35 038 EU-voorstel: Commissiemededeling inzake de uitbreiding van de bevoegdheden van het Europees Openbaar Ministerie COM (2018) 6411

B VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 7 november 2018

Op 25 september 2018 en 2 oktober 2018 bespraken de vaste commissies voor Immigratie en Asiel / JBZ-Raad2 en voor Justitie en Veiligheid3 de mededeling van de Europese Commissie d.d. 12 september 2018 getiteld: Een Europa dat bescherming biedt: een initiatief om de bevoegdheden van het Europees Openbaar Ministerie uit te breiden tot grensoverschrijdende terroristische misdrijven4. Naar aanleiding van die Commissiemededeling alsmede naar aanleiding van het verslag van de informele bijeenkomst van de Europese Raad d.d. 19 en 20 september 20185 is op 9 oktober 2018 een brief gestuurd aan de Minister van Justitie en Veiligheid.

De Minister heeft op 6 november 2018 gereageerd.

De commissies brengen bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier voor dit verslag, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTERS VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL/JBZ-RAAD EN VOOR JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Minister van Justitie en Veiligheid

Den Haag, 9 oktober 2018

Op 25 september 2018 en 2 oktober 2018 bespraken de vaste commissies voor Immigratie en Asiel / JBZ-Raad en voor Justitie en Veiligheid de mededeling van de Europese Commissie d.d. 12 september 2018 getiteld: Een Europa dat bescherming biedt: een initiatief om de bevoegdheden van het Europees Openbaar Ministerie uit te breiden tot grensoverschrijdende terroristische misdrijven (verder: de Commissiemededeling).6 Naar aanleiding van die Commissiemededeling alsmede naar aanleiding van het verslag van de informele bijeenkomst van de Europese Raad d.d. 19 en 20 september 20187 hebben de leden van de PVV-fractie, de SP-fractie en de fractie van GroenLinks de volgende vragen en opmerkingen.

De leden van de PVV-fractie lezen in voornoemd verslag van de informele bijeenkomst van de Europese Raad dat de regering het volgende meldt ten aanzien van de bevoegdheidsuitbreiding van het EOM:

«De Commissie bepleitte een uitbreiding van het mandaat van het Europees Openbaar Ministerie (EOM) naar terroristische misdrijven, zoals zij op 12 september jl. heeft voorgesteld. Enkele lidstaten toonden zich positief over dit voorstel, terwijl enkele andere lidstaten zich terughoudend opstelden. Conform de motie van het lid Leijten (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1360) heeft de Minister-President in deze eerste gedachtewisseling helder gemarkeerd dat Nederland niet overtuigd is van nut en noodzaak hiervan, en dat er geen politieke steun is voor een dergelijke uitbreiding. Voor een nader inzicht in het krachtenveld dienen de eerste besprekingen in Raadskader te worden afgewacht.»

De leden van de PVV-fractie hebben ter zake de volgende vragen:

  • 1. Kan het kabinet verklaren waarom zij enerzijds stelt helder gemarkeerd te hebben niet overtuigd te zijn van nut en noodzaak van de bevoegdheidsuitbreiding en daarvoor geen politieke steun te hebben, maar anderzijds tóch de besprekingen in het Raadskader af te willen wachten?

  • 2. Waarop doelt het kabinet concreet met «nader inzicht in het krachtenveld»? Wil het kabinet hiermee uitdrukken dat dit «krachtenveld» nog invloed kan hebben op het nu ingenomen standpunt? Zo ja, welke kaders hanteert het kabinet om haar standpunt te bepalen, aangezien politieke steun voor deze uitbreiding ontbreekt?

