34 918 Wijziging van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met het verstrekken van gegevens over personen met diplomatieke immuniteit die verkeersovertredingen hebben begaan

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

I. ALGEMEEN DEEL

1. Inleiding

Dit wetsvoorstel maakt mogelijk dat het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) namens het openbaar ministerie gegevens verstrekt aan de Minister van Buitenlandse Zaken over personen met immuniteit op grond van het volkenrecht (personen met diplomatieke immuniteit) die verkeersovertredingen hebben begaan. De Minister van Buitenlandse Zaken gebruikt deze gegevens ten behoeve van het verzenden van notificatiebrieven waarin deze personen worden gewezen op hun overtreding. Het gaat hier om twee categorieën gegevens, te weten (1) verkeersgerelateerde overtredingen op kenteken binnen de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) en (2) strafrechtgerelateerde overtredingen op kenteken. De verzending van de notificatiebrieven geschiedt door het CJIB onder verantwoordelijkheid van de Minister van Buitenlandse Zaken.

De voorgestelde wijzigingen markeren de nieuwe aanpak van de regering die voortvloeit uit de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 september 2014 (ECLI:NL:GHARL:2014:7398), waarbij naleving van de verkeersregels niet door rechtshandhaving maar door een moreel appel – passend bij diplomatieke verhoudingen – wordt bevorderd. Op grond van de uitspraak van het Gerechtshof mag aan personen met diplomatieke immuniteit geen administratieve sanctie worden opgelegd. Door bij geconstateerde verkeersovertredingen op kenteken die zijn begaan door personen met diplomatieke immuniteit een notificatiebrief te verzenden in plaats van de gebruikelijke beschikking wordt een systeem opgezet waarbij diplomaten er op worden gewezen dat, wanneer en op welke wijze de Nederlandse wet is overtreden (Kamerstukken II 2015/16, nr. 34 300 V, nr. 53).

Over het ontwerp van dit wetsvoorstel is advies ontvangen van het College van procureurs-generaal van het openbaar ministerie (OM), de Nederlandse orde van advocaten (NOvA), de Raad voor de rechtspraak (Rvdr), de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR), de Autoriteit Persoonsgegevens (AP), het CJIB, de Dienst Wegverkeer (RDW) en de Nationale Politie. In paragraaf 2 wordt ingegaan op deze adviezen. Voor zover nodig wordt op de gemaakte specifieke opmerkingen nader ingegaan op de plaatsen waar het onderwerp aan de orde is.

Mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken licht ik het wetsvoorstel hieronder toe.

2. Ontvangen adviezen

Het wetsvoorstel wordt door de verschillende ketenpartners onderschreven. De RDW, het CJIB, het OM en de Nationale Politie hebben aangegeven het niet nodig te vinden een formeel advies uit te brengen, omdat zij geen op- of aanmerkingen hebben over het wetsvoorstel. De Rvdr geeft in haar advies aan dat het voorstel geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen1. De NOvA heeft na bestudering besloten geen advies uit te brengen. De opmerking van de NVvR en de AP inzake het voorgestelde nieuwe artikel in de Wjsg op eenzelfde wijze te formuleren als het nieuwe artikel 5c van de Wahv, is opgevolgd2. De AP maakt voorts opmerkingen over de onderbouwing van het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel ten aanzien van de voorgestelde artikelen. De toelichting is hierop aangepast.

3. Uitspraak gerechtshof 26 september 2014 en Verdrag van Wenen

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden deed op 26 september 2014 uitspraak in hoger beroep over een verkeersboete opgelegd aan een persoon met diplomatieke immuniteit. Het Gerechtshof oordeelt dat aan personen met diplomatieke immuniteit in het geheel geen administratieve sanctie kan worden opgelegd. Daarbij baseert het zich op het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer (het Verdrag van Wenen). Naar aanleiding van deze uitspraak zijn opsporingsambtenaren in opdracht van het OM gestopt met het opleggen van verkeersboetes aan personen of organisaties met (diplomatieke) immuniteit op grond van internationaal recht.

De regering acht het onwenselijk dat personen die verkeersovertredingen begaan daar niet op kunnen worden aangesproken (Kamerstukken II 2015/16, 34 000 V, nr. 81 en Kamerstukken II 2015/16, 34 300 V, nr. 53). Verkeershandhaving is immers van belang voor het verbeteren van de verkeersveiligheid. De uitspraak van het Gerechtshof laat onverlet dat ook personen met diplomatieke immuniteit de wetten en de regels van de ontvangende staat dienen te respecteren, ook al ontbreekt de mogelijkheid van het opleggen van sancties. Een alternatieve methode waarbij personen met diplomatieke immuniteit die verkeersovertredingen begaan kunnen worden aangesproken op het feit dat zij de wet hebben overtreden en die verenigbaar is met de Nederlandse verplichtingen onder internationaal recht, betreft het versturen van een notificatiebrief aan deze personen door de Minister van Buitenlandse Zaken waarin wordt uitgelegd dat zij een verkeersovertreding hebben begaan (paragraaf 5). Het systeem van notificatiebrieven voorziet in prikkels om er voor te zorgen dat personen met diplomatieke immuniteit zich aan Nederlandse wet- en regelgeving houden.

De volkenrechtelijke regels met betrekking tot immuniteit, zoals bijvoorbeeld vervat in het Verdrag van Wenen verzetten zich niet tegen het voorgestelde instrument van diplomatieke notificatiebrieven, waarin namens de Minister van Buitenlandse Zaken wordt gewezen op de overtreding. Artikel 31 van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer bepaalt dat een diplomatieke ambtenaar immuniteit geniet ten aanzien van de rechtsmacht in strafzaken van de ontvangende staat en dat hij eveneens immuniteit geniet ten aanzien van de burger- en administratiefrechtelijke rechtsmacht. Vergelijkbare bepalingen zijn opgenomen in het Verdrag van Wenen Inzake Consulaire Betrekkingen (artikel 43) en zetelverdragen tussen Nederland en hier gevestigde internationale organisaties. Hoewel immuniteit niet altijd absoluut is en er uitzonderingen bestaan op immuniteit, valt het opleggen van een administratieve boete niet binnen deze uitzonderingen. Het opleggen van een administratieve boete is niet toegestaan aan een persoon met diplomatieke immuniteit. Naast personen met een diplomatieke of daarmee vergelijkbare status die werkzaam zijn bij de ambassade of consulaat van een zendstaat of een internationale organisatie in Nederland, kan het ook de ambassade, consulaat of de internationale organisatie zelf zijn die immuniteit geniet ingeval het kenteken op naam van een dergelijke organisatie is geregistreerd. Immuniteit betekent echter niet dat een diplomaat niet de verplichting heeft zich aan de wetten en regels van de ontvangende staat te houden. Dit wordt tot uitdrukking gebracht in artikel 41 van het Verdrag van Wenen. Immuniteit betekent ook niet dat een ontvangende staat geen enkele actie kan ondernemen indien een diplomaat een overtreding heeft begaan. Het sturen van een diplomatieke notificatie is daarvan de minst vergaande optie. Een notificatiebrief kan geacht worden niet te zijn begrepen in het begrip «administratieve sancties» en uitoefening van «administratieve rechtsmacht», zoals genoemd in artikel 31 van het Verdrag van Wenen. In de praktijk in verschillende EU-landen worden ook berichten gestuurd aan het hoofd van de diplomatieke missie van de overtreder of worden lijsten gepubliceerd van aantallen overtredingen per diplomatieke missie. De ontvangende staat kan altijd aan de zendende staat vragen de immuniteit van de overtreder op te heffen, bijvoorbeeld in het geval van ernstige overtredingen of misdrijven. Uiteindelijk bestaat voor de ontvangende staat de mogelijkheid een diplomaat of consulair ambtenaar persona non grata te verklaren (artikel 9 Verdrag van Wenen, artikel 23 Wenen Consulair).

Om mogelijk te maken dat de Minister van Buitenlandse Zaken beschikt over de benodigde gegevens ten behoeve van het verzenden van de notificatiebrieven, wordt het wettelijk kader aangepast.

4. Mogelijk maken verstrekking persoonsgegevens

4.1 Wettelijk kader

Verkeersgerelateerde overtredingen op kenteken binnen de Wahv

Het CJIB ontvangt gegevens over verkeersovertredingen in het kader van zijn in opdracht en onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie uitgevoerde taak met betrekking tot het verzenden en innen (artikel 22 Wahv) van Wahv-sancties. Dit betekent dat deze gegevens alleen voor die taak mogen worden gebruikt. Tot de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 september 2014 was de gangbare opvatting dat het opleggen van een boete – administratiefrechtelijk via de Wahv of strafrechtelijk met een strafbeschikking – in overeenstemming was met de internationaalrechtelijke verplichtingen van Nederland, zolang geen gebruik werd gemaakt van dwang bij de inning daarvan. De uitspraak van het Gerechtshof bracht hier verandering in met als gevolg dat het reguliere instrumentarium – het versturen van boetes – niet meer kan worden ingezet.

Het voorgestelde artikel 5c van de Wahv (artikel I) voorziet in een wettelijke basis op grond waarvan het CJIB namens het openbaar ministerie de gegevens over kentekenhouders met diplomatieke immuniteit die verkeersgerelateerde overtredingen op kenteken hebben begaan, mag verwerken (en verstrekken) aan de Minister van Buitenlandse Zaken en de verwerking door de Minister van Buitenlandse Zaken ten behoeve van het verzenden van notificaties. Deze wijziging ziet alleen op verkeersovertredingen die vallen onder de Wahv. De voorgestelde uitbreiding maakt de weg vrij voor de invoering van het systeem van notificatiebrieven als alternatief instrument voor het versturen van boetes.

Strafrechtgerelateerde overtredingen op kenteken

De regering acht het ook wenselijk dat voor strafrechtgerelateerde verkeersovertredingen op kenteken personen met diplomatieke immuniteit op hun handelen kunnen worden aangesproken. Te denken valt onder andere aan overtredingen als overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom met 40 km/h of als weggebruiker bij verlicht rood kruis een rijstrook gebruiken. De voorgestelde aanpassing (artikel II) van artikel 39e, derde lid (nieuw), van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) bewerkstelligt dat de Minister van Buitenlandse Zaken ook bij dergelijke overtredingen kan beschikken over de relevante gegevens met het oog op verzending van een notificatiebrief aan de overtreder.

Overtredingen niet op kenteken

Voor overtredingen die niet op kenteken geautomatiseerd kunnen worden geconstateerd, geldt dat deze worden geconstateerd door een opsporingsambtenaar. De betrokkene kan zich bij staandehouding door de opsporingsambtenaar direct beroepen op zijn of haar diplomatieke immuniteit. In dat geval kan de politie direct melding maken van deze overtreding bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Wat betreft ernstige strafrechtelijke overtredingen door personen met diplomatieke immuniteit het volgende. Voor strafrechtelijke incidenten heeft het openbaar ministerie een landelijk advies- en aanspreekpunt opgezet. Tussen het openbaar ministerie en het Ministerie van Buitenlandse Zaken gelden eenduidige afspraken over de omgang met verdachten die diplomatieke of daarmee vergelijkbare immuniteit genieten. Wanneer een persoon met diplomatieke immuniteit wordt verdacht van een ernstig strafbaar feit informeert het openbaar ministerie de Minister van Buitenlandse Zaken. De Minister van Buitenlandse Zaken vraagt in principe aan de Internationale Organisatie of de zendstaat van de betrokkene de immuniteit op te heffen ten behoeve van het onderzoek met het oog op strafvervolging. De gegevens over individuele gevallen kunnen worden verstrekt op grond van algemene artikelen in de Wet politiegegevens (Wpg) en de Wjsg. Voor politie is dit artikel 19 onder d van de Wpg en voor het openbaar ministerie is dit artikel 39f, eerste lid, onderdeel c, van de Wjsg. Per geval moet worden afgewogen of gegevens mogen worden verstrekt, waarna zo nodig diplomatieke stappen volgen.

4.2 Bescherming persoonsgegevens

Verstrekking aan Minister van Buitenlandse Zaken en recht op respect voor privéleven

Onderhavige wijziging komt voort uit de wens van de regering om personen met een diplomatieke immuniteit te kunnen blijven stimuleren om Nederlandse verkeersregels te volgen, ook wanneer het niet mogelijk is om in geval van een overtreding een administratieve- of strafrechtelijke sanctie op te leggen. Nederland trad tot 2014 ten opzichte van vorenbedoelde diplomaten handhavend op in geval van verkeersovertredingen, met dien verstande dat er geen incasso maatregelen en dwang werden toegepast bij het innen van opgelegde administratieve of strafrechtelijke sancties. De eerder aangehaalde uitspraak van het Gerechtshof heeft er echter toe geleid dat het opleggen van een sanctie in het geheel niet is toegestaan.

Met het voorgestelde artikel 5c van de Wahv en artikel 39e van de Wjsg is invulling gegeven aan artikel 8 aanhef en onderdeel e, van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Daarbij is rekening gehouden met artikel 8 van het Europese verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Dat artikel geeft een ieder recht op respect voor zijn privéleven, van zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet (law) is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid, (...) het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten (...). De eis dat de inmenging bij de wet is voorzien, houdt in dat de regeling daarvan is opgenomen in het nationale recht en dat deze voor de burger voorzienbaar is. Met het oog op deze eis kan vooropgesteld worden dat de inmenging in het privéleven die bij dit wetsvoorstel aan de orde is, wordt omschreven in het onderhavige wetsvoorstel. De in de artikelen omschreven voorwaarden waaronder de gegevensverstrekking kan plaatsvinden, maken voorts dat de regeling voldoende precies is en dat zij een zorgvuldige toepassing waarborgt. Artikel 10, eerste lid, van de Grondwet gaat overigens wat betreft het vereiste van een wettelijke grondslag iets verder, in zoverre het bepaalt dat beperkingen op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer bij of krachtens de wet kunnen worden gesteld. Ook aan dit grondwetsartikel is voldaan, omdat de voorziene beperkingen bij de formele wet worden gesteld.

De voorgestelde wetswijzigingen moeten in het licht van artikel 8 EVRM voorts noodzakelijk zijn in een democratische samenleving. Dat impliceert dat er een dringende maatschappelijke behoefte moet bestaan aan de regeling en dat deze bovendien proportioneel moet zijn aan het nagestreefde rechtmatige doel. Daarbij geeft het EHRM de nationale staten een zekere beoordelingsmarge (margin of appreciation). Het versturen van een notificatiebrief is noodzakelijk in het licht van het zwaarwegende belang van het bevorderen van de naleving van verkeersregels en de verkeersveiligheid. Door een notificatie te sturen aan de kentekenhouder met diplomatieke immuniteit die een op kenteken verkeersgerelateerde overtreding heeft begaan, wordt – in de plaats van een boete – een alternatief instrument ingezet om strafbare feiten nadrukkelijk onder de aandacht van betrokkene te brengen en deze verder te voorkomen en de verkeersveiligheid te vergroten.

De AP gaat in haar advies in op de onderbouwing van de noodzaak voor de verstrekking aan de Minister van Buitenlandse Zaken nu de notificatie evenals de administratiefrechtelijke of de strafrechtelijke beschikking door het CJIB wordt verstuurd. De noodzaak is hierin gelegen dat het versturen van de notificatie niet onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie valt, maar onder verantwoordelijkheid van de Minister van Buitenlandse Zaken. De notificatie wordt door CJIB verstuurd in opdracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, vanwege zijn verantwoordelijkheid voor het aanspreken van in Nederland gevestigde missies voor het niet-naleven van Nederlandse wetgeving. Dit vereist dat het CJIB de benodigde gegevens namens het OM kan verstrekken aan de Minister van Buitenlandse Zaken met het oog op het verzenden van een notificatie.

Voor personen met diplomatieke immuniteit die een strafrechtgerelateerde overtreding op kenteken hebben begaan geldt eveneens dat zij moeten kunnen worden aangesproken op hun handelen. Het belang van de naleving van de verkeersregels door een moreel appel – passend bij de diplomatieke verhoudingen – staat centraal bij het systeem van notificatiebrieven. Bij het voorgestelde artikel 39e, derde lid (nieuw), Wjsg geldt dus ook als zwaarwegend algemeen belang het bevorderen van de naleving van verkeersregels en de verkeersveiligheid. De aanpassing van de Wahv en de Wjsg voor het systematisch verstrekken van gegevens zijn daarvoor een noodzakelijke voorwaarde. Wat betreft de proportionaliteit van de voorgestelde wetswijzigingen kan het volgende worden opgemerkt. De beoogde gegevensverstrekking door het CJIB aan de Minister van Buitenlandse Zaken en de verwerking door de Minister van Buitenlandse Zaken ziet alleen op de gegevens die de huidige beschikking ook al bevat op grond van artikel 4, eerste lid, van de Wahv (proportionaliteit en nauwkeurigheid). Met een notificatie wordt beoogd de kentekenhouder met diplomatieke immuniteit aan te spreken op de geconstateerde overtreding. De daarvoor benodigde gegevensverstrekking door het CJIB en ontvangst van deze gegevens door de Minister alsmede de verwerking daarvan is proportioneel in het licht van het zwaarwegend belang van het bevorderen van de naleving van verkeersregels en de verkeersveiligheid en – gegeven het feit dat het opleggen van een boete niet meer mogelijk is – passend en derhalve ook subsidiair. Het wijzen van de kentekenhouder op de geconstateerde overtreding draagt bij aan het besef dat de Nederlandse wet- en regelgeving is geschonden en dat dit, met het oog op de verkeersveiligheid, in de toekomst moet worden voorkomen.

Verwerking gegevens ten behoeve van verzending notificatiebrieven

Op de verwerking van de gegevens door of onder verantwoordelijkheid van de Minister van Buitenlandse Zaken is het regime van de Wbp van toepassing. Het gaat om gevoelige gegevens in de zin van artikel 16 Wbp. Dit betekent dat passende waarborgen moeten worden geboden om deze gegevens te beschermen, dat gemotiveerd moet worden waarom de verwerking noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang en dat de verwerking bij wet wordt geregeld (artikel 23, eerste lid, onderdeel f, Wbp). Het zwaarwegend algemeen belang – het naleven van de verkeersregels en het bevorderen van de verkeersveiligheid – ligt ten grondslag aan de verwerking van de gegevens door de Minister van Buitenlandse Zaken ten behoeve van de verzending van een notificatiebrief aan een kentekenhouder met diplomatieke immuniteit die een overtreding op kenteken heeft begaan. De verwerking van de gegevens is bij wet geregeld. Wat betreft de opmerking van de AP over de ontvangstkant van de gegevens door de Minister van Buitenlandse Zaken kan worden opgemerkt dat in verband met het feit dat de instantie die de brief onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Buitenlandse Zaken verstuurt (het CJIB) gevoelige gegevens verwerkt van kentekenhouders met diplomatieke immuniteit sprake moet zijn van passende waarborgen zodat deze verwerking voldoet aan het regime van de Wbp. Dit wordt geborgd door nog op te stellen protocollen tussen het CJIB en het Ministerie van Buitenlandse Zaken waarin de wijze van informatieuitwisseling (o.a. beveiliging) wordt vastgelegd, hierin wordt de grondslag voor de gegevensverwerking door de Minister van Buitenlandse Zaken nader vastgelegd.

Algemene Verordening Gegevensbescherming

Vanaf 25 mei 2018 is de Algemene Gegevens Verordening Gegevensbescherming (AVG) van toepassing (Verordening (EU) 2016/679 van het Europees parlement en de Raad van 27 april 2016). Dit betekent dat vanaf die datum de Wbp wordt vervangen door de AVG. De bepalingen van de AVG inzake onder meer de beginselen voor de verwerking van persoonsgegevens, de rechtsgrondslagen voor verwerking en verdere verwerking, en de verwerking van bijzondere persoonsgegevens zullen in de plaats treden van de Wbp en rechtstreeks gelden. De algemene beginselen voor rechtmatige gegevensverwerking volgen dan uit artikel 5 van de Verordening. De eisen die daarin staan zijn vergelijkbaar met de eisen die de Wbp stelt. Het wetsvoorstel is door de AP reeds aan de AVG getoetst en deze toets leidt thans niet tot een ander oordeel dan onder de huidige Wbp.

5. Systeem van notificatiebrieven

Met de wijzigingen van de Wahv en de Wjsg (paragraaf 4) beschikt de Minister van Buitenlandse Zaken over de gegevens die nodig zijn voor het versturen van een brief in plaats van een inningsbeschikking wanneer een kentekenhouder met diplomatieke immuniteit een overtreding op kenteken heeft begaan. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken onderhoudt immers de contacten met de in Nederland gevestigde personen met diplomatieke immuniteit en spreekt hen reeds waar nodig aan op normoverschrijdend gedrag.

Met de notificatiebrief wordt deze kentekenhouder gewezen op het feit dat, wanneer en op welke wijze de Nederlandse wet is overtreden. Ook zal hierin worden uitgelegd dat kentekenhouders zonder diplomatieke immuniteit in vergelijkbare omstandigheden een boete krijgen opgelegd. Het boetebedrag zal in de notificatie worden genoemd en de kentekenhouder met diplomatieke immuniteit zal worden uitgenodigd het bedrag te betalen. Van een beschikking, boete of financiële vordering is geen sprake. De notificatiebrief wordt door het CJIB – onder verantwoordelijkheid van de Minister van Buitenlandse Zaken – verstuurd naar de kentekenhouder die diplomatieke immuniteit geniet. Dit kan ook een ambassade of internationale organisatie zijn wanneer deze de kentekenhouder is van het desbetreffende kenteken.

6. Gevolgen voor de uitvoering & financiën

Het CJIB kan de gegevens van een kentekenhouder met diplomatieke immuniteit die een verkeersgerelateerde overtreding op kenteken of een strafrechtgerelateerde overtreding op kenteken heeft begaan, uitfilteren – met mogelijk onderscheid tussen Wahv-feiten (Wbp) en strafbeschikkingen (Wjsg) – ten behoeve van de verzending van notificatiebrieven. Het CJIB zal daartoe in opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken een proces inrichten. Bij de afhandeling wordt vervolgens zo veel mogelijk aangesloten bij de al bij het CJIB aanwezige ondersteunende processen en systemen.

De brief wordt door het CJIB – onder verantwoordelijkheid van de Minister van Buitenlandse Zaken – verstuurd omdat deze organisatie bekend is met processen voor het aanschrijven van personen die verkeersovertredingen hebben begaan. Een nieuw proces voor het sturen van een notificatiebrief, onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Buitenlandse Zaken, is daardoor relatief eenvoudig ingericht. De werkzaamheden van het CJIB worden vastgelegd op basis van een convenant.

De implementatiekosten van de voorgestelde aanpak wordt geraamd op ruim € 500.000. Deze kosten komen voor rekening van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Naast deze eenmalige kosten is de verwachting dat systeemaanpassingen om de zaken te filteren en over te zetten naar de nieuwe voorziening € 20.000 bedraagt, welke gefinancierd wordt door het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Verder verwacht het openbaar ministerie dat de operationele gevolgen van het voorstel gering zijn.

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

ARTIKEL I

Artikel 5c (nieuw), Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften

Bij het systeem van de notificatiebrieven is geen sprake meer van oplegging en inning van administratieve sancties. Het versturen van notificatiebrieven past niet binnen de huidige grondslag(en) in de Wahv ten aanzien van verkeersgerelateerde overtredingen. Dit komt omdat verzenden van deze brieven geen taak is die binnen de verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie valt – van het opleggen van een sanctie is geen sprake meer – en daarom is het verwerken van deze gegevens voor dit doel dat ook niet.

Het voorgestelde artikel 5c (nieuw) in de Wahv voorziet in een rechtsgrondslag voor het openbaar ministerie om de geconstateerde leemte op te vullen. Dit betekent dat het CJIB de gegevens namens het openbaar ministerie mag verwerken (en verstrekken) aan de Minister van Buitenlandse Zaken ten behoeve van het versturen van een notificatie aan de kentekenhouder met diplomatieke immuniteit die een verkeersgerelateerde overtreding op kenteken heeft begaan. Dit is noodzakelijk omdat het versturen van deze brief een taak is die binnen de verantwoordelijkheid van de Minister van Buitenlandse Zaken valt. Aan deze kentekenhouders kan immers geen (administratieve) sanctie worden opgelegd als gevolg van de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 september 2014 maar kan wel een notificatie worden gestuurd. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 2 van het algemeen deel.

Het CJIB verstrekt de gegevens namens het openbaar ministerie. Dit volgt uit de zinsnede «kan de officier van justitie de in het artikel 4, eerste lid, genoemde gegevens verstrekken aan». Uit het artikel volgt dat de officier van justitie is belast met het verstrekken aan van de bedoelde gegevens aan de Minister van Buitenlandse Zaken. Op grond van artikel 35 van de Wahv en artikel 5, tweede lid, van het Besluit administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Stb. 1994, 614) betekent dit dat het CJIB deze werkzaamheden uitoefent namens het openbaar ministerie. Het CJIB zal de notificatiebrief versturen onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Buitenlandse Zaken. In de praktijk betekent dit dat de gegevens door het CJIB namens het openbaar ministerie worden verstrekt aan het deel van het CJIB dat onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Buitenlandse Zaken notificaties gaat versturen.

Wat betreft de kentekenverificatie bij de RDW (paragraaf 6) ten behoeve van het CJIB in het kader van de verzending van de notificatiebrieven geldt als grondslag voor het verrijken van deze kentekengegevens artikel 42, vierde lid, onderdeel c, van de Wegenverkeerswet 1994, te weten: het bedienen van het bestuursorgaan CJIB in de uitoefening van een publieke taak. Het toepassingsbereik van de notificatie, bedoeld in het artikel, richt zich tot degene die ten tijde van de overtreding op grond van artikel 2, eerste lid, Wahv, met een kenteken als bedoeld in artikel 4 van het Kentekenreglement was ingeschreven omdat die kentekenhouder immuniteit geniet op grond het volkenrecht. Gedacht kan daarbij onder andere worden aan rechtsbronnen als het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer, het Verdrag van Wenen inzake Consulaire Betrekkingen maar bijvoorbeeld ook aan een zetelverdrag tussen een internationale of intergouvernementele organisatie en de Staat der Nederlanden.

ARTIKEL II

Artikel 39e, derde lid (nieuw), Wet justitiële en Strafvorderlijke gegevens

Het derde lid (nieuw) maakt mogelijk dat wanneer een kentekenhouder met diplomatieke immuniteit een strafrechtgerelateerde overtreding op kenteken begaat, het CJIB de gegevens kan verwerken en verstrekken aan de Minister van Buitenlandse Zaken ten behoeve van het verzenden van een notificatie aan de kentekenhouder. Van diplomatieke immuniteit is sprake op dezelfde gronden als in artikel I. Dat deze verstrekking noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang is toegelicht bij de artikel I en II en in het algemeen deel (paragraaf 4).

ARTIKEL III

Voorzien wordt in een samenloopregeling met de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (32 399).

ARTIKEL IV

Dit artikel regelt de inwerkingtreding.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven