35 080 Wijziging van onder meer het Wetboek van Strafrecht in verband met de herwaardering van de strafbaarstelling van enkele actuele delictsvormen (herwaardering strafbaarstelling actuele delictsvormen)

Nr. 10 AMENDEMENT VAN HET LID VAN WIJNGAARDEN

Ontvangen 10 mei 2019

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel II, onderdeel C, wordt in het voorgestelde artikel 139h, tweede lid, «met het oogmerk van benadeling van die persoon» vervangen door «, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die openbaarmaking nadelig voor die persoon kan zijn».

Toelichting

Dit amendement wijzigt het opzetniveau voor het delict wraakporno naar voorwaardelijke opzet.

Het onderhavige wetsvoorstel introduceert een zelfstandige strafbaarstelling voor het delict wraakporno. De regering heeft in het tweede lid van het voorgestelde artikel 139h van het Wetboek van Strafrecht (Sr) gekozen voor het hoogste niveau van opzet voor de bewijsvoering van het delict. Deze keuze kan tot gevolg hebben dat de nieuwe strafbaarstelling in de praktijk weinig oplevert. Er moet immers worden bewezen dat de betrokkene het oogmerk had van benadeling. Als een verdachte stelt dat hij een afbeelding alleen maar openbaar maakte omdat hij indruk wilde maken op zijn vrienden, of omdat hij dronken was, of omdat hij niet nadacht over de mogelijke gevolgen voor de persoon wiens afbeelding hij openbaar maakt, dan is nauwelijks te bewijzen dat zijn werkelijke opzet was om de andere persoon te benadelen.

Ook in de consultaties bij het wetsvoorstel is erop gewezen dat het hoogste niveau van opzet problemen oplevert. De Raad voor de rechtspraak schrijft: «De bewijsvoering zal hierdoor niet eenvoudig zijn. Voorwaardelijk opzet is onvoldoende. (...) Het is dan ook de vraag of de opsteller van het Wetsvoorstel de implicaties van voormelde keuzes van het opzetniveau voor de opsporing en vervolging voldoende heeft onderkend.»1

In het verslag over dit wetsvoorstel hebben meerdere fracties aandacht besteed aan de keuze voor het oogmerk van benadeling. De leden van de D66-fractie menen dat hierdoor «mogelijk een enorm bewijsprobleem voor het Openbaar Ministerie wordt gecreëerd».2 De leden van de VVD-fractie vragen naar de grens tussen het verspreiden van intieme foto’s met en zonder oogmerk van benadeling.3 Helaas wordt in antwoord op deze vragen naar de mening van de indiener van dit amendement door de regering niet overtuigend uiteengezet waarom de huidige opzet van het delict wél werkbaar is voor de opsporing en vervolging van wraakporno.4

Om deze redenen heeft de indiener ervoor gekozen een voorwaardelijk opzetvereiste te introduceren bij het voorgestelde artikel 139h, tweede lid, Sr. Een tegenwerping van de verdachte dat hij niet wist dat de openbaarmaking nadelig kan zijn, gaat dan niet meer op. Als de verdachte redelijkerwijs moet vermoeden dat dit het geval kan zijn, dan is de opzet reeds bewezen. Dit verhoogt de bewijsbaarheid van het delict en zorgt ervoor dat de strafbaarstelling van wraakporno daadwerkelijk effect heeft in de praktijk van opsporing en vervolging.

Van Wijngaarden


X Noot
1

Advies Raad voor de rechtspraak bij het wetsvoorstel herwaardering strafbaarstelling actuele delictsvormen, 13 juni 2018, p. 3. Kenmerk UIT 11005 STRA/RB.

X Noot
2

Kamerstukken II 2018/19, 35 080, nr. 5, p. 11.

X Noot
3

Idem.

X Noot
4

Kamerstukken II 2018/19, 35 080, nr. 7, p. 21.

Naar boven