Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
In het eerste lid, onderdeel c, wordt na «natuurlijke personen» ingevoegd «, ondernemingen
of rechtspersonen».
B
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
In het tweede lid wordt, voor de punt aan het slot van dat lid, ingevoegd «en doen
daarvan op bij die regeling gestelde wijze mededeling».
C
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift komt te luiden: «Toezicht en handhaving».
2. In het zevende lid wordt «krachtens de artikelen 9, vierde lid, 11 en 13» vervangen
door «krachtens de artikelen 9, vierde, zevende en achtste lid, 11, 13 en 14, tweede
en derde lid».
3. In het achtste lid wordt «krachtens artikel 9, vierde lid, of artikel 13, eerste,
tweede, derde of vierde lid,» vervangen door «krachtens artikel 9, vierde, zevende
of achtste lid, 11, 13 en 14, tweede en derde lid».
D
Het opschrift van hoofdstuk 8 komt te luiden: «Overgangs- en slotbepalingen».
E
Het opschrift «Hoofdstuk 9. Wijziging andere wetten en regelingen» vervalt.
F
In artikel 29, derde lid, wordt «Onverminderd de inwerkingtreding van de artikelen
7 en 15 op grond van een koninklijk besluit, bedoeld in het tweede lid, zijn de in
die artikelen opgenomen acceptatieplichten» vervangen door «De in de artikelen 7 en
15 opgenomen acceptatieplichten zijn».
Toelichting
Deze nota van wijziging is primair wetstechnisch van aard, behelst redactionele aanpassingen
en verduidelijkingen en herstel van een enkele omissie.
Onderdeel A verduidelijkt dat de (technische, publieke) voorziening die er voor zorgt
dat verschillende koppelvlakken worden ontsloten, waardoor dienstverleners eenvoudig
kunnen aansluiten op de toegelaten en erkende identificatiemiddelen, van toepassing
is op middelen voor natuurlijke personen, ondernemingen en rechtspersonen. Dit wordt
ook wel routering of «ontzorging» genoemd.
Onderdeel B verduidelijkt dat publieke dienstverleners, om redenen van kenbaarheid
voor burgers en bedrijven, het betrouwbaarheidsniveau van hun diensten bekend moeten
maken.
Bij ministeriële regeling wordt bepaald op welke wijze die bekendmaking plaatsvindt.
Onderdeel C specificeert dat artikel 17 bepalingen inzake toezicht op de naleving
bevat alsmede, in het zevende en achtste lid, bevoegdheden tot oplegging van een bestuurlijke
sanctie. Op grond van de artikelen 9 en 14 kan aan degene wiens erkenning wordt ingetrokken
of geschorst een verplichting worden opgelegd om de elektronische dienstverlening
waarvoor de erkenning is verleend gedurende een bepaalde periode voort te zetten.
Met onderdeel C wordt geborgd dat handhavend kan worden opgetreden tegen degene die
niet voldoet aan deze verplichting.
De onderdelen D en E hangen samen. Bij nader inzien is het passender om de artikelen
23–30 onder een brede noemer «overgangs- en slotbepalingen» te vatten.
Tenslotte brengt onderdeel F het derde lid van artikel 29, dat overgangsrechtelijk
van aard is, meer in lijn met de Aanwijzingen voor de regelgeving.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.W. Knops