34 954 Briefwisseling tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Korea houdende een Verdrag tot wijziging van de op 24 juni 1970 tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Republiek Korea tot stand gekomen Overeenkomst inzake luchtvervoer en haar Bijlage; ’s-Gravenhage, 5 oktober 2017

A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 25 mei 2018.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 24 juni 2018.

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 mei 2018

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen de op 5 oktober 2017 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Briefwisseling tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Korea houdende een Verdrag tot wijziging van de op 24 juni 1970 tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Republiek Korea tot stand gekomen Overeenkomst inzake luchtvervoer en haar Bijlage (Trb. 2017, nr. 178).

Een toelichtende nota bij dit verdrag treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt voor het Europese deel van Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Toelichtende nota

1. Inleiding

Op 12 en 13 september 2002 vonden te Seoel en op 22 en 23 september 2015 vonden te ’s-Gravenhage bilaterale onderhandelingen plaats tussen de luchtvaartautoriteiten van Nederland en de Republiek Korea. Deze besprekingen hebben geresulteerd in aanpassing van de op 24 juni 1970 tot stand gekomen Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Republiek Korea, met Bijlage (Trb. 1970, 161) (hierna: de «Overeenkomst»), zoals eerder gewijzigd bij briefwisseling van 13 april 1995 (Trb. 1995, 116). De Overeenkomst trad in werking op 30 december 1970 voor het Europese deel van Nederland en de wijziging van 13 april 1995 trad in werking op 19 september 1995, eveneens voor het Europese deel van Nederland.

Om te voldoen aan de uitspraak van het Europese Hof van Justitie van 5 november 2002 in de zogenaamde «Open Skies» zaken, is op 29 april 2004 Verordening (EG) Nr. 847/2004 van het Europees Parlement en de Raad inzake onderhandelingen over en de uitvoering van overeenkomsten inzake luchtdiensten tussen lidstaten en derde landen (PbEU 2004, L 157) vastgesteld. Omdat de Overeenkomst niet verenigbaar was met het recht van de Europese Unie waren wijzigingen noodzakelijk. De betreffende wijzigingsartikelen, zoals nu overeengekomen, zijn in lijn met het recht van de Europese Unie (EU).

Daarnaast zijn in het licht van de door beide partijen gewenste vernieuwing en expansie van de luchtvaartbetrekkingen tussen Nederland en de Republiek Korea, enkele andere wijzigingen van de Overeenkomst en de Bijlage erbij voorgesteld, die artikelsgewijs zullen worden toegelicht.

De wijziging van de Overeenkomst is door middel van een briefwisseling tot stand gebracht. De inleidende brief met drie Bijlagen van de Republiek Korea, en de antwoordbrief met drie Bijlagen van Nederland vormen tezamen een Verdrag tot wijziging (hierna: «Verdrag tot wijziging») dat ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Overeenkomst juncto de op één na laatste alinea van beide brieven in werking zal treden 30 dagen na de datum waarop beide regeringen elkaar ervan in kennis hebben gesteld dat de nationale procedures voor inwerkingtreding van het Verdrag tot wijziging zijn voltooid.

Hoewel in de Overeenkomst en het Verdrag tot wijziging de regeringen als partijen worden genoemd, gelden zowel de Overeenkomst als het Verdrag tot wijziging, tussen de Staten.

Het Verdrag tot wijziging betreft verplichtingen tussen staten maar bevat naar het oordeel van de regering enkele een ieder verbindende bepalingen in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, die aan de door de Republiek Korea aangewezen luchtvaartmaatschappijen rechtstreeks rechten toekennen.

Het betreft artikel 3, tweede lid, aanhef, onder b (onverwijlde verlening exploitatievergunning), artikel 3, derde lid (aanvangen exploitatie na ontvangst exploitatievergunning) en de te exploiteren routes als vervat in de Bijlage.

2. Reikwijdte

Omdat de relevante markt van luchtvervoer ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Overeenkomst uitsluitend bestreken wordt door het Europese deel van Nederland enerzijds en de Republiek Korea anderzijds, wordt de reikwijdte van het Verdrag tot wijziging eveneens beperkt tot het Europese deel van Nederland. Uitbreiding tot het Caribische deel van Nederland is daarom op dit moment ook niet aan de orde geweest. Praktisch gezien heeft dit tot gevolg dat het Koninkrijk op grond van artikel 3 van de Overeenkomst en artikel 3 en 3bis van het Verdrag tot wijziging van de Overeenkomst slechts Europese luchtvaartmaatschappijen kan aanwijzen die gevestigd zijn in het Europese deel van Nederland.

3. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 3 van het Verdrag tot wijziging (ex artikel 3 van de Overeenkomst) en artikel 3bis van het Verdrag tot wijziging (nieuw)

Zowel artikel 3 van de Overeenkomst als artikel 3 van het Verdrag tot wijziging kent de mogelijkheid van meervoudige aanwijzing. Dit betekent dat er in beginsel geen beperkingen bestaan ten aanzien van het aantal luchtvaartmaatschappijen dat kan worden aangewezen en onder de Overeenkomst en het Verdrag tot wijziging luchtvervoer mag verrichten. In artikel 3 van het Verdrag tot wijziging is toegevoegd dat dit geldt voor routes aangegeven in de Bijlage bij het Verdrag tot wijziging en tevens dat een eerder aangewezen luchtvaartmaatschappij kan worden vervangen door een andere luchtvaartmaatschappij.

Daarnaast is artikel 3 van het Verdrag tot wijziging, conform de eerdergenoemde uitspraak van het Europese Hof van Justitie, zodanig aangepast dat ook in Nederland gevestigde luchtvaartmaatschappijen van andere EU-lidstaten door Nederland kunnen worden aangewezen (artikel 3) of, waar nodig, de aanwijzing van luchtvaartmaatschappijen kan worden geweigerd, ingetrokken, geschorst of beperkt, bijvoorbeeld als niet (langer) aan de vereisten voor eigendom wordt voldaan of de operaties niet (langer) overeenkomstig de standaarden van de Internationale Organisatie voor Burgerluchtvaart (hierna: ICAO) plaatsvinden (artikel 3bis).

Tevens is een zogenaamde «free-rider» clausule (artikel 3bis (1)a (v en vi) opgenomen om te waarborgen dat door een luchtvaartmaatschappij uit de Europese Unie die al onder een ander luchtvaartverdrag aangewezen is, niet meer rechten worden verkregen via onderhavige Overeenkomst, indien deze luchtvaartmaatschappij opereert op een route met een punt in die andere EU-lidstaat. Ook door Nederland aangewezen luchtvaartmaatschappijen met een air operator’s certificate (AOC) van een EU-lidstaat die geen luchtvaartovereenkomst met de Republiek Korea heeft gesloten en rechten heeft geweigerd aan een door de Republiek Korea aangewezen luchtvaartmaatschappij kunnen worden geweigerd.

Artikel 11bis van het Verdrag tot wijziging (nieuw)

Dit nieuwe artikel 11bis ziet toe op de naleving van door de ICAO uitgevaardigde standaarden voor luchtvaartveiligheid (de zogenoemde minimumnormen). Naast de primaire verantwoordelijkheid die wordt toegekend aan de partij die de betrokken luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen, bieden de bepalingen uit dit artikel ook mogelijkheden inspecties uit te voeren als een vliegtuig van de andere partij landt op een luchthaven (zogenaamde platform inspecties). Indien niet of onvoldoende wordt voldaan aan de geldende ICAO-standaarden kan een van beide partijen vragen om consultaties en kunnen als ultimum remedium de rechten van de betreffende luchtvaartmaatschappij worden gewijzigd, opgeschort of verboden, totdat de geconstateerde tekortkomingen in het toezicht van de luchtvaartautoriteit zijn verholpen.

Als Nederland een luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen waarvan de controle op de naleving van de regelgeving wordt uitgeoefend door een andere EU-lidstaat, gelden de rechten die de Republiek Korea geniet onder dit artikel eveneens met betrekking tot de vaststelling, toepassing of instandhouding van veiligheidsnormen door die andere EU-lidstaat en met betrekking tot de exploitatievergunning van die luchtvaartmaatschappij.

Artikel 11ter van het Verdrag tot wijziging (nieuw)

Artikel 11ter inzake beveiliging van de luchtvaart is geformuleerd volgens de meest recente beveiligingsvereisten voor de internationale burgerluchtvaart en somt op aan welke internationale verdragen op dit terrein de partijen zich dienen te houden om aan hun wederzijdse verplichtingen te voldoen. Het artikel bepaalt in detail welke maatregelen door partijen genomen dienen te worden om de beveiliging te borgen en geeft in leden twee tot en met acht specifieke regels en aanbevelingen over wederzijdse assistentie bij bepaalde dreigingen of onrechtmatige overname van civiele luchtvaartuigen alsmede de mogelijkheid om direct consultaties aan te vragen bij een redelijk vermoeden dat de andere partij afwijkt van de bepalingen van dit artikel.

Bijlage bij het Verdrag tot wijziging (ex Bijlage bij de Overeenkomst)

De Bijlage bij de Overeenkomst bevat een routetabel. Het Verdrag tot wijziging past deze routetabel zowel voor Nederland als voor de Republiek Korea aan. Overeengekomen is een open routeschema voor de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide partijen.

De Bijlage bij de Overeenkomst en bij het Verdrag tot wijziging vormt een integrerend onderdeel van de Overeenkomst en het Verdrag tot wijziging. De luchtvaartautoriteiten en de luchtvaartmaatschappijen kunnen ter invulling van deze Bijlage alleen binnen de door de Overeenkomst en het Verdrag tot wijziging gestelde kaders opereren. Punten 1 en 2 van de Bijlage (routetabel) zijn aan te merken als zijnde van uitvoerende aard. Verdragen tot wijziging van dit deel van de Bijlage, behoeven derhalve ingevolge artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht tot goedkeuring terzake voorbehouden.

4. Koninkrijkspositie

Het Verdrag tot wijziging geldt voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, evenals de Overeenkomst en de wijziging uit 1995, alleen voor het Europese deel van Nederland. Zoals in de inleiding van deze toelichting wordt aangegeven, wordt de relevante markt van luchtverbindingen bestreken door het Europese deel van Nederland enerzijds en de Republiek Korea anderzijds.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Naar boven