34 950 IV Jaarverslag en slotwet Koninkrijksrelaties en het BES-fonds 2017

Nr. 6 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 6 juni 2018

De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief van 16 mei 2018 van de Algemene Rekenkamer inzake aanbieding van het Resultaten verantwoordingsonderzoek 2017 bij Koninkrijksrelaties en het BES-fonds 2017 (IV) (Kamerstuk 34 950 IV, nr. 2).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 5 juni 2018. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Pechtold

De adjunct-griffier van de commissie, De Vos

1

Wat is uw reactie op de conclusie van de Algemene Rekenkamer dat er vraagtekens kunnen worden gezet bij de effectiviteit van het huidige financiële toezicht op Aruba, Curaçao en Sint Maarten?

De doelstelling van de Rijkswet Financieel Toezicht (RFT) Curaçao en Sint Maarten is duurzame overheidsfinanciën en vertaalt zich in een norm van begrotingsevenwicht en een rentelast norm. Ook de Landsverordening Aruba Financieel Toezicht (Laft) beoogt dat. De RFT bevatte in artikel 33 een bepaling die voorziet in een periodieke evaluatie of de Landen structureel aan de normen voldoen. De evaluatie die in 2015 is gehouden laat zien dat op Sint Maarten en Curaçao stappen voorwaarts zijn gezet, maar dat tegelijkertijd de uitdaging ten aanzien van het financieel beheer en het structureel realiseren van begrotingsevenwicht groot zijn.

De ontwikkeling van de staatsschuld op Sint Maarten en Curaçao laat een beheersbaar beeld zien, de bijzondere positie waarin Sint Maarten thans verkeert daar gelaten. Het toezicht ten aanzien van Aruba is pas sinds 2015 van toepassing en bevat begrotingsnormen voor de jaren tot en met 2018. De Laft bevat geen norm ten aanzien van de omvang van de staatsschuld. In 2017 is de norm niet gehaald en ook de norm voor 2018 lijkt niet gerealiseerd te worden. Tegelijkertijd is de stand van de staatsschuld van Aruba zorgelijk. Met Aruba ben ik in gesprek over het verlengen van het toezicht en een nieuw normenkader.

Financieel toezicht op begrotingsnomen en voor Sint Maarten en Curaçao op de omvang van de staatsschuld vormt het sluitstuk, de basis is goed financieel beheer. Daar is veel ruimte voor verbetering; de landen dienen een traditie op te bouwen van goed financieel beheer. Dat vraagt constant aandacht. De landen hebben hier een eigen verantwoordelijkheid. Daarbij kan ondersteuning in de vorm van technische expertise behulpzaam zijn mits er sprake is van voldoende eigenaarschap aan de zijde van de Landen.

2

Wat kan er worden gedaan om de effectiviteit van het financiële toezicht op Aruba, Curacao en Sint Maarten te verbeteren?

Zie het antwoord op vraag 1.

3

Wat is uw reactie op de conclusie van de Algemene Rekenkamer dat er vraagtekens kunnen worden gezet bij de effectiviteit van het huidige financiële toezicht op Bonaire en Sint Eustatius?

De ervaring leert dat deze twee eilanden moeite hebben om gekwalificeerd personeel voor een lange termijn aan zich binden. De eilanden hebben veel moeite met het vormgeven en implementeren van goed financieel beheer, zeker als er sprake is van frequente bestuurswisselingen of van een bestuur dat haar taken heeft verwaarloosd. In het kader van de tijdelijke wet taakverwaarlozing ondersteun ik Sint Eustatius met het aanreiken van gekwalificeerd personeel zodat het financieel beheer op orde kan worden gebracht.

Ook het College Financieel Toezicht BES constateert dat deze twee eilanden nog veel te doen hebben om hun financieel beheer op orde te brengen. Dat vraagt naast de inzet van gekwalificeerd personeel ook dat het bestuur van het openbaar lichaam waarde hecht aan en prioriteit geeft aan goed financieel beheer. Zo is het financieel beheer op Saba wel op orde. Met Bonaire ben ik in gesprek om brede afspraken te maken over de prioriteiten voor de komende jaren. Conform het Regeerakkoord is goed financieel beheer daar onderdeel van. Ik constateer dat geen van de eilanden schulden heeft anders dan een renteloze lening bij een ministerie en dat sinds 2010 op een enkele uitzondering na de begrotingen sluitend dan wel met een overschot zijn afgesloten.

4

Wat kan er worden gedaan om de effectiviteit van het financiële toezicht op Bonaire en Sint Eustatius te verbeteren

Zie het antwoord op vraag 3.

Naar boven