35 070 Wijziging van de Participatiewet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Jeugdwet in verband met het centraliseren van tolkvoorzieningen ten behoeve van de ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en de deelname aan het maatschappelijk verkeer van personen met een auditieve beperking, van de luisterlijnen voor volwassenen en jeugdigen en van het vertrouwenswerk jeugd (Wet centraliseren tolkvoorzieningen auditief beperkten leef- en werkdomein, luisterlijnen en vertrouwenswerk jeugd)

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 18 december 2018

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

ALGEMEEN

1

     

1.

Achtergrond en aanleiding

1

2.

Tolkvoorziening

2

3.

Luisterlijn Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), kindertelefoon en vertrouwenswerk jeugd

7

     

ARTIKELSGEWIJS

8

ALGEMEEN

1. Achtergrond en aanleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel Wijziging van de Participatiewet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Jeugdwet in verband met het centraliseren van tolkvoorzieningen ten behoeve van de ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en de deelname aan het maatschappelijk verkeer van personen met een auditieve beperking, van de luisterlijnen voor volwassenen en jeugdigen en van het vertrouwenswerk jeugd (Wet centraliseren tolkvoorzieningen auditief beperkten leef- en werkdomein, luisterlijnen en vertrouwenswerk jeugd (hierna: het wetsvoorstel)). Deze leden vinden de tolkvoorzieningen waardevol, omdat dit mensen met een auditieve beperking de kans geeft mee te doen in de samenleving. De luisterlijn, de kindertelefoon en vertrouwenswerk jeugd zorgen ervoor dat volwassenen en kinderen laagdrempelig en vertrouwelijk een luisterend oor kunnen vinden om problemen mee te kunnen bespreken. Genoemde leden vinden dit een goede voorziening. Deze leden hebben een aantal vragen naar aanleiding van het wetsvoorstel.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben een aantal vragen over de uitwerking van dit wetsvoorstel.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Genoemde leden erkennen het belang van een geharmoniseerde, centrale doventolkvoorziening voor het werk-, leef- en onderwijsdomein. Op basis van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap is het van belang te werken aan een inclusieve samenleving waarbij genoemde leden dit wetsvoorstel als een goede stap in deze richting zien, evenals de centralisering van de luisterlijnen en het vertrouwenswerk. Wel hebben deze leden nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie constateren dat tolkvoorzieningen de afgelopen jaren op diverse wijze zijn vorm gegeven, kijkend naar de verantwoordelijkheid ervoor, de wettelijke kaders, uitvoeringsregelingen, uitvoering en bemiddeling. Kan de regering overzichtelijk maken hoe deze vormgeving zich sinds 2010 heeft ontwikkeld en hoe de beoogde nieuwe vormgeving eruit zal zien, uitgesplitst naar het werk-, leef- en onderwijsdomein?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij vragen de regering om toe lichten welke algemene overwegingen ten grondslag liggen aan het besluit om een voorziening al dan niet te (de)centraliseren. Zijn er nog andere voorzieningen in het sociale domein die gedecentraliseerd zijn naar gemeenten, waarbij het in de rede ligt om deze weer te centraliseren?

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel.

2. Tolkvoorziening

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat met de decentralisatie van de zorg en jeugdhulp is ingezet op het dichtbij huis organiseren van zorg met passende ondersteuning. Genoemde leden zijn positief over die ingezette koers en erkennen dat de tolkvoorziening, die voortkomt uit verschillende wetten voor onder andere werk en zorg, beter centraal kan worden geregeld. Dit voorkomt onnodige administratieve belasting en helpt de gebruiker van de tolkvoorziening om de ondersteuning gemakkelijker te regelen. Hierdoor is de gebruiker minder tijd kwijt met het aanvragen van de tolkvoorziening. Deze leden maken zich wel zorgen over de haalbaarheid van de invoering op 1 juli 2019. Kan de regering aangeven welke maatregelen het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) reeds heeft genomen om de extra benodigde kennis op te bouwen en welke investering het daarvoor heeft gedaan en nog gaat doen?

Vanuit de ervaring die het UWV heeft met de tolkvoorziening en zijn overzicht over de arbeidsmarkt, begrijpen deze leden de keuze voor het UWV. Tegelijkertijd herkennen deze leden het gevoel dat het UWV een starre organisatie is die niet altijd de juiste aansluiting vindt bij de doelgroep. Kan de regering aangeven wat het UWV doet om ervoor te zorgen dat de doelgroep prettig contact kan hebben met het UWV bij aanvraag en aanpassing van de tolkvoorziening?

Als de tolk zijn werk gedaan heeft, kan de factuur worden ingediend. De cliënt heeft de regie over de voor hem beschikbare tolkuren. Deze leden vragen de regering wanneer en door wie controle plaatsvindt van de ingediende factuur. Met andere woorden, op welke wijze wordt onrechtmatigheid en/of fraude voorkomen? In het verlengde daarvan vragen de leden van de VVD-fractie wat de regering heeft gedaan met de door het UWV gedane suggestie om tolken waarbij misbruik van de voorziening is geconstateerd uit te kunnen laten schrijven uit het Register Tolken Gebarentaal en Schrijftolken.

De centralisatie van de tolkvoorziening heeft als doel de zekerheid van de voorziening te verhogen en de gebruiker een betere service te kunnen bieden. Genoemde leden vragen of de regering kan aangeven welke maatregelen zijn genomen om te voorkomen dat goede ervaringen verloren gaan en dat werkende ICT-systemen worden stopgezet zonder een goed alternatief. Verwacht de regering dat met de te nemen maatregelen de kennis en kwaliteit van bestaande systemen bewaard blijven voor goede dienstverlening? Welke financiële middelen zijn gemoeid met de voorbereidingen op en realisatie van een overbruggingsscenario?

Met betrekking tot de tolkvoorziening hebben de leden van de VVD-fractie tot slot een vraag over de aanbesteding. Wat was uiteindelijk de doorslaggevende factor in de aanbesteding en is daarbij rekening gehouden met de kritische opmerkingen die volgden uit de internetconsultatie?

De leden van de CDA-fractie vragen de regering om uitgebreid toe te lichten waarom ervoor gekozen is de tolkvoorzieningen onder te brengen bij het UVW als zijnde de aangewezen uitvoeringsinstantie. Deze leden vragen of ook andere opties zijn overwogen. Klopt het dat de grootste groep gebruikers van tolkvoorzieningen deze voorziening gebruikt voor het zogenaamde leefdomein en niet voor het werkdomein?

De regering stelt in de memorie van toelichting dat op uitvoeringsniveau er verder wel één proces en loket is, maar dat in de vier verschillende wetten (onderwijs: de Wet overige OCW-subsidies (WOOS), werk: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), de Wet arbeids-ongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) en de Participatiewet, leefdomein: Wmo 2015) de afzonderlijke voorwaarden gehanteerd blijven. Op handelingsniveau van de gebruiker betekent dit dat de aanvraag voor de tolkvoorziening voor verschillende domeinen niet altijd samengevoegd kan worden. Genoemde leden vragen hoe deze landelijke regeling zich zal gaan verhouden tot de lokale Wmo-verordeningen en Wmo-besluiten. Kan dat betekenen dat een aanvraag voor maatwerk, passend bij aanvraag leefdomein Wmo, dus een aparte aanvraag is? Vervolgens vragen deze leden wat dat dan betekent voor de auditieve aanvrager. Kan de regering dit nader duiden?

De doelgroep mensen met een auditieve beperking die momenteel gebruikmaakt van ondersteuning vanuit het leefdomein Wmo is verreweg de grootste groep in vergelijking met groepen die op grond van de participatiewet aanvragen bij het UWV doen voor auditieve ondersteuning. Het UWV heeft (nog) geen kennis over deze specifieke doelgroep en geen kennis over de Wmo 2015 en het Wmo-leefdomein. Deze leden maken zich over deze doelgroep zorgen en vragen de Minister te voorzien in een zachte landing.

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering deze kennisachterstand van de medewerkers van het UWV als een probleem ziet. Kan het UWV extra medewerkers aannemen die deze expertise in huis hebben? Het blijft voor genoemde leden tevens onduidelijk of er in verband met een taakuitbreiding van het UWV meer personeel – door het UVW – kan worden aangenomen. Of gaat de Minister ervan uit dat dit niet noodzakelijk is? Deze leden zouden graag een toelichting ontvangen op dit punt.

De leden van de CDA-fractie menen dat het tijdens de consultatieronde duidelijk geworden is dat belangenorganisaties de overgang naar het UWV willen steunen, maar wel graag een vinger aan de pols willen houden voor wat betreft de praktische uitvoering door het UWV. Kan de Minister toelichten hoe deze «vinger aan de pols» georganiseerd zal worden?

Kan de Minister aangeven hoe de doelgroep geïnformeerd wordt dat alle aanvragen voor tolkvoorzieningen via het UWV gaan lopen? Of voorziet de Minister geen problemen op dit gebied, zo vragen deze leden.

De leden van de D66-fractie erkennen het belang van het feit dat een ieder die wegens auditieve beperking behoefte heeft aan tolkvoorzieningen hier gebruik van moet kunnen maken. Waar iemand woont, zou hierbij geen verschil moeten maken. Deze leden lezen dat een belangrijk doel van het voorliggende wetsvoorstel is dat mensen met een auditieve beperking verzekerd zijn van het recht op tolkvoorzieningen voor het werk- en leefdomein ongeacht de gemeente waarin ze wonen. Op basis hiervan constateren deze leden dat dit recht op dit moment niet in iedere gemeente gegarandeerd is. Welke problemen ondervinden deze mensen als gevolg hiervan? Het wetsvoorstel beoogt daarnaast om bestaande rechten van gebruikers zoveel mogelijk intact te laten. Kan de regering toelichten wat bedoeld wordt met de zinsnede in de toelichting dat beoogd wordt bestaande rechten van gebruikers intact te houden? Welke hinder kunnen mensen met een auditieve beperking als gevolg van dit wetsvoorstel ondervinden? Genoemde leden lezen tot hun genoegen dat de cliënt de regie heeft over de voor hem beschikbare tolkuren. Deze leden vernemen graag hoe deze regie er in de praktijk uit ziet. Hoe flexibel kan er bijvoorbeeld met uren omgegaan worden?

De leden van de D66-fractie lezen tot hun genoegen dat het gebruik van de tolkvoorziening in het leefdomein naar verwachting de komende jaren toeneemt door de grotere participatie van de doelgroep. Deze leden zien de toenemende participatie als een wenselijke ontwikkeling en vernemen graag van de regering hoe zij deze participatie, specifiek gericht op mensen met een auditieve beperking, de komende jaren verder zal stimuleren. Tevens vragen deze leden hoe de regering de bekendheid van de mogelijkheden van en rechten op tolkvoorzieningen verder zal versterken.

De leden van de D66-fractie lezen dat binnen de uitvoering van de hier aan de orde zijnde wetten het UWV een zeer grote rol zal vervullen. Genoemde leden lezen tevens dat het UWV het voorbehoud maakt dat mogelijk niet per juli 2019 (volledig) de beoogde werkwijze kan worden ingevoerd. Graag vernemen deze leden welke onderdelen het UWV dan mogelijk nog niet uit kan voeren en welke gevolgen mensen met een auditieve beperking hier mogelijk van kunnen ondervinden. Hoe worden deze risico’s voor mensen beperkt dan wel uitgesloten? Deze leden vragen of de regering kan toelichten hoe het mogelijke overbruggingsscenario eruit ziet. Deze leden lezen ook dat binnen het UWV sprake is van een centralisatie naar één centraal punt, parallel aan de voorbereidingen op de extra taken die het UWV er vanaf 2019 bijkrijgt. Wat zijn de ervaringen van mensen met een auditieve beperking op dit moment met deze centralisatie? Ondervinden zij hier hinder van? Ook lezen deze leden dat het UWV ervoor pleit om in de toekomst met één opdrachtgever te maken te hebben. Deze leden vernemen graag van de regering hoe zij aankijkt tegen dit pleidooi, ook gezien de wettelijke verantwoordelijkheid van verschillende Ministers voor verschillende wetten?

De leden van de D66-fractie constateren dat belangenorganisaties van tolken en mensen met een auditieve beperking niet gelukkig waren met de keuze voor het UWV. Hiervoor worden ervaringen uit het verleden als een van de belangrijkste redenen genoemd. Toch wordt gekozen voor het UWV als uitvoeringsorganisatie. Deze leden vernemen graag of ook overwogen is naar andere organisaties te kijken. Deze leden hebben begrip voor de genoemde voordelen van het UWV als uitvoeringsorganisatie, maar hechten ook grote waarde aan de mening van belangenorganisaties. Nu de keuze is gevallen op het UWV hechten deze leden zeer aan de gesprekken tussen het UWV en de belangenorganisaties om de dienstverlening te verbeteren. Indien het UWV niet op een juiste manier om zou gaan met verbetervoorstellen van de belangenorganisaties, is de regering dan bereid om hierin een bemiddelende rol te spelen en er zorg voor te dragen dat de tolkvoorzieningen op een zodanige manier aangeboden worden, dat gebruikers en tolken op de eerste plaats gezet worden?

Uit de internetconsultatie van het wetsvoorstel komt de grote tevredenheid met de huidige bemiddelende partijen (Tolkcontact en Tolknet) tussen tolk en tolkgebruiker naar voren, waarbij vooral de expertise wordt geroemd. Dit heeft mede te maken met het feit dat deze partijen, mede doordat er mensen in dienst zijn met een auditieve beperking, begrijpen hoe gecommuniceerd dient te worden met de doelgroep. Daar juist de communicatie tussen het UWV en de doelgroep in het verleden te wensen over heeft gelaten, vragen deze leden of de regering mogelijkheden ziet om deze expertise niet verloren te laten gaan, maar mogelijk geborgd te laten worden bij het UWV.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de tolkvoorzieningen zijn gebaseerd op vier verschillende wetten, elk met afzonderlijke voorwaarden. Het feit dat de hele uitvoering nu bij één instantie komt te liggen, biedt ook mogelijkheden om de verschillende wetten en aanvraagprocessen meer op elkaar te laten aansluiten. Genoemde leden vragen de regering of zij – dan wel het UWV – voornemens is om hier stappen in te zetten.

Het UWV geeft aan dat een heldere opdrachtstructuur belangrijk is, en pleit voor één opdrachtgever. Deze leden vragen of de regering kan aangeven wat zij van deze aanbeveling vindt en of zij voornemens is hier naar toe te werken.

Verschillende partijen zijn kritisch over de expertise en de huidige uitvoering door het UWV. Deze leden vragen of de regering kan toelichten hoe de expertise van de huidige bemiddelende partijen (Tolkcontact en Tolknet) door het UWV gebruikt kan worden. Kan ook nader worden toegelicht welke acties het UWV gaat ondernemen om de dienstverlening te verbeteren?

De leden van de SP-fractie vinden het een goed besluit om de tolkvoorziening voor mensen met een auditieve beperking te centraliseren. Het invoeren van één loket voorkomt versnippering van beleid onder gemeenten en biedt meer kwaliteit en continuïteit van de voorziening. Daarnaast is het een lang gekoesterde wens van beroepsverenigingen en van mensen die van deze voorzieningen gebruik maken.

De leden van de SP-fractie zijn echter – net als de doelgroep – ernstig teleurgesteld dat de uitvoering van de tolkvoorziening bij het UWV belegd wordt. Er zijn structurele gebreken binnen de organisatie met betrekking tot tal van zaken waar het UWV verantwoordelijk voor is. Genoemde leden vragen een uitgebreide reactie op hoe de regering ervoor zal zorgen dat bij deze voorzieningen problemen met het UWV voorkomen worden. Voorts vragen deze leden of de regering ook onderzocht heeft deze taken door een andere organisatie uit te laten voeren. Zo neen, waarom niet?