  • 3. De Commissiemededeling stelt op pagina 4 dat bij de wijziging van de verordening een «variabele geometrie binnen het EOM» niet mogelijk zal zijn, in de zin dat lidstaten alleen aan het EOM als geheel kunnen deelnemen, dus inclusief de bevoegdheidsuitbreiding. Aangezien het kabinet gemarkeerd heeft geen nut en noodzaak te zien in deze bevoegdheidsuitbreiding: is zij bereid om uiteindelijk vanwege deze niet-facultatieve bevoegdheidsuitbreiding volledig van deelname aan het EOM af te zien?

  • 4. Volgens de Commissiemededeling richt de bevoegdheidsuitbreiding zich op «grensoverschrijdende terroristische misdrijven» en dan «vooral zaken betreffende terroristische cellen waarvan de leden in verschillende lidstaten actief zijn». Deze «grensoverschrijdende» terroristische cellen kunnen dankzij de open grenzen van diezelfde Europese Unie ongecontroleerd over nationale grenzen heen reizen, waaronder in de massale asielinstroom. Kan het kabinet aangeven of het niet veel realistischer, effectiever en verstandiger is om in plaats van nationale bevoegdheden rond opsporing en vervolging over te dragen aan de EU, onze nationale grenzen effectief te controleren om «grensoverschrijdend terrorisme» aan te pakken?

De leden van de SP-fractie constateren op basis van het verslag van de informele bijeenkomst van de Europese Raad dat de Minister-President, conform de Tweede Kamermotie van het lid Leijten8, in de eerste gedachtewisseling helder heeft gemarkeerd dat Nederland niet overtuigd is van nut en noodzaak van uitbreiding van het mandaat van het EOM naar terroristische misdrijven, zoals de Europese Commissie op 12 september jl. heeft voorgesteld.

De leden van de SP-fractie vragen allereerst of kan worden bevestigd dat dit de positie van de regering zal zijn, ook in de komende besprekingen in Europees verband.

Ook vragen zij of de regering kan toezeggen dat zij, conform de motie-Duthler9 (33709 AI), geen ander standpunt zal innemen zonder voorafgaande consultatie van de Eerste Kamer.

De leden van de SP-fractie overwegen ten slotte dat beide Kamers zich lange tijd in meerderheid hebben verzet tegen deelname aan het EOM. Er werd zelfs een gele kaart getrokken, wat inhoudt dat de nationale parlementen van mening zijn dat het hier een onderwerp betreft waar de Europese Commissie niets mee te maken heeft, maar waar lidstaten over gaan. Omdat deelname aan het EOM onderdeel uitmaakte van het regeerakkoord is Nederland gaan deelnemen aan het EOM, sec ten behoeve van de bestrijding van EU-subsidiefraude. In de Eerste Kamer werd de motie-Duthler aangenomen en in de Tweede Kamer de motie-Leijten, met de boodschap dat er geen uitbreiding van het mandaat mocht plaatsvinden.

Gezien het feit dat de plannen van de Commissie om het mandaat van het EOM uit te breiden haaks staan op de wens van de meerderheid van beide Kamers, vraagt de SP-fractie de regering of het niet beter is als Nederland uit het EOM stapt.

De leden van de fractie van GroenLinks verzoeken de regering te schetsen wat voor de regering de toetsingscriteria zijn om al dan niet in te stemmen met een uitbreiding van het takenpakket van het EOM. Welke elementen behalve het grensoverschrijdende karakter dienen aanwezig te zijn? Dient er ook altijd een evident Europees belang aanwezig te zijn en zo ja, waaruit dient dat Europese belang te bestaan, zo vragen de leden.

De vaste commissies voor Immigratie & Asiel / JBZ-Raad en voor Justitie en Veiligheid zien uw beantwoording met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

Een gelijkluidende brief wordt toegezonden aan de Minister van Buitenlandse Zaken.

R.G.J. Dercksen Voorzitter van de vaste commissie voor Immigratie en Asiel / JBZ-Raad

A.W. Duthler Voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid

BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 november 2018

In antwoord op uw brief d.d. 9 oktober jl. onder bovengenoemd kenmerk bericht ik uw Kamer als volgt.

