34 950 J Jaarverslag en slotwet Deltafonds 2017

Nr. 6 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 7 juni 2018

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 16 mei 2018 inzake het Jaarverslag Deltafonds 2017 (Kamerstuk 34 950 J, nr. 1).

De Minister en Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat hebben deze vragen beantwoord bij brief van 6 juni 2018. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder

Adjunct-griffier van de commissie, Schuurkamp

Vraag: 1

In hoeverre worden de wettelijke normen van de primaire waterkeringen herzien en waar nodig bijgesteld naar aanleiding van de nieuwste inzichten ten aanzien van klimaatverandering en de daarmee samenhangende zeespiegelstijging? Op welke wijze en binnen welke termijn kan op de nieuwe verwachtingen ingespeeld worden?

Antwoord:

Het systeem om te kunnen vaststellen of de primaire waterkeringen in Nederland voldoen aan de wettelijk vastgestelde normen, bestaat uit een periodieke beoordeling van het actuele overstromingsrisico en het eens per 12 jaar daarover rapporteren aan de Tweede Kamer, inclusief een versterkingsprogramma met die dijktrajecten waar verbetermaatregelen nodig zijn. In 2023 wordt voor de eerste keer aan uw Kamer gerapporteerd over de beoordeling van de primaire waterkeringen in Nederland, waarbij de nieuwe normen toegepast worden, die op 1 januari 2017 van kracht geworden zijn. Bij de beoordeling wordt het Wettelijk Beoordelingsinstrumentarium/WBI gebruikt. Bij het ontwerpen van de verbetermaatregelen wordt het Ontwerpinstrumentarium/OI ingezet. Bij beide instrumenten wordt rekening gehouden met de nieuwste inzichten ten aanzien van de hydraulische belasting (waterstanden, stroming, golven en zeespiegelstijging) en de sterkte van de waterkering.

In de beantwoording van de mondelinge vragen gesteld door uw Kamer in het 30-ledendebat op 17 april 2018, heb ik het volgende aangegeven. Het Intergovernmental Panel on Climate Change/IPCC komt eind 2018 en begin 2019 met de eerste, nieuwste inzichten ten aanzien van o.a. versnelde mondiale zeespiegelstijging. Het KNMI verwerkt deze eerste, nieuwste inzichten in nieuwe scenario’s voor zeespiegelstijging (2019) en klimaatontwikkeling (2021) voor onze regio. Dit betekent dat de nieuwste inzichten ten aanzien van klimaat en de daarmee samenhangende zeespiegelstijging, meegenomen worden in de tweede beoordelingsronde van de primaire waterkeringen, die in 2023 van start zal gaan.

Bij het besluit over de nieuwe normen is gesteld dat alle primaire waterkeringen in Nederland in 2050 hieraan dienen te voldoen. Dan zal worden bezien of deze normen aanpassing behoeven, mede gelet op de ontwikkelingen in het klimaat en ook de zeespiegelstijging.

Vraag 2:

Op welke wijze wordt geanticipeerd op een eventuele snellere zeespiegelstijging dan voorzien? Op welke wijze gaat dit zijn weerslag vinden in de komende begrotingen?

Antwoord:

Zie antwoord op vraag 1/Deltafonds.

De nieuwe klimaatscenario’s betekenen vervolgens dat op vele terreinen rekening dient te worden gehouden met de dan bekende ontwikkelingen. Ontwerpen, met name die met een lange levensduur, dienen daarmee rekening te houden. In de begroting van IenW, inclusief het Deltaprogramma, dat jaarlijks aan uw Kamer aangeboden wordt, zal dit nader uitgewerkt en aangegeven worden.

Vraag 3:

Kunt u nader toelichten waarom er niets gerealiseerd is onder «Artikel 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven», onderdeel artikel 5.03.01 «programmeerruimte»?

Antwoord:

Op artikelonderdeel 05.03.01 wordt de voor het Deltafonds beschikbare investeringsruimte tot en met 2030 verantwoord. Binnen dit artikel worden niet rechtstreeks projecten of programma’s gerealiseerd. Wanneer er een besluit is genomen over een bepaalde investering worden die middelen vanuit dit artikelonderdeel overgezet naar de betreffende artikelen. In het jaar 2017 zijn de middelen op artikel 5.03.01 gebruikt voor een kasschuif (2017 naar 2020) met als doel om programmering en het budget met elkaar in evenwicht te brengen (zie begroting artikel 05.03.01).

Vraag 4:

Kunt u nader toelichten waarom in de eerste tranche veel minder is gerealiseerd dan geprognosticeerd?

Antwoord:

De uitvoering van maatregelen voor de Kaderrichtlijn Water gebeurt in 3 tranches. Die tranches lopen zoveel mogelijk gelijk op met de planperioden van die richtlijn. De eerste tranche bestond uit bijna 250 maatregelen en had een omvang van 281 miljoen euro. Wanneer de onderuitputting van € 4 mln. in 2017 wordt afgezet tegen de totale omvang van het budget voor de eerste tranche betreft het dus een beperkte onderuitputting en wordt het overgrote deel gerealiseerd. In de toelichting bij de tabel is aangegeven dat totale uitgaven van de eerste tranche lager zijn uitgevallen, door een vertraging bij één maatregel en het overboeken van een niet benodigd deel risicoreservering. Planning en realisatie van de eerste tranche zijn dus nagenoeg gelijk.

De tweede tranche is gestart in 2016 en loopt tot eind 2021 en bestaat uit 242 maatregelen. Bij de start van de samenwerking vindt een intensieve afstemming met andere waterbeheerders en overige betrokkenen plaats. En dat afstemmen vergt, vanwege de vele raakvlakken, meer tijd dan van te voren is ingeschat. Daarnaast is het tijdig beschikbaar krijgen van de benodigde gronden en als gevolg daarvan het ritme van de realisatie voor de tweede tranche maatregelen enigszins vertraagd.

De derde tranche start formeel in 2022. De richtlijn bepaalt dat de maatregelen uiterlijk in 2027 moeten zijn uitgevoerd. Ik realiseer me dat de planning ambitieus is. Om die reden zijn er ook extra beheersmaatregelen genomen. Zo wordt de verkenning voor de derde tranche momenteel al opgestart. En er wordt getracht de uitvoering van de derde tranche al te starten voordat de tweede tranche wordt afgerond. Verder worden er door een aanpak met andere waterbeheerders projecten in gezamenlijkheid uitgevoerd én wordt voorkomen dat de waterbeheerders los van elkaar op dezelfde locatie aan het werk zijn. Hiermee wordt de gezamenlijke uitvoeringsduur ingekort, en de hinder voor de omgeving geminimaliseerd.

Vraag 5:

Kunt u nader toelichten waarom in de tweede en derde tranche tot nu toe veel minder is gerealiseerd dan geprognosticeerd?

Antwoord:

Zie antwoord 4.

Vraag 6:

Kunt u, gelet op de opgelopen vertraging, de planning en haalbaarheid van de Kaderrichtlijn Water-tranches nader toelichten? En hoe worden vertragingen vanaf nu (zoveel mogelijk) voorkomen?

Antwoord:

Zie antwoord 4.

Naar boven