Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 september 2019
Op 30 augustus jl. informeerde ik uw Kamer over het aanvullend besluit op het Wob-verzoek,
dat betrekking heeft op de documenten over de beslissing van het Openbaar Ministerie
(OM) om de heer G. Wilders strafrechtelijk te vervolgen vanwege zijn in maart 2014
gedane uitspraken (Kamerstuk 35 000 VI, nr. 128). Vorige week is het hoger beroep in strafproces tegen de heer Wilders aangevangen.
Ten behoeve van die procedure bij het Hof is door het OM aan mij om enkele documenten
verzocht behorende bij het hiervoor genoemde aanvullend besluit. Die documenten heb
ik daarop verstrekt aan het OM. Het OM heeft deze documenten aan het Hof verstrekt.
Zij zijn als processtukken aan het strafdossier toegevoegd.
Afgelopen dagen zijn deze documenten (deels) in het openbaar gepubliceerd. Uw Kamer
heeft eerder gevraagd om openbaarmaking van enkele van deze documenten. Daaraan kon
ik niet voldoen, omdat voorkomen moet worden dat informatieverstrekking buiten de
strafrechtsketen om gevolgen heeft voor een zaak.
Nu de documenten na verstrekking aan het Hof en de verdediging ten behoeve van de
strafzaak alsnog (deels) in de openbaarheid zijn gekomen acht ik het van belang dat
Uw Kamer met het oog op een correcte dossiervorming ook over deze stukken kan beschikken.
In deze bijzondere situatie wordt derhalve een uitzondering gemaakt op het staande
beleid. Zoals ik eerder al aangaf hecht ik namelijk aan een zo groot mogelijke openheid,
zodat uw Kamer haar controlerende taak uit kan oefenen. Ik doe u bijgaand de documenten
toekomen zoals deze ook op verzoek van het Hof aan het Hof zijn vertrekt1.
Nu het een zaak betreft die onder de rechter is, dien ik mij uiterst terughoudend
op te stellen en kan ik in dit stadium niet inhoudelijk op de documenten ingaan. Het
is namelijk van groot belang dat de rechterlijke macht zijn werk ongehinderd kan blijven
doen. Aangezien het evenwel ook van het grootste belang is dat over de gang van zaken
politieke verantwoording kan worden afgelegd, zal ik Uw Kamer wanneer de zaak niet
meer onder de rechter is uitgebreid informeren, waarbij ik ook mijn appreciatie van
de gang van zaken zal geven.
Ik hecht er aan te benadrukken dat, zoals uw Kamer van mij bekend is, ik van mening
ben dat het Openbaar Ministerie in individuele zaken eigenstandig tot besluitvorming
moet komen op basis van de hen geattribueerde bevoegdheden.
Daarbij is er sprake van een complexe samenloop van het informatieproces in strafzaken
enerzijds en informatieprocessen aan uw Kamer en openbaarmaking binnen de kaders van
de Wob anderzijds. Dit geeft mij aanleiding hiernaar in zijn algemeenheid nader te
kijken. Daarom zal ik de juridische kaders, alsmede de wijze waarop deze in de praktijk
moeten worden uitgevoerd onder de loep (laten) nemen. Ook hierover zal ik u te gelegener
tijd nader inlichten.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus