet in hoe dat polariserend zou werken. Ik zou met degene die daar aanstoot aan neemt wel een aardig gesprek willen voeren.
Ik heb een verhelderende vraag naar aanleiding van het antwoord dat de Minister van Justitie en Veiligheid heeft gegeven over de aanpak op internet. De frustratie die de Minister heeft over de aanpak van kinderporno en de weigerachtigheid van platforms om daarop in te grijpen, deel ik op een heel ander vlak. Ik ben ook woordvoerder media. Je ziet hoe moeilijk het is om überhaupt iets te doen om bijvoorbeeld afschuwelijke beelden bij minderjarigen vandaan te houden en de weigerachtigheid op dat vlak. Daar mag weleens wat strenger op worden ingegrepen. Ik deel dat dus. Ik had een vraag gesteld heel specifiek over het burginitiatief over de ex-partebevoegdheid. Dat is een nog wat andere benadering dan het beboeten van platforms omdat zij niet snel genoeg handelen. Dat hoorde ik nog niet terugkomen in het antwoord van de Minister, dus ik vraag de Minister om in reactie op de tweede termijn van de CDA-fractie nog even iets specifieks te zeggen over of dat meegenomen kan worden in het onderzoek dat loopt. Dan zou ik helemaal blij deze zaal verlaten, voorzitter.
De voorzitter:
Dank. Dan geef ik nu het woord aan mezelf, voor één motie en een vraag. De motie gaat ook over de aanpak van racisme en antisemitisme op internet.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat uitingen van antisemitisme en racisme onaanvaardbaar zijn, ook als zij online worden gedaan;
verzoekt de regering te inventariseren op welke manier de aanpak van racisme op internet geïntensiveerd kan worden, en de Kamer daarover vóór Prinsjesdag te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 8 (35 164).
Ik zie zelfs ondersteuning van de Minister. We hebben weer een parlementair novum hier.
Dan mijn vraag. Die sluit aan op de vraag van de heer Van Wijngaarden over de aanpak van racisme in het voetbalstadion. Ik wijs de Minister van Justitie op de motie van VVD en SP, of eerlijk gezegd SP en VVD. Dat is de motie-Van Dijk/Yeşilgöz-Zegerius om niet alleen in het stadion te kijken naar een betere aanpak, maar ook de strafrechtelijke aanpak van racisme in het stadion te verbeteren. Kunt u daarover een update geven?
Dan gaan wij nu over naar de heer Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
Dank, voorzitter. Dank aan beide Ministers voor de beantwoording, en dank aan de initiatiefnemers voor de uitgebreide beantwoording. Dat stellen wij zeer op prijs. Heel goed dat we het deze ochtend over antisemitisme hebben gehad, met stevige debatten tussendoor. Vooral goed om te constateren dat er zo breed in de Kamer aandacht voor dit probleem is en ook de erkenning dat we daar meer voor kunnen en moeten doen. We hebben een motie die daarvan een voorbeeld is.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat antisemitisme toeneemt en er veel racistische incidenten zijn;
overwegende dat slechts een kwart van de Joden aangifte doet van antisemitische incidenten, omdat ze vinden dat aangiften te weinig serieus worden genomen;
van mening dat politiemensen die gespecialiseerd zijn in het opnemen van aangiften en opsporing van discriminatiefeiten van belang kunnen zijn voor de strafrechtelijke aanpak van discriminatie;
constaterende dat in het WODC-rapport «Speciale behoeften van slachtoffers van hate crime ten aanzien van het strafproces en de slachtofferhulp» de inzet van gespecialiseerde rechercheurs als een van de best practices wordt genoemd;
verzoekt het kabinet begin 2021 een pilot te starten met de inzet van gespecialiseerde rechercheurs bij discriminatie, en de Kamer over de opzet in het najaar van 2020 te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Paternotte, Bergkamp, Kuiken, Buitenweg, Bisschop, Van der Graaf, Van Brenk en Van Haga.
Zij krijgt nr. 9 (35 164).
Bent u klaar, meneer Paternotte?
De heer Paternotte (D66):
Daarmee ben ik aan het einde gekomen van onze inbreng.
De voorzitter:
Dan gaan we nu razendsnel verder met mevrouw Van der Graaf.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Een incident is één ding, maar erover zwijgen doet nog meer pijn, gaven de indieners zojuist aan in hun reactie. Ik denk dat zij vandaag, met het neerleggen van deze nota en dit met zo veel aandacht op de politieke agenda zetten, dit onderwerp bespreekbaar hebben gemaakt. Dat is goed. Ik dank hen ook voor alle antwoorden, ook aan het kabinet.
Toch denk ik dat er meer nodig is, ook vanuit de regering. Daarom dien ik een motie in over de nationaal coördinator.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in de initiatiefnota-Yeşilgöz-Zegerius/Segers over een effectievere aanpak van antisemitisme wordt voorgesteld een Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding in te stellen voor een bepaalde periode van twee jaar, die de aanpak van antisemitisme kan stroomlijnen en regisseren en tegelijkertijd de regering en de Kamer kan adviseren over een effectieve aanpak;
constaterende dat met het amendement-Van der Graaf/Yeşilgöz-Zegerius (35 300-VI, nr. 16) de beschikbaar gestelde middelen voor een campagne tegen antisemitisme uitsluitend besteed mogen worden aan maatregelen die specifiek samenhangen met de aanpak van antisemitisme, en dat de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding hierin ook is benoemd;
verzoekt de regering een Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding in het leven te roepen en deze onder te brengen bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Graaf, Van Wijngaarden, Van der Molen, Bisschop, Kuiken en Paternotte.
Zij krijgt nr. 10 (35 164).
Bent u klaar?
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik wil aangeven dat die nationaal coördinator, zoals de indieners ook aangeven, juist helpt bij de registratie en opvolging van meldingen en aangiftes bij de politie, een onderwerp dat veel in het debat aan de orde is geweest. Wij hopen dus ook dat die er nu echt gaat komen. Over de middelen van antisemitisme die door het kabinet zijn uitgegeven, heb ik de Minister van Justitie goed gehoord welke projecten zijn gesteund. Ik vraag om specifiek goed op te letten om, bij het besteden van het geld in de komende jaren, altijd goed te oormerken voor antisemitisme en dat aan te pakken.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dan is het woord aan de heer Bisschop.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Als één ding duidelijk geworden is vanmorgen – we wisten het natuurlijk allemaal al, maar het is nog eens onderstreept, impliciet en expliciet – is het wel dat, als je antisemitisme wilt bestrijden, dat langs een brede linie, over een breed front moet worden gedaan.
Ik ben blij met de opmerkingen van de zijde van VVD en CDA over de Stichting Antisemitisme Preventie. Ik vond de beantwoording van de Minister op dat punt wel ietsje zuinig. Ik denk dat het de moeite waard is om met zo'n stichting de handen ineen te slaan en in het academisch en het funderend onderwijs te stimuleren dat die hun taak kunnen verrichten. Ik onderstreep dat nog maar eens.
Ik heb een beantwoording van de Minister van Justitie en Veiligheid gemist over die doorvertaling van die internationale definitie van antisemitisme in de strafrechtketen, dus in aangiftes enzovoorts. Hoe vindt dat plaats, waardoor antisemitisme dus effectiever aangepakt kan worden? Ik zou daar nog graag een reactie op willen.
En dan heb ik één motietje.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de behandeling van aangiftes en de vervolging van antisemitische incidenten nog steeds moeizaam verlopen;
overwegende dat de aard van antisemitische incidenten vraagt om specialistische kennis binnen de justitieketen;
verzoekt de regering in overleg met de politie en het Openbaar Ministerie te streven naar het inrichten van speciale eenheden die belast zijn met het aanpakken van antisemitisme,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 11 (35 164).
Nee, mevrouw Buitenweg, we moeten verder, want we hebben nog maar tien minuutjes voor de tweede termijn van de indieners en het kabinet. Meneer Segers wil beginnen met een kort statement.
De heer Segers (ChristenUnie):
Ik heb één zin. Ik wil de collega's bedanken voor alle reacties en voor het mooie en meestal waardige debat. Ik dank ook de bewindslieden voor hun reactie. Volgens mij staan we schouder aan schouder in de strijd tegen een groot kwaad, maar we zwijgen niet en we doen wat we kunnen. Daar ben ik iedereen zeer dankbaar voor.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Yeşilgöz.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Daar kan ik me alleen maar bij aansluiten. Heel veel dank voor alle input, inzet en een heleboel moties die ondersteunen wat wij ook hebben proberen te doen.
Voorzitter. Ik wil nog even heel kort ingaan op de antwoorden van het kabinet. Ik heb geen idee of dat gangbaar is, maar dit is mijn eerste keer dus ik doe het maar even. Minister Koolmees zei dat het onderdeel is van een integrale aanpak. Daar wil ik toch nog even op terugkomen. Wij hebben echt gezocht naar het onderdeel antisemitisme in die integrale aanpak en het was er gewoon niet of nauwelijks. Dat is ook de reden geweest dat we hier met z'n allen in zijn gedoken, een rondetafel hebben gehouden, met mensen hebben gesproken en hebben gedacht: hoe kunnen we het aanscherpen? Ik ben blij met de steun vanuit de Kamer voor de nationaal coördinator zodat die er ook apart naar kan kijken. Ik heb vanuit het kabinet wel gehoord dat het er geen voorstander van is, maar ze kwamen niet met inhoudelijke argumenten. Ik ben blij dat de Kamer zegt: wij vinden het wel belangrijk.
Voorzitter, afsluitend. Ik denk dat de vragen die vandaag gesteld zijn, bijvoorbeeld over op zoek gaan naar de rol van het OM en speciale politierechercheurs die daarop gericht zijn, allemaal zaken betreffen waar de nationaal coördinator wat ons betreft nu snel mee aan de slag kan. Ik denk dat het heel fijn is als het kabinet vandaag of binnenkort terugkomt op de vraag wanneer die nationaal coördinator dan kan starten, hoe dat proces eruitziet en aan welke kaders die kan voldoen.
Heel veel dank voor alle steun. Ik hoop dat we er volgend jaar weer over komen te spreken, met mooie vorderingen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan kijk ik even naar de regering. Zijn zij reeds in staat om te antwoorden? Nee? Ik schors even kort zodat ze de moties kunnen beoordelen.
De vergadering wordt van 13.50 uur tot 13.53 uur geschorst.
De voorzitter:
We gaan verder. We moeten echt om 14.00 uur de zaal uit. Dus de regering gaat snel reageren op de moties. Ik geef als eerste het woord aan de Minister van Sociale Zaken.
Minister Koolmees:
Dank u wel, voorzitter. Ik dank de initiatiefnemers in de eerste plaats, maar ook de Kamerleden, voor dit belangrijke debat. Mevrouw Yeşilgöz heeft een opmerking gemaakt over de antisemitismeaanpak van het kabinet. Het is inderdaad een integraal onderdeel van de aanpak van discriminatie en racisme, met specifieke aandacht voor groepen als het gaat over moslimdiscriminatie en antisemitisme ook op mijn departement. Daarvoor lopen er aparte trajecten en lijnen die ik net heb toegelicht. Maar het kabinet hecht wel zeer aan die integrale aanpak. Dat is zo meteen ook mijn reactie op de moties.
De motie van de heer Markuszower en de heer Wilders op stuk nr. 5 ga ik inderdaad ontraden. De heer De Graaf dient ongeveer elke week zo'n motie in, en die krijgt steeds hetzelfde oordeel. De motie op stuk nr. 6 doet de heer Grapperhaus. De motie op stuk nr. 7 vind ik om twee redenen een ingewikkelde motie. Er staat: «verzoekt de regering uitvoering te geven aan deze beslispunten». De eerste is een procedurele vraag. Is de nota nou formeel ingediend? Ja? Oké. Dan mijn tweede punt, en daar kom ik later op terug bij de motie van mevrouw Van der Graaf, want dat is natuurlijk een onderwerp waarvan ik in eerste termijn heb gezegd dat het kabinet daar geen voorstander van is. Dus als ik deze integraal overneem, dan is mijn argumentatie niet logisch. Maar daar kom ik zo meteen bij de motie op stuk nr. 10 op terug. De rest doet de heer Grapperhaus.
Voor de motie op stuk nr. 10 wil ik eigenlijk een ordevoorstel doen. Vanmiddag heeft u een debat met de Minister-President, de Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Justitie en Veiligheid over racisme en discriminatie. Zoals ik net heb betoogd in de eerste termijn, is het kabinet groot voorstander van een integrale aanpak. In een interruptie richting mevrouw Buitenweg heb ik aangegeven dat we dat doen om te voorkomen dat er daarin een hiërarchie ontstaat. Tegelijkertijd heb ik heel goed geluisterd en ook de argumenten van de heer Segers goed gehoord dat het soms ook specialisatie vergt in een historische context om daar instrumenten bij te hebben die die aanpak effectiever maken. Maar ik vind wel dat het ook integraal moet en dat er geen hiërarchie mag zijn. Daarom zou ik in overweging willen geven om de motie aan te houden, in ieder geval tot het bredere debat vanmiddag over racisme en discriminatie met de Minister van Binnenlandse Zaken, die hier verantwoordelijk voor is. Dat maakt daarna de afweging over de motie op stuk nr. 7 weer makkelijker.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Graaf.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik begrijp dat de Minister mij vraagt of ik de motie op stuk nr. 10 over de nationaal coördinator antisemitismebestrijding wil aanhouden. Ik wijs er hier nog wel even op dat vorig jaar bij de begroting van Justitie en Veiligheid een amendement is aangenomen, gesteund door de heel Kamer, waarin die nationaal coördinator waaraan het geld zou kunnen worden besteed, ook al is genoemd. Ik zie dus eigenlijk geen aanleiding om deze motie nu aan te houden. Ik begrijp het verzoek, maar ik doe het niet.
Minister Koolmees:
Dan moet ik de motie ontraden.
De voorzitter:
Dan wordt de motie op stuk nr. 10 ontraden en gaan we gelijk door naar de Minister van Justitie.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Begrijp ik het goed dat de motie van de heer Van Wijngaarden daarmee dus ook ontraden is?
Minister Koolmees:
Ja, op alle beslispunten. Er is één beslispunt waar specifiek een motie op ingediend is. Die heb ik net ontraden. Ik zou het verstandig vinden om het mee te nemen in het bredere debat van vanmiddag. Overigens zeg ik eerlijk dat ik niet wist van het bestaan van het amendement. Ik heb het net even gelezen. Daarin wordt «gedacht aan», maar hij wordt er inderdaad wel in genoemd. Maar nogmaals, het kabinet en met name de Minister van Binnenlandse Zaken die verantwoordelijk is voor dit terrein, hechten aan die integrale aanpak.
De voorzitter:
Het kabinet is helder: de moties worden ontraden. Ik geef het woord aan de Minister van Justitie.
Minister Grapperhaus:
Voorzitter. De motie op stuk nr. 6 van de PVV wordt ontraden. Dergelijke beveiliging is er, maar daarover wordt primair in het lokaal domein beslist. Waar dat nodig is, kan een beroep worden gedaan op het rijksdomein. We kunnen niet een motie aannemen die het hele wettelijke stelsel op dat punt overhoop haalt. Want dat ga je dan echt overhoop halen.
Ik wil u verzoeken om de motie op stuk nr. 8 aan te houden. Ik heb gezegd dat ik daar in de tweede helft van dit jaar op terugkom, maar ik ga heel eerlijk zijn: het gaat mij niet lukken om daar voor Prinsjesdag op terug te komen. Dit gaat over de aanpak van racisme en antisemitisme op het internet. Ik heb gezegd dat ik daar in de tweede helft van het jaar met een uitvoerige brief over kom.
De voorzitter:
Dan zal ik met de indiener overleggen of hij bereid is om de betreffende tekst in de motie te wijzigen in «voor het eind van het jaar».
Minister Grapperhaus:
Ja, dat is prima. Dat zou heel fijn zijn, want dan kan ik «m oordeel Kamer laten.
Voorzitter. Dan hebben we de motie op stuk nr. 9, waarin wordt verzocht om een pilot te starten met de inzet van gespecialiseerde rechercheurs bij discriminatie. Daarbij doe ik hetzelfde voorstel als net is gedaan door collega Koolmees. Deze motie zegt «inzet van gespecialiseerde rechercheurs bij discriminatie». Ik zou die eigenlijk willen aanhouden voor het debat van vanmiddag. Ik kijk even naar de heer Paternotte als eerste indiener.
De heer Paternotte (D66):
Aanhouden voor het debat van vanmiddag? Ja, dan kunnen we de motie in principe laten staan. Dan praten we er vanmiddag over verder.
Minister Grapperhaus:
Ja.
De heer Paternotte (D66):
Daar kan je moeilijk bezwaar tegen hebben inderdaad.
De voorzitter:
De heer Paternotte doet een toezegging aan het kabinet.
De heer Paternotte (D66):
Ik hoef de motie dan nu niet aan te houden.
Minister Grapperhaus:
Voorzitter. Voordat ik nog een paar vragen van mevrouw Buitenweg, de heer Van Wijngaarden en de heer Bisschop beantwoord, heb ik nog de motie op stuk nr. 10. Deze ontraad ik. Daarvoor verwijs ik naar wat ik daar eerder over heb uitgelegd, namelijk wat nou juist de aanpak is. Daarbij wijs ik er overigens op dat er met het Joods Politie Netwerk al een gespecialiseerd netwerk is binnen de politie.
Mevrouw Buitenweg had een tweetal punten. Zo was er nog de codis-vraag. Het spijt mij, maar door de extreme tijdsdruk die erop werd gezet, kwam ik daar niet meer aan toe. Ik wil deze hierbij beantwoorden. Het gaat hierbij om artikel 137c Strafrecht. Het zou geen verschil moeten maken. Ik wil er graag in een brief bij u op terugkomen hoe dat kan. Je moet kijken naar de aangifte, het proces-verbaal en de bewijsbaarheid, maar ik zeg u toe dat ik daar in het najaar op terugkom. In diezelfde brief wil ik meteen terugkomen op een ander punt van mevrouw Buitenweg, want dat trek ik me wel aan. Dat is het punt of en, zo ja, hoe er opvolging wordt gegeven aan scheldpartijen in het aangiftecircuit en, zo ja, of dat voldoende is. Op die twee punten kom ik terug. Ik vind dat laatste echt een urgente kwestie. In het najaar wil ik daarop terugkomen. «Het najaar» is wat mij betreft «voor de begroting», dus ergens in oktober.
De voorzitter:
Heel, heel, heel kort, mevrouw Buitenweg.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ja, heel kort. Ik hoop dat dit voor het herfstreces is. Dat zeg ik omdat de heer Segers en ik ook vaart willen maken met ons wetsvoorstel. Dit gaat feitelijk om een brief bij de WODC-onderzoeken. Daar zouden wij ontzettend mee geholpen zijn.
Minister Grapperhaus:
Hoewel ik nu natuurlijk in de blind ga – ik weet niet exact wanneer het herfstreces is – zeg ik toe dat ik de beantwoording voor het herfstreces doe.
De voorzitter:
Hartstikke mooi. Dan dank ik iedereen hartelijk...
Minister Grapperhaus:
Nou voorzitter, ik weet dat u enorm veel haast heeft, en ik trouwens ook, maar de heren Bisschop en Van Wijngaarden hadden nog een vraag over het escalatiemodel van het voetbal. Dat koppel ik ook even aan het punt van het strafrecht. Het is primair heel duidelijk – daar zijn die richtlijnen van de KNVB voor vastgesteld – om nu zelf binnen het betaalde voetbal hierop in te grijpen. Daar hebben we met elkaar een stevige maar vruchtbare discussie over gehad in december. Dat is hier de uitkomst van. We zetten erop in dat door verbetering van camerasystemen en dergelijke het strafrecht ook een betere rol kan gaan spelen, maar primair moeten de sector zelf en de voetbalsupporters zelf hier zelfreinigend werken. Daarom vond ik het geweldig dat die scheidsrechter die wedstrijd heeft stilgelegd. Punt!
Dan tot slot de IHRA-definitie. Dat is de International Holocaust Remembrance Alliance. Die definitie is in het kader van een motie van het lid Van der Staaij ondersteund als een niet-juridisch bindende werkdefinitie. Die is dus ook gedeeld met politie en Openbaar Ministerie en die wordt ook door politie en Openbaar Ministerie meegenomen. Ik spits het vooral op het OM toe. De wijze waarop dat gebeurt, is uiteraard gelegen in de autonomie van het Openbaar Ministerie. Daar is door mij geen aanwijzing of zoiets voor gegeven.
Dat is het, voorzitter.
De voorzitter:
Dan dank ik u en alle andere sprekers hartelijk. Ik meld nog dat de toezeggingen in de registratie zullen worden opgenomen. Die zijn vandaag of morgen alweer op internet te vinden.
Ik dank u hartelijk en ik sluit de vergadering.
Sluiting 14.04 uur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35164-13.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.