Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 december 2019
Op 1 januari 2020 treedt de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab) in werking. Onderdeel
van de Wab is WW-premiedifferentiatie naar de aard van het contract. De hoogte van
de WW-premie die werkgevers afdragen hangt vanaf dan af van de arbeidsovereenkomst
die is aangegaan en niet langer van de sector waarin men actief is. De WW-sectorfondsen,
waaruit de eerste zes maanden van de WW werden gefinancierd, komen dan te vervallen.
Het vervallen van de sectorfondsen heeft gevolgen voor WW-uitkeringen wegens onwerkbaar
weer. Het bepalen bij cao van de precieze voorwaarden waaronder aanspraak gemaakt
kan worden op WW is dan niet langer logisch. De ene cao zou bijvoorbeeld kunnen kiezen
voor één wachtdag alvorens bij vorst aanspraak gemaakt kan worden op een WW-uitkering
en de andere cao voor een wachtperiode van twee weken. In het huidige stelsel is die
keuze van invloed op de hoogte van de sectorpremie, maar in het nieuwe stelsel heeft
die keuze, die niet voor alle werkgevers en werknemers geldt, enkel effect op de AWf-premie
die door alle werkgevers wordt afgedragen. Het ligt daarom voor de hand dat sectoren
die te maken hebben met onwerkbaar weer op termijn allemaal zullen kiezen voor nul
wachtdagen.
Uw Kamer heeft daarom bij de behandeling van de Wab (Handelingen II 2018/19, nr. 48,
items 3 en 8) verzocht om in overleg met sociale partners een uniforme wachttijd in
te voeren (Motie van de leden Bruins en Heerma, Kamerstuk 35 074, nr. 52). Na overleg met sociale partners heb ik besloten een wachttijd van twee dagen in
te voeren. Voor onwerkbaar weer wegens langdurige regen geldt een wachttijd van 19
dagen. Na de wachtdagen geldt een uitzondering op de loondoorbetalingsplicht van de
werkgever, waardoor met inachtneming van de betreffende cao een beroep op een WW-uitkering
kan worden gedaan wegens buitengewone natuurlijke omstandigheden.
De wachttijd geldt vanaf 1 januari 2020, het moment waarop de Wab in werking treedt
en de sectorfondsen zijn vervallen. Werkgevers dienen dagelijks een melding te doen
van het onwerkbare weer bij UWV. UWV controleert aan de hand van KNMI-gegevens of
de gemelde onwerkbare weersomstandigheden zich daadwerkelijk voordoen en zal op mijn
verzoek, gezien de schaarse handhavingscapaciteit, steekproefsgewijs controleren of
er inderdaad geen werkzaamheden worden verricht. Het concept van de regeling is bij
deze brief gevoegd ter informatie1.
De wachttijd wordt ingevoerd door middel van de Regeling onwerkbaar weer. De door
mijn voorganger aangekondigde Calamiteitenregeling, waarmee de regeling onwerkbaar
weer wordt samengevoegd met de werktijdverkortingsregeling, kan nog niet in werking
treden. De Calamiteitenregeling beoogt de verschillen tussen beide regelingen weg
te nemen en de handhaafbaarheid te verbeteren. Beide regelingen zien namelijk op het
verstrekken van een WW-uitkering in geval van buitengewone niet-economische omstandigheden,
maar verschillen behoorlijk in voorwaarden. Aanvankelijk werd de Calamiteitenregeling
nog niet ingevoerd, omdat gezocht werd naar een balans tussen de wensen voor maatwerk
van sociale partners enerzijds en de mogelijkheden voor uitvoerder UWV anderzijds.
Inmiddels heeft UWV de beschikbare capaciteit nodig voor andere opdrachten, waaronder
de uitvoering van de compensatie van de transitievergoeding bij bedrijfsbeëindiging,
waardoor er op dit moment geen capaciteit beschikbaar is voor de invoering van de
Calamiteitenregeling. De Calamiteitenregeling kan daardoor niet eerder in werking
treden dan in de winter van 2021–2022. Wel is ervoor gekozen om voor de Regeling onwerkbaar
weer een nog niet in werking getreden grondslag die voor de Calamiteitenregeling die
gecreëerd is in de Wet werk en zekerheid2 met ingang van 1 januari 2020 in werking te laten treden.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees