35 068 Initiatiefnota van het lid Dik-Faber over Verbinding boer(in)-burger, voedsel dichtbij

Nr. 2 INITIATIEFNOTA

Aanleiding

De initiatiefnemer organiseerde op 15 juni samen met een aantal partnerorganisaties voor de tweede keer het event GroenGelovig. Het thema van deze dag was voedsel. Boeren en tuinders, natuurbeschermers en burgers hebben in een social hackaton concrete plannen gemaakt voor verduurzaming van ons voedselsysteem. Verbinding is het sleutelwoord. Dat is nodig, want:

  • o burgers hebben wel een duidelijke mening over voedsel, maar weten vaak niet waar hun voedsel vandaan komt en hoe het wordt geproduceerd en bij hun keuze blijft de prijs leidend;

  • o natuurbeschermers vinden dat de landbouw meer natuurinclusief moet worden, maar hebben daarbij onvoldoende oog voor de duurzame ontwikkelingen die al in gang zijn gezet en voor de verdienmogelijkheden van de boer;

  • o boeren en tuinders zijn druk met alles wat zich op en rond het erf en land afspeelt, waarbij maatschappelijke ontwikkelingen onvoldoende in beeld zijn en boeren het dominante verdienmodel (steeds meer produceren voor een steeds lagere kostprijs) niet kunnen en/of willen loslaten.

Verbinding tussen boeren, natuurbeschermers en burgers kan helpen om elkaar beter te leren begrijpen en samen te werken naar een volhoudbaar voedselsysteem. Volhoudbare landbouw gaat over een landbouwpraktijk die goed en veilig voedsel oplevert, die het milieu ontlast en leidt tot verbetering van de biodiversiteit op het boerenland. Volhoudbare landbouw gaat óók over een goed inkomen voor de boer en de toekomst van de agrarische gezinsbedrijven in Nederland. Volhoudbare landbouw vraagt veranderingen en gezamenlijke inzet van onze samenleving, de landbouwsector en de overheid.

Verbinding begint met dialoog. De initiatiefnemer presenteert deze initiatiefnota als uitvloeisel van GroenGelovig, waar een dialoog tussen boeren en tuinders, natuurbeschermers en burgers plaatsvond. Ik hoop dat deze initiatiefnota inspiratie biedt om de dialoog voort te zetten, zowel in het parlement als daarbuiten.

Hoe is de afstand boer – burger ontstaan?

In de vruchtbare delta die Nederland is, heeft intensivering van de landbouw met steun van forse landbouwsubsidies uit Europa geleid tot hoge voedselopbrengsten. Dat was nodig om te kunnen voorzien in ons voedsel. Boeren zijn steeds meer gaan produceren voor steeds lagere prijzen, daarbij geholpen door de vergaande mechanisatie. Dit alles heeft niet alleen geleid tot hogere voedselopbrengsten, maar ook tot aantasting van het milieu, het landschap en de biodiversiteit. De mechanisatie heeft er bovendien voor gezorgd dat steeds minder mensen direct of indirect werkzaam zijn voor onze voedselvoorziening.

Doordat de meeste mensen zich geen zorgen hoeven te maken over hun dagelijks voedsel, kunnen zij zich bezighouden met hun werk als docent, verzorgende of politicus. Maar staan we er nog bij stil dat boeren, tuinders en vissers werken voor ons dagelijks voedsel? Voedselproductie is anoniem geworden. Kunnen we ons nog verwonderen over de diversiteit aan voedsel dat elke dag weer beschikbaar is? Voedsel is een geschenk van God aan mensen. Christenen bidden «Geef ons heden ons dagelijks brood», maar hoe dankbaar voelen we ons nu echt?

Het is tijd voor een herwaardering van voedsel en voor meer waardering voor de producenten van ons voedsel. Dat geldt in de eerste plaats voor de consument. Nederlanders geven gemiddeld 11% van hun netto inkomen uit aan voedsel. Dat voedsel in overvloed en zo goedkoop beschikbaar is, ontneemt het zicht op de waarde ervan. Het leidt bovendien tot voedselverspilling: jaarlijks wordt per persoon ruim 40 kilo goed voedsel weggegooid (ter waarde van 140 euro).

Ook voor boeren en tuinders is het tijd voor een nieuw perspectief op de waarde van voedsel. De boer werd ondernemer toen de maatschappelijke context van voedselproductie veranderde en de focus op productiemaximalisatie kwam te liggen. Een liter melk of krop sla werd vooral een eenheid product, waarbij het verdienmodel eruit bestond om zoveel mogelijk eenheden voor een zo laag mogelijke prijs te produceren. Door dit economische denken is het besef dat boeren voorzien in een primaire levensbehoefte voor onze samenleving op de achtergrond geraakt. Ook in financiële zin loopt dit verdienmodel tegen grenzen aan: de marges zijn krap (soms zelfs negatief) en een eerlijk inkomen voor de boer is broodnodig. Boeren willen wel veranderen op basis van de roep vanuit de samenleving, maar weten niet hoe ze uit het economisch dominante systeem kunnen komen. Bovendien zitten de instituties rondom boeren (zoals de agrarische bedrijfsadviseurs) vaak nog op het oude spoor.

De initiatiefnemer bepleit een maatschappelijk voedselsysteem met nieuwe verbindingen van boeren en burgers.

Op weg naar een kanteling

Het maatschappelijk debat over voedsel spitst zich toe op milieu en dierenwelzijn. Marktinitiatieven en wet- en regelgeving hebben ervoor gezorgd dat Nederlandse boeren en tuinders Europees en wereldwijd gezien per eenheid product relatief milieu en diervriendelijk produceren. Het antibioticagebruik van melkveebedrijven is in de afgelopen jaren teruggebracht tot minder dan 1%. Het telen van één kilo tomaten in een open veld kost 60 liter water, terwijl op een voedingsbodem van substraat slechts 15 liter nodig is. De agrarische sector is innovatief en steeds op zoek naar verbetering. De vraag is wat de volgende stap is en of boeren en consumenten daarbij in dezelfde richting bewegen.

Hier lopen de wegen uiteen tussen adepten van kleinschalige, agro-ecologische landbouw versus grootschalige, hoogtechnologische landbouw. Daarbij wordt door burgers gemakshalve over het hoofd gezien dat ook de agro-ecologische landbouw zich bedient van innovaties. Niet voor niets spreken veel boeren graag over «vooruit naar vroeger». Ze willen toekomstgericht werken en gebruik maken van nieuwe kennis en tegelijkertijd de waarden van het voedselsysteem herstellen. Een belangrijke ontwikkeling hierbij is de herontdekking van de bodem. De bodem is de basis om goed te kunnen boeren.

Een uitdaging is klimaatverandering. Boeren merken dit door periodes van droogte, hevige neerslag en zeespiegelstijging (verzilting). Boeren kunnen, bijvoorbeeld met koolstofopslag in de bodem of het tegengaan van bodemdaling in veenweidegebieden, ook bijdragen aan oplossingen voor het klimaatvraagstuk. Hiermee liggen andere maatschappelijke opgaven dan alleen voedselproductie op het bordje van de boer. Het nieuwe Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid biedt mogelijkheden voor een financiële beloning voor maatschappelijke diensten.

En dan de burger. De maatschappelijke context verandert in rap tempo. In een tijd dat voedsel bijna een religie is geworden (je bent wat je eet), hebben mensen een steeds duidelijker mening over voedselproductie zonder daadwerkelijk kennis daarover te hebben. Er is een grote behoefte om dat in te vullen. Debatavonden, symposia, tv-programma’s en krantenartikelen over voedsel kunnen rekenen op een groot publiek. Boeren ervaren het als oneerlijk wanneer mondige burgers zonder feitenkennis spreken over voedsel en voedselproducenten, terwijl zij als consument in de supermarkt kiezen voor de laagste prijs. Nu voedsel in het middelpunt van de belangstelling staat en er een grote honger naar kennis is, biedt dat kansen voor boeren, vissers en tuinders om de brug naar de samenleving te slaan.

Wat staat er in het regeerakkoord en in de landbouwvisie?

Het regeerakkoord heeft een brede agenda voor voedsel en landbouw. Zo wordt ingezet op een betere positie van de producent in de keten, eerlijke prijzen voor boeren en tuinders, verbetering van het dierenwelzijn en toekomst voor jonge boeren. In het regeerakkoord is ook opgenomen dat initiatieven die de verbinding tussen boer(in) en burger versterken, zoals city-landbouw en de verkoop van streekproducten op de boerderij, worden ondersteund.

Met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is er voor het eerst in jaren weer een landbouwminister die voor de boeren opkomt en zich inzet voor het herstel tussen de boer, burger en natuurbeschermer. De visie «Landbouw, natuur en voedsel: waardevol en verbonden»1 schetst een toekomstbeeld van kringlooplandbouw: van voortdurende verlaging van de kostprijs van producten naar voortdurende verlaging van het verbruik van grondstoffen door een efficiëntere benutting in kringlopen. Korte ketens en het verbinden van boeren en burgers komen in de visie ook aan de orde. «Allerlei initiatieven op dit gebied verdienen steun en medewerking van overheden.» En: «In de kringlooplandbouw heeft ook de consument een rol. Het is belangrijk dat zij of hij weet dat de voedselproductie van grote invloed is op onze leefomgeving».

Deze initiatiefnota biedt concrete handvatten om de doelstellingen in het regeerakkoord en de landbouwvisie verder uit werken.

Welke initiatieven zijn er al?

In het land zijn er talloze initiatieven die de verbinding boer(in) – burger willen herstellen of versterken. Een illustratief – maar niet volledig – overzicht:

  • Boert Bewust: een stichting die boeren en tuinders stimuleert om met open dagen en via sociale media burgers kennis te laten maken met hun bedrijf.

  • BB4Food (Burgers & Boeren 4 Food): 10.000 burgers worden onder meer door crowdfunding verbonden aan 100 boeren in een maatschappelijk gezond voedselsysteem.

  • Herenboerderijen: coöperatieve, gemengde bedrijven die voor de aangesloten burgers voedsel produceren.

  • Cowfunding: crowdfunding door CONO-melkveehouders, die samen met familie, vrienden, klanten en publiek een duurzaam, groen of sociaal project voor hun bedrijf willen realiseren.

  • Wakker Boer: een praktijkschool voor verbindend ondernemen.

  • Boerburgertweet: boeren, tuinders en vissers geven via sociale media (Twitter en Facebook) burgers een inkijkje in hun dagelijkse werkzaamheden.

  • Het leveren van energie door een windmolen of zonnepanelen op staldaken, onder meer in energiecoöperaties.

  • Verkoop van producten (bijv. melk, eieren) bij de boerderij.

  • Open dagen (Kom in de Kas, Stap in de Stal, etc.).

  • Verkoop van streekproducten.

1000 bloemen bloeien en dat is een prachtig gezicht. De kunst is om waar mogelijk deze initiatieven met elkaar te verbinden (verbinding boer(in) – boer(in)) en om een echte verbinding met de burger te leggen: geen vluchtig contact, maar commitment. Daarvoor is meer nodig dan de optelsom van al deze initiatieven.

Voorstellen om verbindingen te herstellen

Regioproducten

Het eten op ons bord heeft vaak duizenden kilometers afgelegd en mede daardoor is de kllimaatimpact groot. Waarom halen we ons eten uit verre landen als onze eigen boeren, tuinders en vissers zulke mooie producten leveren van goede kwaliteit? In de (vaak te lange) keten van voedselproductie is de supermarkt de plek waar de meeste mensen een groot deel van hun voedsel kopen. Daarmee kan de supermarkt een belangrijke rol spelen in het herstellen van verbindingen tussen boer en burger.

Dit jaar was ik op bezoek bij een supermarktondernemer in Alphen aan den Rijn die een aanzienlijk deel van zijn rundvlees inkoopt bij een boer uit de buurt. Op de verpakking kunnen consumenten het verhaal van de boer lezen, inclusief een foto. In de Gelderse Vallei bezocht ik een varkenshouder die met een nieuw stalconcept de boer op is gegaan en zelf zijn afzet bij supermarkten in de regio heeft georganiseerd. Zijn dit voorbeelden van streekproducten? Ik denk het wel, want ze zijn immers geproduceerd in de «streek». Toch wringt het, omdat mensen producten van de gangbare landbouw niet direct associëren met streekproducten. Streekproducenten hebben het imago een luxeproduct te verkopen, met bijbehorende prijs.

Wat nodig is, is een brede introductie van regioproducten, zonder ons daarbij te laten verleiden tot een discussie over gangbaar of biologisch. Voor allebei is een plek in het schap. Eten uit de regio is duurzaam (minder transport) en dat geldt eens te meer als we met de seizoenen mee eten. Uit onderzoek van het Voedingscentrum blijkt dat dit voor consumenten ook de voordelige keuze is: een maaltijd met regioproducten uit het seizoen én volgens de schijf van vijf is 50 cent goedkoper. Vanuit het oogpunt van duurzaamheid is het ook belangrijk dat veevoer lokaal of regionaal geteeld wordt.

Supermarkten kunnen elkaar benchmarken op het aanbod van regioproducten en dit voor consumenten inzichtelijk maken. Met de verpakking of door de presentatie in het schap kan duidelijk worden dat een product in de regio is geproduceerd en op welke manier. Om consumenten meer inzicht te geven in de prijs en een eerlijke prijs voor boeren te bewerkstelligen, kunnen supermarkten op bepaalde productgroepen aangeven wat de prijs is die de boer ontvangt.

  • In Nederland vindt een brede introductie van regioproducten plaats.

  • Producten die zijn geproduceerd in de regio krijgen een prominente plek in het schap van de supermarkten, zodat de consumenten hier gemakkelijk voor kunnen kiezen.

  • Supermarkten gaan elkaar benchmarken op het aanbod van regioproducten.

  • Supermarkten sluiten samen met boeren en tuinders een alliantie over het actief inkopen en aanbieden van regioproducten. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de ruimte die het regeerakkoord geeft aan samenwerking in de keten.

  • Waar mogelijk wordt voor bepaalde productgroepen inzichtelijk gemaakt wat de prijs is die de producent ontvangt.

Korte ketens

Producten gaan over vele schakels in de keten, die allemaal iets willen verdienen. De prijzenoorlog van supermarkten is goed nieuws voor de consument, maar de boer is de dupe als een neerwaartse druk in de keten ontstaat. De boer of tuinder staat aan het begin van de keten en is prijsnemer. Dat is eigenlijk best gek voor een product dat letterlijk van levensbelang is. De boer is een cruciale schakel in de voedselketen die een eerlijke prijs voor zijn product verdient.

Voedselketens zijn weinig transparant en lang niet altijd wordt er bij elke schakel in de keten waarde toegevoegd. Lange voedselketens maken het ook moeilijker om eventuele misstanden rond ons voedsel aan te pakken. De levensmiddelenindustrie zal hier grote stappen moeten zetten. Het is onverteerbaar dat mayonaise wordt gemaakt met kooi-eieren uit Oekraïne (stalsystemen die in Nederland allang verboden zijn), terwijl Barneveldse boeren eieren kunnen leveren waarbij het dierenwelzijn gegarandeerd is. Eten uit de regio biedt kansen om ketens aanzienlijk te verkorten, transparant te zijn naar burgers en de boer(in) een sterkere positie in de keten te geven. De Tweede Kamer heeft zich met de motie Dik-Faber/Geurts2 uitgesproken voor «regionalisering» van de voedselproductie in Europa en versterking van de Europese markt.

De voedselbewuste consument wil steeds vaker weten waar zijn eten vandaan komt, wie de boer of tuinder is en hoe het geproduceerd is. Daarom is het goed als er een duidelijk label komt, waarin de herkomst van producten door de keten heen helder is voor consumenten. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van een QR-code, die je met je smartphone kunt scannen.

  • Boeren en tuinders die hun producten rechtstreeks willen verkopen aan de winkel of de consument, krijgen waar nodig ondersteuning van de overheid.

  • Inzet op zo kort mogelijke ketens, waarbij elke schakel in de keten daadwerkelijk waarde toevoegt. De Autoriteit Consument en Markt kan hier toezicht op houden.

  • De levensmiddelenindustrie wordt transparant over de herkomst van producten en wordt aangespoord zoveel mogelijk regionaal in te kopen.

  • Er wordt gewerkt aan een label (bijvoorbeeld digitaal via een QR-code) om de herkomst van producten door de keten heen voor consumenten inzichtelijk te maken, inclusief de mate van duurzaamheid en dierenwelzijn.

De boer(in) en tuinder

Voor het verbinden van boer en burger zal ook de agrarische sector een flinke cultuuromslag moeten maken. Er is meer openheid nodig over hoe de agrarische sector werkt en de manier waarop producten tot stand komen. Niet in de laatste plaats als er vragen ontstaan over voedselveiligheid, zoals het geval was bij fipronil in eieren. Maar ook als er sprake is van negatieve berichtgeving over dierenwelzijn. Uiteindelijk raken deze incidenten, hoe klein of groot ook, de gehele sector. Hier ligt ook een duidelijke rol voor de overheid en de NVWA om het publiek correct te informeren.

Er zijn al veel mooie voorbeelden waarbij de agrarische sector zichzelf presenteert aan het brede publiek, zoals Boerburgertweet, Kom in de Kas en Boert Bewust. Tegelijkertijd hebben veel boeren het gevoel dat de invloed van maatschappelijke organisaties en sociale media zich tegen hen keert en dat de agrarische sector daar moeilijk tegen op kan. Mijns inziens is deze Calimero-rol helemaal niet nodig, want uit opinieonderzoeken blijkt dat boeren geen imagoprobleem hebben. Wat wel nodig is, is dat de agrarische sector zich meer bewust wordt van de maatschappelijke rol van voedselproducent en andere maatschappelijke diensten. Boeren kunnen beter laten zien welke maatschappelijke prestaties zij leveren. Een goed voorbeeld is de Biodiversiteitsmonitor in de melkveehouderij van Friesland Campina, Rabobank en het Wereld Natuur Fonds. Tot slot is het belangrijk om niet alleen boerenverhalen te vertellen, maar de dialoog te zoeken met de samenleving. De samenleving is niet «die ander», maar boeren en tuinders zijn daar zelf onderdeel van.

  • De agrarische sector geeft meer openheid over de productie van voedsel, ook wanneer er negatieve berichtgeving is over voedselveiligheid of dierenwelzijn. Hier ligt ook een duidelijke taak voor de overheid en de NVWA.

  • De agrarische sector maakt beter inzichtelijk welke maatschappelijke prestaties worden geleverd, bijvoorbeeld via het instrument van de Biodiversiteitsmonitor.

Multifunctionele landbouw

Ongeveer 25% van de boeren en tuinders is actief op het gebied van multifunctionele landbouw. Dit aantal neemt procentueel en absoluut toe. De precieze omzet is onduidelijk, maar ligt rond een half miljard euro per jaar (cijfers 2013)3. Geschat wordt dat het groeipotentieel 1 tot 2 miljard euro is.4 Multifunctionele landbouw is er in diverse vormen, bijvoorbeeld een zorgboerderij, boerderij-educatie, boerderijwinkel of kinderopvang op de boerderij. Zo komen er ieder jaar 65.000 schoolkinderen op de boerderij. Multifunctionele landbouw zorgt voor contact met de burger. Net zo belangrijk zijn de intrinsieke kernwaarden van multifunctionele landbouw: beleving van de natuur en seizoenen, rust, voedsel, etc. Boeren zijn zich nog onvoldoende bewust van deze kernkwaliteiten.

De uitdaging bij multifunctionele landbouw is om de potentie te verzilveren. Hier ligt een taak voor gemeenten. Gemeenten zijn onvoldoende bekend met multifunctionele landbouw en hanteren verschillend beleid, bijvoorbeeld op het gebied van ruimtelijke ordening. Veel gemeenten vinden dat multifunctionele landbouw nevengeschikt moet zijn en dat de boer een hoofdinkomen uit voedselproductie moet halen. Kamperen bij de boer mag, maar dan vaak maximaal 15 plaatsen en daar is geen rendabele businesscase van te maken. Geurhinder geldt voor woonfuncties, maar wordt door gemeenten doorgetrokken naar bed & breakfasts of boerderijwinkels. De rijksoverheid kan richtinggevend zijn naar gemeenten. Opvallend is dat de Nationale Omgevingsvisie leunt op schaalvergroting, terwijl diversiteit de trend is. Ook zijn er vragen op het gebied van arbeidsrecht, bijvoorbeeld welke CAO je gebruikt als je koeien, zorg en een winkel hebt. Op sommige onderdelen van multifunctionele landbouw is professionalisering nodig. In 2015 is de denktank «Landbouw in verbinding» gestart, maar deze is onvoldoende van de grond gekomen. Het is belangrijk dat opnieuw een platform Multifunctionele Landbouw van start gaat, met als doel om de sector te professionaliseren.

Er is ook een taak voor het agrarisch onderwijs. De meeste jongeren die het bedrijf van hun ouders overnemen willen flink vergroten in plaats van verbreden. Verbrede landbouw heeft voor jongeren nog teveel het imago van «niet kunnen rondkomen met voedselproductie». Als alle jongeren kiezen voor schaalvergroting, is er simpelweg te weinig ruimte in ons land. Ook maatschappelijk gezien zijn er grenzen aan schaalvergroting. Opleidingsinstituten kunnen en moeten hier meer op reflecteren. Agrarisch onderwijs moet ook gaan over de maatschappelijke oogst: jouw bedrijf in een maatschappelijke context.

  • Het Rijk stelt samen met de sector een beleidsagenda op voor versterking en professionalisering van de multifunctionele landbouw en om knellende wet- en regelgeving in beeld te krijgen en weg te nemen. Hiervoor wordt een platform opgericht met betrokken partijen uit de sector.

  • Het Rijk gaat samen met de sector en Wageningen Universiteit & Research aan de slag om meer actuele kennis te vergaren over omvang en impact van Multifunctionele landbouw (vier-meting).

  • Het Rijk gaat in overleg met gemeenten, zodat zij in hun ruimtelijke ordeningsbeleid meer ruimte geven aan multifunctionele landbouw en hun beleid op elkaar afstemmen.

  • Opleidingsinstituten reflecteren op de toekomst van de landbouw in een maatschappelijke context en positioneren verbrede landbouw op een positieve manier.

Voedselonderwijs en gezond voedsel

Iedere basisschoolleerling moet een keer op bezoek bij een boerenbedrijf. Waarom? Veel kinderen weten niet meer waar hun eten vandaan komt. «Uit de supermarkt» zullen zij misschien antwoorden, maar waar komt het écht vandaan? Hoe vanzelfsprekend is het om te weten dat melk van de koe (of misschien wel een geit) komt, of een appel gewoon van een Nederlandse fruitteler? Bovendien vindt ieder kind het leuk om een melkveehouderij te bezoeken, of een imposante kas met tomaten of komkommers.

Maar het probleem is breder: veel kinderen van 1 tot 12 jaar eten minder fruit, groente en vis dan wordt aanbevolen. Zeker in de basisschoolleeftijd zitten kinderen onder de norm: slechts 2 op de 10 kinderen van 9 tot 12 jaar eet voldoende fruit. Diabetes is volksziekte nummer 1 en helaas zien we dat ook kinderen door een ongezond voedingspatroon ouderdomsdiabetes krijgen. Talloze producten bevatten sluipsuikers en de fabrikanten verkopen suikerpraatjes: uit onderzoek van de Consumentenbond (2014) blijkt dat er maar liefst 50 benamingen voor suiker op het etiket staan. Verbeteringen die de levensmiddelenindustrie belooft, gaan met muizenstapjes.

Met het Nationale Preventieakkoord dat nu in de maak is, willen we de vrijblijvendheid achter ons laten. Hoe gaan we ervoor zorgen dat mensen gezonder gaan eten? Gezond eten begint al heel jong. Het programma Gezonde School met o.a. smaaklessen wordt voortgezet, maar er zijn veel meer initiatieven op dit vlak. Het Voedingscentrum reikt lesmaterialen voor basisscholen aan om voedingslessen te geven, maar ook om gezond te eten en drinken in de school en de schoolkantine. Sommige scholen hebben een moestuin waar kinderen leren over de natuur en ons voedsel. Het is een praktische manier om invulling te geven aan de kerndoelen van natuuronderwijs.

Het is goed als alle initiatieven meer gecoördineerd worden, zodat de programma’s op elkaar aansluiten en we meer kinderen kunnen bereiken. Met de Gezonde School-aanpak kunnen scholen hier structureel aandacht aan besteden.

  • Via programma’s als de Gezonde School worden scholen aangemoedigd om gezond eten, smaaklessen en praktisch voedselonderwijs in het lesprogramma en functioneren van de school op te nemen.

  • De ministeries Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gaan met elkaar samenwerken op het gebied van voedseleducatie.

  • Iedere basisschoolleerling gaat een keer op bezoek bij een boer, tuinder of visser.

Financiële consequenties

Over het algemeen verwacht de initiatiefnemer beperkte budgettaire gevolgen naar aanleiding van hetgeen is voorgesteld in deze initiatiefnota. De initiatiefnemer verwacht kosten voor het opzetten van een platform voor Multifunctionele landbouw en kennisvergaring. Budgettaire gevolgen worden ook verwacht voor het maken van een label.

Beslispunten

De Kamer wordt gevraagd in te stemmen de regering te verzoeken de volgende acties te ondernemen:

Regioproducten

  • De regering gaat in gesprek met supermarkten en de agrarische sector om afspraken te maken over een brede introductie van regioproducten in Nederland en een prominente plek voor regioproducten in het schap van de supermarkten, zodat consumenten hier gemakkelijk voor kunnen kiezen.

  • De regering gaat in gesprek met supermarkten over het opzetten van een benchmark over het aanbod van regioproducten.

  • De regering, supermarkten, boeren en tuinders gaan in gesprek over het sluiten van een alliantie over het actief inkopen en aanbieden van regioproducten. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de ruimte die het regeerakkoord geeft aan samenwerking in de keten.

  • De regering gaat met het bedrijfsleven aan de slag om voor bepaalde productgroepen inzichtelijk te maken wat de prijs is die de producent ontvangt.

Korte ketens

  • De regering ondersteunt waar nodig boeren en tuinders die hun producten rechtstreeks willen verkopen aan de winkel of de consument.

  • De regering zet in op zo kort mogelijke ketens, waarbij elke schakel in de keten daadwerkelijk waarde toevoegt. De Autoriteit Consument en Markt kan hier toezicht op houden.

  • De regering spoort de levensmiddelenindustrie aan transparant te worden over de herkomst van producten en zoveel mogelijk regionaal in te kopen.

  • De regering gaat aan de slag met het ontwikkelen van een label (bijvoorbeeld digitaal via een QR-code) om de herkomst van producten door de keten heen voor consumenten inzichtelijk te maken, inclusief de mate van duurzaamheid en dierenwelzijn.

De boer(in) en tuinder

  • De regering gaat met de agrarische sector in gesprek om meer openheid te geven over de productie van voedsel, ook wanneer er negatieve berichtgeving is over voedselveiligheid of dierenwelzijn. Hier ligt ook een duidelijke taak voor de overheid en de NVWA.

  • De regering gaat met de agrarische sector in overleg over het beter inzichtelijk maken welke maatschappelijke prestaties worden geleverd, bijvoorbeeld via het instrument van de Biodiversiteitsmonitor.

Multifunctionele landbouw

  • De regering stelt samen met de sector een beleidsagenda op voor versterking en professionalisering van de multifunctionele landbouw en om knellende wet- en regelgeving in beeld te krijgen en weg te nemen. Hiervoor wordt een platform opgericht met betrokken partijen uit de sector.

  • De regering gaat samen met de sector en Wageningen Universiteit & Research aan de slag om meer actuele kennis te vergaren over omvang en impact van Multifunctionele landbouw (vier-meting).

  • De regering gaat in overleg met gemeenten, zodat zij in hun ruimtelijke ordeningsbeleid meer ruimte geven aan multifunctionele landbouw en hun beleid op elkaar afstemmen.

  • De regering gaat in gesprek met opleidingsinstituten over het reflecteren op de toekomst van de landbouw in een maatschappelijke context en het positioneren van verbrede landbouw op een positieve manier.

Voedselonderwijs en gezond voedsel

  • De regering gaat scholen aanmoedigen om via programma’s als de Gezonde School gezond eten, smaaklessen en praktisch voedselonderwijs in het lesprogramma en functioneren van de school op te nemen.

  • De ministeries Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gaan met elkaar samenwerken op het gebied van voedseleducatie.

  • De regering stimuleert dat iedere basisschoolleerling een keer op bezoek gaat bij een boer, tuinder of visser.

Dik-Faber

Naar boven