De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het
voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen
zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet
genoegzaam voorbereid.
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Goedkeuringswet
Rotterdam Rules. Zij hebben enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig
wetsvoorstel. Met de totstandkoming van de Rotterdam Rules is er een uitgebreid verdrag
gekomen dat in veel opzichten leidt tot harmonisatie en verbetering van de huidige
regels. De omvang van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de overeenkomsten
voor het internationaal vervoer van goederen geheel of gedeeltelijk over zee (hierna:
het Verdrag) ten opzichte van de bestaande verdragen laat zien dat er sprake is van
een uitgebreide vervoerspraktijk over zee die weinig uniform is. Ook komt het Verdrag
tegemoet aan de behoefte de begrippen uit de bestaande verdragen te moderniseren.
Ten tijde van de totstandkoming van het Verdrag bleek ook dat er tegenstanders zijn
van deze uniformering en het Verdrag. Deze leden hebben daarom nog vragen.
2. Uitvoering
De leden van de VVD-fractie hebben met waardering gelezen dat naar het oordeel van
de regering de materiële bepalingen van het Verdrag een ieder verbindende bepalingen
zijn in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, die aan rechtssubjecten
rechtstreeks rechten toekennen of plichten opleggen. Deze leden vragen of de regering
deze zin heeft opgenomen ter uitvoering van het tweede lid van artikel 2 van de Rijkswet
goedkeuring en bekendmaking verdragen. Het doel van de genoemde bepaling uit de Rijkswet
goedkeuring en bekendmaking verdragen, die tot stand is gekomen dankzij een initiatiefwet
van een VVD-Kamerlid, is dat de Staten-Generaal goed inzicht krijgt in welke bepalingen
uit internationale verdragen naar het oordeel van de regering een ieder verbindend
zijn in de zin van de Grondwet. Als dat duidelijk wordt uitgesproken, vergroot dat
de democratische legitimiteit van de verdragen en worden rechters geholpen bij de
interpretatie van het verdrag. Vanuit die achtergrond willen voornoemde leden graag
aan de regering vragen of zij preciezer kunnen aangeven welke bepalingen uit het verdrag
naar haar oordeel een ieder kunnen verbinden.
3. Inhoud van het Verdrag
De leden van de VVD-fractie vragen wat de laatste stand van zaken is wat betreft de
ratificaties. Hebben na Kameroen op 11 oktober 2017 meerdere landen geratificeerd?
Zo ja, welke?
Ten aanzien van de ratificatie lezen de leden van de CDA-fractie dat de ons omringende
landen ook stappen aan het zetten zijn om het verdrag te ratificeren. Kan de regering
aangeven in welk stadium de ons omringende landen en grote handelspartners als de
Verenigde Staten en China zitten ten aanzien van ratificatie? Deze leden constateren
dat de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders (KVNR), het Verbond van Verzekeraars,
FENEX, Transport en Logistiek Nederland (TLN) en de Internationale Vereniging voor
de behartiging van de gemeenschappelijke belangen van de binnenvaart en de verzekering
en voor het houden van het register van binnenschepen in Europa (IVR) willen dat slechts
tot ratificatie door Nederland wordt overgegaan, als dit ook is gebeurd door de ons
omringende landen en de belangrijkste handelspartners van Nederland. Artikel VI van
het wetsvoorstel voorziet reeds in deze mogelijkheid, omdat hierin is bepaald dat
de inwerkingtreding van het wetsvoorstel geschiedt bij koninklijk besluit. Kan de
regering uitleggen wat in dit opzicht de actuele stand van zaken is en welke beleidslijn
de regering hanteert bij het wel/niet per koninklijk besluit in werking laten treden
van de Nederlandse betrokkenheid bij dit Verdrag?
De aan het woord zijnde leden stellen dat de huidige verdragen, de Hague Visby Rules
en Hamburg Rules vooral de belangen van de vervoerders dienen. Is dit ook het uitgangspunt
bij de Rotterdam Rules? Verder vragen deze leden of het Verdrag in internationaal
verband bijdraagt aan een eerlijk speelveld.
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De griffier van de commissie, Hessing-Puts