De leden van de SP-fractie lezen in het voorliggende wetsvoorstel dat wordt geborgd dat mensen met een auditieve beperking verzekerd zijn van het recht op tolkvoorzieningen voor het werk- en leefdomein, ongeacht de gemeente waarin zij wonen. Genoemde leden willen graag een uitgebreide visie ontvangen van de regering op het recht op zorg- en leefvoorzieningen. Deze leden hebben jarenlang voorstellen ingediend om het recht op Wmo-zorg en Jeugdzorg te handhaven en om grote verschillen tussen voorzieningen en het aanbod daarvan in gemeenten te verkleinen. Deelt de regering de mening van de leden van de SP-fractie dat het een grote fout is geweest om het recht op zorg af te schaffen in de Wmo 2015 en de Jeugdwet? Is de regering voornemens om mensen het recht op zorg weer terug te geven, zodat mensen gegarandeerd zijn van zorg- en andere voorzieningen op gemeenteniveau?

De leden van de SP-fractie constateren dat in het voorliggende wetsvoorstel de kaders in hoofdlijnen zijn neergelegd en dat uitwerking plaatsvindt in lagere regelgeving. Wordt de uitwerking van lagere regelgeving te zijner tijd aan de Kamer voorgelegd?

Bij de eerste aanvraag voor een tolkvoorziening wordt mogelijk gevraagd naar medische gegevens. Genoemde leden hebben daar zorgen over. Kan de regering nader uiteenzetten op welke wijze verzekeringsartsen omgaan met medische gegevens en op welke wijze dit valt onder een hoog beveiligingsniveau?

Op grond van artikel 73a van de Wet SUWI wordt verder geregeld dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur (AMvB) wordt bepaald welke gegevens kunnen worden gebruikt en dat regels kunnen worden gesteld voor de wijze waarop de gegevensverstrekking plaatsvindt. De leden van de SP-fractie vragen de regering of de AMvB eerst aan de Kamer kan worden voorgelegd. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onderscheidenlijk de Minister van VWS stellen op grond van lagere regelgeving de inhoudelijke kaders, de tarieven, de omvang van de voorziening en de voorwaarden vast voor verstrekking van de voorzieningen. Kan de regering deze leden uitleggen wat precies wordt geregeld in lagere regelgeving? Tevens vragen deze leden of deze regelgeving eerst naar de Kamer kan worden gezonden.

De leden van de SP-fractie lezen in het voorliggende wetsvoorstel dat mensen alsnog met meerdere ingangen te maken hebben, het UWV of de partij die het UWV inhuurt voor opdrachten. Genoemde leden zijn bezorgd dat het UWV commerciële organisaties in zal schakelen die op commerciële basis deze opdrachten gaan uitvoeren. Kan de regering garanderen dat dit niet het geval is? Daarnaast zal ook gewerkt worden met externe dienstverleners. Is bekend welke organisaties het UWV voornemens is in te schakelen?

«UWV benadrukt het belang van een heldere opdrachtgeverstructuur, nu UWV te maken heeft met drie opdracht gevende Ministeries (SZW, OCW, VWS) waarbij er bij de twee laatste gevallen sprake is van een andere taak. UWV pleit ervoor om in de toekomst met één opdrachtgever te maken te hebben», zo staat geschreven in de toelichting van het voorliggende wetsvoorstel. De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe dit uitgewerkt wordt en welke bewindspersoon dan eindverantwoordelijk wordt.

Belangenorganisaties hebben kritische geluiden geuit over het beleggen van de uitvoering van de tolkvoorziening bij het UWV. De leden van de SP-fractie vinden deze zorgen terecht. Kan de regering uiteenzetten waarom het UWV het meest geschikt wordt geacht en waarom de huidige bemiddelende partijen zoals Tolkcontact en Tolknet niet zijn uitgekozen?

Voorts hebben de leden van de SP-fractie vragen over de Europese aanbesteding van het UWV voor de uitvoering van de tolkvoorziening door een externe partij. Kan de regering uitleggen waarom een Europese aanbesteding is gestart? Genoemde leden vragen of een Europese aanbesteding verplicht is. Zij vragen of het niet mogelijk is om organisaties voor de uitvoering van tolkvoorzieningen te subsidiëren. Hoe realistisch is het om via deze aanbesteding geschikte organisaties te vinden voor deze uitvoering? Deze leden wijzen op de reactie van Tolknet, dat niet kan meedoen aan de aanbesteding. Kritiek wordt geuit dat de aanbesteding een looptijd van acht jaar heeft, waarvan maar twee jaar zijn gegarandeerd. Het UWV kan zes keer besluiten om voor een periode van één jaar te verlengen. Daarnaast vraagt de aanbesteding een forse financiële investering en zien externe financiers een investering als te risicovol, omdat bij voorbaat al duidelijk is dat aan bepaalde eisen niet kan worden voldaan. Deze leden vragen de regering daarom een reactie te geven op de reactie van Tolknet over de aanbesteding en over de eisen die gesteld zijn in de aanbesteding.

