Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 september 2019
Op verzoek van het lid Van Brenk (50+) tijdens het ordedebat van 26 juni 2019 (Handelingen
II 2018/19, nr. 98, item 5), geef ik hierbij uw kamer een duiding van het NOS-bericht «Frictie bouwers en Rijkswaterstaat:
verliezen, vertragingen en vechtcontracten» van 26 juni 2019.
Het onderzoek van Rijkswaterstaat naar de toekomstige opgave Rijkswaterstaat en de
verbetermogelijkheden in de Grond- Weg- en Waterbouw (GWW) sector dat met de brief1 van 11 juni aan uw kamer is aangeboden, vormt de aanleiding voor het bericht van
de NOS.
Dit onderzoek concludeert dat een transitie in de sector nodig is om de volgende consequenties
op lange termijn te voorkomen:
-
• Lage productiviteit, hoge faalkosten bij de markt: Een laag rendement bij bouwbedrijven
maakt dat deze niet zullen investeren in innovatie en ontwikkeling. Op termijn zijn
bedrijven financieel niet robuust genoeg om (grote) financiële tegenslagen te kunnen
opvangen.
-
• Te weinig innovatief vermogen bij de markt om de ontwikkelopgaven op het gebied van
digitalisering en verduurzaming te kunnen realiseren. Dat betekent op lange termijn
dat er geen nieuwe functionaliteit wordt toegevoegd en de duurzaamheidsdoelen niet
worden gehaald.
-
• Onvoldoende marktwerking voor grote complexe contracten: Een te kleine markt voor
het uitvoeren van werken kan gevolgen hebben voor prijs en uitvoeringscapaciteit.
Projecten worden dan duurder of kunnen bij gebrek aan geïnteresseerde marktpartijen
niet worden uitgevoerd.
Het lid Van Brenk vroeg naar de consequenties van de marktdynamiek in de GWW-sector
voor de lopende projecten. De directe consequenties voor individuele projecten zijn
niet makkelijk te voorspellen. Er blijft altijd een kans dat vertraging in de voortgang
optreedt, bijvoorbeeld als gevolg van discussies over verantwoordelijkheden, risico’s
of over ontwerp of bouwfouten.
Om de risico’s voor vertragingen of kostenoverschrijdingen te beperken, wordt er in
de planning en budget van projecten rekening gehouden met voorziene en onvoorziene
risico’s. Bij dreigende tegenvallers worden beheersmaatregelen getroffen en wordt
er eventueel versoberd. Over vertragingen en kostenoverschrijdingen wordt uw Kamer
geïnformeerd.
Het lid Van Brenk vroeg tevens of de marktdynamiek effect heeft op het uitstellen
van onderhoud en daarmee op de veiligheid.
Veiligheid staat voorop. Het uitstellen van onderhoud kan alleen als de veiligheid
van de gebruikers niet in het geding is en als het risico tot die tijd op een andere
wijze afdoende wordt beheerst, bijvoorbeeld door het uitvoeren van extra inspecties
om het risico goed te monitoren of het nemen van andere (tijdelijke) maatregelen.
Voorts is bij de instandhouding van infrastructuur een doelmatige inzet van middelen
het uitgangspunt. Dit betekent dat onderhoud wordt gepleegd als dit noodzakelijk is,
niet te laat maar vanuit oogpunt van doelmatigheid ook niet te vroeg. Rijkswaterstaat
werkt daarbij risico gestuurd: er wordt bij het treffen van maatregelen een bewuste
afweging gemaakt tussen inzet van middelen, de hinder voor het verkeer, het beheersen
van risico’s en de samenhang met andere (regionale) projecten. Bij het inschakelen
van de markt voor de uitvoering van onderhoud wordt ook de marktdynamiek in ogenschouw
genomen.
In antwoord op het onderzoek werkt Rijkswaterstaat samen met de bouwsector, brancheorganisaties,
grote en kleine marktpartijen, onderdelen van het eigen departement, het Ministerie
van Financiën en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat aan een plan van
aanpak voor verbeteringen in de GWW sector. In dit plan is zowel aandacht voor korte
termijn verbeteringen om de voorspelbaarheid en beheersbaarheid van complexe projecten
te vergroten als voor structurele maatregelen om de productiviteit en het innovatieve
vermogen van de GWW-sector te verhogen. Rond de jaarwisseling informeer ik u verder
over de stand van zaken van het plan van aanpak.
De sector neemt zelf ook zijn verantwoordelijkheid en investeert in de eigen verbeteropgave.
Alleen zo realiseren we de transitie naar een vitale, innovatieve, productieve en
meer voorspelbare GWW sector.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga