Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 december 2018
Op 19 december heb ik uw Kamer de resultaten aangeboden van de flitspeiling inzake
«zomertijd-wintertijd» (Kamerstuk 350 66, nr. 3). Helaas blijkt dat er in de toelichting
bij vraag Q3b over het invoeren van «altijd zomertijd» een fout staat, namelijk dat
de zon in de zomer onder gaat om 20:00 uur. Dat moet 22:00 uur zijn. Het onderzoeksbureau
heeft excuses gemaakt voor deze fout. Deze fout is ontstaan bij het omzetten van een
tekstblok naar een platte tekst. De fout is vervelend, omdat juist veel zorg is besteed
aan een zorgvuldige vragenlijst, om zo tot een onafhankelijk en neutraal oordeel te
komen.
Ik heb uiteraard het onderzoeksbureau gevraagd wat voor een effect dit heeft op de
conclusies van het rapport. Het bureau geeft aan dat dit geen gevolgen zal hebben
voor de conclusies van het rapport. De uitslagen ondersteunen nog steeds de conclusie
dat «altijd standaardtijd» een lichte voorkeur heeft: alleen dit tijdsysteem heeft
bij de gebruikte informatiecondities (spontane mening, geholpen mening en afweging)
steeds meer steun dan weerstand. Bij de andere tijdsystemen, namelijk «altijd zomertijd»
en «de klok blijft halfjaarlijks verzet worden», is juist de weerstand steeds groter
dan de steun.
In aanvulling op de reeds verkregen bouwstenen voor de Nederlandse standpuntbepaling
– de flitspeiling, de expertsessie met chronobiologen, de reactie van de Koninklijke
Nederlandse Akademie van Wetenschappen, de gesprekken met vertegenwoordigers van sectoren
– ga ik mij nu richten op het door mij eerder aangekondigde nader multidisciplinair
onderzoek naar de drie tijdsystemen en verdere consultatie met andere EU-lidstaten.
Uiteraard zal ik u, zoals ook toegezegd, over de uitkomsten hiervan informeren.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren