35 091 Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het programma Justitie1

34 998 EU-voorstellen: Meerjarig Financieel Kader voor 2021–2027

A2 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 18 februari 2019

De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid3 hebben kennisgenomen van het Europese Commissievoorstel4 voor een verordening tot vaststelling van het programma Justitie, dat onderdeel is van het Meerjarig Financieel Kader van de EU voor 2021–2027, alsmede van het bijbehorende BNC-fiche. Naar aanleiding hiervan hebben zij de Minister van Justitie en Veiligheid op 30 november 2018 enkele vragen gesteld.

De Minister heeft op 15 februari 2019 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Minister van Justitie en Veiligheid

Den Haag, 30 november 2018

De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid hebben met belangstelling kennisgenomen van het Europese Commissievoorstel5 voor een verordening tot vaststelling van het programma Justitie, dat onderdeel is van het Meerjarig Financieel Kader van de EU voor 2021–2027 (hierna: MFK). Tevens hebben zij met interesse kennisgenomen van het bijbehorende BNC-fiche6. Naar aanleiding daarvan hebben zij enkele vragen.

Uit een impact assessment van de Europese Commissie blijkt dat het bestaande programma hoge toegevoegde waarde heeft.7 Het nieuwe programma beoogt (met beperktere middelen en vereenvoudigde procedures) de justitiële samenwerking in civiele en strafzaken te vergemakkelijken, gerechtelijke opleidingen te ondersteunen en de toegang tot het recht en effectieve rechtsmiddelen gemakkelijker te maken.

Het kabinet geeft aan dat bij de onderhandelingen betreffende het MFK ingezet wordt op een modern en financieel houdbaar MFK. De inzet is om via bezuinigingen op bestaand beleid versterkte of nieuwe prioriteiten te financieren, alsook de financiële gevolgen wegens de Brexit op te vangen.8 Het kabinet geeft ook aan belang te hechten aan het bevorderen van onderlinge contacten en de uitwisseling van ervaring tussen Justitie-functionarissen (inclusief leden van de rechterlijke macht) die in de praktijk moeten samenwerken op het gebied van EU-recht, zoals dat middels het programma Justitie wordt bevorderd. Dat kan via geïnstitutionaliseerde netwerken (EJN9), maar ook door bijeenkomsten over een bepaald onderwerp te organiseren en te financieren.10 Kunt u aangeven hoe de hiervoor genoemde Nederlandse inzet (bezuinigingen) zich verhoudt tot de ambities van het kabinet betreffende het programma Justitie? En kunt u aangeven wat volgens u daarbij een wenselijke invulling van dit programma is?

De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid zijn in dat kader benieuwd naar de resultaten van het bestaande programma 2014–2020 op de genoemde terreinen. Valt daar lering uit te trekken? Aan welke uitwisselingen en opleidingen hebben Nederlandse functionarissen deelgenomen? Welke instanties of functionarissen hebben daar profijt van gehad? Welke projecten bleken geen meerwaarde te hebben en op welke terreinen zal het nieuwe programma verbetering brengen?

De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid zien uw reactie ̶ bij voorkeur voor 14 december 2018 ̶ met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, A.W. Duthler

BRIEF VAN DE MINSTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 februari 2019

De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid hebben mij vragen gesteld in de brief van 30 november 2018 over het Programma Justitie uit het Meerjarig Financieel Kader. Graag beantwoord ik de vragen met deze brief.

In algemene zin wil ik graag benadrukken dat een goed functionerende rechtsstaat in alle lidstaten van belang is voor het functioneren van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht alsmede de interne markt, en daarom inzet vergt van de EU en de lidstaten. Nederland onderschrijft daarom het belang van opleiding en de uitwisseling van kennis en ervaring bij het Programma Justitie om tot een gemeenschappelijke, juridische, gerechtelijke en rechtsstatelijke cultuur te komen.11 Projecten die onder het Programma Justitie vallen hebben betrekking op o.a. gerechtelijke samenwerking in zowel civiele- als strafzaken en op het gebied van contraterrorisme, gerechtelijke trainingen, toegang tot recht, en drugs. De grensoverschrijdende samenwerking en het bieden van een Europees platform voor wederzijds leren tussen lidstaten zijn belangrijke componenten van dit financieringsprogramma. Het programma ondersteunt lidstaten bij het verwezenlijken van doelstellingen van het justitiële EU-beleid.12

De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid vragen hoe de Nederlandse inzet (bezuinigingen) zich verhoudt tot de ambities van het kabinet betreffende het Programma Justitie.

In antwoord hierop merk ik op dat de financiële omvang van het Programma Justitie deel uit te maakt van de onderhandelingen over het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK) voor de periode 2021–2027. Nederland zet in op een ambitieus gemoderniseerde en financieel houdbare begroting. Dit vraagt scherpe keuzes én bezuinigingen. Om het vertrek van het Verenigd Koninkrijk op te kunnen vangen en nieuwe prioriteiten te kunnen financieren, moeten substantiële bezuinigingen worden doorgevoerd. Besprekingen over een nieuw programma kunnen dan ook niet vooruitlopen op de integrale besluitvorming betreffende het MFK.13 Daarbij wil ik aantekenen dat de kwaliteit en effectiviteit van een fonds of programma niet uitsluitend bepaald wordt door de financiële omvang ervan. Nederland zet zich ervoor in de toegevoegde waarde van alle onder de EU-begroting vallende programma’s te maximaliseren binnen de context van een kleinere omvang.

Voorts vragen de leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid of er lering getrokken kan worden uit de resultaten van het bestaande programma, en wat een wenselijke verdere invulling van dit programma is.

Hierop antwoord ik dat het impact assessment uitgevoerd door de Commissie een overzicht bevat van de «lessons learned» (p. 10–13) over de wijze waarop projecten worden uitgevoerd. Zo stelt het rapport dat er verbetering nodig is wat betreft de focus op ontstane behoeften. Bij het Programma Justitie kan de doelgroep worden uitgebreid door bijvoorbeeld belanghebbenden van lokale bestuursorganen systematischer te betrekken bij trainingen.14 Daarnaast kan de duur van de zogenoemde Operating Grants worden verlengd naar minstens twee jaar in plaats van één jaar, en zouden standaard kosten per eenheid voor sommige activiteiten (bijvoorbeeld trainingen) kunnen worden geïntroduceerd om de administratieve lasten te verminderen. Verder dient de zichtbaarheid van het programma te worden vergroot en wordt aangegeven dat het systeem van indicatoren gestroomlijnd en versterkt kan worden om de verwachte resultaten van het programma beter te kunnen beoordelen.15

Ook zullen toekomstige projecten moeten bijdragen aan het faciliteren en ondersteunen van o.a. grensoverschrijdende civiele en strafrechtelijke samenwerking, het verbeteren van de rechtsstaat door de efficiëntie van nationale rechtssystemen te verhogen en de toegang tot die rechtssystemen te verbeteren.16

Over het algemeen geeft 90% van de begunstigden aan dat het programma bijdraagt aan het opvangen van behoeften van de doelgroepen, en tweederde geeft aan dat de omvang van het programma relevant is voor hun organisaties.17

Voorts vragen de leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid aan welke uitwisselingen en opleidingen Nederlandse functionarissen hebben deelgenomen, en welke instanties of functionarissen daar profijt van hebben gehad.

Hierop antwoord ik dat er een aantal kwalitatief goede projecten is uitgevoerd onder het Programma Justitie. Op gebied van het OM en opsporing is het Illegal Trade on Online Marketplaces (ITOM), uitgevoerd door het Landelijk Parket Rotterdam, een belangrijk voorbeeld. Hierbij bleek internationale samenwerking de sleutel tot succes om de handel in o.a. harddrugs, valse identiteitsbewijzen, vuurwapens en liquidaties op bestelling een halt toe te roepen.

Een ander voorbeeld van een succesvol project op het gebied van opsporing (EOB, in het Engels EIO) is van Bureau Euregionale Samenwerking (BES) Practice 2.0 Correct and coherent application of the EIO-Directive between BE, DE and NL in light of the national implementation – Cross border training – raising awareness, mutual trust and learning, networking. Dit is een driedaagse training, uitgevoerd door het OM Maastricht in samenwerking met België en Duitsland, over de rechten van verdachten en het aanvragen van onderzoeksmaatregelen.

Aan dit project namen 180 functionarissen deel, waaronder onderzoeksrechters en advocaten uit zowel Nederland als België en Duitsland.

Tot slot vragen de leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid welke projecten geen meerwaarde hadden en op welke terreinen het nieuwe programma verbetering zal brengen.

Hierop antwoord ik dat de Commissie alvorens subsidies toe te kennen beoordeelt of projecten voldoen aan de voorwaarden. Deze toets vindt plaats bij de beoordeling van de aanvragen door de evaluatoren van de Commissie op basis van vooraf gestelde criteria aan de hand van een puntenscore.18 In het impact assessment uitgevoerd door de Commissie wordt geconcludeerd dat er afgelopen periode flinke vooruitgang is geboekt. Als voorbeelden worden onder andere aangehaald het vergroten van bewustzijn bij burgers over hun rechten en de promotie van de rechten van kinderen. Samenwerking in het kader van projecten in het kader van de programma’s hebben bijgedragen aan wederzijds begrip en tolerantie. De evaluaties van de programma’s wijzen op een duidelijke toegevoegde waarde waardoor samenwerking verbetert en een platform is geboden. De resultaten van de evaluaties zijn opgenomen in annex 3 van het impact assessment. De toegevoegde waarde voor Nederland is niet gespecificeerd.19

De lidstaten zullen dankzij de projecten in het kader van het nieuwe MFK voor de periode 2021–2027, hun justitiële capaciteit verder versterken door grensoverschrijdende samenwerking met andere lidstaten en kunnen mede daardoor hun rechtsstatelijke karakter verbeteren.20 Terreinen waarop dit kan gebeuren zijn training en opleiding, justitiële samenwerking, toegang tot het recht (access to justice), efficiëntie van justitie en drugsbestrijding. In het bijzonder opleiding kan bijdragen aan het creëren van gemeenschappelijke opvattingen over EU-rechtsinstrumenten, onder andere op het gebied van opsporing en vervolging. Dit moet een groter onderling vertrouwen tussen lidstaten bewerkstelligen en het de werking van de EU-rechtsruimte.21

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Zie dossier E180033 op www.europapoort.nl

X Noot
2

Letter A heeft alleen betrekking op 35 091.

X Noot
3

Samenstelling:

Engels (D66), Kox (SP), Van Bijsterveld (CDA) (vice-voorzitter), Duthler (VVD) (voorzitter), Ten Hoeve (OSF), Koffeman (PvdD), Strik (GL), Knip (VVD), Backer (D66), Schouwenaar (VVD), Van Strien (PVV), Kok (PVV), Gerkens (SP), Vlietstra (PvdA), Lokin-Sassen (CDA), Dercksen (PVV), D.J.H. van Dijk (SGP), Van Rij (CDA), Rombouts (CDA), Van de Ven (VVD), vac. (SP), Bikker (CU), Baay-Timmerman (50PLUS) Van Zandbrink (PvdA), vac. (PVV), Fiers (PvdA), Andriessen (D66), Vink (D66).

X Noot
4

COM(2018)384; zie voor de behandeling in de Eerste Kamer dossier E180033 op www.europapoort.nl.

X Noot
5

COM(2018)384; zie voor de behandeling in de Eerste Kamer dossier E180033 op www.europapoort.nl.

X Noot
6

Kamerstukken I 2018/19, 22 112 / 35 091, HT.

X Noot
7

Kamerstukken I 2018/19, 22 112 / 35 091, HT, p. 3.

X Noot
8

Kamerstukken I 2018/19, 22 112 / 35 091, HT, p. 3.

X Noot
9

Europees Justitieel Netwerk.

X Noot
10

Kamerstukken I 2018/19, 22 112 / 35 091, HT, p. 4.

X Noot
11

Kamerstukken II 2017/18, 22 112, nr. 2643.

X Noot
12

Zie boven noot 1, p. 5.

X Noot
13

Kamerstukken II 2017/18, 21 501-20, nr. 1349.

X Noot
14

CIE, Impact Assessment, SWD (2018) 291, 30-5-2018, p. 11.

X Noot
15

Kamerstukken II 2017/18, 21 501-20, nr. 1364.

X Noot
16

CIE, Impact Assessment, SWD (2018) 291, 30-5-2018, p. 21.

X Noot
17

CIE, Impact Assessment, SWD (2018) 291, 30-5-2018, p. 71.

X Noot
18

Kamerstukken II 2018/19, 21 501-20, nr. 1364.

X Noot
19

Kamerstukken II 2018/19, 21 501-20, nr. 1364.

X Noot
20

Kamerstukken II 2018/19, 21 501-20, nr. 1364.

X Noot
21

Kamerstukken II 2018/19, 21 501-20, nr. 1364.

Naar boven