Ik dank de leden van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor
het uitgebrachte verslag bij de wijziging van de Wet geneesmiddelenprijzen (Wgp) in
verband met een aanpassing van de referentielanden. Graag geef ik in het onderstaande
antwoord op de gestelde vragen door de leden van de FVD-fractie en de PVV-fractie,
waarbij de leden van de overige fracties zich hebben aangesloten. In deze nota naar
aanleiding van het verslag is de indeling van het verslag aangehouden. Ik hoop dat
met de beantwoording van deze vragen het wetsvoorstel op 3 december aanstaande als
hamerstuk kan worden afgedaan.
De leden van de FVD-fractie en de PVV-fractie vragen in hoeverre eventuele kwaliteitseffecten
door de verlaging van de prijzen van geneesmiddelen kan worden gemonitord. In hoeverre
worden de werkzame stoffen van medicijnen, inclusief mogelijke schadelijke hulpstoffen
met bijwerkingen en dergelijken meegenomen in het vinden van een goede balans tussen
het verbeteren van de betaalbaarheid en beschikbaarheid van geneesmiddelen?
Ik vind, net als u, naast de betaalbaarheid en beschikbaarheid, het borgen van de
kwaliteit van geneesmiddelen van groot belang. Voor alle geneesmiddelen die in Nederland
worden verhandeld gelden daarom Europese eisen voor kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid.
Deze eisen zijn vastgelegd in het registratiedossier voor een geneesmiddel. Het College
ter Beoordeling Geneesmiddelen (CBG) of het Europees Medicijnagentschap (EMA) als
het een Europees geregistreerd middel betreft, toetst of het bedrijf de kwaliteit
van het geneesmiddel en het productieproces kan verzekeren. Is dit niet het geval,
dan krijgt een bedrijf geen handelsvergunning en kan het geneesmiddel niet op de Nederlandse
markt verhandeld worden. De wettelijke maximumprijs die voor het middel zou worden
vastgesteld op basis van de Wet geneesmiddelenprijzen staat hier los van. Alle geneesmiddelen
moeten immers voldoen aan deze kwaliteitseisen.
Daarnaast houden Europese gezondheidsinspectiediensten in nauwe samenwerking toezicht
op alle stappen in de productie- en distributieketen van geneesmiddelen. Producenten
van werkzame stoffen, fabrikanten van geneesmiddelen, importeurs, groothandels en
apotheken moeten zich houden aan strenge Europese kwaliteitseisen. Bij al deze partijen
worden inspecties gehouden door de Europese gezondheidsinspectiediensten, waarbij
wordt gekeken of partijen zich aan de regels houden om de kwaliteit de waarborgen.
In Nederland is de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) belast met dit toezicht.
Voor zover u doelt op de problematiek waar geneesmiddelenprijzen zo laag worden dat
voor sommige geneesmiddelen de marges in de productie- en distributieketen onvoldoende
zijn, draagt de voorgestelde aanpassing van de Wet geneesmiddelenprijzen niet bij
aan deze problematiek. Immers, de inkoopprijzen bij laag geprijsde generieke geneesmiddelen
liggen veelal lager dan de maximumprijzen op grond van de Wgp.1 Bovendien worden ook na de wetswijziging bij het vaststellen van de maximumprijzen
alleen prijzen meegewogen van vier met Nederland vergelijkbare landen. Ik streef dus
uitdrukkelijk niet naar een zo laag mogelijke prijs. Tenslotte ligt het gemiddeld
prijsniveau voor generieke middelen in Noorwegen iets hoger dan in Duitsland.2 Ik verwacht daarom niet dat met het voorliggende wetsvoorstel verder wordt gedrukt
op de maximumprijzen van reeds laag geprijsde generieke geneesmiddelen.
Voorts vragen deze leden of het tot de mogelijkheden behoort om voorafgaand aan de
evaluatie een jaarlijkse tussentijdse rapportage te ontvangen.
Zoals voorzien in het wetsvoorstel, zal ik binnen drie jaar na de inwerkingtreding
de Staten-Generaal een verslag sturen over de effecten van deze wetswijzing op de
prijzen en beschikbaarheid van geneesmiddelen in Nederland. Ik zal daarnaast jaarlijks,
dus voor de eerste keer één jaar na inwerkingtreding, een tussentijdse rapportage
aan de Staten-Generaal sturen over deze effecten van de wetswijziging op basis van
de dan beschikbare informatie.
De Minister voor Medische Zorg en Sport,
B.J. Bruins