Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 maart 2019
Eerder zijn er door het lid Bergkamp van D66 schriftelijke vragen gesteld die het
kabinet nog dient te beantwoorden. Vooruitlopend daarop wil ik de zorgen, die het
lid Bergkamp onder mijn aandacht zijn gebracht – over de gerezen onduidelijkheid over
de vergoedingen van kunstmatige inseminatie met behulp van een donor (KID) – nu reeds
van een passend antwoord voorzien. Met deze kamerbrief ga ik nader in op deze onduidelijkheid
en het belang van een overgangssituatie in 2019, zodat duidelijkheid voor de patiënten
en behandelaren ontstaat. De beantwoording van de Kamervragen zal later plaatsvinden.
Zoals ik reeds heb aangegeven in mijn beantwoording van de Kamervragen van het lid
Ploumen (PvdA) is het niet mogelijk om op grond van de Zorgverzekeringswet behandelingen
te vergoeden waarvoor een medische indicatie ontbreekt (Aanhangsel Handelingen II
2018/19, nr. 1715).
De Zorgverzekeringswet is immers gericht op de vergoeding van zorg op grond van een
medische indicatie en aanpassing op dit punt vergt een fundamentele wijziging van
de wet. Daarbij ontstaat het risico dat een breder scala aan behandelingen zonder
medische indicatie vanuit het basispakket zal moeten worden vergoed. Een dergelijke
verbreding heeft onherroepelijk tot gevolg dat de zorgkosten volgend uit het basispakket
zullen stijgen. Dit ondermijnt de solidariteit om met elkaar voor de zorg te willen
betalen.
Recent zijn er vragen gerezen rond de vergoeding van KID voor lesbische paren en alleengaande
vrouwen. Nu de structurele situatie is opgehelderd, is het begrijpelijk dat deze verzekerden
zich zorgen maken over het mogelijk plotselinge wegvallen van de vergoeding, als zij
zich bijvoorbeeld reeds in een traject met deze behandelingen bevinden, of als zij
net op het punt staan om deze behandeling te starten. Om deze reden heb ik de zorgverzekeraars
gevraagd om gedurende 2019 de behandelingen te blijven vergoeden voor vrouwen die
nu reeds in een dergelijk traject zitten en vrouwen die zich dit jaar nog voor een
dergelijk traject melden. Om op korte termijn duidelijkheid te creëren voor patiënten
en behandelaars hebben de zorgverzekeraars hun bereidheid uitgesproken om dit te doen.
Ik ben zorgverzekeraars hiervoor erkentelijk.
Deze vergoedingskwestie toont voor ons het belang dat er spoedig een besluit wordt
genomen over de vraag of (en zo ja, hoe) de overheid een rol heeft in het financieren
van vruchtbaarheidsbehandelingen in geval een beroep wordt gedaan op de zorg voor
het vervullen van een kinderwens. Dit vraagstuk raakt aan de kern van de solidariteit
van ons stelsel. Deze discussie betreft daarbij alle type vruchtbaarheidsbehandelingen
die nodig zijn om een kinderwens in vervulling te laten gaan, terwijl een medische
noodzaak ontbreekt. Een vergelijkbaar vraagstuk betreft de vergoeding van ivf-draagmoederschap
behandelingen voor mannenparen in het kader van de Commissie Herijking Ouderschap.
Ons voornemen is om uiterlijk rond de zomer een besluit te nemen in deze discussie.
Dit besluit heeft direct gevolg voor de eventuele toekomstige financiering van kunstmatige
inseminatie met donorzaad zonder een medische indicatie. Doordat we hierover rond
de zomer duidelijkheid geven, weten alleengaande vrouwen, vrouwenparen en mannenparen
waar ze uiterlijk per 2020 aan toe zijn.
De Minister voor Medische Zorg,
B.J. Bruins