35 143 (R2120) Goedkeuring van de op 19 oktober 2012 te Washington tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika inzake de status van personeel van de Verenigde Staten in het Caribische deel van het Koninkrijk (Trb. 2012, 226), en de op 15 november 2018 te ’s-Gravenhage tot stand gebrachte notawisseling houdende een verdrag ter uitbreiding tot Curaçao van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten (Trb. 2018, 216)

Nr. 8 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 18 juni 2019

Inleiding

De regering dankt de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal voor haar verslag van 23 april 2019 met betrekking tot het voorstel van rijkswet tot goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika inzake de status van personeel van de Verenigde Staten in het Caribische deel van het Koninkrijk, en de notawisseling houdende een verdrag ter uitbreiding tot Curaçao van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten. Met belangstelling is kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie en de SP-fractie. In deze nota naar aanleiding van het verslag worden de vragen beantwoord, waarbij de volgorde van de vragen wordt aangehouden. De regering stelt vast dat de leden van de VVD-fractie geen vragen over het voorstel hebben.

Nota van wijziging

Deze nota naar aanleiding van het verslag gaat vergezeld van een nota van wijziging. Deze bevat redactionele correcties. Voor een toelichting op de correcties zij verwezen naar de nota van wijziging.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie zijn bezorgd over de verslechterende humanitaire situatie in Venezuela, het grootste buurland van het Koninkrijk der Nederlanden. Als nabijgelegen eiland binnen het Koninkrijk is voorgesteld dat Curaçao kan dienen tot humanitaire hub om de bevolking van Venezuela te voorzien van voedsel en hulp. De genoemde leden zijn bezorgd over de uitspraken van de Amerikaanse president, waaruit hij liet blijken militair ingrijpen in Venezuela niet uit te sluiten. In het licht van de geschetste ontwikkelingen en uitspraken vragen deze leden zich af waarom juist in deze periode besloten is om dit zogenoemde Status of Forces Agreement (SOFA) uit te breiden tot Curaçao. Zij vragen zich af waarom Curaçao in 2012 niet tot deze overeenkomst wilde behoren, en waarom zij juist nu besloten hebben dat wel te doen? Verder vragen de leden van de D66-fractie zich af of er draagvlak bestaat onder de bevolking van Curaçao om deze overeenkomst naar Curaçao uit te breiden. Wat vindt de bevolking van Curaçao ervan dat deze overeenkomst nu tot stand komt? Tot slot vragen deze leden zich af of de VS het verdrag dat de grondslag vormt voor de Forward Operating Location (FOL) Hato ten volle respecteren en hebben gerespecteerd de afgelopen tien jaar.

In 2012 zag de toenmalige regering van Curaçao de noodzaak van de SOFA niet in en wenste het geen medegelding bij het verdrag. De huidige regering van Curaçao besloot in maart 2018 om wel medegelding te verzoeken bij het verdrag. De verslechterende humanitaire situatie in Venezuela en uitspraken van de Amerikaanse president hebben geen rol gespeeld bij het besluit om medegelding te wensen. Bij de aanzet tot het uitbreidingsverdrag in maart 2018 was niet te voorspellen hoe de situatie in Venezuela zou zijn op moment dat het verdrag aan het parlement voorgelegd zou worden. Het feit dat het verdrag pas in februari 2019 aan de parlementen is voorgelegd, komt doordat over de tekst van het uitbreidingsverdrag eerst afstemming diende plaats te vinden tussen Curaçao en de Verenigde Staten van Amerika (VS), alvorens gestart kon worden met de procedures die nodig zijn binnen het Koninkrijk om verdragen tot stand te brengen en goed te keuren. Er is bij de aanzet tot het uitbreidingsverdrag geen peiling gehouden onder de bevolking van Curaçao om na te gaan hoe over de voorgenomen uitbreiding werd gedacht.

Ten aanzien van het Verdrag inzake samenwerking tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Verenigde Staten van Amerika betreffende toegang tot en gebruik van faciliteiten in de Nederlandse Antillen en Aruba voor drugsbestrijding vanuit de lucht (Trb. (2000, 34; hierna «het FOL-verdrag»)) brengt de regering periodiek verslag uit over de doeltreffendheid en de effecten van het verdrag. In de aan het begin van 2019 aan de Tweede Kamer aangeboden evaluatie over de periode 1 oktober tot en met 30 september 2018 (zie Kamerstukken 2018–2019, 35 000 V, nr. 57) is aangegeven dat er sprake is van uitstekende contacten en zijn er geen problemen of incidenten gemeld die te maken hebben met de interpretatie en/of implementatie van het FOL-verdrag.

Inbreng van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben de documenten betreffende de medegelding van Curaçao bij de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika inzake de status van personeel van de Verenigde Staten in het Caribische deel van het Koninkrijk van 2012 bestudeerd en hebben daarover nog een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie vragen of toegelicht kan worden waarom Curaçao heeft besloten zich alsnog bij de Overeenkomst aan te sluiten. Kan een overzicht van de beweegredenen worden gegeven? Kan ook toegelicht worden waarom in 2012, toen de Overeenkomst werd gesloten, Curaçao daarbij geen aansluiting wenste? Welke argumenten zijn daar toen voor gegeven?

Commandant der Zeemacht in het Caribisch Gebied (CZMCARIB) gaf in aanloop van maart 2018 aan dat de trainingsfaciliteiten op Curaçao meer mogelijkheden bieden dan die op Aruba en Sint Maarten. Daarnaast hebben de bestedingen die gepaard zijn gegaan met de vlootbezoeken en trainingen, waarbij bijvoorbeeld goederen werden ingeslagen of het VS-personeel geld besteedde op Curaçao, tot extra inkomsten geleid voor de economie van Curaçao. De wenselijkheid van gelding van de SOFA werd benadrukt door orkaan Irma. Dat de SOFA niet geldt voor Curaçao bemoeilijkte destijds de inzet van Amerikaanse militairen, vanuit Curaçao, ten behoeve van Amerikaanse burgers die op Sint Maarten aanwezig waren.

In 2012 zijn door de regering van Curaçao geen argumenten opgegeven om medegelding bij de SOFA niet te wensen.

Kan ook ingegaan worden, zo vragen de leden van de SP-fractie, op de mate waarin de verslechterende relatie tussen de VS en Venezuela een rol speelt bij de Amerikaanse wens om Curaçao deel uit te laten maken van de Overeenkomst?

Het uitbreidingsverdrag is op aangeven van Curaçao tot stand gekomen. Voor de VS is uitbreiding van de SOFA waardevol voor vlootbezoeken en trainingen. Omdat de SOFA momenteel niet geldt, zijn op Curaçao enkel vlootbezoeken voor onderhoudsdoeleinden mogelijk. Daarnaast is de SOFA waardevol voor mogelijke inzet van Amerikaanse militairen bij natuurrampen zoals met name orkanen. Zie ook het antwoord op de vraag hierboven.

De Overeenkomst regelt de status van Amerikaans defensiepersoneel dat tijdelijk aanwezig is op het grondgebied van het Caribische deel van het Koninkrijk in het kader van scheepsbezoeken, training, opleiding en overige activiteiten, schrijft de regering. De leden van de SP-fractie vragen of een uitputtend overzicht gegeven kan worden van deze «overige activiteiten».

De «overige activiteiten» bieden een restcategorie van mogelijke activiteiten waartoe de VS en Curaçao gezamenlijk kunnen beslissen en die de overkomst van VS-defensiepersoneel vereisen. Hoewel geen vastomlijnd kader is gesteld, zouden zaken als een tijdelijke overkomst van militairen voor ceremoniële doeleinden in het kader van internationale betrekkingen onder dergelijke «overige activiteiten» kunnen vallen, evenals de overkomst van militairen bij de organisatie van evenementen als conferenties, seminars of werkgroepen in het kader van het versterken van internationale samenwerking. Dit laatste zou in het kader van internationale hulpverlening bij bijvoorbeeld orkanen goed passen in de trend in het Caribisch gebied, waarbij internationale samenwerking tussen landen wordt verstevigd. De overkomst van militairen bij het uitvoeren van een hulpoperatie zou niet zonder voorafgaande toestemming en een legitiem mandaat voor een dergelijke activiteit mogelijk zijn.

Op dit moment zijn er geen activiteiten die onder de restcategorie vallen, en zijn deze activiteiten ook niet voorzien. Als er al activiteiten gepland zouden worden waarvoor de aanwezigheid van VS-defensiepersoneel op Curaçao gewenst is, zou dat in de reguliere planningscyclus worden meegenomen en worden ondergebracht in het operationeel jaarplan. Elk verzoek daartoe zou als zodanig apart beoordeeld moeten worden.

Er zijn bij de leden van de SP-fractie zorgen over de timing van het uitbreiden van de Overeenkomst tot Curaçao. Dit vanwege het feit dat de VS zich momenteel steeds agressiever opstelt ten opzichte van Venezuela. Deze leden vragen de regering in te gaan op deze zorgen. Zou het verstandig zijn de uitbreiding van de overeenkomst uit te stellen tot de rust in de regio is wedergekeerd en de VS niet langer militaire, in het VN-Handvest verboden dreigementen tegen Venezuela uit?

Venezuela verkeert in een diepe multidimensionale crisis. Veel landen uit de regio, waaronder de VS, maken zich grote zorgen over de verslechterende situatie en zetten zich in voor een vreedzame oplossing. De inzet van de VS is vooral gericht op een democratische transitie waarin het Venezolaanse volk op democratische wijze haar leider kan kiezen. De VS, heeft net als veel landen in de regio en de meerderheid van de EU, interim--president Guaidó erkend. Ook wordt de druk op het Maduro-bewind opgevoerd met verschillende sanctieregimes. De VS blijft daarbij oog houden voor de bevolking en heeft in buurlanden humanitaire middelen paraat staan om de noden van de bevolking te verlichten. Er is op dit moment geen sprake van militair ingrijpen door de VS in Venezuela. De regering herkent zicht niet in het geschetste beeld dat er sprake is van agressiever opstellen van de VS ten opzichte van Venezuela.

Kan de regering, zo vragen de leden van de SP-fractie, inzage geven in de militaire activiteiten van de VS tegen Venezuela? In welke mate gebeurt dit of blijft het (vooralsnog) enkel beperkt tot dreigementen? Hoe onderhoudt Nederland hierover contact met de VS?

Wordt Nederland geïnformeerd als militaire activiteiten tegen Venezuela aanstaande zijn? Wat is hierover afgesproken?

De regering is niet bekend met militaire activiteiten van de VS tegen Venezuela. De VS voert de druk op door middel van sancties tegen onder andere hooggeplaatste Venezolanen die zich schuldig maken aan drugshandel, witwassen en mensenrechtenschendingen.

In de reguliere contacten die op verschillende niveaus plaatsvinden met de VS is ook aandacht voor de situatie in Venezuela. Deze gesprekken gaan in het bijzonder over de zorgen t.a.v. de situatie in Venezuela, sancties, en de mogelijkheden voor het geven van humanitaire hulp.

De regering schrijft dat de uitbreiding van de Overeenkomt tot Curaçao niet betekent dat het Koninkrijk instemt met militaire interventie van de VS vanuit Curaçao richting Venezuela. Dergelijke militaire inzet, vanuit welk deel van het Koninkrijk dan ook, vereist separate, expliciete instemming van het Koninkrijk, aldus de regering. De leden van de SP-fractie vragen de regering in te gaan op de term «militaire interventie». Welke militaire handelingen worden hieronder verstaan? Welke niet? Is volledig uitgesloten dat de VS Curaçao op enigerlei wijze kan gebruiken voor militaire activiteiten, al dan niet heimelijk, gericht tegen Venezuela? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe is dit geregeld?

Het uitbreidingsverdrag met de VS regelt de uitbreiding van de SOFA tot Curaçao voor defensiepersoneel van de VS wanneer dat aanwezig is op Curaçao. Artikel II van de SOFA beperkt de reikwijdte van het verdrag tot tijdelijke aanwezigheid in verband met vlootbezoeken, training, oefeningen en andere activiteiten zoals wederzijds overeen te komen. De SOFA biedt zelf geen toestemming voor de aanwezigheid van VS-defensiepersoneel, maar regelt slechts hun status wanneer zij aanwezig zijn na (separaat) verkregen toestemming. Zoals opgemerkt in de Toelichtende Nota bij de SOFA (Kamerstukken 2012–2013, 33 665 (R2007), nr. A/1) betekent het verdrag niet dat de VS zondermeer en zonder enig overleg het grondgebied van het bestreken Caribische deel van het Koninkrijk kunnen betreden. Voor ieder bezoek zal toestemming moeten worden verleend door de betreffende (lokale) autoriteiten. De betreffende autoriteiten van het Caribische deel van het Koninkrijk blijven dus zeggenschap houden over wanneer het VS-defensiepersoneel hun grondgebied zal kunnen betreden. Voor aanwezigheid van VS-defensiepersoneel op Curaçao ten behoeve van militaire interventie vanaf Curaçao naar Venezuela, hoe deze term ook wordt gedefinieerd, biedt het verdrag als zodanig geen grondslag en zou derhalve separate toestemming nodig zijn.

De leden van de SP-fractie vragen of Curaçao uitbreiding van de Overeenkomst wil onder andere vanwege ervaringen na orkaan Irma of betreft dit enkel een Amerikaanse wens. Als dit het geval is, kan dat dan toegelicht worden? Waarom zou er een probleem zijn voor het verlenen van humanitaire hulp aan Curaçao als dat eiland niet onderdeel van de Overeenkomst is? Er wordt toch hulp verleend aan ontelbaar veel landen en regio’s waar geen regelingen zijn getroffen over de status van (militair) personeel?

Commandant der Zeemacht in het Caribisch Gebied (CZMCARIB) gaf in aanloop van maart 2018 aan dat de trainingsfaciliteiten op Curaçao meer mogelijkheden bieden dan die op Aruba en Sint Maarten. De wenselijkheid van gelding van de SOFA werd ook benadrukt door orkaan Irma. Dat de SOFA niet geldt voor Curaçao bemoeilijkte destijds de inzet van Amerikaanse militairen, vanuit Curaçao, ten behoeve van Amerikaanse burgers die op Sint Maarten aanwezig waren.

De VS en het Koninkrijk, net als vele andere landen, treffen voortdurend regelingen over de juridische status van defensiepersoneel om de risico’s die verbonden zijn aan de aanwezigheid van defensiepersoneel op elkaars grondgebied zoveel mogelijk te regelen (zie ook de lijst van in voorbereiding zijnde SOFA’s van het Koninkrijk – Kamerstukken 2018–2019, 23 530, nr. 122).

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Naar boven