34 986 Aanvulling en wijziging van de Omgevingswet, intrekking van enkele wetten over de fysieke leefomgeving, wijziging van andere wetten en regeling van overgangsrecht voor de invoering van de Omgevingswet (Invoeringswet Omgevingswet)

Nr. 18 AMENDEMENT VAN HET LID RONNES C.S.

Ontvangen 19 februari 2019

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Artikel 1.1, onderdeel FC, komt te luiden:

FC

Artikel 16.16 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Als een aanvraag om een besluit op grond van deze wet betrekking heeft op een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen geval, behoeft de voorgenomen beslissing op de aanvraag instemming van het bestuursorgaan dat op grond van artikel 16.15 in de gelegenheid is gesteld advies uit te brengen. Bij de aanwijzing kan worden bepaald dat alleen een voorgenomen beslissing tot het toewijzen van de aanvraag instemming behoeft.

2. Onder vernummering van het derde tot vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Als een geval als bedoeld in het eerste lid, eerste zin, wordt in ieder geval aangewezen, een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit waarvoor de gemeenteraad op grond van artikel 16.15a, onder b, is aangewezen als adviseur.

Toelichting

Indieners zijn van mening dat de gemeenteraad (raad) bij een buitenplanse omgevingsplanactiviteit niet gepasseerd mag worden door het college van burgemeester en wethouders, bij het verlenen van omgevingsvergunningen. De raad zou een instemmingsrecht moeten hebben voor bepaalde gevallen, door de raad zelf te bepalen. In de Omgevingswet is reeds een grondslag opgenomen om bij algemene maatregel van bestuur gevallen aan te wijzen waarbij het recht van instemming van bestuursorganen is opgenomen bij een voorgenomen beslissing op een aanvraag. Via het amendement wordt de instemming van de raad op de voorgenomen beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsactiviteit toegevoegd.

Deze aanpak is volledig in lijn met de gedachte van «decentraal wat kan», immers per gemeente is het verschillend welke onderwerpen wel of niet in aanmerking komen voor een advies of advies en instemming van de raad als het gaat om een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Voor de ene gemeente is een bepaalde afwijking van het omgevingsplan (bijvoorbeeld voor een x-aantal woningen) een reden om instemming van de raad te vragen en voor een andere gemeente niet. Met het nieuwe derde lid wordt bereikt dat het recht van instemming geldt in door de raad aangewezen gevallen als het adviesrecht geldt als bedoeld in artikel 16.15a, onder b, van het wetsvoorstel. Daarnaast kan de raad via de grondslagen uit artikel 16.16, derde en vierde lid, van de Omgevingswet vervolgens afzien van het recht van instemming.

Ronnes Dik-Faber Smeulders

Naar boven