De leden van de PVV-fractie hebben gevraagd of het kabinet kan verklaren waarom het enerzijds stelt helder gemarkeerd te hebben niet overtuigd te zijn van nut en noodzaak van de bevoegdheidsuitbreiding van het EOM en daarvoor geen politieke steun te hebben, maar anderzijds toch de besprekingen in Raadskader af te willen wachten. Het kabinet heeft beoogd tot uitdrukking te brengen dat slechts enkele lidstaten zich tijdens de informele Europese Raad in Salzburg op 19 september jl. over uitbreiding van het EOM mandaat naar terroristische misdrijven hebben uitgesproken (zie TK, 2018–2019, 21 501-20, nr. 1365).

Het standpunt van de overige lidstaten zal pas duidelijk worden indien het voorstel daadwerkelijk in Raadskader geagendeerd wordt voor inhoudelijke bespreking. Blijkens de conclusies van de Europese Raad van 18 oktober jl. dient het Commissie-initiatief namelijk te worden bestudeerd (zie conclusies Europese Raad, ST 13/2018 INIT 18 oktober 2018 en TK, 2018–2019, 21 501-20, nr. 1378). Dit laatste gegeven doet echter geenszins afbreuk aan het standpunt van het kabinet ten aanzien van uitbreiding van het mandaat van het EOM, in die zin dat het kabinet niet overtuigd is van het nut en de noodzaak van de uitbreiding van het EOM mandaat tot terrorismebestrijding.

In het verlengde van het voorgaande, eveneens in antwoord op vragen van de leden van de PVV-fractie, betekent het feit dat er bij bespreking van het onderhavige voorstel in Raadskader meer inzicht zal ontstaan in het krachtenveld, niet dat dit inzicht dan ook ipso facto van invloed is op het op dit moment ingenomen Nederlandse standpunt.

In antwoord op de vraag van de leden van de PVV-fractie of het kabinet bereid is vanwege de mogelijke bevoegdheidsuitbreiding van het EOM volledig af te zien van deelname aan het EOM, wijs ik er in de eerste plaats op dat het juridisch gezien niet mogelijk is dat Nederland zich terugtrekt uit de versterkte samenwerking ten behoeve van het EOM en dat uitbreiding van de bevoegdheid van het EOM enkel mogelijk is indien de gehele Europese Raad, inclusief Nederland, daarmee instemt. Ook het Europees parlement dient hiermee in te stemmen. De Commissie heeft op 1 augustus jl. ingestemd met de deelname van Nederland en dit besluit is op 22 augustus jl. in werking getreden (zie TK, 2018–2019, 33 709, nr. 15).

Tot slot hebben de leden van de PVV geïnformeerd of het niet veel realistischer, effectiever en verstandiger is om in plaats van nationale bevoegdheden rond opsporing en vervolging over te dragen aan de EU, de nationale grenzen effectief te controleren om «grensoverschrijdend terrorisme» aan te pakken. Zoals hierboven al is benadrukt, is het standpunt van het Nederlandse kabinet dat Nederland niet is overtuigd van het nut en de noodzaak van uitbreiding van het mandaat van het EOM tot terrorismebestrijding. Dit impliceert dat er geen sprake van is dat bevoegdheden rond opsporing en vervolging worden overgedragen aan de EU buiten de taak waarvoor het EOM oorspronkelijk is opgezet, i.e. de strafrechtelijke aanpak van EU-fraude. Het kabinet is van mening dat de opsporing en vervolging van terrorisme in de EU voldoende worden aangepakt op het niveau van de lidstaten. En voor zover de lidstaten daarbij al naar onderlinge samenwerking zoeken, is het kabinet er niet van overtuigd dat uitbreiding van de bevoegdheid van het EOM noodzakelijk is voor een effectievere bestrijding van terroristische misdrijven in de EU.

De leden van de SP-fractie hebben gevraagd of het standpunt van Nederland over het voorstel tot uitbreiding van het mandaat van het EOM, zoals de Minister-President dat heeft gemarkeerd tijdens de informele Europese Raad op 19 september jl., de positie van Nederland zal zijn in de komende besprekingen in Europees verband. Vooropgesteld zij dat het op dit moment niet duidelijk is, wanneer het initiatief van de Commissie in Raadskader zal worden besproken. Mocht dit voorstel op enig moment in de toekomst geagendeerd worden voor een eerste inhoudelijke bespreking, dan zal Nederland hetzelfde standpunt innemen. Ik kan in dat verband bevestigen dat het kabinet de Eerste Kamer tijdig zal consulteren over zijn standpunt conform de motie Duthler (EK, 2017–2018, 33 709, AI). Ik verwijs de leden van de SP-fractie verder naar mijn eerdere antwoord op de vraag van de PVV-fractie met betrekking tot de mogelijke uittreding van Nederland uit het EOM.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben het kabinet verzocht te schetsen welke toetsingscriteria gelden om al dan niet in te stemmen met een uitbreiding van het takenpakket van het EOM. Het kabinet heeft besloten dat Nederland wil deelnemen aan het EOM met het oog op een effectievere strafrechtelijke aanpak van EU-fraude.

Het kabinet is, als eerder gesteld, echter geen voorstander van verdere uitbreiding van het mandaat van het EOM. Er zijn op dit moment dan ook geen toetsingscriteria die daar wel voor zouden pleiten of voorwaarden waaronder het kabinet dit zou overwegen. Ik refereer in dit verband graag aan de inhoudelijke reactie op de Mededeling van de Commissie in het BNC-fiche dat de Minister van Buitenlandse Zaken op 18 oktober jl. aan beide Kamers der Staten-Generaal heeft gezonden (zie TK, 2018–2019, 22 112, nr. 2707).

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Zie dossier E180028 op www.europapoort.nl

X Noot
2

Samenstelling Immigratie en Asiel/JBZ-Raad:

Nagel (50plus), Van Bijsterveld (CDA), Duthler (VVD), Ten Hoeve (OSF), Schaap (VVD), Strik (GL) (vicevoorzitter), Knip (VVD, Faber-van de Klashorst (PVV), Schouwenaar (VVD), Gerkens (SP), Dercksen (PVV) (voorzitter), D.J.H. van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Knapen (CDA), Nooren (PvdA), Oomen-Ruijten (CDA), Rombouts (CDA), Stienen (D66), Wezel (SP), Bikker (CU), Overbeek (SP), Van Zandbrink (PvdA), Fiers PvdA), Andriessen (D66), Vink (D66), Van Leeuwen (PvdD)

X Noot
3

Samenstelling Justitie en Veiligheid:

Engels (D66), Kox (SP), Van Bijsterveld (CDA) (vicevoorzitter), Duthler (VVD) (voorzitter), Ten Hoeve (OSF), Koffeman (PvdD), Strik (GL), Knip (VVD), Backer (D66), Schouwenaar (VVD), Van Strien (PVV), Kok (PVV), Gerkens (SP), Vlietstra (PvdA), Lokin-Sassen (CDA), Dercksen (PVV), D.J.H. van Dijk (SGP), Van Rij (CDA), Rombouts (CDA), Van de Ven (VVD), Wezel (SP), Bikker (CU), Baay-Timmerman (50PLUS) Van Zandbrink (PvdA), vac. (PVV), Fiers (PvdA), Andriessen (D66), Vink (D66)

X Noot
4

COM(2018)641.

X Noot
5

Kamerstukken I 2018–2019, 21501–20, V.

X Noot
6

COM(2018)641.

X Noot
7

Kamerstukken I 2018–2019, 21 501-20, V.

X Noot
8

Kamerstukken II 2017–2018, 21 501-20, nr. 1360.

X Noot
9

Kamerstukken I 2017–2018, 33 709, AI.

Naar boven