35 122 Wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met de wijziging van de regeling inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling (Wet straffen en beschermen)

Nr. 10 AMENDEMENT VAN HET LID VAN DEN BERGE

Ontvangen 19 juni 2019

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel II, onderdeel E, komt het voorgestelde artikel 15h, eerste lid, als volgt te luiden:

  • 1. De rechtbank beslist zo spoedig mogelijk na ontvangst over een tijdig ingediend bezwaarschrift. De rechtbank heroverweegt de beslissing van het openbaar ministerie.

II

In artikel IVa, onderdeel 1, onderdeel C, subonderdeel 6, komt het voorgestelde artikel 6:6:9, eerste lid, als volgt te luiden:

  • 1. De rechtbank beslist zo spoedig mogelijk na ontvangst over een tijdig ingediend bezwaarschrift. De rechtbank heroverweegt de beslissing van het openbaar ministerie.

III

In artikel IVa, onderdeel 2, onderdeel B, subonderdeel 2, komt het in onderdeel I voorgestelde artikel 6:6:9, eerste lid, als volgt te luiden:

  • 1. De rechtbank beslist zo spoedig mogelijk na ontvangst over een tijdig ingediend bezwaarschrift. De rechtbank heroverweegt de beslissing van het openbaar ministerie.

Toelichting

Met de Raad voor de Rechtspraak is ondergetekende van mening dat verdere marginalisering van de rol van de rechter in de toepassing van voorwaardelijke invrijheidstelling ongewenst is. De beslissing om geen voorwaardelijke invrijheidstelling te verlenen, deze uit te stellen of te herroepen komt in de praktijk neer op een vrijheidsbeneming en daarbij past met het oog op de rechtsbescherming een volwaardige rechterlijke toets in plaats van een marginale toets.

Van den Berge

Naar boven