Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 april 2019
De gewelddadige dood van de 45-jarige vrouw in Mijdrecht is een zeer schokkende gebeurtenis.
Ik leef zeer mee met de twee jonge kinderen die hun moeder moeten missen, alsook met
de andere nabestaanden en de omwonenden.
Naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
doe ik uw Kamer een reactie toekomen op het bericht «Vrouw komt om bij schietpartij
Mijdrecht, ex-vriend stalkte haar» (AD.nl, 3 april 2019).
Mij past zowel met het oog op de belangen van opsporing en vervolging, als met het
oog op de belangen van de nabestaanden een grote mate van terughoudendheid bij het
doen van uitlatingen over een individueel lopend onderzoek. Wat ik u op dit moment
over deze ernstige zaak kan berichten is het volgende.
In het persbericht van de politie staat dat bij een schietincident aan de Landsherenstraat
in Mijdrecht op 2 april een 45-jarige vrouw is overleden.
De politie doet onderzoek. Daarbij wordt uiteraard ook een eventuele voorgeschiedenis
betrokken. Omdat deze kwestie deel uit maakt van het lopende onderzoek kan ik daarop
nu niet nader ingaan.
Los van deze zaak kan ik uw Kamer aangeven dat ik het van het grootste belang vind
dat tijdig en op het juiste niveau wordt ingegrepen als er sprake is van stalking
en/of bedreiging. De inzet van alle betrokken partijen is gericht op het voorkomen
danwel stoppen van het geweld en het beschermen van het slachtoffer. De politie heeft
hiertoe een werkinstructie stalking opgesteld. Deze werkinstructie bevat aanwijzingen
om het dreigingsniveau in te schatten en de urgentie van de dreiging die uitgaat van
de stalking te bepalen. Aan de hand van het dreigingsniveau dat voortkomt uit de screening
wordt een aanpak bepaald gericht op de individuele casus.
Zoals de Minister voor Rechtsbescherming en ik eerder hebben aangekondigd in onze
brief van 22 januari 2019 is de Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna de Inspectie)
aangekondigd een onderzoek te starten naar het handelen van betrokken instanties in
de zaak van de gewelddadige dood van de 16-jarige scholiere in Rotterdam.1 Hierbij beziet de Inspectie ook of er volgens de geldende kaders, regels en normen,
zoals de risicotaxatie in de eerdergenoemde werkinstructie, is gehandeld. Zoals reeds
genoemd in onze eerdere brief zal de Inspectie in haar onderzoek de uitwerking van
de genomen verbetermaatregelen naar aanleiding van de aanbevelingen van de commissie
Eenhoorn betrekken. De Minister voor Rechtsbescherming en ik zullen uw Kamer zo spoedig
mogelijk na oplevering van dit Inspectieonderzoek nader berichten.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus