De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel I, onderdeel P, wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanhef wordt vervangen door «Artikel 74 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid wordt gewijzigd als volgt:
a. een jaar» wordt vervangen door «een half jaar».
b. Aan het slot wordt een zin toegevoegd, luidende: De natuurlijke persoon tot wie of
de rechtspersoon waartoe de aanbeveling zich richt kan deze termijn ten hoogste tweemaal
met drie maanden gemotiveerd verlengen.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:».
2. In het derde lid wordt aan het slot een zin toegevoegd, luidende: De mogelijkheid
om de termijn te verlengen, bedoeld in het eerste lid, is in dat geval niet van toepassing.
Toelichting
Dit amendement dient ter uniformering van de termijnen voor reacties op aanbevelingen
voor alle sectoren door voor bestuursorganen en niet-bestuursorganen de termijnen
in te korten en gelijk te trekken. Indien aan een bestuursorgaan aanbevelingen zijn
gedaan, bedraagt nu op grond van artikel 73 van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid
de termijn een half jaar, dat door het bestuursorgaan tweemaal met drie maanden gemotiveerd
kan worden verlengd.
Indien aan een ander dan een bestuursorgaan aanbevelingen zijn gedaan, deelt deze
binnen een jaar na de dag waarop het betrokken rapport is vastgesteld op welke wijze
gevolg is gegeven aan de aanbevelingen (artikel 74 van de Rijkswet Onderzoeksraad
voor veiligheid). Dit verschil in termijnen lijkt niet gerechtvaardigd en bemoeilijkt
het vervolgtraject. Immers, pas nadat alle reacties binnen zijn, komt de Onderzoeksraad
voor veiligheid met een beoordeling. Die beoordeling stelt, indien er sprake is van
aanbevelingen aan een Minister, waar nodig de Kamer in staat met de Minister overleg
te voeren over de vraag of de aanbevelingen voldoende opvolging krijgen.
Het voorstel is dan ook om de reactietermijnen gelijk te trekken, voor zowel bestuursorganen
als niet-bestuursorganen. Een half jaar, met de optie om twee keer te verlengen met
drie maanden, waardoor de uiteindelijke termijn dus indien nodig op een jaar uitkomt.
Dit laat onverlet dat men voor aanbevelingen op het gebied van de burgerluchtvaart
gehouden is aan de termijnen zoals nu verwoord in artikel I, onderdeel P, van het
wetsvoorstel.
Van Dam