34 952 Investeren in Perspectief – Goed voor de Wereld, Goed voor Nederland

Nr. 174 BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 juni 2022

Met deze brief informeren wij u over de gezamenlijke internationaal-economische agenda voor de komende periode van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK). Als verantwoordelijke Ministers voor handel-, innovatie- en investeringsbevordering werken wij aan de bevordering van internationaal ondernemen. Dat doen we samen met andere vakdepartementen, de regio’s, bedrijven, brancheorganisaties en kennisinstellingen.

Het kabinet staat anno 2022 voor de uitdaging om het nationale verdienvermogen te versterken en om grote maatschappelijke vraagstukken op te lossen. Hiervoor moet het nationale economische beleid nog sterker verbonden worden met het internationale beleid. Alleen zo kunnen we zowel de kracht van onze open economie benutten en onze positie in essentiële waardenketens vergroten, maar ook voorkomen dat risicovolle strategische afhankelijkheden van derde landen ontstaan. In deze brief gaan we in op de noodzaak en de focus van deze ministeriële samenwerking. De verdere uitwerking van de gezamenlijke aanpak komt terug in verschillende aankomende beleidsbrieven.1 Zo geven wij ook invulling aan de motie van het lid Klink c.s.2

Gedeelde kansen en uitdagingen

Een sterke, vernieuwende en duurzame economie; dat is de ambitie van dit kabinet. Een economie die onze welvaart waarborgt, in harmonie met het klimaat en de leefomgeving. En een economie die nauw verweven is met internationale markten, mede dankzij jarenlange investeringen in relaties met buitenlandse kennis-, innovatie- en handelspartners. Onze internationale verwevenheid is een groot goed. Om ons verdienvermogen te versterken, de grote maatschappelijke uitdagingen van vandaag en morgen aan te gaan en technologisch voorop te blijven lopen, is toegang tot internationale kennis, afzetmarkten en internationale samenwerking nodig. Door partnerschappen met buitenlandse bedrijven, overheden en kennisinstellingen kunnen we grote maatschappelijke transities versnellen en creëren we groeikansen voor bedrijven en nieuwe banen. Deze transities zullen tot wezenlijke veranderingen in handelsstromen kunnen leiden. Ook dat vraagt om een nauwe afstemming van industriepolitiek, innovatiebeleid, handelsbevordering en beleid gericht op economische veiligheid en weerbaarheid. Ook het vermogen om vanuit Nederland aan te sluiten op het buitenland bepaalt de aantrekkelijkheid van Nederland; in Europa en mondiaal. Internationale samenwerking kan helpen om ons land aantrekkelijker te maken. Bijvoorbeeld doordat het de afzetmarkt voor Nederlandse bedrijven en hun innovaties vergroot, maar ook door betere samenwerking met internationale (kennis)partners. Dat vraagt om een goede positionering van Nederlandse oplossingen binnen en buiten de Europese landsgrenzen.3

De Brexit, de COVID-19 crisis en de huidige oorlog in Oekraïne hebben getoond hoezeer onze economie afhankelijk is van de situatie in de rest van de wereld. Deze internationale context is de afgelopen jaren complexer geworden. Geopolitieke belangen staan op scherp en de urgentie van maatschappelijke uitdagingen neemt in rap tempo toe. Dit vraagt in toenemende mate om regie vanuit de overheid in het maken van economische keuzes. Zo verschuift het zwaartepunt van de wereldeconomie richting de Indo-Pacifische regio en China, terwijl buiten de EU de VS in veiligheidspolitieke zin juist onze belangrijkste bondgenoot blijft. Ook constateren we dat de concurrentie op het terrein van technologische ontwikkelingen toeneemt. Technologie is geopolitiek geworden. Voorts is onze internationale positie meer dan ooit verweven geraakt met vraagstukken over risicovolle strategische afhankelijkheden en de verduurzaming van de internationale waardeketen. Daarnaast zullen de verduurzamings- en digitaliseringstransitie ervoor zorgen dat handelsstromen in de toekomst anders zullen lopen. Daarom moet het handels- en investeringsbeleid en het transitiebeleid op elkaar aangesloten zijn.

Het omgaan met verschuivingen op het wereldtoneel en het aangrijpen van kansen vraagt om een slimme beleidsmix op verschillende niveaus. We moeten daarbij aansluiting zoeken bij Europese initiatieven. De EU is immers het primaire handelingspodium van het Nederlandse buitenlandbeleid. En vraagstukken als economische weerbaarheid en veiligheid en internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen behoeven per definitie Europese samenwerking. Een goed voorbeeld hiervan is de Nederlandse betrokkenheid bij de Europese Important Projects of Common European Interest (IPCEI), waarvoor € 335 miljoen is gereserveerd.4 Hiermee wordt de innovatiekracht van Europa gestimuleerd en zorgen wij dat Nederland bij de koplopers blijft horen. Om de maatschappelijke en geopolitieke uitdagingen aan te gaan is verdere integratie van BZ- en EZK-beleid en een duidelijke regierol vanuit de overheid nodig. De BZ-EZK samenwerking is binnen het economische domein de afgelopen jaren reeds versterkt in Den Haag en binnen het wereldwijde postennetwerk. Tegelijkertijd wijst de motie Klink terecht op de noodzaak het beleid van onze ministeries nog beter aan elkaar te verbinden.5 In verschillende beleidsbrieven zullen BZ en EZK het nationale, Europese en internationale beleid op elkaar afstemmen en concrete vervolgstappen ondernemen. Deze brieven zullen gaan over onderstaande thema’s en onderwerpen.

1. Maatschappelijke uitdagingen: de groene en digitale transities en IMVO

Het Nederlandse bedrijfsleven is goed gepositioneerd om mondiaal bij te dragen aan de twee grote transities van dit moment, verduurzaming en digitalisering. Om de klimaatdoelstellingen te behalen zullen gevestigde bedrijven en nieuwkomers worden uitgedaagd om zich aan te passen, innovatieve technieken te ontwikkelen en nieuwe oplossingen naar de markt te brengen. Hiervoor zullen bestaande en nieuwe samenwerkingen met internationale partners worden geïntensiveerd. Vanuit het nieuwe strategische «groene» industriebeleid wordt ingezet op de verduurzaming van de maak- en basisindustrie. Ook zal vanuit het Klimaatfonds en het Nationale Groeifonds de ontwikkeling van nieuwe technologische toepassingen worden gestimuleerd. Belangrijke zogenaamde «sleuteltechnologieën» zoals ICT, bio, Nano- en kwantumtechnologie, Fotonica en Artificiële Intelligentie zullen bij deze transitie een grote rol spelen. Bij de toewijzing van deze fondsen zal Europese en internationale samenwerking in de beoordelingscriteria zwaarder meegewogen worden.

Ook het handelsinstrumentarium zal worden vergroend, in lijn met de akkoorden van Parijs en Glasgow. In de Kamerbrief6 over de ondertekende COP26-verklaring benadrukt het kabinet dat het de transitie naar een groene energievoorziening zal prioriteren, onder andere via de exportkredietverzekering. MKB-ers zullen worden gestimuleerd om groen te ondernemen door de drempel van het handelsinstrumentarium voor groene financiering te verlagen en door het mogelijk te maken om hulp- en handelsinstrumenten gecombineerd in te zetten voor duurzame projecten. De inzet op een groen verdienvermogen betekent bijvoorbeeld ook dat Nederlandse bedrijven werkzaam in duurzame energieketens zoals waterstof en wind op zee (extra) kunnen profiteren van stimulerend beleid gericht op internationale opschaling. Hier komt het nationale bedrijven- en innovatiebeleid en het handelsbeleid samen. Ook op andere fronten zal de inzet vanuit het postennetwerk, in nauwe samenwerking met vakdepartementen, vergroot worden om bedrijven die de groene transitie aandrijven de noodzakelijke internationale schaal te bieden.

De andere grote transitie, digitalisering, biedt grote kansen voor bedrijven om nieuwe afzetmarkten aan te boren. Het is belangrijk dat het Nederlandse bedrijfsleven hierin voorop blijft lopen en investeert in de toepassing van digitale technologie. Op die manier versterken we onze economische positie en het toekomstig verdienvermogen van Nederland. Een voorbeeld is de digitaliseringswerkgroep Nederland-Singapore, die zich richt op samenwerking rondom technologieën als AI en blockchain. Naast de nationale inzet van EZK7 draagt BZ bij aan de benutting van internationaliseringskansen in de meest veelbelovende markten door de inzet van haar handelsinstrumentarium. Hiernaast heeft de Europese Commissie, als onderdeel van haar digitale agenda, verschillende voorstellen gedaan die belemmeringen voor de digitale interne markt wegnemen en zo bijdragen aan het ondernemings- en vestigingsklimaat. Voorbeelden van zulke voorstellen zijn de Digital Markets Act (DMA), de Digital Services Act (DSA), de Data Act en de AI Act. Deze voorstellen zijn van groot belang om een gelijk Europees speelveld en daarmee de intra-Europese handel in deze diensten te faciliteren. Innovatiesamenwerking via de IPCEIs op het terrein van cloud infrastructuur en diensten versterken daarnaast de strategische autonomie van de EU.

Startups en scale-ups zijn aanjagers van innovaties in de bovengenoemde transities. Dat maakt ze cruciaal voor de (nieuwe) Nederlandse economie, werkgelegenheid en het lange-termijn verdienvermogen. Het kabinet wil het sterkste startup- en scaleup ecosysteem van Europa worden. EZK en het Netherlands Point of Entry, onderdeel van de RVO, werken samen met het postennetwerk aan het aantrekken van ondernemend talent uit het buitenland en de positionering van het Startup Visum. Daarnaast ondersteunen wij deze bedrijven bij het vergroten van hun zichtbaarheid onder internationale kennismigranten via strategische samenwerkingen met internationale topuniversiteiten en de recent gelanceerde pagina www.welcome-to-nl.nl. Deze bedrijven kunnen exponentieel groeien als ze snel uitbreiden naar buitenlandse markten. Hier speelt het postennetwerk, uitgerust met Startup Liaison Officers (SLO) en Innovatie Attachés, een belangrijke rol. De functie SLO van BZ is in 2021 door onderzoeksbureau Dialogic positief geëvalueerd. In het evaluatierapport wordt aanbevolen de aandacht voor internationaliserende startups op de sleutelposten (New York, San Francisco, Londen, Parijs, Berlijn en Singapore) te continueren. Het kabinet onderschrijft die aanbeveling. Via Techleap.nl wordt een internationaal netwerk onderhouden van investeerders, (R&D) samenwerkingspartners en potentiële klanten. Ook worden startupmissies georganiseerd naar buitenlandse markten en technologiebeurzen, zoals de CES in Las Vegas.

Het kabinet past daarnaast een doordachte mix van maatregelen toe om Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) te bevorderen. Wetgeving is hiervan een kernelement. Daarom bevordert Nederland in de EU de IMVO wetgeving en voert nationale wetgeving in die rekening houdt met een gelijk speelveld met de omringende landen en implementatie van mogelijke EU-regelgeving. Tegelijkertijd worden bedrijven die internationaal verantwoord willen of moeten ondernemen, geholpen door een steunpunt (in oprichting) en kunnen zij een beroep doen op ondersteuning bij sectorale samenwerking. Daarnaast worden IMVO-voorwaarden gesteld aan bedrijven die gebruik willen maken van ondersteuning en beoogt het rijk zijn marktmacht aan te wenden door maatschappelijk verantwoord inkopen te versterken.

2. Het weerbare internationale verdienvermogen van de toekomst

In reactie op het veranderende internationale landschap zet het kabinet in op een betere aansluiting tussen het nationale en Europese economische beleid. Het is zaak om enerzijds de voordelen van openheid en internationale samenwerking te benutten, en anderzijds de risico’s van strategische afhankelijkheden – zoals van energie en kritieke grondstoffen – te mitigeren. Energiebesparing, verduurzaming en innovatie kunnen daar sterk aan bijdragen. Ons beleid stimuleert een open strategische autonomie van de EU, waaronder het voorkomen van risicovolle strategische afhankelijkheden, door EU-samenwerking en samenwerking met betrouwbare bondgenoten. Het versterken van de samenwerking met de VS via de EU-VS Trade and Technology Council (TTC) is hiervan een goed voorbeeld. Door samenwerking met gelijkgezinde partners kan op het gebied van bijvoorbeeld Smart Industry versnelling worden aangebracht in innovatietrajecten. En kan het lange termijn verdienvermogen van bedrijven aanzienlijk worden versterkt. Voor een slimme nationale en EU-industriepolitiek is een versterkte internationale samenwerking met gelijkgezinde landen als gezegd cruciaal. Met de juiste inzet van handelsakkoorden en handelspolitiek kunnen strategische afhankelijkheden worden verminderd.

Ook waarborgt ons beleid economische veiligheid. In het bijzonder van vitale processen en hoogtechnologische sectoren. Exportcontrole en investeringstoetsing zijn hiervoor belangrijke instrumenten. Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen moeten zich houden aan Europese en nationale regels voor de export van dual-use-goederen en technologie. Het belangrijkste kader daarvoor is de (EU) dual-use-verordening (2021/821), die op september 2021 in werking is getreden. Deze verordening geeft ons een breed raamwerk om de export van producten, programmatuur en technologie te controleren. Omdat economische veiligheid steeds meer vraagt van ons postennetwerk, willen wij dit netwerk op strategische plekken in de wereld versterken.

Om ook het inzicht in onze strategische afhankelijkheden te vergroten laten wij gezamenlijk een geo-economische monitor ontwikkelen. De monitor brengt de afhankelijkheden in kaart voor goederen en diensten. Tegelijkertijd worden Europese waardeketens en ecosystemen versterkt en risicovolle strategische afhankelijkheden afgebouwd, bijvoorbeeld via de Chips Act. Ook het EU wetsvoorstel voor een anti-dwang instrument zou economische dreiging door derde landen tegenover EU lidstaten tegen kunnen gaan. Met deze instrumenten zetten wij op nationaal en Europees niveau in op een open economie die weerbaar is tegenover externe invloeden en afhankelijkheden. Daarnaast wordt ingezet op het mitigeren van strategische afhankelijkheden van grondstoffen die ontstaan via handelsstromen. Naast de EU-grondstoffenstrategie8 en de uitbreiding van de grondstoffenpartnerschappen van de EU met derde landen wordt gezamenlijk een Nederlands grondstoffenbeleid ontwikkeld. Het kabinet zal u deze strategie voor het einde van dit jaar doen toekomen. Hierbij onderzoeken wij hoe RVO instrumenten kunnen worden ingezet om ondernemers te ondersteunen deze afhankelijkheden te beperken en welke rol de economische diplomatie, inclusief het postennetwerk, hierin kan spelen. Ook zal via Invest NL, Invest International en Atradius Dutch State Business worden onderzocht hoe de overheid bedrijven kan faciliteren die willen investeren in betere toegang tot kritieke grondstoffen.

3. Inzet van een effectieve economische diplomatie

Om bij te dragen aan de grote transitievraagstukken en adequaat te reageren op de geopolitieke verschuivingen is de juiste inzet van economische diplomatie van groot belang. Dit doen wij vanuit het buitenlandse postennetwerk en via Brussel, in samenwerking met de regio’s, andere departementen, de Topsectoren en publiek-private partners in het binnen- en buitenland.

De verschillende uitvoeringsorganisaties zijn vaak het eerste aanspreekpunt van de ondernemer en spelen dan ook een belangrijke rol. Voor deze ondernemers zijn we een dienstbare en toegankelijke overheid. Dat wil zeggen dat we ervoor zorgen dat internationale ondernemers snel en eenvoudig de weg kunnen vinden in het beschikbare aanbod aan informatie, financiering en andere vormen van dienstverlening. Dit vergt een verdere stroomlijning in samenwerking tussen de diverse organisaties met digitale en fysieke loketten, waaronder de Kamer van Koophandel, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, de Regionale ontwikkelingsmaatschappijen, Invest NL, Invest International, Atradius Dutch State Business en diverse private partners. Het Nederlands Comité voor Ondernemerschap heeft op 7 juni j.l. hierover het advies «Dienstbare dienstverlening» aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat aangeboden. Uw Kamer is hierover geïnformeerd en ontvangt na de zomer een inhoudelijk reactie op het advies.»

In de economische diplomatie verbinden we handel en innovatie steeds meer. Bedrijven kunnen door internationale innovatiesamenwerking hun kennis- en marktpositie verbeteren. Tegelijkertijd stimuleert handel de verspreiding van innovatieve technologieën en vergroot het de markttoepassingen en afzetmarkten. Op dit snijvlak valt voor Nederland winst te behalen. In reactie op de Motie Klink9 zetten wij ons de komende jaren in om de verbinding tussen exporteren en innoveren te versterken. Het gezamenlijke innovatie- en handelsbeleid is erop gericht het complete proces van wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling tot het vermarkten van innovaties internationaal te ondersteunen. Hierin speelt het bestaande (nationale en internationale) innovatie- en handelsinstrumentarium van de RVO een belangrijke rol, onder andere door de inzet van innovatie- en handelsmissies en de ondersteuning van collectieve marktbewerking. Een voorbeeld is het gezamenlijke Duits-Nederlandse innovatie- en technologiepact (2021). Daarbij zorgen wij ervoor dat onze instrumenten voldoende flexibel zijn om zowel handel als internationale innovatiesamenwerking te ondersteunen. Dit zullen wij de komende maanden verder uitwerken. Ook wordt meerjarig samengewerkt met de regionale innovatieve ecosystemen en clusters om de synergie tussen innovatie en internationalisering te versterken. De nauwe samenwerking in Den Haag en in de regio’s, en op onze buitenlandse posten tussen de handelsraden, NBSO’s, Innovatie Attachés, Landbouwraden en de NFIA is essentieel voor een effectieve bevordering van innoveren en exporteren.

Door de krachtenbundeling tussen overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen in binnen- en buitenland zijn we in staat om met Nederlandse kennis en kunde maatschappelijke en economische impact te realiseren. Door het bundelen van kennis en het aanbrengen van focus kan het verdienpotentieel op buitenlandse markten worden vergroot. We bouwen hier voort op de innovatieve sterktes binnen Nederland. Want met de strategische inzet van publiek-private samenwerking bereiken wij gezamenlijk meer in het buitenland. De wereldwijde uitrol van de NLBranding is hiervan een goed voorbeeld. Net als de vijftien meerjarige programma’s op strategische markten, waaraan wij een extra impuls geven via ons instrumentarium en onze capaciteit. In de VS wordt bijvoorbeeld een programma uitgerold, waarbij Nederlandse systeemleveranciers, telers en kennisinstellingen samenwerken om de automatisering van de fruit- en kassenteelt te versnellen. De afgelopen jaren hebben wij in het domein van internationale handels-, innovatie- en investeringsbevordering de samenwerking versterkt. Samen met de Topsectoren, branche- en sectororganisaties en organisaties als VNO-NCW en MKB-Nederland. En met de oprichting van het publiek-private Internationaal Strategisch Overleg en de uitvoerende partijen NLinBusiness, Trade and Innovate NL en NLWorks. De komende periode willen we op basis van een evaluatie10 betreffende de drie uitvoerende organisaties de samenwerking binnen het publiek-private ecosysteem verder optimaliseren. Tegelijkertijd werken we samen met de Topsectoren aan een nieuwe integrale internationaliseringsagenda gericht op voorstellen rond verduurzaming, digitalisering en versterking van de «control points» in de waardeketens door inzet van relevante sleuteltechnologieën.

Ook is de samenwerking in en met de regio’s van groot belang voor het structureel bevorderen van de Nederlandse innovatie- en concurrentiekracht. Dit vindt plaats tussen de steden, regionale ontwikkelingsmaatschappijen en de NFIA als het gaat om het verbeteren van het vestigingsklimaat en het aantrekken van internationale bedrijven en investeringen. Tevens wordt met de regio's samengewerkt in het ondersteunen van MKB ondernemers bij zakendoen in het buitenland in het kader van Trade and Innovate NL. Daarbij faciliteert BZ sinds 2021 het Trade Relations programma, waarmee vorig jaar meer dan 600 individuele gesprekken met bedrijven hebben plaatsgevonden over internationaliseringsmogelijkheden. Naar aanleiding van de motie Amhaouch11 onderzoeken wij momenteel hoe de verschillende taken in de regio’s geïntegreerd en bestendigd kunnen worden, op nationaal en internationaal vlak. Twee evaluaties worden meegenomen bij de verdere vormgeving hiervan: de bovengenoemde PPS-evaluatie en de evaluatie van EZK betreffende de regionale ontwikkelingsmaatschappijen.12

Tot slot

Het kabinet wil de komende jaren werk maken van de oproepen uit het bedrijfsleven en de Kamer om het economische beleid van EZK en BZ sterker met elkaar te verbinden. Om internationale economische samenwerking op het gebied van handel, innovatie en investeringen integraal te bevorderen zullen wij naast die versterkte verbinding ook de regie nemen en keuzes maken op de drie bovengenoemde domeinen. Dit zal tot uiting komen in een gezamenlijke focus daar waar dit de meeste meerwaarde heeft gezien de huidige internationale en Europese ontwikkelingen. Door een gezamenlijke aanpak en inzet van capaciteit en instrumentarium kunnen wij de urgente maatschappelijke transities en geopolitieke ontwikkelingen beter het hoofd bieden en een duurzaam en weerbaar verdienvermogen van vandaag en morgen faciliteren. De publiek-private samenwerkingen waarmee Nederland zich internationaal onderscheidt zijn onmisbaar om dit tot een succes te maken. In dit geheel zullen wij ook zorgen voor goede aansluiting op het internationale economische beleid van andere ministeries zoals LNV, I&W en VWS, en in afstemming met alle betrokken private partijen. Het kabinet zal deze noodzakelijke, integrale beleidsinzet de komende periode verder uitwerken in de kabinetsnota’s en brieven die volgen.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.N.A.J. Schreinemacher

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens


X Noot
1

De nota buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking, brief over de verduurzaming van de industrie, de brief strategisch industriebeleid, de vervolgbrief vestigings- en ondernemingsklimaat, de brief betreffende de inzet op de interne markt en de evaluatie van de ROM’s, Qredits en BMKB (allen voor het zomerreces 2022 naar de kamer); tevens de brief over het missiegedreven topsectoren, valorisatie- en innovatiebeleid (Q3), de tussenevaluatie Invest-NL (Q4), de grondstoffenstrategie (voor eind 2022) en de brief over de vervolgaanpak van het versterken van het startupecosysteem (Q1–2023).

X Noot
2

Motie Klink c.s. (35 925 XVII, nr. 24) inzake een verbinding van het Nederlandse innovatie- en handelsbeleid met een interdepartementale aanpak.

X Noot
3

Kamerbrief (Kamerstuk 32 637, nr. 493) over het belang van het Nederlandse vestigings- en ondernemingsklimaat.

X Noot
4

Nederlandse deelnamen bij de IPCEI projecten Cloud, micro-elektronica 2 en waterstof.

X Noot
5

Motie van het lid Klink c.s. (Kamerstuk 35 925 XVII, nr. 24).

X Noot
6

Kamerbrief (Kamerstuk 31 793, nr. 202) over de COP26-verklaring transitie groene energie en beëindiging overheidssteun fossiele energiesector.

X Noot
7

Kamerbrief (Kamerstuk 35 925 XIII, nr. 87) over de hoofdlijnen beleid Minister van Economische Zaken en Klimaat.

X Noot
8

Het EU Action Plan on Critical Raw Materials en de European Raw Materials Alliance.

X Noot
9

Motie van het lid Klink c.s. (Kamerstuk 35 925 XVII, nr. 24).

X Noot
10

Terms of Reference van de evaluatie over de publiek-private samenwerking door de Directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie van BZ. De uitkomsten hiervan worden na de zomer met uw kamer gedeeld.

X Noot
11

Amendement van het lid Amhaouch c.s. (Kamerstuk 35 300 XVII, nr. 19) over het verzoek de ROM’s blijvend extra te ondersteunen in de facilitering van de internationalisering van het mkb.

X Noot
12

Laats genoemde evaluatie zal voor het zomerreces met de kamer worden gedeeld.

Naar boven