Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 maart 2022
Bij deze stuur ik u de beantwoording van de schriftelijke vragen die zijn gesteld
door de leden Eppink, Mulder, Boswijk, Hammelburg en Boulakjar naar aanleiding van
de berichtgeving in de media over de vastgoedontwikkelingen bij Defensie. Daarnaast
neem ik u graag kort mee in waar Defensie nu in het verkenningsproces naar onze vastgoedopgave
staat, waarvan de start vorig jaar met uw Kamer is gedeeld (Kamerstuk 34 919, nr. 79).
Het Defensievastgoed moet bovenal ondersteunend zijn aan de operationele gereedstelling
en inzet van de krijgsmacht en moet een goede werkomgeving bieden voor ons personeel.
Met de huidige staat van het vastgoed is dat niet het geval. Vanwege de onderhoudsachterstanden
die de afgelopen decennia zijn opgebouwd zullen ingrijpende keuzes moeten worden gemaakt.
Deze noodzaak wil ik als kans aangrijpen om integraal naar het vastgoed van Defensie
te kijken. Daarbij neem ik de operationele gereedstelling en ons personeel als belangrijke
uitgangspunten. Als goed werkgever wil Defensie zorgen voor een goede, moderne en
aantrekkelijke werkomgeving, waarbij we ook oog hebben voor het gezinsleven van het
personeel. Operationeel gezien kan Defensie haar werk beter doen door bijvoorbeeld
samenwerkende onderdelen meer bij elkaar te plaatsen en versnippering te verkleinen.
Daarnaast moet de vastgoedportefeuille duurzaam worden, ook vanuit financieel oogpunt.
Het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) naar het Defensievastgoed van april
2021 (Bijlage bij Kamerstuk 34 919, nr. 77) heeft onder meer aanbevolen dat Defensie 35–40 procent van haar vastgoed af zou
moeten stoten om de vastgoedportefeuille weer financieel in balans te brengen (Kamerstuk
34 919, nr. 77).
Naar aanleiding van de aanbevelingen van dit IBO is Defensie gestart met een verkenning
naar het concentreren, verduurzamen en vernieuwen (CVV) van haar vastgoedportefeuille.
In deze verkenning wordt gekeken naar zowel een herbelegging van eenheden en het verlaten
van objecten, als naar nieuwe normering voor functionaliteiten zoals legeringsgebouwen,
werkplaatsen en kantoren (Kamerstuk 34 919, nr. 79).
Op dit moment bevinden we ons nog in deze verkenningsfase. Daarbij nodigen we diverse
regio’s uit om met ons mee te denken in oplossingen en kansen. We zetten in op een
gebiedsgerichte aanpak en perspectief voor regio’s waar locaties vrijkomen. Daarbij
wil ik benadrukken dat er op dit moment dus nog geen besluiten zijn genomen. Ik kan
daarom uw vragen nog niet allemaal volledig beantwoorden; daarvoor zijn we nog te
vroeg in het proces. Ik vraag daarvoor uw begrip.
Ik wil uw Kamer zo goed mogelijk meenemen in deze opgave en dit proces. In de Hoofdlijnenbrief
van 11 februari jl. heb ik daarom aangegeven in april met de eerste contouren van
de interne verkenning te willen komen, zodat wij met elkaar in een Commissiedebat
van gedachten kunnen wisselen. Verder streef ik ernaar om uw Kamer rond de zomer wederom
te informeren met een verdieping hierop, waarbij Defensie de verbinding wil leggen
met andere maatschappelijke opgaven op het gebied van wonen en de energietransitie
en de regionale impact nadrukkelijk wil meenemen.
Tijdens de verkenning en de uitwerking kan Defensie niet stilstaan op het gebied van
vastgoed en zullen we moeten investeren in een aantal urgente of onvermijdelijke projecten
(no-regret). Projecten waarvan het verstandig is om doorgang te laten vinden in afwachting van
het integrale plan worden verder voorbereid. U kunt de komende maand in ieder geval
de volgende twee DMP-brieven verwachten binnen het vastgoeddomein:
-
• De A-brief Nieuwbouw JIVC Den Helder. Een tijdelijk gebouw van het Joint IV Commando
(JIVC) van het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK) moet voor 2025 worden vervangen.
-
• De A-brief Verbetering Legering fase 2. Dit jaar wordt fase 1 van dit project afgerond
en om de voortgang van het programma te behouden is fase 2 voorbereid.
De Staatssecretaris van Defensie,
C.A. van der Maat