3. Luisterlijn Wmo 2015, kindertelefoon en vertrouwenswerk jeugd

De leden van de VVD-fractie begrijpen de keuze om de eigen bijdrage voor de luisterlijn af te schaffen, maar zijn wel van mening dat misbruik van de luisterlijn moet worden voorkomen. Kan de regering aangeven op welke schaal er momenteel misbruik wordt gemaakt van de luisterlijn en welke maatregelen worden genomen om misbruik te voorkomen?

In de memorie van toelichting wordt verder gesproken over het vertrouwenswerk jeugd en de plicht van jeugdhulpaanbieders om jeugdigen, ouders en pleegouders over de vertrouwenspersoon te informeren en de vertrouwenspersoon in staat te stellen om zijn werk te kunnen uitvoeren. Deze leden vragen hoe vaak beroep wordt gedaan op de onafhankelijke vertrouwenspersoon en welke knelpunten vertrouwenspersonen, ouders en kinderen ervaren. Daarbij vragen zij specifiek of de informatievoorziening over de vertrouwenspersoon door de jeugdhulpaanbieders goed wordt aangeboden en of vertrouwenspersonen vanuit de aanbieders de benodigde ondersteuning krijgen. Graag horen genoemde leden van de regering wat zij zal doen om eventuele knelpunten weg te nemen.

De leden van de D66-fractie ondersteunen de gedachte achter de centralisering van de luisterlijn, kindertelefoon en het vertrouwenswerk jeugd. Ten aanzien van de eigen bijdrage voor de luisterlijn Wmo 2015 constateren deze leden dat deze per 1 januari 2019 afgeschaft wordt. Net als met nummers als 112 en andere noodnummers, zijn er immers andere manieren om misbruik te voorkomen en uiteindelijk nummers te blokkeren. Op welke andere manieren doelt de regering hier, zo vragen deze leden.

De leden van de D66-fractie vernemen graag van de regering welke verschillen en overeenkomsten zij ziet tussen de vertrouwenspersoon in de Jeugdwet en de cliëntondersteuner in de Wmo 2015.

De leden van de D66-fractie constateren dat acht gemeenten in 2018 nog een regionale luisterlijn in standhouden. Een fusie met Sensoor wordt echter voorbereid. Hoe lopen deze voorbereidingen, zo vragen deze leden. Wanneer is deze volbracht en worden hier nog problemen voorzien? Ten aanzien van de financiële gevolgen van de centralisatie van de luisterlijn, kindertelefoon en het vertrouwenswerk jeugd vragen deze leden hoe de uitzondering, die gemaakt wordt voor de eerder genoemde acht gemeenten, terug te zien is in de uitname uit het Gemeentefonds?

De leden van de GroenLinks-fractie zijn positief over de centralisatie van de luisterlijn Wmo 2015, de kindertelefoon en het vertrouwenswerk jeugd (op grond van de Wmo 2015 en de Jeugdwet). Zij hebben echter zorgen over de wijziging van de definitie van vertrouwenspersoon. In de memorie van toelichting wordt niet toegelicht waarom deze definitie wordt gewijzigd. Kan de regering dit nader toelichten? Het Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (hierna: AKJ) heeft hier ernstige bezwaren tegen. Kan de regering toelichten wat met deze bezwaren is gedaan en waarom dit niet tot een aanpassing van de wettekst heeft geleid? Deelt de regering de analyse van het AKJ dat wijziging van de definitie grote risico’s met zich meebrengt voor de rechtsgelijkheid van jeugdigen en van ouders die te maken hebben met jeugdhulp en de borging van de onafhankelijkheid van de vertrouwenspersoon? Zo nee, waarom niet?

De leden van de SP-fractie vinden het een goed besluit de luisterlijn Wmo 2015 en de functie van de kindertelefoon en het vertrouwenswerk jeugd onder de verantwoordelijkheid van de Minister van VWS te plaatsen. Hiermee wordt de bedreiging van het voortbestaan van deze organisaties weggenomen. Genoemde leden hebben wel punten van zorg over de verantwoordelijkheid die de Minister zal gaan nemen. In de praktijk blijkt dat de Minister van VWS bij moeilijkheden verantwoordelijkheidstaken afschuift op andere partijen. Deze leden willen een uitgebreide reactie van de regering hoe aan taken en verantwoordelijkheden ook daadwerkelijk uitvoering wordt gegeven.

De leden van de SP-fractie vinden het een goed idee dat in de Jeugdwet wordt opgenomen dat jeugdigen kosteloos en anoniem een telefonisch of elektronisch gesprek kunnen voeren over hun persoonlijke situatie. Voor de jeugdigen in de Jeugdwet blijft deze – eigen – voorziening echter in stand. Wat betekent dat voor de extra kosten, die gemeenten hierdoor zullen maken? Deze leden vragen of de regering dit inzichtelijk kan maken.

De leden van de SP-fractie hebben nog een aantal vragen over het besluit dat de Minister van VWS moet regelen dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon. Wat is precies het verschil met de wijze waarop dit nu in de Jeugdwet is geregeld? Genoemde leden vragen om een uitgebreide toelichting op dit punt. Voorts vragen deze leden waarom de Minister van VWS dit regelt voor de Jeugdwet, maar niet voor de Wmo 2015.

ARTIKELSGEWIJS

Artikel I, onderdeel B, en artikel II, onderdeel C, behalve het voorgestelde artikel 3a.2 Wmo 2015

De leden van de D66-fractie constateren dat gebruik gemaakt zal worden van lagere regelgeving om belangrijke onderdelen van de tolkvoorziening vast te stellen, zoals omvang van de aanspraak, inhoud hiervan, voorwaarden waaronder verlening van tolkvoorzieningen plaatsvindt en kwaliteitseisen aan de tolken zelf. Deze leden zien graag dat de belangenorganisaties bij het opstellen van deze lagere regelgeving betrokken worden.

De leden van de D66-fractie constateren dat tolkdiensten met gebarentaal zowel op afstand als in de nabijheid van de auditief beperkte geleverd kunnen worden. Deze leden vragen wie de keuze voor afstand of nabijheid maakt. Heeft iemand met een auditieve beperking recht op een bepaald aantal uur van elke dienst of is sprake van een totaal aan uren waarbinnen iemand vrij is te kiezen voor een tolkvoorziening op afstand of in nabijheid?

De leden van de D66-fractie lezen dat ook instellingen of een gemeente zelf op basis van de Wmo 2015 een tolkvoorziening aan kunnen vragen wanneer sprake is van een groep mensen met een auditieve beperking. Deze leden vernemen graag hoe dit in lagere regelgeving beschreven zal worden. Wordt het totaal aan tolkuren in dit geval dan gedeeld door de hoeveelheid mensen met een auditieve beperking?

De leden van de D66-fractie lezen in het vierde lid, dat op de bekostiging van de tolkvoorziening, titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is en dat dit een praktisch voordeel heeft, omdat het gaat om een aanspraak op bepaalde voorzieningen in natura en de rechtstreekse vergoeding daarvan door het UWV. Graag ontvangen deze leden hier een verdere toelichting op.

Artikel III, onderdeel B

De leden van de D66-fractie constateren dat er volgens het voorgestelde artikel 1a.1 wel kosteloos gebruik gemaakt kan worden van een telefonisch of elektronisch gesprek maar dat de toevoeging «kosteloos» niet is opgenomen in onderdeel b betreffende de onafhankelijke vertrouwenspersoon. Kan de regering toelichten waarom dit zo geregeld is? Deze leden begrijpen immers dat het gebruik van de onafhankelijke vertrouwenspersoon gratis is voor jeugdigen en (pleeg)ouders.

De voorzitter van de commissie, Lodders

Adjunct-griffier van de commissie, Krijger

Naar boven