Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 34892 nr. 15 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 34892 nr. 15 |
Vastgesteld 29 juni 2018
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft op 11 juni 2018 overleg gevoerd over:
– Raming der voor de Tweede Kamer in 2019 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten (Kamerstuk 34 892).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Ziengs
De waarnemend griffier van de commissie, Hendrickx
Voorzitter: Bruins Slot
Griffier: Hendrickx
Aanwezig zijn elf leden der Kamer, te weten: Arib, Bruins Slot, Van der Graaf, Van Meenen, Van der Molen, Van Nispen, Ouwehand, Öztürk, Özütok, Tellegen en Ziengs,
alsmede mevrouw Boer, hoofd Stafbureau Voorzitter en presidium, de heer Duijzer, directeur Bedrijfsvoering en Informatisering, de heer Ekhart, hoofd Control, Begrotingszaken & Advies, mevrouw Roos, Griffier, de heer Van Dijk, hoofd Griffie Commissies B&O, de heer Van Wensem, hoofd Stafdienst Communicatie en mevrouw Wolff, hoofd P&O.
Aanvang 11.03 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen. Welkom bij dit wetgevingsoverleg. Dit wetgevingsoverleg heeft een bijzonder karakter. Vandaag spreken we namelijk over de Raming. De Raming is de begroting van de Tweede Kamer. Naast mij zit mevrouw de Kamervoorzitter, die de eigen begroting gaat verdedigen.
Eigenlijk is dit overleg natuurlijk ook altijd een bijzonder moment omdat we ook stilstaan bij het feit dat we dit werk alleen maar kunnen doen dankzij onze beveiligers, onze bodes, de Dienst Automatisering, het CIP, de Dienst Verslag en Redactie, de Facilitaire Dienst, het Restaurantbedrijf en de Griffie. Ik hoop dat ik daarmee iedereen heb gehad. Ik kijk de griffier aan, maar ik zie hem nog niet schudden. Zonder al die mensen kunnen wij dit mooie werk eigenlijk niet doen.
Dat betekent dat we aan de linkerzijde van de tafel veel vertegenwoordigers uit de Kamer zien: de heer Van Nispen van de SP, de heer Van Meenen van D66, mevrouw Özütok van GroenLinks, de heer Ziengs van de VVD en de heer Van der Molen van het CDA. De heer Öztürk van DENK is ook aangeschoven.
Ik wil het overleg op volgorde van binnenkomst van de leden gaan voeren en daarbij een spreektijd van zeven minuten hanteren. Ik geef de leden iets coulance in de afronding van die zeven minuten. Ik denk dat we hierdoor straks voldoende tijd hebben om het debat met de Voorzitter te voeren. Inmiddels loopt ook mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren binnen. Welkom hier.
Ik geef graag het woord aan de heer Van Nispen, die spreekt namens de SP.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel. Ik wil mij allereerst van harte aansluiten bij de woorden van dank aan al die mensen die ons werk hier zo aangenaam mogelijk maken. Het is hard werk, maar dankzij al die mensen – van de mensen van het Restaurantbedrijf en de bodes tot en met de schoonmakers – kunnen wij dit werk doen. De voorzitter heeft ze allemaal genoemd. Ook van mij een heel hartelijk «dank jullie wel allemaal».
Ik spreek hier vandaag zonder een jasje te dragen. Dat zeg ik met een knipoog naar de Voorzitter. Ik doe dat natuurlijk uit solidariteit met mijn collega Peter Kwint, maar ik zeg dat tegen de Voorzitter, met een hoofdletter V. Dit ter onderscheid van de voorzitter met de kleine v. Dat is op te maken uit het Reglement van Orde. Je hoort het verschil niet, maar het is er nadrukkelijk wel. De Kamervoorzitter schrijf je met een hoofdletter V.
Over het Reglement van Orde gesproken: dat wordt op dit moment uitgebreid herzien door een werkgroep onder leiding van de heer Van der Staaij. Dat maakt misschien wel, althans naar mijn mening, dat wij vandaag net wat minder zinnig dan andere jaren voorstellen kunnen doen voor wijziging van het Reglement van Orde, want dat wordt dus al herzien. De commissie-Van der Staaij gaat over de eigen werkzaamheden. Dat is logisch, maar mag ik de Voorzitter vandaag toch uitdagen om te vertellen wat haar verwachtingen nou eigenlijk zijn? Wat zijn nou de ergernissen van de Voorzitter? Waar zouden we nou iets aan moeten doen? Is dat de lange lijst van debatten waar we niet aan toekomen? Is de Voorzitter zelf tevreden over het vragenuurtje, of is dat voor verbetering vatbaar? Is dat de eindeloze regeling van werkzaamheden?
De volgende vraag is, denk ik, relevant: stelt het Reglement van Orde ons goed in staat om ons werk te doen? Maar ook: snappen de mensen die wij vertegenwoordigen, buitenstaanders die naar het Kamerwerk kijken, nog voldoende wat we hier aan het doen zijn? Wat vindt de Voorzitter daar nou zelf van? Wat zijn haar wensen en verwachtingen ten aanzien van de uitkomsten van deze commissie en het toekomstige Reglement van Orde?
Ik heb toch nog een vraag over het vragenuur. Ik vind het jammer dat er geen tijdelijk experiment komt voor een nieuwe opzet van het vragenuur. Als we de week zouden starten door de belangrijkste actualiteiten te bespreken met de Minister-President in een ook voor kijkers aantrekkelijk vragenuur, dan heeft dat als voordeel dat dit ook debataanvragen scheelt. Ook Duitsland is hier recent toe overgegaan. In het Verenigd Koninkrijk spettert het echt al jaren. Waarom doen we hiermee nou geen proef in afwachting van de uitkomsten van de commissie-Van der Staaij?
In de Raming staan heel veel goede zaken en uitgangspunten genoemd. Het is terecht dat er aandacht is voor de informatiepositie van de Kamer en dat er plannen zijn om meer bezoekers en scholieren naar de Tweede Kamer te krijgen. Dat moet inderdaad zo veel mogelijk gewoon doorgaan, ook tijdens de verhuizing. Terecht is ook dat er eindelijk meer mensen in het kader van de Participatiewet aangenomen gaan worden. Nu is dat maar één persoon per jaar. Gelukkig zijn er nu plannen om dat fors uit te breiden. We hebben als Kamer natuurlijk een voorbeeldfunctie. Maar hoe gaan we dit nu in de gaten houden, hierop toezien dat deze ambitie ook werkelijkheid wordt?
Blijvende aandacht is nodig voor het belang van informatiebeveiliging, juist en zeker bij de Tweede Kamer. Ook hier geldt die voorbeeldfunctie. Wij zien ook dat er aandacht voor is. Wij merken dat ook echt in de praktijk. Dat is belangrijk. Maar als we de kritiek lezen van de Algemene Rekenkamer op dit punt, die ook nadrukkelijk over de Tweede Kamer gaat, dan moeten we ons die ook wel echt aantrekken en de aandacht niet laten verslappen. Mag ik hierop een reactie van de Voorzitter?
De nieuwe vergaderopstelling in de Troelstrazaal bevalt de meeste mensen die ik erover heb gesproken uitstekend. Het is eigenlijk jammer dat we daar nu niet staan. Die nieuwe opstelling is goed voor een iets levendiger debat en af en toe staand vergaderen is ook beter voor de gezondheid dan de hele dag zitten. Hoe gaat dit alles nou verder? Hopelijk gaan we dit uitbreiden.
En hoe gaat dat straks trouwens in ons tijdelijke onderkomen? Ons parlement gaat binnen enkele jaren tijdelijk ergens anders zitten. Ik heb gehoord dat daar net te weinig plek is. Als we zalenverhuurder Nieuwspoort daar een plaats zouden willen geven, waarom men gevraagd schijnt te hebben, zou er geen plaats meer zijn voor de kinderopvang. Klopt dit? Dat zou namelijk gek zijn, en wat de SP betreft zeer onwenselijk. Dan kies ik in ieder geval voor de kinderopvang. Nieuwspoort is een commerciële zalenverhuurder. Dat die in ons parlement zit, is op zichzelf al best opmerkelijk. Ik ken geen enkel buitenlands parlement dat dit ook doet. En als we nou geen cafés hadden in Den Haag die zaaltjes verhuren, was er misschien wel iets voor te zeggen geweest, maar dat is volgens mij ook niet het geval. Graag een reactie hierop, en de toezegging dat, als er al plaats wordt gemaakt voor Nieuwspoort, dat in ieder geval niet ten koste kan gaan van bijvoorbeeld de kinderopvang.
Een grote ergernis van de SP is dat er zo vaak informatie wordt gelekt door de regering. Het zet namelijk het parlement op achterstand. Zo kunnen wij ons werk niet doen. Lekken naar de media is niet alleen onfatsoenlijk naar de Tweede Kamer toe, maar maakt het werk van Kamerleden ook onmogelijk. We moeten dan reageren op voorstellen die we helemaal niet kennen of niet helemaal kennen. Als je als Kamerlid lekt, kun je worden geschorst. Als een Minister lekt, gebeurt er helemaal niks; nooit, gewoon niks. De Voorzitter heeft een goede, boze brief geschreven aan de premier. Ik heb die brief hier. Daarin staan recente voorbeelden van lekken vanuit de regering. Het is geen uitputtend overzicht, zegt de Voorzitter, maar de brief geeft een beeld van de frequentie waarmee het verschijnsel zich voordoet. Volgens een lijst die in de brief staat, zijn er in twee maanden alleen al 29 voorbeelden. Dit is geen uitputtend overzicht. Het is dus echt schering en inslag. Maar de regering trekt zich daar eigenlijk helemaal niks van aan. Ook na die brief gaat het lekken gewoon door. Media en publieke opinie worden op deze manier gemanipuleerd. Volgens mij wordt het tijd voor een nieuwe afspraak. Het voorstel van de SP is dat we voortaan altijd eerst een debat houden over het lek: hoe kon het gebeuren en vindt nader onderzoek plaats naar die lekkage? Pas daarna, of misschien meteen daarna, gaan we het hebben over de inhoud. Het lijkt me volkomen terecht om Ministers hierover ter verantwoording te roepen. Hopelijk heeft dit ook enig afschrikwekkend effect, want er moet een einde aan komen als wij onszelf als volksvertegenwoordiging serieus willen blijven nemen. Graag een reactie op dit voorstel.
De voorzitter:
De heer Van Meenen heeft een interruptie op dit punt.
De heer Van Meenen (D66):
Ik begrijp de ergernis over het lekken zeer goed, maar het voorstel van de SP om eerst een debat over een lek te gaan houden, klinkt voor mij een beetje als een beloning voor slecht gedrag. Ik denk dat het daardoor alleen nog maar aantrekkelijker gaat worden om te lekken. Hoe kijkt de heer Van Nispen daarnaar?
De heer Van Nispen (SP):
Ik denk het tegenovergestelde. Ik denk dat een Minister er niet op zit te wachten om in de Kamer ter verantwoording te worden geroepen en uit te leggen waarom hij of zij er kennelijk voor heeft gekozen om eerst de media te informeren en pas daarna de Tweede Kamer. Dat klopt staatsrechtelijk immers niet. Het hoeft ook niet tot uitstel te leiden. Als het onderwerp groot genoeg is om er meteen over te debatteren, kan het er meteen achteraan. Maar wij vinden het belangrijk dat er een onderzoek wordt ingesteld. Soms is het groot genoeg om er de Rijksrecherche op te zetten. Dat zou goed kunnen. Dat moet in zo'n debat eerst uitgesproken worden. Het lekken moet stoppen en ik denk echt niet dat dit een beloning zou zijn. Dat zou ik me werkelijk niet kunnen voorstellen. Het hangt natuurlijk wel af van hoe de Kamer zich opstelt in dat debat, want als het zendtijd is voor een Minister zonder kritische vragen, zou dat inderdaad een beloning kunnen zijn. Maar wat de SP betreft wordt het dat in ieder geval niet.
De heer Van Meenen (D66):
Maar dan moet ik het dus zo begrijpen dat het debat gaat over het feit dat er gelekt wordt, wat daarvan de reden is et cetera. Dat lijkt me een ontzettend saai debat, eerlijk gezegd. Het mag dus niet gaan over het onderwerp waarover gelekt is. Begrijp ik het zo goed?
De heer Van Nispen (SP):
Nu komt de heer Van Meenen meer in de richting. Het gaat inderdaad om een soort ordedebat, waarbij we aan de Minister vragen: hoe kan er gelekt zijn en welke gevolgen verbindt u hieraan? Wordt er bijvoorbeeld strafrechtelijk onderzoek ingesteld? Zo ja, hoe gaat u dat aanpakken? Zo niet, waarom eigenlijk niet? Vaak kan er immers sprake zijn van een strafbaar feit. Het mag dan inderdaad niet gaan over de inhoud van de zaak. We gaan het altijd eerst hebben over het lekken op zich.
De voorzitter:
U heeft nog een minuutje spreektijd, meneer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
En hoe vaak gebeurt het niet dat we als Kamer van de regering niet de informatie krijgen waar we om gevraagd hebben en waar we ook recht op hebben? Maar al te vaak komt de waarheid pas op tafel nadat journalisten grondig speurwerk doen. En het gebeurt ook dat journalisten op grond van een WOB-verzoek informatie wél krijgen die door Ministers eerder níet aan de Kamer is verstrekt, ondanks een verzoek daartoe. Ik vind het echt prachtig dat we de Wet openbaarheid van bestuur hebben, maar die strekt toch niet verder dan ons grondwettelijk informatierecht? Hoe ziet de Voorzitter dit nou? Zullen we ook wat dit betreft afspreken dat we voortaan eerst een debat voeren over het niet verstrekken van de informatie, en pas daarna over de inhoudelijke kwestie zelf? Nogmaals, dat kan aansluitend als er een spoedeisend karakter is.
En, tot slot: er moet een einde komen aan het lekken uit het presidium. Afgelopen week was het weer raak. Een journalist stelde mij vragen over het onderzoek naar seksuele intimidatie – waarvan overigens duidelijk moet zijn dat de SP zelf onderzoek laat doen naar de tevredenheid onder het eigen personeel; dat is de kern – maar die journalist had informatie die alleen maar uit het presidium kan komen, dus gelekt is. En dat is onacceptabel. Ofwel we moeten ervoor kiezen dat het presidium voortaan in het openbaar gaat vergaderen, en dan wordt het een soort politiek algemeen overleg. Ik denk dat daar allerlei nadelen aan zitten die we niet zouden moeten willen. Ofwel het lekken moet gestopt worden. Een andere optie is er gewoon niet. De partijen die lekken, maken zich schuldig aan politieke spelletjes. Het is vals om halve informatie te lekken aan journalisten, waarna andere partijen zich niet kunnen verdedigen tegen halve waarheden of leugens, omdat je je niet zelf ook schuldig wilt maken aan lekken uit het presidium of simpelweg omdat je daar niet bij zat. Hoe ziet de Voorzitter dit? Hoe gaan we het lekken stoppen? Is de Voorzitter bereid om een onderzoek in te laten stellen naar een lek?
De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand heeft nog een vraag daarover.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik heb een vraag over het vorige punt. De heer Van Nispen zei even terloops dat we soms een debat met de regering kunnen of moeten aangaan omdat journalisten grondig speurwerk hebben verricht. Zo hoort dat ook in een democratie, maar daar zit natuurlijk wel een deel van het werk waarvan ik heel regelmatig denk: als de Kamer beter ondersteund zou zijn, hadden we dat zelf kunnen doen. Ik merk ook dat burgers dat zich afvragen. Die zeggen: nou ja, jullie zitten daar met 150; waarom hebben jullie dat zelf niet uitgevonden? Is de SP met de Partij voor de Dieren van mening dat we goed moeten kijken naar de vraag of de Kamer wel voldoende ondersteund is en dat het misschien een goed idee is om het budget voor de ondersteuning van Kamerleden te vergroten?
De heer Van Nispen (SP):
Ik begrijp deze vraag heel goed. Ik vind het ook een terechte vraag. Ik heb daar zelf ook over nagedacht. Ik denk dat wij allemaal, vanuit de taken die wij hebben, soms het gevoel hebben dat we het heel erg druk hebben en dat het een ongelijke strijd is met de regering. Je hebt een of twee beleidsmedewerkers en je bent een Minister aan het controleren die duizenden ambtenaren heeft. Maar ik denk dat die ongelijke strijd altijd zal blijven. Daarmee zeg ik niet dat we daar niks aan moeten doen. Ik zie goede ontwikkelingen bij de Kamer zelf. Ik noem het onderzoeksbureau waar ik al veel complimenten over heb gegeven. Die doen nuttig werk. Ik noem de JBZ-Raden, de EU-Raden, die heel goed worden voorbereid door de staf. In vind dat die ondersteuning, die voor alle Kamerleden gelijk is, aan het verbeteren is. Dat vind ik heel erg waardevol.
Maar de kern van de zaak is volgens mij dat het ermee begint dat de regering niet de juiste informatie verstrekt. Als de Kamervragen van mevrouw Ouwehand en van mij beter beantwoord worden, is het niet noodzakelijk dat wij als een journalist ook nog speurwerk gaan doen. Als er gelogen wordt over bonnetjes, is het uiteindelijk een journalist die de waarheid aan het licht moet brengen. Ik geloof er niet in dat dat mijn taak is als Kamerlid, met een batterij aan beleidsmedewerkers. Dat is niet mijn taak. Wij moeten ook kunnen en durven controleren op hoofdlijnen, en niet hetzelfde werk als een Minister en zijn ministerie gaan doen, omdat de informatie niet juist aan de Kamer wordt verstrekt.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Op zichzelf ben ik het wel met de heer Van Nispen eens: de manier waarop we nu in de commissies werken, het versterken van die algemene positie van de Kamerleden, dat is hartstikke goed nieuws. Maar ik ben toch een beetje bang dat wij daarbij wel blijven hangen in politieke voorkeuren. Ik doe veel werk op landbouw. Ik kan me zomaar voorstellen dat ik geen meerderheid krijg om in commissieverband een diepgaand onderzoek naar mestfraude te laten uitvoeren door het algemeen ondersteunende personeel. En daar wringt het dan toch. Als ook journalisten dat werk niet doen, dan komt de regering er makkelijk mee weg als er bijvoorbeeld fouten in rapporten staan. Kijk naar de MER van Lelystad Airport. Dus mijn pleidooi blijft staan. We zijn het half eens, maar iets meer ondersteuning kan, denk ik, wel de kwaliteit van onze democratie verbeteren.
De heer Van Nispen (SP):
Inderdaad, we waren het al half eens. Laten we kijken wat de Kamervoorzitter erover zegt. Ik zal niet onmiddellijk een pleidooi voor meer beleidsondersteuning steunen. Ook al zou je het aantal beleidsmedewerkers laten toenemen, dan nog blijft die strijd met een ministerie ongelijk. Ik wil juist dat de informatie van de Ministers klopt en tijdig is en dat liefst zonder te lekken. Daarom heb ik een nadrukkelijk deel van mijn betoog daaraan besteed. Ik denk dat dat een belangrijke aanzet is. We zullen horen wat daar gedurende dit debat verder nog mee gebeurt.
De voorzitter:
Meneer Van Meenen, aan u het woord namens D66.
De heer Van Meenen (D66):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag bespreken we de Raming, oftewel de begroting van de Tweede Kamer voor 2019. Overigens schiet me nu net te binnen hoe merkwaardig het eigenlijk is dat we dat overal «de begroting» noemen, maar dat het ineens «de Raming» heet als het over onszelf gaat. Dat zal ongetwijfeld een diepere betekenis hebben. Misschien weet iemand dat.
Voorzitter. D66 vindt het van groot belang om vooruit te kijken, ver vooruit. Onze Kamer moet voorbereid zijn op de toekomst. Daarom zal ik vandaag focussen op vergroening, vernieuwende ideeën en de toekomstbestendigheid van onze Tweede Kamer. Als we het dan over een toekomstbestendige Tweede Kamer hebben, vind ik het van groot belang dat onze informatie goed beveiligd is. Ik begin dan ook graag bij het probleem dat de Rekenkamer afgelopen maand constateerde: de informatiebeveiliging. Begin 2018 is er nog geen in-control-verklaring afgegeven. Zo'n verklaring is van belang omdat deze zicht geeft op de kwaliteit van onze informatiebeveiliging. Hoe staat het hier nu mee? Daarnaast geeft de Rekenkamer aan dat de beveiliging van de financiële systemen beter kan. Een zogenaamde assurancerapportage ontbreekt. Heeft de Kamervoorzitter hier inmiddels stappen op gezet?
Daarnaast stelde mijn partij tijdens Verantwoordingsdag al een vraag aan de Kamervoorzitter. De aanval is soms namelijk de beste verdediging. Daarmee bedoel ik overigens niet een aanval op de Kamervoorzitter. Ik leg dat nu uit. De ministeries van Defensie en Financiën hebben zich ethisch laten hacken om te achterhalen waar hun zwakke plekken liggen. Mijn vraag is of de Tweede Kamer dit ook doet. Zo nee, is de Kamervoorzitter bereid een bugbountyprogramma op te zetten om zo eventuele kwetsbaarheden, de zogenaamde bugs, in de beveiliging van de Kamer op te sporen?
Voorzitter. Vandaag vindt op hetzelfde moment in dit huis een symposium plaats over open data. D66 vindt het van groot belang dat publieke organisaties zo transparant mogelijk zijn. Daar hoort de Tweede Kamer natuurlijk ook bij. Ik ben dan ook verheugd dat de eerste versie van het Open Data Portaal live staat. Op de website zag ik dat er een feedbacksessie heeft plaatsgevonden met de Open State Foundation over het portaal. Wat doet de Tweede Kamer met deze feedback? Daarnaast heeft mijn fractie ook een vraag gesteld over open spending. Wat ons betreft sluiten we aan bij het initiatief van de Rekenkamer om op grootboekniveau de kosten en uitgaven te ontsluiten. Dit kan zorgen voor extra controle. Ook geven we hiermee een signaal af aan andere organisaties. Ik krijg graag een reactie van de Voorzitter met een hoofdletter V.
Voorzitter. Mijn al volle mailbox stroomde eind vorige maand nog voller met tientallen, nee, misschien wel honderden mails over de nieuwe Algemene verordening gegevensbescherming. Stad en land, bedrijf en vereniging, iedereen was bezig zich daarop voor te bereiden, zo ook mijn fractie. En de afgelopen weken kwam in het nieuws dat veel ministeries nog niet AVG-proof zijn. De Tweede Kamer hoorde ik niet in dat rijtje. Mag ik daaruit afleiden dat onze Kamer geheel AVG-proof is en mag ik de Kamervoorzitter en de ambtelijke staf daar dan een compliment voor geven? Ik hoop natuurlijk dat dat kan.
Dan zeg ik graag iets over de EU-adviseurs die we in deze Kamer hebben. De besluitvorming in de Europese Unie maakt steeds meer onderdeel uit van ons werk hier in Den Haag. Ingewikkelde materie, waarbij we de assistentie van de EU-staf goed kunnen gebruiken. Van 2006 tot juni 2017 waren er acht EU-adviseurs voor de Kamercommissies. Op dit moment zijn dat er zes, al wordt een zevende vacature in september ingevuld. Nu, in tijden dat de meerjarige EU-begroting eraan komt, lijkt de EU-staf dus te verkleinen. Hoe ziet de Kamervoorzitter dit? Is ze het met de fractie van D66 eens dat het van groot belang is dat Kamerleden op het terrein van Europa ondersteund worden? Is ze bereid te kijken naar het uitbreiden van de EU-specialisten, terug naar de oorspronkelijke acht EU-adviseurs?
Voorzitter. Vorig jaar is begonnen met het veranderen van de werkwijze van de commissies: een grotere rol voor de commissievoorzitter, informatiespecialisten, veel dichter bij de Kamerleden. Dit om met enkele handen vol Kamerleden, medewerkers en griffiers de enorme informatiestroom uit ministeries en de samenleving goed te kunnen ordenen en doorzien. Dat is enorm belangrijk om ons werk goed te kunnen doen, nu en in de toekomst. Ik lees dat de evaluatie daarvan dit jaar plaatsvindt. Daarop vooruitlopend heb ik enkele vragen. Wordt er bij de evaluatie ook gekeken naar de verschillen die tussen commissies bestaan in hoe zij dit oppakken, waardoor dat komt en waar het toe leidt? Ook merk ik dat het, met alle hectiek hier, soms best lastig is om tijd vrij te maken om rustig vooruit te denken over informatie die later nodig kan zijn, aangezien de informatiespecialist daar nu al mee aan de slag moet. Wat kan er nog gedaan worden om dat beter te matchen?
Voorzitter. Wij werken allemaal aan een schonere en duurzamere wereld. Een van de dingen die we daarvoor moeten doen, is minder plastic gebruiken. Thuis let ik daar natuurlijk altijd zeer op, maar hier in de Kamer lukt me dat niet. Want wie hier luncht – dat doe ik vrijwel dagelijks – krijgt bij elke plak kaas of worst zo ongeveer een ons plastic aangeleverd. Elke portie humus zit in een eigen kuipje, terwijl de melk wel verpakkingsvrij verkocht wordt. Welk beleid zit daarachter, als er al beleid voor is? Zou ook de Kamer zich er niet voor moeten inspannen om minder plastic te gebruiken en dus voedsel anders te gaan aanbieden? Want hoe kunnen wij van anderen verwachten hun gedrag te veranderen als we niet zelf het goede voorbeeld geven?
Dat goede voorbeeld geldt niet alleen voor plastic maar ook voor het energieverbruik van de Tweede Kamer. Een fractiegenoot van mij kreeg van Staatssecretaris Knops te horen dat het plaatsen van zonnepanelen op het nieuwe gedeelte van het Binnenhof niet mogelijk is vanwege boekhoudkundige regels. Dat is toch wel teleurstellend. Hoe kijkt de Voorzitter hiertegen aan? Zou zij met de Staatssecretaris hierover in gesprek willen gaan om tot een duurzame oplossing te komen?
Voorzitter, tot slot. In mijn inleiding sprak ik over vernieuwende ideeën. De Kamervoorzitter haalde recent een oud maar vernieuwend idee naar boven. Zij wil een 151ste zetel in deze Kamer. Zo hoeft niemand zich bezwaard te voelen zich te kandideren, ondanks een kleinere fractie, en kan de onafhankelijkheid verder vergroot worden. In 2003 al vond mijn fractie dat een goed idee. Ook nu zien wij de charme daarvan nog steeds zeer in. Maar wat ik nog niet hoorde, is hoe de Kamervoorzitter denkt de oude bezwaren waardoor het plan destijds geen werkelijkheid werd, te overwinnen. Daar hoor ik graag meer over, inclusief een goede regeling voor wanneer een Kamervoorzitter tussentijds aftreedt. Krijgt zij of hij – wellicht wordt het ooit nog eens een hij – dan haar of zijn oude zetel terug, of niet?
Ik dank u zeer, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank, meneer Van Meenen. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Özütok namens GroenLinks.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik spreek vandaag mede namens PvdA-collega Kuiken.
Vandaag voeren we het jaarlijks wetgevingsoverleg over de Raming van de Kamer, een terugkerende traditie waarin we met elkaar naar onze eigen organisatie en de werkwijze kijken. Allereerst wil ik onze nieuwe Griffier, die direct met haar neus in de boter valt, van harte feliciteren en heel veel succes wensen. Ook vanaf deze plaats een woord van dank aan de heer Van Dijk, die afgelopen jaar als waarnemend Griffier de honneurs heeft waargenomen. Uiteraard wil ik verder alle medewerkers danken die ons dag in, dag uit ondersteunen. Zonder hun dagelijkse inzet, toewijding en vriendelijkheid zouden wij als Kamerleden ons werk niet zo goed kunnen doen.
Voorzitter. We staan de komende jaren als Kamer voor een aantal veranderingen. De commissie-Van der Staaij is bezig met het herzien van het Reglement van Orde. We verwachten aan het einde van dit jaar ook de uitkomsten van de staatscommissie parlementair stelsel. Mijn fractie ziet erg uit naar de bevindingen van beide commissies. Zij realiseert zich dan ook dat het weinig zinvol is om nu, terwijl deze commissies aan het werk zijn, uitgebreid in te gaan op verbeteringen van het parlementaire proces. Verder zullen we over twee jaar vanwege de verbouwing verhuizen naar een tijdelijk onderkomen, waarbij er nog een en ander te doen is. De Bouwbegeleidingscommisie is intensief bezig met het tijdelijke onderkomen en de renovatie. Dus ook daarover zal ik vandaag niet te veel zeggen. Er zijn wel een aantal andere belangrijke punten die ik graag tijdens dit overleg naar voren wil brengen.
Allereerst de informatiepositie van de Kamer. Verschillende collega's hebben het daar ook over gehad. De volksvertegenwoordiging moet besluiten kunnen nemen op basis van tijdelijke en volledige informatie. De informatievoorziening staat echter onder grote druk. We zien de laatste tijd steeds vaker dat media eerder over informatie beschikken dan dat de Kamer geïnformeerd wordt. Ook worden vragen niet altijd adequaat beantwoord. De Kamervoorzitter heeft zich hierover de afgelopen periode terecht opgewonden. Zij heeft daarbij de volledige steun van GroenLinks. Toch heb ik over dit punt nog wel een vraag aan de Kamervoorzitter.
Er zijn in het verleden ambtelijke afspraken gemaakt tussen de Griffie en het kabinet over de informatievoorziening. Deze afspraken zijn echter niet in een officieel document vastgelegd en als we de brief van de Minister-President, die hij op 11 april in reactie op de Kamervoorzitter schreef, goed begrijpen, stelt ook het kabinet dat de Kamer tijdig behoort te worden geïnformeerd. De vraag die dan opkomt, is wat tijdig betekent. Graag hoor ik van de Kamervoorzitter hoe zij dit ziet. Wat is volgens haar tijdig informeren? Verder stelt de Minister-President dat de Kamer adequaat moet worden geïnformeerd, maar wat betekent adequaat precies, is dan mijn vraag. Zoals ik al zei: Kamervragen of verzoeken om informatie worden soms beantwoord op een dusdanige manier dat er nog steeds geen helderheid is over de feiten. Zo zijn tot twee keer toe vragen gesteld en worden tot twee keer toe feitelijke vragen niet beantwoord.
Voorzitter. Mijn fractie heeft nog veel zorgen over de informatiepositie van de Kamer. Dat zal wel duidelijk zijn. GroenLinks zou graag zien dat de afspraken tussen de Kamer en het kabinet in een officieel document worden vastgelegd, zodat het voor iedereen helder is wat precies verstaan wordt onder adequate en tijdige informatievoorziening. Is de Kamervoorzitter bereid om hiertoe het initiatief te nemen? En wat kan de Kamervoorzitter nog meer doen? Is zij bijvoorbeeld bereid om, als het vaker gebeurt dat media informatie eerder hebben of wanneer vragen gewoon niet beantwoord worden, de Kamer in de gelegenheid te stellen om de desbetreffende bewindspersoon in de plenaire zaal te bevragen?
Een ander punt zijn de technische briefings die met enige regelmaat in de Kamer worden georganiseerd. Deze technische briefings worden door mijn fractie doorgaans als zeer waardevol ervaren omdat de informatie die we daar krijgen erg waardevol is voor debatten en wetsbehandelingen. Door dubbelingen in agenda's lukt het echter niet altijd om aanwezig te zijn bij deze briefings. Zeker kleine fracties lopen vaak tegen agendaproblemen aan. Graag zouden wij zien dat fractiemedewerkers in principe altijd toegang tot technische briefings zouden mogen krijgen. Nu geldt regelmatig de regel dat een fractiemedewerker alleen toegang heeft als er ook een Kamerlid van zijn of haar fractie aanwezig is. Maar juist voor kleine fracties en bij agendaproblemen is het waardevol als een fractiemedewerker in ieder geval de informatie kan meenemen naar de voorbereidingen van een debat. Graag hoor ik van de Kamervoorzitter hoe zij hiertegen aankijkt.
Dan tot slot, voorzitter, de Kamerorganisatie zelf. Voor GroenLinks is het belangrijk dat de overheid en de Kamer als organisatie zelf het goede voorbeeld geven als het gaat om het in dienst nemen van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Uit de stukken blijkt dat de doelstellingen dit jaar worden gehaald. Dat is erg mooi, maar ook de komende jaren zullen de doelstellingen op dit vlak te halen moeten zijn. En wat voor inspanningen zijn daarvoor nodig? Kan de Kamervoorzitter hier nog een nadere toelichting op geven?
Verder is mijn fractie benieuwd naar de tevredenheid onder de medewerkers in de Kamer. Zoals ik aan het begin van mijn inbreng al zei, worden wij dagelijks door hele toegewijde mensen ondersteund bij ons werk. Het is van belang dat de medewerkers van de Kamer in een goed en veilig werkklimaat hun taken kunnen uitvoeren. Daarbij horen een passend uniform, passend bij verschillende omstandigheden, en passende werkplekken. Zoals in elke organisatie zijn er ook in de Kamer vast en zeker zaken die beter kunnen lopen. Graag hoor ik van de Kamervoorzitter op welk punt zij denkt dat het werkklimaat voor Kamermedewerkers nog kan worden verbeterd.
Voorzitter. Vorige week ontvingen wij weer een aantal mensen met een verstandelijke beperking in het kader van de Prokkelstage. Mijn fractie vond dit erg leuk. Een van de dingen die zij aangaven, is dat Kamerdebatten door hen nog vaak moeilijk te volgen zijn. Kan de Kamervoorzitter toezeggen om samen met betrokken organisaties te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om vergaderingen nog toegankelijker te maken voor deze specifieke doelgroepen?
Helemaal tot slot, voorzitter, maar zeker niet onbelangrijk is de viering volgend jaar van 100 jaar algemeen kiesrecht. Daarbij hebben we speciale aandacht voor het vrouwenkiesrecht. GroenLinks ziet graag dat er stilgestaan wordt bij deze belangrijke mijlpaal in onze geschiedenis. Kan de Kamervoorzitter iets meer vertellen over de plannen die er nu zijn?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank, mevrouw Özütok, voor de inbreng die u namens GroenLinks en de PvdA-fractie heeft uitgesproken.
Meneer Ziengs, aan u het woord namens de VVD.
De heer Ziengs (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Het moge helder zijn dat de informatiebeveiliging van de Tweede Kamer voor de VVD de hoogste prioriteit heeft. Die moet natuurlijk altijd op orde zijn. We hebben echter kunnen constateren dat er ransomwareaanvallen zijn geweest. Mijn vraag spitst zich toe op de tijdelijke locatie die wij straks gaan betrekken. Wordt er stevig over nagedacht dat de beveiliging in elk geval met de nieuwste technieken zowel online als fysiek gewaarborgd is? Op welke wijze wordt de beveiliging tegen cybercrime geïntensiveerd? Hoe verhoudt zich dat tot de Algemene verordening gegevensbescherming?
Op voorhand is gewaarschuwd voor allerlei risico's als het gaat om overschrijding van de kosten. De vraag is of we die risico's een beetje in beeld kunnen brengen. Mijn collega Middendorp heeft daar in een debat ook al om gevraagd. Ik kan me voorstellen dat je bij een verbouwing zaken tegenkomt of misschien juist niet tegenkomt. Denk aan asbest. Vooraf kun je een inschatting maken hoe groot dit risico is. Het is maar een voorbeeld.
Dan de Kunstcommissie. Het is fantastisch dat een dergelijke commissie in het leven geroepen is. In de huidige situatie gaat de Voorzitter over de inrichting van de plenaire zaal. Ik hoor graag van haar dat zij ook over de inrichting gaat als we straks weer terugkomen. Ik heb het over «we» maar waarschijnlijk zit ik daar niet meer bij en is er een nieuwe Kamer. Wellicht loop ik dan met een enorme baard achter een rollator.
We hebben een incident gehad in Kamer. Er zijn allerlei discussies geweest over de vraag of we dan maar een glazen plaat voor de publieke tribune moeten aanbrengen. Daar zijn wij niet zo voor. Is het mogelijk dat meer helder wordt welke mensen hier in de Kamer zijn, bijvoorbeeld via namenlijsten? Ik weet niet of dat mag op grond van de AVG. Misschien is er toch een mogelijkheid.
Als er een melding is van een verdacht pakketje buiten kunnen we wellicht via een berichtje op een gezamenlijke app daarover geïnformeerd worden. Vaak horen we dat pas via het nieuws. Een tijd terug heb ik zelf meegemaakt dat ik via de uitgang van de parkeergarage boven kwam op een volstrekt verlaten Plein. De politie werd erg angstig en vroeg zich af wat die man daar ineens deed. Men was vergeten de boel beneden te beveiligen. Ik dacht: wat gebeurt er hier? Maar toen bleek er een verdacht pakketje te zijn. Op dat moment kon ik erom lachen maar toen ik er later over nadacht vond ik het wel bijzonder.
Het is van belang dat we in de Kamer goed met elkaar omgaan. Er is vaker gesproken over bepaalde normen en omgangsvormen. Misschien kan de Voorzitter hier iets over zeggen. Wellicht kan dit ook meegenomen worden door de commissie-Van der Staaij. Ik hoor graag van de Voorzitter hoe zij daarin zit.
Door Pieter Duisenberg is destijds de KVKO-methode geïntroduceerd. Dit betreft de Klankbordgroep Versterking Kennis- en Onderzoeksfunctie. Ik heb het even opgezocht en kon de betekenis niet eens zo snel vinden. Hoe is de voortgang? Wat zijn de concrete stappen? We willen natuurlijk niet verzanden in te veel moties, debatten, vragen en dergelijke. Hoe gaan andere commissies die KVKO-methode overnemen?
Dan de transparantie van de bouwbegeleidingsgroep. In een debat hebben wij meegekregen dat door, dacht ik, de PVV daarover iets is ingebracht. Daarover bestaat kennelijk nog wat onduidelijkheid. Misschien kan de Voorzitter aangeven hoe wij dat zodanig transparant kunnen maken dat gegevens die echt niet naar buiten mogen komen ook niet naar buiten komen en gegevens die wel naar buiten mogen op een andere manier naar voren komen.
Heel kort over de #MeToo-discussie. De collega van de SP noemde daar al iets over. Halve informatie is inderdaad vaak een reden dat er in de pers allerlei wilde verhalen voorbijkomen. Ook wij leggen er de nadruk op dat dit soort informatie in het presidium wordt gedeeld, waarbij vaak heel goede argumenten over en weer worden gebezigd. Het is toch goed dat we dat hier ook even benoemen. Wat de VVD betreft, is het heel simpel: ook een eigen onderzoek, in dezelfde lijn als de SP. Wij vinden ook om die reden dat we dat goed kunnen oppakken. Het is heel belangrijk voor ons. Ik wil dat nog even benadrukken.
De 151ste zetel van de Voorzitter is misschien iets wat ook naar de commissie-Van der Staaij gaat. Ik wil ze niet overbelasten, maar misschien is het mooi om dat gelijk mee te nemen.
Er zijn heel veel positieve verbeteringen te noemen. We zien dat de Tweede Kamer steeds drukker wordt bezocht op de open dagen. De website is een stuk verbeterd. Ik heb net al genoemd dat de omgangsvormen misschien wat aangescherpt kunnen worden. Er liggen al wat dingen voor. Wellicht kan het weer wat scherper op het netvlies komen bij partijen. Het is goed dat de commissie-Van der Staaij met een herziening van het Reglement van Orde komt, naar verwachting in het voorjaar van 2019. Als het gaat om de hoeveelheid hoofdelijke stemmingen en het aantal debatten, hebben we destijds gezien dat het van een spoeddebat naar een dertigledendebat ging. Misschien komen er wel weer andere dingen tevoorschijn. Het ligt natuurlijk ook een beetje aan partijen zelf hoe zorgvuldig we met deze instrumenten omgaan, omdat wij anders zelf veroorzaken dat het instrument bot wordt. Wellicht kan de Voorzitter daar nog iets over zeggen.
Een heel klein puntje. Dat hoeft straks niet stevig in het nieuws te komen, want ik herinner me de tonicdiscussie nog. In de Kamerbode las ik een stukje over de historische en andere boeken die gevonden waren. Boeken die overbleven zouden weggegooid worden. Zo stond het beschreven in de Kamerbode. Dat moet een groot misverstand zijn; daar ben ik van overtuigd. Ik hoor het graag van de Voorzitter, want er is vast wel ergens belangstelling voor.
Een klein dingetje dat ik nog mee wil geven richting de commissie-Van der Staaij, wellicht ook via de Voorzitter, gaat over het voorstel dat ik voorbij hoorde komen om met elkaar in een soort van Lagerhuisopstelling te gaan zitten. Onze fractie geeft aan daar niet echt behoefte aan te hebben. Wij zijn geen debatclubje of Lagerhuis; we controleren het kabinet. Ik wil dit maar alvast meegeven voor de toekomst.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank, meneer Ziengs, ook voor de vermelding van de tonicdiscussie naar aanleiding van de woorden van mevrouw Neppérus. Ik hoor mevrouw de Kamervoorzitter proberen de rust te bewaren. Dank voor alle vragen. Meneer Van der Molen, ik geef graag aan u het woord namens de CDA-fractie.
De heer Van der Molen (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Ik sluit mij aan bij de woorden van waardering die mevrouw Bruins Slot aan het begin heeft uitgesproken voor de medewerkers, die niet alleen ervoor zorgen dat het allemaal goed loopt, maar ook dat het heel plezierig werken is. In het bijzonder wil ik graag, net als een aantal van mijn voorgangers, extra aandacht geven aan mensen met een arbeidsbeperking die hier in de Kamer werken. Ik zag in de Kamerbode, het blad van de Kamer, daar ook het nodige over staan. Dat maakte indruk op mij. Ik vind het heel goed dat de Kamer ook op die manier laat zien wat we, ik denk terecht, van andere bedrijven of instellingen verwachten om deze mensen een serieuze kans te geven.
In de Raming is de informatiepositie van de Kamer als geheel en van de individuele leden ook dit jaar een van de speerpunten. Dat is terecht. De Kamer kan alleen goed functioneren als alle informatie die relevant is voor de besluitvorming tijdig en overzichtelijk beschikbaar is. Dat vraagt om de inzet van de regering – anderen hebben dat al genoemd – maar ook van de Kamer zelf. Grotere transparantie alleen maakt zaken niet per definitie overzichtelijk, maar leidt hoogstens tot het transparant maken van een onhanteerbare hoeveelheid informatie. Het presidium wijst in de nota naar aanleiding van het verslag terecht op de reorganisatie van de Dienst Informatievoorziening, maar de benoeming van kennisspecialisten en kenniscoördinatoren bij de commissiestaven is pas het begin. Op welke manier kunnen we als Kamerleden de resultaten van de reorganisatie terug gaan zien in ons dagelijks werk?
De aanbevelingen van de Klankbordgroep Versterking Kennis- en Onderzoeksfunctie, de KVKO, zijn vooral organisatorisch. Het gaat de CDA-fractie wel om meer. Ik citeer: «Waar de Kamer naar het oordeel van het CDA vooral behoefte aan heeft, zijn mogelijkheden om de informatievloed te kanaliseren, haar controlerende arbeid te versterken, haar beleidsmatige inbreng te onderbouwen en het effect van haar activiteiten te bepalen.» Dan citeer ik niet mijzelf maar een Kamerlid uit 1980, de heer Sytze Faber, het jaar waarin ik werd geboren. Dat laat zien dat we best een stukje vooruit zijn gegaan, maar ook dat we nog wel een paar stappen te nemen hebben. Het is op zich best jammer dat niemand van de leden van de klankbordgroep, die ooit dat advies heeft uitgebracht, meer in de Kamer zit, omdat mevrouw Voortman vorige week afscheid heeft genomen.
Voorzitter. Regelmatig legt een Minister vertrouwelijke stukken ter inzage bij de Kamer op voorwaarde dat ze na een bepaalde periode, bijvoorbeeld een halfjaar, teruggaan naar het departement. Het CDA vindt dat onwenselijk. Bij bijvoorbeeld een parlementaire enquête is niet na te gaan in het archief van de Kamer zelf welke informatie de Kamer op welk moment had. Ook bij lopende dossiers, de zaken die nog niet afgerond zijn, is het onwenselijk dat de stukken alweer terug zijn. De Archiefwet omschrijft ook dat de verantwoordelijkheid voor die stukken bij de Kamer ligt. Dat betekent dat alles wat gezonden of opgemaakt is door de Kamer, waar de Kamer actie op onderneemt, tot het archief van de Kamer behoort. Ons voorstel is dat de Tweede Kamer tenminste kopieën bewaart van alle stukken die tijdelijk vertrouwelijk ter inzage zijn gelegd. Ik hoor graag een reactie van de Kamervoorzitter op dat voorstel.
Als de regering een toezegging aan de Kamer doet, dan moet die ook inzichtelijk zijn. In dat verband vraagt de CDA-fractie aandacht voor een openbare toezeggingenregistratie, zoals de Eerste Kamer die ook heeft. Een motie kan alleen een effectief instrument zijn als de uitvoering transparant is. Dat vergt wat ons betreft meer dan de jaarlijkse stand van zaken bij de begroting. Twee jaar geleden heeft de Kamer bij aangenomen motie van mijn collega's Amhaouch en Schouten besloten dat er een volgsysteem zou moeten komen. Dat is er nu omdat we weten in welke brief naar moties wordt verwezen, maar de CDA-fractie verwacht wel meer. Het moet ook toegankelijk zijn voor het publiek. Ook het publiek mag zien welke moties tot uitvoering zijn gebracht.
Dan sla ik maar eens even een stukje over.
De werkwijzes van de commissies zijn nogal verschillend, zeker op het gebied van onderzoek. Ik zou van de Voorzitter graag willen horen wat eraan gedaan wordt om te zorgen dat er steeds meer samenhang komt tussen de verschillende manieren van werken van de commissies.
Ik heb nog een specifieke vraag over informatieveiligheid. Anderen hebben dat ook genoemd. Er wordt vaak in vertrouwelijke setting vertrouwelijke informatie gedeeld, in technische briefings. Daarbij wordt van computers van de Kamer gebruikgemaakt. De vraag heel specifiek is in hoeverre die zodanig beveiligd zijn dat vertrouwelijke informatie ook vertrouwelijk blijft, ook al wordt de vergadering zelf niet via internet uitgezonden.
Het kabinet volstaat bij de informatievoorziening naar de Kamer steeds vaker met verwijzen naar internetpublicaties: u kunt daar en daar dat stuk vinden. De Voorzitter zou daarover een gesprek hebben met de Minister-President om te kijken of er niet veel meer stukken rechtstreeks aan het archief kunnen worden toegevoegd. Graag een update van de stand van zaken. Bij gemeentelijke herindelingen wordt het herindelingsontwerp bijvoorbeeld niet meer naar de Kamer gestuurd, terwijl dat integraal onderdeel is van de behandeling in de Kamer. Het CDA hecht eraan die stukken wel bij het archief te voegen. Kan dat alsnog?
Voorzitter. In 2020 verhuizen we naar de Bezuidenhoutseweg. We hebben nu heel veel mensen op bezoek. Straks zitten we in een heel ander gebouw. De vraag aan de Voorzitter is of er dan nog evenveel te beleven valt voor die bezoekers, want dit is natuurlijk een historische setting. Wat kunnen we doen zodat het ook daar interessant is voor de mensen?
De Handelingenkamer is het hoogtepunt van veel bezoekers aan dit gebouw. Wij hebben begrepen dat de toegankelijkheid van de Handelingenkamer nogal beperkt is. Misschien kan de Voorzitter nader onderbouwen wat daar de reden voor is. Ook zijn de bezoeken sowieso ingeperkt, bijvoorbeeld op dinsdagmiddag. Dat is vaak uit het oogpunt van veiligheid, maar ook de toegankelijkheid is een belangrijk punt voor de Kamer. Dus wellicht dat de Voorzitter nog iets over die toegankelijkheid zou kunnen zeggen als het gaat om het ontvangen van bezoekers.
Voorzitter. Dan nog kort over een aantal plannen. Het eerste idee dat is opgeworpen is om als Kamerleden onderling vaker met elkaar in discussie te gaan. Het CDA hecht eraan in ieder geval aan te geven dat vooral onze controlerende taak ten opzichte van de regering voorrang zou moeten krijgen en dat we wat ons betreft de Kameragenda niet verder moeten belasten met allerlei interessante discussies die we ook nog onderling zouden kunnen voeren. Ik geloof dat die heel interessant zouden zijn, zeker voor onszelf, maar of ons werk daardoor beter gedaan zou worden is maar zeer de vraag.
Dezelfde kritische kanttekening plaatsen wij bij het voorstel van het 151ste Kamerlid. Voor welk probleem is dat nou weer een oplossing? Nu al laat de praktijk zien dat ook een kleine fractie een Kamervoorzitter kan leveren. Een extra Kamerlid zal ook betaald willen worden, en dat zijn aardige bedragen, zeker voor de buitenwereld. Wij staan dus nog behoorlijk gereserveerd tegenover dat voorstel.
De voorzitter:
Kunt u tot een afronding komen?
De heer Van der Molen (CDA):
Ja, ik kom tot een afronding. Ik had nog een laatste punt. Het is heel goed dat ook het Kamergebouw en de organisatie als een vindplek van historie worden gebruikt. Er wordt ook vermeld dat meer mensen bij de Kamerorganisatie als specifieke taak zullen krijgen om bijvoorbeeld, zoals we dat bij de boeken zagen, meer boven tafel te halen dat interessant is om te delen. Maar dat wordt verder niet heel specifiek uitgewerkt. Dus komen daar mensen bij? Hoe gaan we dat doen? Daar is de CDA-fractie op de valreep nog benieuwd naar, voorzitter.
De voorzitter:
Dank. Dan geef ik graag het woord aan de heer Öztürk. Hij spreekt namens de fractie van DENK.
De heer Öztürk (DENK):
Dank u wel, voorzitter. De Kamer spreekt vandaag over de Raming. Het gaat om geld, het gaat om de begroting, maar eigenlijk gaat het erom hoe we onze organisatie besturen. Dat is een heel belangrijke vraag, omdat wij een voorbeeldfunctie voor het hele land hebben. Hoe wij met elkaar omgaan heeft heel veel effect op alle andere organisaties in het land.
Als je Kamervoorzitter wilt worden, moet je ook een aantal toezeggingen doen, moet je aangeven hoe jij de Kamer de komende jaren richting wilt geven. Ik heb ook gekeken welke toezeggingen onze Kamervoorzitter toen heeft gedaan. Ik zal er een aantal citeren, en begin met de belangrijkste: «De essentie van een democratie vind ik persoonlijk – maar volgens mij zijn velen het met mij eens – dat de positie van minderheden wordt beschermd en versterkt en dat er voor hun belangen wordt opgekomen. Dat is in de Kamer een grote waarde». Dat is voor ons mede aanleiding geweest om de Kamervoorzitter te steunen. Niet alleen de positie van minderheden hier in de Kamer maar in de hele samenleving is voor DENK heel belangrijk.
Dan het punt van diversiteit. Hoe divers zijn de medewerkers van de Kamer? In de schoonmaak en de beveiliging zie je best wel veel diversiteit. Dat is goed geregeld, maar het ambtelijke apparaat is best wel grijs en weinig divers. De Kamervoorzitter heeft vorig jaar een aantal toezeggingen gedaan. Mijn concrete vraag aan haar is: wat heeft u tot nu toe concreet gedaan? Ik wil het antwoord op de vragen desnoods schriftelijk ontvangen. Welke maatregelen heeft u genomen? En hoe divers is onze Kamer na uw Kamervoorzitterschap geworden?
Dan kom ik bij de vertegenwoordiging van de kleine fracties. Het presidium is het bolwerk van grote partijen. De kleine fracties worden niet echt vertegenwoordigd. Daar kom ik dadelijk op terug. Om de kleine fracties te steunen zou ik een voorstel willen indienen om, zoals in Amsterdam en Rotterdam, een soort duoraadsleden te introduceren of om het mogelijk te maken dat Kamerleden ook burgerleden kunnen benoemen, zodat wij een aantal vergaderingen die wij als kleine fracties moeten missen, toch kunnen bijwonen. Ik wil desnoods een motie indienen om een uitspraak van de Kamer uit te lokken, maar ik ben ook benieuwd wat de Kamervoorzitter daarvan vindt.
Omdat ook wij een kleine fractie zijn die geen deel mag uitmaken van het presidium, wil ik hier een aantal punten ter sprake brengen die onze medewerkers ons hebben toegezonden. Bij het beoordelen van moties bijvoorbeeld moet je als fractie op zoek naar het preadvies van de bewindspersoon. Alle fracties moeten dit wekelijks doen; dit kost heel veel tijd, wel dertien keer zoveel. Zou dat centraal kunnen in Parlis, zodat de Kamerorganisatie dat doet en de medewerkers tijd kunnen besparen?
Daarnaast heeft GroenLinks er terecht een punt van gemaakt dat wij medewerkers moeten kunnen sturen naar een besloten technische briefing. Ook wij lopen daartegen aan omdat we een kleine fractie zijn. Kunnen wij medewerkers naar een besloten briefing sturen, waarbij ze wel luisterrecht hebben maar geen spreekrecht? Ook daarover wil ik een uitspraak van de Kamervoorzitter.
Dan de rustruimtes. Ik heb laten uitzoeken dat we maar één rustruimte aan deze kant van de Kamer hebben. Ook kolven vindt daar plaats. Ik heb begrepen dat je eerst een sleutel moet gaan halen bij de receptie om daar gebruik van te maken. Eén rustruimte voor de bijna 1.000, misschien wel 1.500 medewerkers in deze Kamerorganisatie is best wel karig. Er zijn ook ambtenaren die niet alleen achter het bureau, maar soms ook ergens anders willen uitrusten. Ik denk dat het goed is om meerdere rustruimten hebben om, ook in het kader van vergrijzing, mensen de gelegenheid te geven om effe een paar momenten voor zichzelf te kunnen pakken.
Dan ga ik naar het tweede deel van mijn betoog, het kritische deel van het verhaal. Ik heb net gezegd dat het presidium niet in balans is. In het presidium zit alleen maar het establishment: de grote partijen die al decennialang hier de dienst uitmaken. De kleine partijen mogen daar niet bij zijn. Daarom is er iets bedacht: de ChristenUnie mag de kleine fracties vertegenwoordigen. Een keer per twee maanden mag ik dan naar een bijeenkomst met de heer Voordewind. Daarmee wordt niet goed nagedacht over hoe kleine fracties hier goed kunnen functioneren. Wij hebben zoiets van: laten we in het presidium rouleren. De Kamer is van ons allemaal. Nederland is van ons allemaal. Alle ruimtes gebruiken we samen. Laten we dan ook het presidium samen gebruiken. Ik heb gelezen dat de Kamervoorzitter de Presidiumvergaderingen in het openbaar wil houden. Dat is niet gebeurd. Mijn voorstel is – daar heb ik een motie voor – om de kleine fracties de gelegenheid te geven om in het presidium te kunnen en mogen functioneren. De Kamervoorzitter heeft hier letterlijk gezegd: «Dat betekent ook dat minderheden het recht hebben om dezelfde instrumenten te gebruiken als alle fracties, die misschien groter zijn of deel uitmaken van de coalitie.» De heer Voordewind is een coalitie-Kamerlid. Wij moeten vanuit de oppositie als kleine fracties via hem in het presidium een punt inbrengen. Dat werkt niet. Laten wij ook de oppositiepartijen, de kleine partijen, gelegenheid geven om in het presidium een functie te krijgen.
De aanstelling van de Griffier heeft heel lang geduurd. Waar ligt het aan dat we een jaar lang geen Griffier hebben kunnen vinden? Ligt dat aan het artikel dat de vorige Griffier is vertrokken omdat er een conflict was met de Kamervoorzitter? Waren er weinig sollicitaties? Was het moeilijk om een Griffier te vinden omdat de Kamervoorzitter heel kritisch is voor medewerkers? Ik heb ook een aantal artikelen over de PvdA-tijd van de Kamervoorzitter, waarin zij ook niet echt goed omging met personeel. Ik wil graag horen wat precies de reden is waarom wij een jaar lang hebben moeten wachten op de nieuwe Griffier. Ik wil deze Griffier dan ook van harte welkom heten, maar goed, ik moet deze kritische vragen ook stellen. Dat hoort erbij.
Dan ga ik naar mijn laatste punt: de dienstauto van de Kamervoorzitter. Wie mogen gebruikmaken van de dienstauto van de Kamervoorzitter? Mogen ook Kamerleden meerijden met de dienstauto van de Kamervoorzitter? Nou, ik weet het niet. Ik heb die vragen schriftelijk gesteld, maar ik krijg er geen antwoord op. Wat is het reglement voor de dienstauto? Als de Kamervoorzitter een Kamerlid meeneemt en daardoor extra kilometers worden gemaakt, wie betaalt dat dan? Er zijn ook politici zoals Co Verdaas van de PvdA, die moest opstappen omdat hij misbruik maakte van de dienstauto. Wat ik wel weet, is dat de ondervoorzitter, het onderkoninkje van het presidium, de heer Bosma, met de Kamervoorzitter meereist naar Amsterdam. De vraag is of dat gemeld is en of hij voor die extra kilometers betaald heeft. Zo niet, waarom niet? Nog erger, ik vind het hypocriet dat de PVV de Kamervoorzitter niet wilde accepteren omdat zij van Marokkaanse afkomst is. De PVV wilde geen Marokkaanse Kamervoorzitter. Maar vervolgens rijdt diezelfde Bosma zij aan zij in de dienstauto van die Marokkaans-Nederlandse Kamervoorzitter mee naar Amsterdam. Hoe hypocriet kan het zijn? Dat is de hypocrisie in deze Kamer: voor de camera iemand met een Marokkaanse afkomst afvallen en vervolgens vragen om geen Kamervoorzitter te worden en nadat zij gekozen is in de dienstauto zij aan zij richting Amsterdam rijden en de burger daarvoor laten betalen. Ik wil daar ook een concreet antwoord van de Kamervoorzitter op.
Dank u.
De voorzitter:
Dat was het inderdaad. Dank u wel. Mevrouw Ouwehand, aan u het woord namens de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Hoeveel spreektijd heb ik eigenlijk? Want dat weet ik niet.
De voorzitter:
De spreektijd is zeven minuten en u heeft een beetje uitloop. Dus ergens net na zeven minuten is het klaar.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voor de eerste termijn?
De voorzitter:
Ja, zeer zeker.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Oké, dat gaan we halen.
Voorzitter. Welkom aan de nieuwe Griffier en dank aan de mensen die de taken in de tussentijd hebben opgevangen. Ik wil mijn bijdrage richten op het centrale doel van het gegeven dat we hier bij elkaar zitten, namelijk het dienen van de burger. Wij zijn hier gekozen. Wij zijn volksvertegenwoordigers. Wij spreken hier namens de burgers en wij hebben een aantal belangrijke taken. De allereerste taak is het controleren van degenen die we de macht in handen hebben gegeven. Want zo gaat dat in een parlementaire democratie. Er moet een club mensen zijn die de boel bestuurt. Die moet besluiten nemen en die besluiten goed onderbouwen, maar macht is altijd gevaarlijk. Macht corrumpeert; corruptie ligt op de loer.
Daarom zijn er volksvertegenwoordigers om dat te controleren. We moeten daar niet lichtzinnig over doen, vindt de Partij voor de Dieren. De Grondwet heeft het ook nadrukkelijk over volksvertegenwoordigers, Kamerleden, die ondersteund moeten kunnen worden in dit belangrijke werk. Dus ik wil de Voorzitter graag meegeven dat alle initiatieven in de commissies om de positie van de Kamer te versterken, zeer waardevol zijn. Over die initiatieven had ik het zojuist al even in een interruptiedebatje met de heer Van Nispen. We hebben daar goede ervaringen mee en zijn er zeer over te spreken. Maar feit blijft dat je iets pas laat uitvoeren als een meerderheid het een goed idee vindt om onderwerp a te onderzoeken of hier eens wat verder in te duiken. Dat gaat eigenlijk voorbij aan wat we in de Grondwet hebben geregeld, namelijk dat individuele Kamerleden rechten hebben. We zijn dus blij met die ontwikkeling en vinden tegelijkertijd dat individuele Kamerleden ook als geen enkele journalist interesse heeft in een bepaald onderwerp, voldoende ondersteund moeten worden om hun controlerende taak uit te voeren. Ik zit op landbouw en ik maak regelmatig mee dat er niet zomaar een politieke meerderheid is voor onderzoeken op terreinen waar de Partij voor de Dieren graag een onderzoek naar zou willen. Dan ben je aangewezen op je eigen inzet, met die ene medewerker die je hebt, tegenover het ministerie met 1.000 ambtenaren.
Dus ons pleidooi is en blijft het volgende, zeker ook gelet op wat burgers terecht van ons vragen, namelijk dat we volop met ze in contact staan op social media, via e-mail en op de website. Mensen stellen vragen en willen een antwoord. Ik vind dat je in het geheel moet bekijken, met de budgettering voor de Kamer die er nu is: dienen we voldoende de burgers die ons gekozen hebben om namens hen de controlerende taak uit te voeren, en hebben we ook nog tijd om hen mee te nemen in het werk dat we doen en antwoord te geven op hun vragen? Ik ga er zomaar van uit dat we dat niet van de ene op de andere dag geregeld hebben, maar ik vraag de voorzitter om daarop te reflecteren, zodat we voor de toekomst de positie van de Kamer sterk houden. Dat zijn we de burgers verplicht.
Het andere terrein waarop de Partij voor de Dieren vindt dat we de burgers iets verplicht zijn, is de grote transitie naar duurzaamheid in de samenleving. Die komt er, of je de klimaatverandering nou ontkent of niet, en die is gelukkig ook door de meerderheid gesteund. Wat de Partij voor de Dieren betreft, moet dat nog veel harder gebeuren, maar er komen klimaatplannen aan. Er komen duurzaamheidsplannen aan en die gaan veel vragen van de samenleving als geheel. Iedereen moet meedoen. Dan ligt het voor de hand dat we hier in de Tweede Kamer ook een beetje laten zien dat we ons best doen. Bij de verbouwing die ophanden is, wordt gelukkig scherp gekeken naar wat we kunnen doen om het gebouw duurzaam te houden en om duurzaam te werken. Maar er zijn een paar onderdelen in de duurzaamheidsvraagstukken die we als Kamer nu al kunnen oppakken en die we onvoldoende doen. Dat gaat over voedsel. De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur heeft op verzoek van het kabinet een advies uitgebracht. Daarin staat gewoon heel duidelijk dat we, als we de klimaatdoelen willen halen, minder vlees en zuivel moeten eten en meer plantaardig voedsel. Als je dan kijkt wat we nu doen in de Kamer, zitten we daar nog heel ver vanaf. Ik vraag de Voorzitter dus of zij ervoor kan zorgen dat er een plan van aanpak komt voor bijvoorbeeld de voedselverspilling. De derving is hier 12%. Dat is ongelofelijk hoog. Mevrouw Dik-Faber van de ChristenUnie is namens de Kamer een beetje de kartrekker op het gebied van het aanpakken van voedselverspilling. Ik denk dat de ChristenUnie daar ook wel wat woorden aan zal wijden. Wij ondersteunen dat pleidooi zeer. Is de Kamervoorzitter bereid om met een plan van aanpak te komen?
Het aantal veganisten groeit, in Nederland en hier in de Kamer. Het gebeurt heel regelmatig dat de medewerkers van de Partij voor de Dieren – een aantal van hen eet geen vlees en zuivel – niet terechtkunnen in het restaurant omdat er geen veganistische gerechten op de kaart staan. Laatst moest een van onze medewerkers tijdens een schorsing van een druk debat gewoon haar fruit eten omdat er niks voor haar was. Dat vind ik erg. We zouden daarvoor verschillende voorstellen kunnen doen. Je zou ervoor kunnen kiezen om bijvoorbeeld de schepschotel standaard plantaardig te maken, want die kan iedereen eten. Je zou er ook voor kunnen kiezen om standaard een veganistisch gerecht op de kaart te zetten. Ziet de Voorzitter voor zich dat we daarmee aan de slag gaan?
Tot slot. Twee weken geleden hebben we hier mensen uit Australië te gast gehad. Zij hebben aandacht gevraagd voor het grote probleem inzake kangoeroevlees. U denkt «een klein onderwerpje», maar dat is het niet. De manier waarop deze dieren aan hun einde komen is vergelijkbaar met het doodknuppelen van zeehonden. En daarbij hebben we met z'n allen gezegd: dat bont willen wij niet meer op onze markt hebben. Mensen daar hebben inzichtelijk gemaakt dat het met het afmaken van kangoeroes ongeveer net zo gaat. Ik vroeg mij gewoon af: staat dat bij ons op het menu? Als dat zo is, zullen we dan afspreken dat we dat niet meer doen? Ik snap dat de Voorzitter dit antwoord niet à la minuut paraat heeft, maar ik wil het toch opwerpen. Omdat die jacht in het donker plaatsvindt, weet bijna niemand het, maar sinds wij hier die documentaire hebben gezien... Ik weet veel van het dierenleed in de wereld, maar dit was zelfs voor mij nieuw en ik ben er erg van geschrokken.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Ouwehand. Dan geef ik nu als laatste graag het woord aan mevrouw Van der Graaf. Zij spreekt namens de ChristenUnie.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik wil het debat over de Raming ook graag beginnen met een woord van dank en waardering voor de medewerkers van de Kamer. We zien dat de Kamerorganisatie volop in ontwikkeling is. Veel diensten zijn of worden gereorganiseerd. Ondertussen gaat het Kamerwerk gewoon door. Mijn fractie ziet dat er echt heel hard gewerkt wordt aan het verbeteren van de dienstverlening. Daar wil ik een groot woord van dank voor uitspreken, in het bijzonder aan de heer Van Dijk voor zijn inzet als waarnemend Griffier. Een warm welkom aan mevrouw Roos, onze nieuwe Griffier. Ook uit ik een bijzonder woord van dank aan de directeur bedrijfsvoering, de heer Duijzer. We hopen dat er snel versterking komt. Ik heb begrepen dat hij voor een belangrijk deel in zijn eentje het werk verricht. Daar heeft mijn fractie veel respect voor.
Voorzitter. Bij dit jaarlijkse debat over de Raming spreken wij voor één keer over onszelf, over de organisatie van de Tweede Kamer. Het is een bijzondere organisatie. Wellicht zijn het wel veertien organisaties: de Kamer zelf en nog dertien fracties. Maar we zijn allemaal Kamerbewoners. Samen met onder meer journalisten en lobbyisten hebben we dagelijks contact met elkaar. Daarom kon mijn fractie het voorstel steunen om een onderzoek te laten verrichten onder alle Kamerbewoners naar de sociale veiligheid binnen dit gebouw. Want als we met een grote meerderheid een motie steunen om bij de ministeries onderzoek te doen naar seksuele intimidatie op de werkvloer, dan kunnen we als Tweede Kamer niet achterblijven, zo was onze gedachte. Mijn fractie kent de bezwaren. We zijn allemaal aparte organisaties en een breed anoniem onderzoek biedt wellicht geen concrete handvatten, maar we laten wel een kans liggen om met elkaar eensgezind te benadrukken dat we dit thema serieus nemen en dat we het belangrijk vinden om alle Kamerbewoners hierover te bevragen, zodat we de signalen mee kunnen nemen.
Mijn fractie bekijkt nu ook hoe wij een dergelijk onderzoek uiteindelijk zelf kunnen gaan uitvoeren. Ik wil graag aan het presidium vragen welke mogelijkheden het presidium ziet om het thema sociale veiligheid toch Kamerbreed te agenderen. Welke acties worden bijvoorbeeld ondernomen om de vertrouwenspersonen beter onder de aandacht te brengen? Graag een reactie daarop.
De ChristenUnie vindt duurzaamheid heel belangrijk en ziet graag dat de Kamer als organisatie haar steentje bijdraagt. Dit kan al met relatief kleine ingrepen. Zo verbaas ik mij erover, en vele bezoekers met mij, dat wij in onze restaurants geen gescheiden afvalinzameling kennen. Wat zijn de mogelijkheden om dat alsnog te realiseren? Verder heeft mijn fractie een kledinginzamelbox van het Leger des Heils op de gang staan. Wat vindt het presidium van het idee om op meerdere plekken in de Kamer een inzamelbox neer te zetten?
Een heel concreet punt betreft het verzoek dat mijn fractie kreeg van het initiatief Verspilling is Verrukkelijk, een platform van ondernemers met oplossingen voor voedselverspilling. Mevrouw Ouwehand vroeg er zojuist ook aandacht voor. Dit platform heeft aangeboden om deze oplossingen gedurende een bepaalde periode in de Kamer te presenteren, bijvoorbeeld in het restaurant of op een andere plek in de Kamer. Mijn fractie wil dat van harte ondersteunen. Het past ook helemaal in de plannen van het huidige kabinet om voedselverspilling tegen te gaan. Kan het voorstel om dit te organiseren op steun rekenen van het presidium?
Tot slot op dit punt. De renovatie van het Binnenhof is natuurlijk een uitgelezen...
De voorzitter:
Mevrouw Van der Graaf, hoe heette het platform ook alweer?
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Het platform heet «Verspilling is Verrukkelijk».
De voorzitter:
Gaat u door.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik sprak over de renovatie van het Binnenhof. Dat is een heel goede gelegenheid om op het thema duurzaamheid stappen te zetten. Hoeveel ruimte is daarvoor binnen het presidium?
Dan over toegankelijkheid. De Kamer heeft zich ingezet voor een goede implementatie van het VN-verdrag voor mensen met een beperking. Zelf kunnen we dan niet achterblijven. We vragen ons af of dit thema nu voldoende aandacht krijgt en waar dit uit blijkt. We zien bijvoorbeeld dat de website van de Tweede Kamer momenteel 22 van de 38 punten van de internationale richtlijnen voor toegankelijkheid heeft opgevolgd. We vragen ons af wanneer die overige 16 worden aangepakt.
Onlangs heeft een van onze medewerkers een invalidenparkeerplaats proberen te reserveren voor iemand met een invalidenbus die niet in de parkeergarage paste. Ze is daar meerdere dagen mee bezig geweest, waarbij ze van het kastje naar de muur is gestuurd. Uiteindelijk is het goed gekomen, maar om dit soort problemen in de toekomst te voorkomen, zou het goed zijn als de Kamer buiten een eigen invalidenparkeerplaats zou kunnen krijgen. Ik vraag het presidium of dat mogelijk is. We zouden hier echt werk van moeten maken.
Dan het project kennisversterking. Er zijn goede stappen gezet om de kennispositie van de Kamer te verbeteren. Juist als het gaat om het controleren van de regering is onze eigen kennispositie van groot belang. Het is goed dat de commissies daarvoor meer budget hebben gekregen, om eigen onderzoek te laten doen of zelf te doen. Is dit nu in alle commissies doorgevoerd? Ik heb ervaring in een veelvoud van commissies, maar ik vraag me even af of dit nu overal zo is. Hoe wordt het budget voor kennis en onderzoek ingezet? Ik sluit me ook aan bij de vraag van mevrouw Ouwehand: hoe kan rekening worden gehouden met verzoeken van Kamerleden waarvoor geen meerderheid te vinden is? Hoe kan ook dan daaraan worden voldaan?
Debat Direct is een handige app. De stemmingsuitslagen komen meteen beschikbaar, maar er sluipen nog weleens fouten in. Daar hebben we al eerder aandacht voor gevraagd op een andere plek. Het kan soms echt tot vervelende situaties leiden, want dingen worden meteen op Twitter gedeeld. Als dat onjuiste informatie is, helpt dat niet. Wat wordt eraan gedaan om dat te voorkomen?
Ik sluit me aan bij de vraag van de heer Van der Molen over de motie-Amhaouch/Schouten over het motievolgsysteem. Daar wordt nu werk van gemaakt, maar wanneer kan het publiek gebruikmaken van het motievolgsysteem?
Ik vraag hierbij ook aandacht voor een onderwerp dat mevrouw Schouten twee jaar geleden aan de orde heeft gesteld bij de Raming, namelijk dat wetten door de Staten-Generaal worden aangenomen maar niet in werking treden. De Voorzitter heeft toen toegezegd dat zij de regering zou verzoeken hierover jaarlijks te rapporteren. Ik vraag hierbij aan het presidium hoe het daarmee staat.
Ik sluit even aan bij de opmerkingen van de collega's over de aanwezigheid van fractiemedewerkers bij besloten briefings of besloten overleggen als het betreffende Kamerlid daar niet bij kan zijn. Ik heb begrepen dat hierover al afspraken zijn gemaakt in het presidium, dus daarom heb ik het even laten rusten. De wens van de Kamer is, denk ik, helder.
De voorzitter:
Kunt u afronden? U bent door uw spreektijd heen.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Zeker, ik sluit af met de verhuizing. Het is een enorme operatie naar de Bezuidenhoutseweg. Wij hebben het idee dat dat voor de meeste Kamerbewoners nog wel een beetje een ver-van-ons-bedshow is. Ook voor mijzelf, zeg ik daarbij. Wat wordt er nu gedaan om medewerkers daarin mee te nemen?
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van der Graaf, voor de laatste inbreng.
Ik heb 81 vragen genoteerd. Dat betekent dat de Kamervoorzitter met een hoofdletter V nog een aanzienlijke klus te klaren heeft. Dus ik wil graag deze vergadering tot 13.00 uur schorsen. Dan hervatten we met de beantwoording door de Kamervoorzitter.
De vergadering wordt van 12.09 uur tot 13.00 uur geschorst.
De voorzitter:
Goedemiddag. Welkom bij de voortzetting van de eerste termijn van de behandeling van de Raming, de begroting van onze Tweede Kamer. Voordat ik het woord geef aan de Kamervoorzitter – of de Voorzitter met de hoofdletter, zoals meerdere collega's terecht aangaven – nog het volgende. Ik zag dat er een groot aantal vragen is gesteld, namelijk iets meer dan 80. Ik wil in eerste instantie in ieder geval de ruimte geven voor drie interrupties. Volgens mij geeft dat ruime mogelijkheden om door te vragen op de punten die voor u als Kamerleden het meest aangelegen zijn. Daarmee hoop ik ook voor elkaar te krijgen dat u in de tweede termijn genoeg tijd overhoudt voor uw moties en aanvullende vragen.
Dan geef ik nu het woord aan de Kamervoorzitter.
Mevrouw Arib (PvdA):
Dank u wel, voorzitter, en hartelijk dank voor de inbreng van de Kamerleden. Het is niet de eerste keer dat jullie hier iets over zeggen. Vorig jaar en het jaar daarvoor, maar ook in de aanloop naar dit debat, heeft een aantal fracties haar bijdrage geleverd, ook via schriftelijke vragen. Ik ben blij om te zien dat er grote betrokkenheid is bij het werk van ons als Tweede Kamer, maar ook bij de Kamerorganisatie als geheel. Daarvan getuigen ook de complimenten aan de medewerkers en de ondersteunende medewerkers, maar ook aan de mensen die ons hier dagelijks ontvangen: de mensen van het Kamerrestaurant, de schoonmakers, de beveiliging, enzovoorts. Dus het is ook terecht dat zij alle complimenten krijgen.
Bij de Raming 2019 kijken we vooruit, maar we kijken ook een beetje terug op de afgelopen jaren. Er is deze keer niet heel vaak specifiek gevraagd naar de Kamerorganisatie, maar ik weet van vorig jaar dat een van de belangrijkste prioriteiten van de Kamer was om de ambtelijke organisatie zo te reorganiseren of te herijken dat de organisatie professioneel en slagvaardig wordt, en natuurlijk ook dat de kwaliteit van de ondersteuning van Kamerleden verbeterd wordt. Met die slag zijn we nog steeds bezig. Volgens mij zitten er acht van de zeventien diensten in een herijking. Een aantal is al afgerond, maar een aantal andere diensten is nu ook bezig om opnieuw te kijken naar de manier waarop ze tot nu toe hebben gefunctioneerd en hoe zij op een andere manier aan het werk kunnen gaan, gezien de veranderende omgevingssituatie, zowel in de samenleving als in de Kamer. Dus daar wordt hard aan gewerkt.
In dat verband wil ik ook onze nieuwe Griffier, Simone Roos, van harte welkom heten. Zij is er vandaag voor het eerst. Het is ook meteen goed dat zij hierbij is, want dan kan ze precies horen wat er speelt. Het is ook een heel goed inwerkprogramma. Dus van harte welkom, nogmaals. Zij is vorige week beëdigd, maar nu echt officieel in dienst.
In dat verband wil ik ook iemand noemen die aan mijn rechterhand zit, namelijk Frans van Dijk – hij wordt er een beetje rood van, want dit vindt hij helemaal niks – die bijna veertig jaar de Kamer heeft bediend. We hebben bijna een jaar geen Griffier gehad – de heer Öztürk heeft dat ook genoemd – en in die periode was hij mijn steun en toeverlaat. Ik ben daar heel blij mee. Hij gaat helaas met pensioen. Ik wil ook even gezegd hebben dat ik heel trots op hem ben en heel veel steun aan hem heb gehad.
(Geroffel op de bankjes)
Mevrouw Arib (PvdA):
Het was niet de bedoeling, maar misschien kan ik in dit verband gelijk de vraag van de heer Öztürk erbij nemen: waarom heeft het zo lang geduurd? Vorig jaar september is er inderdaad een advertentie verschenen, ook na overleg met de ondernemingsraad. We gaan namelijk niet zomaar werven: ook de or heeft daar een stem in. Toen is er een advertentie verschenen. Daar hebben gewoon weinig mensen op gereageerd. Dus we hebben dat proces echt heel intensief gevoerd, met een zware sollicitatiecommissie en -procedure. Dat heeft weinig opgeleverd. Toen dachten we: je kan uit noodzaak een keuze maken, maar de Kamer verdient gewoon een goeie Griffier. Toen hebben we opnieuw die advertentie gezet en dat heeft gelukkig ook geleid tot een prima Griffier. Dus daar ben ik ook blij mee.
Goed. Dat is in het kort...
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Öztürk van DENK.
De heer Öztürk (DENK):
Mijn kritische vraag was naar uw eigen rol daarin. Als je ergens solliciteert, kijk je ook met wie je gaat werken. Dan ga je even googelen en kijken wie dan je directe samenwerkingspartner wordt. Als je dan leest dat de vorige Griffier eerder is weggegaan naar aanleiding van een aantal aanvaringen met u en dat u ook in het verleden bij de PvdA nog een aantal zaken heeft gehad, denk ik dat een aantal topbestuurders misschien niet hebben gesolliciteerd. Dat is eigenlijk mijn kritische vraag: voelt u dat ook? Of zegt u: nee, daar ga ik niet op in?
De voorzitter:
Ik weet niet of ik dat voel, meneer Öztürk, maar ik zal de Kamervoorzitter vragen wat zij ervan vindt. Wat vindt u ervan, Kamervoorzitter?
Mevrouw Arib (PvdA):
Nou, goed. Deze vraag heeft de heer Öztürk vorig jaar ook gesteld, precies dezelfde vraag. Volgens mij heb ik daar toen ook op geantwoord. Wij hebben de vorige keer een Griffier in dienst gehad. Dat was niet waar wij toen van verwachtten dat het zou matchen tussen de Kamer en de Griffier. De Griffier zelf kwam uit de onderwijswereld, niet uit de Kamer, en had inderdaad weinig ervaring met de verschillende departementen. Zij heeft ook gezegd dat haar hart eigenlijk in het onderwijs ligt. Ja, ik heb ook allerlei krantenartikelen gezien, maar die discussie hebben we toen gevoerd. Ik ben blij dat wij een hele goede Griffier hebben en daar wil ik het eigenlijk bij laten.
De heer Öztürk (DENK):
Ik lees toch: «Griffier Tweede Kamer vertrekt na conflict met Arib», en niet met de Kamer. Ik snap de tactiek van de Kamervoorzitter dat zij het altijd richting de Kamer en andere mensen wil afschuiven. Dat snap ik, die tactiek. Concreet: heeft dit effect gehad op het vinden van een nieuwe Griffier? Bent u dan ook bereid om met deze nieuwe Griffier wat zuiniger om te gaan, zodat we niet weer een jaar lang zonder Griffier zullen zitten?
Mevrouw Arib (PvdA):
Dat zijn van die persoonlijke aantijgingen. Er is een artikel verschenen, één artikel. Dan moet u dus bij die journalist zijn om te weten hoe zij aan die informatie en roddel en achterklap is gekomen en met haar die informatie delen. Verder kan ik er niks over zeggen; zo simpel is dat.
De voorzitter:
De Kamervoorzitter vervolgt haar betoog.
Mevrouw Arib (PvdA):
Dank u wel. Dan kom ik op de informatiepositie van de Kamer. Dat is natuurlijk een onderwerp dat mij aan het hart ligt. Dat heb ik ook bij mijn verkiezing, zowel de eerste als de tweede keer, naar voren gebracht. Ook staat in de Ramingsbrief dat het belangrijk is om de informatiepositie op verschillende manieren te versterken. We hebben de nodige discussie daarover gehad. Het is belangrijk dat de Kamer tijdig en volledig wordt geïnformeerd. De Kamer kan haar werk niet doen als de informatie niet beschikbaar is of niet juist is. Soms heb je te veel informatie. Dat is ook «geen informatie». Met name de heer Van der Molen van het CDA heeft daar in de schriftelijke bijdrage aandacht voor gevraagd. Die kant van de informatievoorziening hebben we aangepakt door de werkwijze van de commissies te herijken. We hebben toen een klankbordgroep ingesteld, zoals dat heet, bestaande uit Kamerleden maar ook ondersteund door de ambtelijke organisatie, en gesprekken gevoerd met Kamerleden over hoe we de commissies veel beter zouden kunnen positioneren en hoe we het teveel aan informatie dat de commissies krijgen, op een goede manier systematisch kunnen ordenen. De commissies zouden, naast de griffiers die de brieven bijhouden en allerlei dingen doen, ook informatiespecialisten moeten hebben die binnen korte tijd op verzoek van de commissieleden informatie kunnen afleveren. Dat heeft geleid tot een nieuwe werkwijze van de commissies. Wij hebben er zelfs een hele reorganisatie aan gewijd. We hadden verschillende commissies. Vroeger hadden we BOR. We hebben ook de Dienst Informatievoorziening. We hebben toen gezegd dat we die gaan samenvoegen en dan zoeken naar specialisten die de commissies op een goede manier kunnen ondersteunen. Dus als er vragen zijn over een bepaald thema waar de commissie mee bezig is – dat kan bijvoorbeeld op het gebied van landbouw zijn of op het gebied van milieu – dan is het belangrijk dat de commissie mensen heeft die haar gelijk van informatie kunnen voorzien. Dat is de nieuwe werkwijze. Ik weet als geen ander dat je soms met kortetermijnonderwerpen werkt, maar er zijn ook onderwerpen die voor de lange termijn op de agenda staan. Dan kan de commissie tijdig hoorzittingen organiseren, onderzoek laten doen en een planning maken, ook in overleg met de betrokken bewindspersoon. Dat gebeurt nu ook. De commissies werken nu allemaal volgens de nieuwe werkwijze.
Er is ook gezegd dat er misschien verschil is tussen de commissies. Dat zou kunnen. Drie proefcommissies waren er eerder mee gestart. De rest heeft zich daar vorig jaar na het zomerreces bij aangesloten. Daarom hebben we gezegd: uiterlijk eind dit jaar moeten we de nieuwe werkwijze evalueren. Dat betekent ook dat we per commissie kijken hoe het gaat: wat gaat goed en wat gaat er minder goed? Dan gaat het ook om de vraag: hoe kunnen we de ondersteuning misschien anders organiseren? We maken dan ook een vergelijking tussen de verschillende commissies. Dat zal in het najaar van 2018 naar voren komen. Dan wordt het ook zichtbaar. Dit ging over het versterken van de Kamerpositie, maar dan in commissieverband.
Jullie hebben ook vragen gesteld over het feit dat er soms vertrouwelijke informatie naar de Kamer komt. Soms wordt er vertrouwelijke informatie ter inzage gelegd en dan gaan de stukken na zes maanden weer naar de betreffende Minister of Staatssecretaris terug. Daar had de heer Van der Molen een vraag over gesteld. Ik heb het net nagevraagd, maar dat blijkt niet standaard te gebeuren. Dat is incidenteel gebeurd. U maakt wel een terecht punt. Soms kan het op gespannen voet staan met de Archiefwet. Dat is wel iets wat wij willen gaan uitzoeken. We willen daar ook afspraken over maken met diegenen die na zes maanden de stukken terugvragen. Onze vraag is dan: is dat nodig? Als ze dat doen, dan moeten ze het ook motiveren.
De heer Van der Molen (CDA):
Het is goed dat de Kamervoorzitter heel helder maakt wat de stelregel is, namelijk dat deze stukken blijven behoren tot het archief van de Kamer. Ik ben wel heel benieuwd naar wat voor zaken nog uitgezocht moeten worden. Als het een standaardregel op basis van de Archiefwet is, kan de Kamervoorzitter dan op voorhand bedenken onder welke dwingende omstandigheden je je er niet aan zou houden? Er zijn natuurlijk stukken die bepaalde vertrouwelijke informatie bevatten, maar die kunnen ook tot het archief behoren. Zeker in gevallen dat er nog naslag gedaan moet worden, is het belangrijk om het hier in bezit te hebben en om vanuit onze controlerende rol niet afhankelijk te zijn van de ministeries.
Mevrouw Arib (PvdA):
Ik heb gezegd dat het terugvragen van vertrouwelijke informatie binnen zes maanden op gespannen voet kan staan met de Archiefwet. Maar dat is niet zeker, aangezien de Archiefwet ontzettend ingewikkeld is. Er zijn ook mensen die zeggen dat het niet zo is. Dus geef mij dan even de ruimte om het ordentelijk en zorgvuldig uit te zoeken. Dat is één. Het tweede punt is dat de commissie-Van Raak hier in haar tweede rapport met betrekking tot de evaluatie van de parlementaire enquête heel veel aandacht aan heeft besteed. Zij heeft ook heel veel woorden gewijd aan het informeren van de Kamer en hoe om te gaan met vertrouwelijke stukken. Dat rapport zal ook plenair worden besproken. Dat zal niet voor de zomer lukken, maar dat gebeurt gelijk na het reces. Daar hoort dit punt ook bij. Ik hoop dat wij voor die tijd in beeld hebben hoe het zich verhoudt tot de Archiefwet. Maar dit is wel een belangrijk punt.
Wat natuurlijk ook naar voren kwam, en dat is wel actueel, is het eerder informeren van de media dan de Kamer. Ik weet dat dat voor heel veel Kamerleden echt lastig is, sterker nog: ik heb daar een kritische brief over geschreven aan de Minister-President. Mevrouw Özütok zei terecht dat de premier daarop heeft gereageerd met de mededeling dat hij ons tijdig en adequaat zou informeren. Zij wil weten wat dat concreet betekent. Ik moet wel zeggen dat het eerder informeren van de media dan de Kamer sinds die brief ietsje is afgenomen. Het is niet helemaal zoals het zou moeten, maar het is ook niet zo dat alle bewindspersonen dat doen. Degenen die er bijna een gewoonte van maken om de media eerder te informeren, heb ik op een lijst staan om zo snel mogelijk met hen een gesprek te voeren. Dat ga ik ook doen. Het zijn er niet veel, maar ze zijn er wel.
De heer Van Nispen zei dat als er zoiets gebeurt of als er dingen worden gelekt, je het debat kunt beginnen met een discussie over het lekken zelf om daarna over te gaan tot het onderwerp. Ik weet niet of dat tot iets kan leiden. Ik zit vooral te denken aan mensen die speciaal voor een bepaald debat komen. Stel dat het over gehandicapten of over Groningen gaat en we beginnen dan over ons Haagse probleem dat er wordt gelekt. Vinden mensen dat dan wel interessant? Ze komen voor de problemen die zij ervaren en zij willen weten wat Kamerleden daaraan doen. Misschien dat het wel interessant is om daar als Kamer een keertje over te debatteren in het kader van de informatievoorziening aan de Kamer. Hoe gaan we daarmee om?
Naar aanleiding van dezelfde problematiek heb ik het vorige kabinet gevraagd om toch precies te omschrijven wanneer bepaalde informatie vertrouwelijk is en hoe er omgegaan wordt met het informeren van de Kamer. Het vorige kabinet had een houding van: nou, als erom wordt gevraagd dan geven we dat. Maar dat is niet de bedoeling. De bedoeling is dat je als kabinet actief de Kamer informeert. Daar was dus een meningsverschil over. Het vorige kabinet heeft in een brief duidelijk gemaakt hoe het aankeek tegen het informeren van de Kamer. Die brief is in de commissie van Binnenlandse Zaken besproken. Het lijkt mij goed als ook die brief een keer geagendeerd wordt. Ik doe als Voorzitter mijn best om op te komen voor de informatiepositie van de Kamer en om die te verdedigen, maar ik heb jullie daar ook bij nodig. Het zou dus goed zijn om ook die brief, die door het vorige kabinet naar de Kamer is gestuurd, te agenderen. Desnoods vragen we dit kabinet om dit punt opnieuw op papier te zetten zodat daar een gedegen debat over kan plaatsvinden.
De heer Van Nispen (SP):
Ik zal de eerste zijn om te erkennen dat mensen die bijvoorbeeld komen voor een debat over de gaswinning in Groningen, niet geïnteresseerd zijn in een ordedebatje. Ik doe dat onmiddellijk, want ik ben het daar helemaal mee eens. Maar daar gaat het hier natuurlijk eigenlijk niet om. Als op de agenda een debat staat over bepaalde maatschappelijke problemen, dan moet het debat daarover gaan. Maar wij kunnen ons werk niet doen als er voortdurend wordt gelekt. De Voorzitter noemde het lastig als de media eerder worden geïnformeerd, maar ik ga een stapje verder want ik zeg dat je zo je werk niet kunt doen. Je kunt niet reageren op voorstellen die je niet kent. Het kan wel zijn dat het ietsje is afgenomen na de goede brief van de Minister, maar het moet niet afnemen, het moet gewoon helemaal stoppen! Zo'n ordedebat moet erop gericht zijn om de Minister op het matje te roepen en dat kan ook heel snel en kort of in het vragenuur. De Minister moet gewoon uitleggen hoe zoiets kan gebeuren. Het is bijvoorbeeld een traditie dat ieder jaar de Miljoenennota op straat ligt – ieder jaar! – maar er wordt nooit onderzoek gedaan. Dat kan niet, want dat is gewoon strafbaar. Daar is mijn voorstel op gericht. Het is er niet op gericht om andere debatten van de agenda te vegen maar om een Minister op het matje te roepen, want het moet niet afnemen maar stoppen.
Mevrouw Arib (PvdA):
Ik begrijp uw punt. U bent niet de enige. Meerdere collega's hebben daar last van. Het is belangrijk om onderscheid te maken. Je hebt de categorie mediamomenten. Een bewindspersoon kan bijvoorbeeld een mooi actieplan hebben. Ik noem geen namen. Hij steekt dat dan in bij een journalist die de primeur krijgt voor de krant van de volgende morgen. Om vijf voor twaalf stuurt hij het plan dan ook naar de Kamer. Dit is een heel lastig verschijnsel. Na mijn brief sturen bewindspersonen hun plannen eerder naar de Kamer, maar ze hebben wel onder embargo een interview gegeven en dat verschijnt de dag daarop. Dat is de ene categorie.
De andere categorie, die ik nog lastiger vind, is het lekken. Soms gebeurt het bewust en strategisch, maar soms ook niet. Het is heel lastig om te achterhalen wie er gelekt heeft. We kunnen er wel iets op verzinnen, maar de ervaring leert dat het bijna nooit lukt om degene die het doet op te sporen. Het blijft een lastig punt. Je vraagt iedere betrokkene om vertrouwelijk en zorgvuldig met de informatie om te gaan.
Ik begrijp uw punt wel. Als er echt iets door een bewindspersoon naar buiten is gebracht voordat de Kamer die informatie heeft gehad en een Kamerlid meldt dat aan voor mondelinge vragen, zal ik serieus overwegen om dat toe te laten. Bij afgelopen ramingen bracht D66 vaak naar voren dat vragen niet binnen de termijn werden beantwoord. Toen hebben wij gezegd dat wanneer vragen zonder goede reden niet binnen de afgesproken termijn zijn beantwoord – niet alle vragen kunnen binnen drie of zes weken worden beantwoord – ze aangemeld mogen worden voor de mondelinge vragen. Uit mijn hoofd gezegd heb ik dat twee of drie keer toegelaten. Dat werkte heel goed. Dat zou hier ook kunnen.
De heer Van Nispen (SP):
Dat zou een mogelijkheid zijn, maar als het midden in de week gebeurt, kun je het onderwerp niet aanmelden voor de mondelinge vragen. Recent hadden we het lekken uit de Voorjaarsnota. Bij de Miljoenennota is het traditie. Daar gebeurt het ieder jaar. Er werd gelekt uit de Voorjaarsnota dat er extra geld komt voor onderwijs en veiligheid. Als Kamerlid word je gevraagd om daarop te reageren, maar dat kan niet omdat je de informatie niet hebt. Vervolgens blijkt het ook nog eens niet te kloppen. Iedereen heeft het beeld dat het kabinet iets goeds doet, namelijk extra investeren in veiligheid, terwijl dat niet blijkt te kloppen. Dat kan gewoon niet. We hebben nu geen middelen in handen om de Minister te vragen hoe dit kon gebeuren. Daar komt het voorstel vandaan om toch de Minister op het matje te roepen. Dat kan door middel van een brief bij ieder incident, maar ik stel voor om daar een kort ordedebat over te organiseren waarin wij de Minister kunnen vragen hoe dit kon gebeuren. Laat de Minister het maar uitleggen. Als er sprake is van een strafbaar feit, moet er onderzoek naar gedaan worden.
Mevrouw Arib (PvdA):
Nogmaals, ik denk dat het echt aan de Kamer is. Als een meerderheid dit wil, kan dit punt geagendeerd worden en kan daar een debat over gevoerd worden. De meerderheid kan ook zeggen dat dit debat binnen een of twee weken moet plaatsvinden. Dat is geen probleem. Overigens kan een dertigledendebat over een belangrijk onderwerp ook sneller op de agenda komen. De heer Van Raak heeft dit onlangs ondervonden. Dat is ook een mogelijkheid. Ik zou het ontzettend op prijs stellen als de Kamer een keer met de betrokken bewindspersoon – in dit geval die van Binnenlandse Zaken – met voorbeelden de discussie voert over artikel 68 van de Grondwet en het actief informeren van de Kamer. Volgens mij is er genoeg aanleiding voor het voeren van dit debat.
De voorzitter:
Mevrouw Özütok, u had op dit punt ook een vraag gesteld.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Ik had een vraag ten aanzien van de briefwisseling en de afspraken tussen het kabinet en de Kamer over de informatievoorziening. Als ik goed heb geluisterd, is de Voorzitter niet ingegaan op de tijdige en adequate informatievoorziening. Zijn die afspraken ook neergelegd in die afsprakenreeks? Ik doe toch maar twee vragen in een interruptie. Het lijkt net alsof die afspraken toch meer een soort gentlemen's agreement zijn. Aan de ene kant hebben we het bewust lekken, zoals collega Van Nispen het noemt. Aan de andere kant hebben we te maken met een soort, zeg ik in mijn eigen woorden, scoringsdrang van sommige bewindspersonen. Is het een mogelijkheid om die afspraken met elkaar hard vast te leggen, zodat het niet alleen maar een gentlemen's agreement is? Het is eigenlijk een beetje absurd dat we daarnaar zoeken, omdat in de Grondwet staat dat dit op een juiste manier moet plaatsvinden. Maar ik ben creatief en wil nadenken over hoe we de handhaving kunnen verbeteren.
De voorzitter:
Dank. Deze aspecten had u inderdaad in uw vraag naar voren gebracht.
Mevrouw Arib (PvdA):
En terecht. Ik heb ook op mijn lijstje van antwoorden staan dat ik het een heel goed punt vind. Er wordt gesuggereerd dat er ambtelijke afspraken zijn of zo. Tenminste, dat maakt u uit die brief op. Maar er is geen sprake van ambtelijke afspraken over tijdige informatievoorziening of het moment waarop informatie voorafgaand aan een debat bij de Kamer moet zijn. Ik ben het helemaal met u eens dat het niet alleen zo'n gentlemen's agreement moet zijn, maar dat we moeten kijken of we dat formeel in een soort informatieprotocol kunnen vastleggen. Dat zeg ik u zeker toe, omdat ik weet dat dit Kamerbreed wordt gedeeld.
De voorzitter:
Op welke termijn zou u ons daarover kunnen informeren?
Mevrouw Arib (PvdA):
In het najaar van dit jaar, van 2018.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Dat is snel genoeg. Dank u wel.
Mevrouw Arib (PvdA):
Dank. Volgens mij waren dat de belangrijkste punten ten aanzien van de informatiepositie van de Kamer.
Dan waren er volgens mij terechte vragen van de heer Van Meenen, de heer Ziengs en nog een aantal Kamerleden over de kritiek van de Algemene Rekenkamer. Ik hoorde wat punten, technische vragen waarvan ik denk: Verhoeven heeft zich er ook mee bemoeid. Iets met privacy.
De voorzitter:
Dat was een procedurele vraag, maar misschien... Meneer Van Meenen?
De heer Van Meenen (D66):
Voorzitter, ik kan het bevestigen noch ontkennen. Ik kan wel zeggen dat dit altijd een heel belangrijk debat voor ons is en dat wij met de hele fractie bij elkaar komen om dit wekenlang voor te bespreken.
De voorzitter:
Meneer Van Meenen, dat geldt voor alle fracties die hier zitten, maar het is goed dat u aan bronbescherming doet. De Voorzitter vervolgt haar betoog.
Mevrouw Arib (PvdA):
Wat u zegt, is helemaal terecht. Dat klopt.
In het verantwoordingsonderzoek over het jaar 2016 constateerde de Algemene Rekenkamer dat er sprake was van vier onvolkomenheden in het financieel informatiesysteem van de Tweede Kamer. Het betrof de beveiligingsupdates, de documentatie van het databasebeheer en een aantal dingen die u ook heeft genoemd. In het verantwoordingsonderzoek over het jaar 2017 constateert de Algemene Rekenkamer dat drie van de vier genoemde onvolkomenheden zijn opgelost. Alleen de onvolkomenheid over de benodigde beheerrapportages resteert nog. Per 1 maart 2018 heeft de Tweede Kamer, zoals de Algemene Rekenkamer ook in haar verantwoordingsonderzoek aangaf, afspraken gemaakt met de Raad van State, de Algemene Rekenkamer en de Nationale ombudsman over de oplevering van de beheerrapportages in 2018, waarin informatie over het databasebeheer wordt opgenomen. Daarmee wordt tegemoetgekomen aan de kritiek van de Algemene Rekenkamer op dit punt. Ook is in april 2018 een in-control-verklaring opgesteld ten aanzien van de staat van de informatiebeveiliging van de Tweede Kamer. Dat is wat u expliciet vroeg. Dus dat punt is ook opgelost. Daarnaast is uit een onafhankelijke test in mei 2018 gebleken dat het financieel informatiesysteem afdoende beschermd is tegen aanvallen van hackers van buiten de Tweede Kamer. Ondanks alle maatregelen die we nemen, blijven we op de een of andere manier kwetsbaar voor aanvallen van hackers, maar we proberen er alles aan te doen. We hebben ook externe deskundigen ingeschakeld om ons daarbij te ondersteunen, omdat we weten hoe kwetsbaar onze informatie is.
U had ook iets gevraagd over het inzetten van ethische hackers. Dat gaan we ook doen. Wat u ook vroeg maar wat we niet gaan doen, is een... bounty?
De heer Van Meenen (D66):
Bug bounty.
Mevrouw Arib (PvdA):
Punt bounty.
De voorzitter:
Het begrip is bug bounty.
Mevrouw Arib (PvdA):
Ja, inderdaad. Dat gebeurt inderdaad. Dat doen heel veel bedrijven. Dat wordt wereldwijd gedaan, maar het is voor ons een beetje kwetsbaar om dat te doen. Niet alleen wij doen dat niet; bijna alle overheidsorganisaties kiezen ervoor om dat niet te doen, maar de rest doen we zeker. We blijven dat proces volgen en proberen daar snel op te anticiperen.
U wilde ons een compliment uitdelen als wij AVG-proof zijn. Ik durf het niet met honderd procent zekerheid te zeggen, maar de belangrijkste doelen zijn wel bereikt. Niet dat ik vis naar een compliment, maar ik heb het meegekregen, zeg ik voor de mensen die zich daar dag en nacht mee bezighouden.
De heer Van Meenen (D66):
Mijn complimenten.
Mevrouw Arib (PvdA):
Dank u wel, maar het blijft inderdaad steeds onderhoud vragen. Maar de Kamer is op dit moment AVG-proof. Ik vind het goed om dat hier genoemd te hebben.
De heer Van der Molen vroeg in dit kader of de computers van de Tweede Kamer voldoen aan de veiligheidsnormen. Dat is zeker zo. Vertrouwelijke informatie wordt ook vertrouwelijk opgeslagen. Dat is wel het geval. Tot zover de vragen over de Algemene Rekenkamer en wat daarmee samenhangt.
Dan waren er vragen over de verhuizing. Dat staat op ons netvlies. Daar zijn we mee bezig. Er is een Bouwbegeleidingscommissie. Ik ben blij dat Ockje Tellegen, die eerste ondervoorzitter van de Tweede Kamer is en ook in het presidium zit, de voorzitter is van de Bouwbegeleidingscommissie. Daar zitten heel veel fracties in. Daar worden een aantal dingen ingebracht. Als presidium worden we daar natuurlijk over geïnformeerd. Volgens mij was er vorige week nog een algemeen overleg onder leiding van of onder het voorzitterschap van de heer Ziengs, zag ik in het verslag, over de renovatie van het Binnenhof met de Staatssecretaris. Een aantal punten die hier zijn ingebracht over duurzaamheid, zijn daar ook ingebracht. Het is ontzettend belangrijk dat wij daar als Kamer nauw bij betrokken blijven. Dat gebeurt via de Bouwbegeleidingscommissie, waar een aantal Kamerleden in zitten. Dat gebeurt ook door de informatie aan het presidium. Ik weet niet van wie die precies was, maar de suggestie werd gedaan om ook de medewerkers daarbij te betrekken. Ik weet wel dat de ambtelijk secretarissen daar heel actief bij betrokken zijn. Er worden ook bezoeken georganiseerd aan het voormalige gebouw van Buitenlandse Zaken. Als er dus dingen zijn waarvan Kamerleden zeggen dat die anders zouden moeten, dan gebeurt dat ook in de Bouwbegeleidingscommissie.
De heer Van Nispen heeft gevraagd naar de kinderopvang, die waarschijnlijk moet wijken voor Nieuwspoort. Die informatie schijnt niet helemaal te kloppen. Het kan zijn dat die discussie is gevoerd – dat sluit ik niet uit – maar ik heb meegekregen dat een aanpassing sowieso nooit ten koste mag gaan van de kinderopvang, want de kinderopvang is een belangrijke voorziening voor Kamerleden én voor medewerkers. Dat moeten we ook goed regelen; dat moet ook niet tot heel veel discussies leiden. Ik begrijp ook van de Bouwbegeleidingscommissie dat die discussie daar heel goed is gevoerd en dat daarover naar tevredenheid van de ouders afspraken zijn gemaakt. In het verslag van het algemeen overleg daarover heeft de Staatssecretaris ook gezegd: wij gaan die discussie met Nieuwspoort zeker voeren. Ook heeft hij gezegd dat hij verwacht dat daar een oplossing voor komt. Het is dus niet «in plaats van». Al die knelpunten waar wij tegen aanlopen, horen daar ook te worden besproken. Ik hoop dat we dat op deze manier blijven doen.
Er is van alles meegegeven over duurzaamheid. Ik denk dat het voor de Bouwbegeleidingscommissie een belangrijk punt is, voor zover dat kan, want tegelijkertijd zag ik in het verslag ook staan dat wij binnen het budget moeten blijven: wat is nodig, wat kunnen we anders doen, wat kan goedkoper? Daar heb je ook rekening mee te houden. Maar het is ook belangrijk dat wij als Kamer het goede voorbeeld geven als het gaat om duurzaamheid. Dit soort signalen nemen we dus zeker mee.
De heer Ziengs (VVD):
Ik was even benieuwd of het kopje Bouwbegeleidingscommissie daarmee afgewikkeld was. Volgens mij ben ik nog wat specifieker geweest in mijn vraagstelling.
De voorzitter:
Misschien kunt u de Kamervoorzitter eraan herinneren wat specifiek uw vraagstelling was.
Mevrouw Arib (PvdA):
Ja, dat klopt; u heeft gelijk. De heer Ziengs had inderdaad een vraag gesteld over de plenaire zaal. Klopt dat?
De heer Ziengs (VVD):
Ook. Maar zo-even doelde ik op iets anders. In dat algemeen overleg, waar u net aan refereerde, was er onder andere een discussie over de transparantie vanuit de Bouwbegeleidingscommissie. Over dat punt ontstond een hele discussie.
Mevrouw Arib (PvdA):
Ja, dat klopt. Ik zie inderdaad in mijn aantekeningen dat u had gevraagd naar transparantie, de plenaire zaal en een glazen plaat naar aanleiding van dat incident.
Transparantie raakt de discussie die wij net met elkaar hebben gevoerd: waar het niet nodig is, moeten we niet geheimzinnig doen. Dat is een beetje mijn instelling. Hoe geheimzinniger dingen worden gehouden, hoe eerder iedereen denkt dat er iets achter zit. Ik heb dat verslag gelezen en ik vind het heel belangrijk dat het, waar het kan, openbaar en transparant is. Volgens mij is dat ook een punt dat de Bouwbegeleidingscommissie zeer serieus neemt. Als het goed is, hebben we woensdag, overmorgen, een vergadering van het presidium, waarin we geïnformeerd worden over de stand van zaken vanuit de Bouwbegeleidingscommissie. Omdat dit punt prominent aan de orde was in dat algemeen overleg, komt het, zo heb ik begrepen, ook terug in het presidium. Daar gaan we heel serieus naar kijken, want ik vind het een legitiem punt. Het werd aan de orde gesteld door bepaalde fracties, maar het gevoel werd breed gedeeld. Dat komt dus zeker aan de orde.
De Plenaire Zaal wordt in hetzelfde stuk aan de orde gesteld. Aangezien ik de enige ben die heel veel tijd in de plenaire zaal doorbrengt, zou het misschien goed zijn als ik daar ook iets over kan zeggen waarmee bij de verhuizing rekening kan worden gehouden. Dat komt dus ook terug.
Dan kom ik op het incident. Dat was een naar incident. Gelukkig is het allemaal goed gekomen. De discussie of er een glazen wand moet komen, werd ook gevoerd. De meerderheid van het presidium voelt daar niks voor. Dat doen we ook niet. Wel is het incident aanleiding geweest om dit incident op zich te onderzoeken en te kijken hoe het heeft kunnen gebeuren. Het gaat daarbij niet zozeer om de vraag wie fout is of wat dan ook, maar juist door dit soort incidenten komen dingen naar voren waarbij je eerder niet stilstaat. Een van de dingen die inderdaad aan de orde zijn geweest, is of we namen hadden van mensen die binnen zijn gekomen. Ik wilde mensen die dat mee hebben gemaakt, uitnodigen om nog een keer naar de Kamer te komen, zodat ze niet een traumatische ervaring hieraan overhouden. Maar het was heel lastig om die mensen te achterhalen. We moesten via een tweet vragen wie erbij was. Dit wordt ook meegenomen in dat onderzoek. Als het goed is, hoort dat onderzoek deze week of volgende week afgerond te zijn. Ik hoop daarmee de vragen die u heeft gesteld op dit punt te hebben beantwoord.
Ik zie ook interrupties?
De voorzitter:
Mij blijkt dat die er niet zijn. U kunt door.
Mevrouw Arib (PvdA):
Oké. Ja, ik moet afleren om... Ik ben niet de voorzitter.
In het kader van de verhuizing heeft de heer Öztürk gevraagd naar rustkamers. Bedoelde hij rustkamers in het nieuwe gebouw? Nee, uit zijn lichaamstaal blijkt dat de heer Öztürk ook het huidige gebouw bedoelde. Oké. In het gebouw waar we nu werken, zijn er twee goed ingerichte kamers: een op Binnenhof 1A, kamer A055, en een in gebouw Depot, kamer F003. Deze zijn vooral bedoeld, zeg ik erbij, als kolfkamer. Daar zijn ook wettelijke verplichtingen voor. Als Kamer moeten we die kamers daarvoor beschikbaar stellen. Er zijn ook fracties die binnen de eigen ruimten voorzieningen hebben getroffen om even te kunnen rusten. In dat opzicht is het misschien ook iets waar DENK, die ook een eigen ruimte heeft, zelf iets op kan verzinnen. Ik wil graag toezeggen dat de Facilitaire Dienst wil nagaan of er voldoende banken beschikbaar zijn om te kunnen rusten, maar dat kan ik niet beloven. Voor de rest begrijp ik ook van de Bouwbegeleidingscommissie dat het nieuwe gebouw, waar we tijdelijk naartoe gaan verhuizen, heel veel rustruimtes heeft omdat dit het voormalige gebouw van Buitenlandse Zaken is, waar heel veel gereisd werd en mensen met een jetlag waren. Er zijn daar meer mogelijkheden dan hier bij ons.
De voorzitter:
Meneer Öztürk.
De heer Öztürk (DENK):
Ik wil mijn interruptie hiervoor niet gebruiken...
Mevrouw Arib (PvdA):
O, dat is dan heel jammer!
De heer Öztürk (DENK):
... want ik wil die bewaren voor iets anders. Maar ik vind het wel heel jammer dat we voor...
De voorzitter:
Dat vind ik heel verstandig van u, meneer Öztürk, want er komt nog een tweede termijn. Dan kunt u hierop terugkomen.
De heer Öztürk (DENK):
Ik wilde mijn interruptie bewaren voor andere belangrijke onderwerpen.
De voorzitter:
Ik zag u popelen, maar dan bewaart u die voor andere dingen. Volgens mij kunnen we ook een prima tweede termijn houden.
Mevrouw Arib (PvdA):
Dan was er ook een belangrijk onderwerp dat bijna iedereen heeft aangekaart, namelijk de Participatiewet. Dat is inderdaad iets waar wij als Kamer een belangrijke rol in hebben en het goede voorbeeld in moeten geven. Ik kan melden dat we in 2017 6,5 banen hadden in het kader van de Participatiewet. In 2018 is het de bedoeling dat wij veertien banen zouden hebben. We zitten nu op twaalf. Dus eigenlijk voldoen we wel aan de norm. Natuurlijk is het ontzettend belangrijk om ons daarvoor in te zetten. Volgens mij is daar ook iemand voor vrijgemaakt die dit begeleidt, zodat het niet alleen op papier, maar ook in de praktijk plaatsvindt. Daar hebben we gewoon een belangrijke rol in.
Door GroenLinks, DENK en ChristenUnie is een vraag gesteld over het bijwonen van technische briefings. Dat is inderdaad een punt van de kleine fracties. We hebben het een aantal keren geagendeerd in het presidium. Daarover hebben wij in het presidium besloten – het kan zijn dat dit niet helemaal goed is gecommuniceerd; dat zou best kunnen, maar ik weet het niet – dat medewerkers een technische briefing mogen bijwonen, mits een Kamerlid soort van garant staat. Dat Kamerlid hoeft niet van dezelfde partij te zijn. Dus als bijvoorbeeld Van Nispen een technische briefing bijwoont, kan een medewerker van de ChristenUnie daarbij aanwezig zijn als hij dat weet. Dat hebben we afgesproken. Maar ik zeg daarbij dat het vaak gaat om vertrouwelijke informatie. We nodigen soms ook ambtenaren uit die iets niet aan een te grote groep willen vertellen. Dus we proberen het op deze manier, zodat we recht doen aan zowel kleine fracties als grote fracties.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Ik wil mijn punt even verder verduidelijken. Het gaat mij niet om technische briefings van vertrouwelijke aard. Dat die voor Kamerleden zijn, staat buiten kijf. Ik bedoel de volgende situatie. Stel dat ik niet naar een technische briefing kan omdat ik een debat heb. Dan kan ik, in uw woorden, garant staan voor een medewerker die er wel naartoe kan. Dat is meer de zoektocht die ik had. In uw voorbeeld zou er toch nog steeds een directe koppeling moeten zijn met een Kamerlid dat ook aanwezig is bij de technische briefing. Dat begrijp ik uit uw antwoord.
Mevrouw Arib (PvdA):
Nou, het wordt nu gekoppeld aan kleine fracties. We hebben deze discussie inderdaad uitvoerig gevoerd in het presidium. Ik wil het opnieuw agenderen, hoor, als daar grote behoefte aan is. Maar ik wil ook op het volgende wijzen. Ik zat in een grote fractie, die nu een kleine fractie is geworden. Ik weet ook dat er niet altijd Kamerleden naar een technische briefing gaan, ook niet van grote fracties. Het is echt de bedoeling dat Kamerleden daar aanwezig zijn. Als wij dit zouden toelaten en zouden zeggen dat het geen probleem is, lopen we ook de kans op een technische briefing waarbij alleen medewerkers aanwezig zijn en geen Kamerleden. Hoe zorgen we voor een evenwicht daartussen in de situatie waarin Kamerleden niet kunnen? Dat is eigenlijk het punt. En dat geldt niet alleen voor kleine fracties. Ik praat ook uit ervaring met hoe het er in het verleden aan toeging en het gemak waarmee medewerkers naar allerlei dingen toe gingen in plaats van Kamerleden. Mensen verwachten ook dat ze in gesprek gaan met Kamerleden. Maar nogmaals, ik wil dit graag meenemen en naar een soort tussenoplossing zoeken als blijkt dat wat wij hebben voorgesteld in de praktijk misschien niet helemaal werkt.
De voorzitter:
Mevrouw Özütok in tweede instantie en daarna mevrouw Ouwehand.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Ik begrijp wat de Voorzitter zegt over de afweging. Je wilt niet dat er alleen maar medewerkers op zo'n technische briefing zijn. Dat snap ik. Maar mijn fractie heeft juist hele goede ervaringen als het gaat om de verdieping die je daarmee krijgt. Wij zijn redelijk groot, maar ik doe dit verzoek omdat wij willen dat de deskundigheid en de verdieping direct meegenomen kunnen worden door onze medewerkers. Dat wil ik alvast zeggen. En ik ben blij met de toezegging van de Voorzitter dat zij hier nog een keertje naar wil kijken.
De voorzitter:
Ik hoorde daar niet echt een vraag in, dus ik geef nu graag het woord aan mevrouw Ouwehand.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik heb een korte opmerking om mevrouw Özütok bij te vallen maar ook het punt van de Voorzitter te onderstrepen. Corrigeer me als ik het verkeerd heb, maar volgens mij geldt de regel dat zich vijf leden moeten hebben aangemeld voor een technische briefing. En het is wel de bedoeling dat de mensen die zich hebben opgegeven ook echt komen. Mijn ervaring in de commissies is dat er, als dat een keer misgaat – Kamerleden hebben zich opgegeven maar er komen maar twee Kamerleden en de rest stuurt een medewerker – hartige woorden worden gesproken.
Mevrouw Arib (PvdA):
Precies.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dus volgens mij wordt geborgd wat de Voorzitter terecht wil vasthouden. En ik zou mevrouw Özütok erin willen bijvallen dat het soms niet lukt, en dat het dan fijn is als de medewerker daar kan zitten als je als Kamerlid niet kan.
Mevrouw Arib (PvdA):
Ja, zeker.
De voorzitter:
En hoe kijkt de Kamervoorzitter daartegen aan?
Mevrouw Arib (PvdA):
Nou, ik heb het gezegd. Dit is precies het dilemma waar we mee te maken hebben, want je wilt ook niet dat... Nou ja, ik ga het niet herhalen, maar ik neem het zeker mee. Het is belangrijk dat Kamerleden daar vertegenwoordigd zijn, maar dat ook medewerkers de mogelijkheid hebben om zo'n technische briefing bij te wonen en daar ook iets van op te steken.
Het heeft er niks mee te maken, maar misschien wel iets: zou een duo-Kamerlid dit kunnen oplossen? Meneer Öztürk, een duo-Kamerlidmaatschap, dat was uw voorstel. Dat is niet mogelijk; het staat in de Grondwet. Dus ik zou zeggen: daar moet u het mee doen.
Goed. De heer Öztürk had nog een ander punt waar ik mij iets bij kan voorstellen. Hij hangt dit op aan de positie van minderheden; de Voorzitter heeft iets toegezegd of niet toegezegd. De positie van minderheden is altijd belangrijk geweest voor mij en dat is nog steeds zo. Daar waak ik voor. Het lukt niet altijd, want je hebt ook met meerderheden te doen. Het is voor kleine fracties soms van belang om dat ook te erkennen. Soms krijg ik het niet voor elkaar en dan denk ik: de kiezer heeft gesproken. In de democratie werkt het ook zo, maar ik houd in de gaten in hoeverre minderheden soms wel of niet aan bod komen. U gaf het voorbeeld van de moties, dat niet altijd gemakkelijk is terug te lezen wat het oordeel van bewindspersonen is. Ik wil dit graag onderzoeken, want ik kan me voorstellen dat het niet altijd makkelijk is om alle Handelingen door te nemen om te kunnen zien of de Minister «oordeel Kamer» of «overnemen» heeft uitgesproken. Dat wil ik graag onderzoeken en ik zal jullie daar zeker over informeren. Misschien is dit in een oogopslag te zien zonder dat je alles leest.
De voorzitter:
Komt dit in het najaar, voordat wij de hele handel van de begroting krijgen?
Mevrouw Arib (PvdA):
Ja, prima. Ik was nog iets vergeten over de verhuizing. Het aantal bezoekers werd door iedereen gewaardeerd en dat moet ook in het kader van de verhuizing zo veel mogelijk worden behouden. Wij merken dat er heel veel interesse voor ons is. Ik hoop dat dat zo blijft als wij gaan verhuizen. Het is natuurlijk een feit dat dit gebouw iets magisch heeft en een enorme aantrekkingskracht heeft. Wij doen er alles aan om straks ook zo veel mogelijk bezoekers, en liefst nog meer dan nu, te hebben. Fysiek gezien kunnen er minder mensen zitten door de omvang van de publieke tribune. Het is ietsje kleiner, maar ik begrijp dat dat gelukkig wordt opgevangen doordat er twee glazen skyboxen zijn. Vooral jongeren vinden dat geweldig en zo kunnen meer mensen volgen wat er straks in de zaal gebeurt. Maar nogmaals, wij doen er alles aan om zo veel mogelijk mensen naar de Kamer te krijgen.
Tijdens een vorige raming heb ik voorgesteld om op 5 mei hier een open dag te houden. Dat is nog steeds een groot succes. Ook dit jaar waren er iets van 7.000 bezoekers. Dat is echt geweldig om te zien. Dus dat blijven wij doen.
De heer Van Meenen had het over EU-adviseurs. Ik doe het niet op volgorde, maar ik ken jullie zo goed dat ik weet dat jullie mij aanspreken als ik iets vergeet te beantwoorden. Hij maakt zich daar een beetje zorgen over. Vroeger waren er acht EU-adviseurs; nu zijn het er zes en er komt er nog een in september. De EU-adviseurs hebben een aparte geschiedenis. Ik heb me daarin moeten verdiepen toen ik Voorzitter werd, omdat ik ook zag dat commissies niet gelijk verdeeld zijn qua ondersteuning. Het is ooit begonnen met twee of drie EU-adviseurs en dat is uitgebreid naar acht EU-adviseurs. Natuurlijk is het heel erg belangrijk om de EU-besluitvorming te volgen en daarop te anticiperen, maar ik wil dat ook beoordelen in vergelijking met andere commissies. Ook de commissie Justitie en Veiligheid is heel belangrijk, maar ook de commissie Volksgezondheid is heel belangrijk. Wij zijn nu aan het bekijken hoe alle commissies worden ondersteund. Wij moeten gewoon bekijken waar meer menscapaciteit nodig is en of daarmee moet worden geschoven. Het is niet dat daarop bezuinigd werd of wat dan ook, maar wel is gezegd dat ze sterk bemenst zijn. Dat is nu ook het geval, maar straks houden we alle commissies tegen het licht.
De heer Van Meenen (D66):
Ik heb begrepen dat er ooit een rapport is geschreven door de heren Ten Broeke – nog steeds onze collega – en Schouw over de EU-ondersteuning. Zij zijn toen ook tot de conclusie gekomen dat er toch ten minste acht mensen moeten zijn om de Kamer in deze tijd goed op de hoogte te houden. Dus ik vroeg me af of de Minister... Pardon, de Minister? Neem mij niet kwalijk. U bent veel hoger.
Mevrouw Arib (PvdA):
Dank je.
De heer Van Meenen (D66):
De Voorzitter. Ik vroeg me af of de Voorzitter dat rapport kent en hoe ze daar nu naar kijkt.
Mevrouw Arib (PvdA):
Als er een commissie is met heel veel rapporten, dan is het inderdaad de commissie EU: rapporten van Van Baalen, Ten Broeke, Leegte. Zij pleiten allemaal voor extra ondersteuning van de commissie. Ik zou eigenlijk willen zeggen: in die tijd was het ook erg nodig. Dat was volgens mij ook zo omdat er niet zo heel veel bekend was, maar tegenwoordig kun je heel veel zien en heel veel vinden. Wij moeten dus gewoon opnieuw kijken of dat nog steeds op dezelfde sterkte is en dat vergelijken met andere commissies. Maar om op voorhand te zeggen dat zij groter en sterker moet zijn dan de rest van de commissies gaat mij een beetje te ver. Want ik zie ook hoe hard de andere commissies bezig zijn om van alles en nog wat te organiseren, en dat is niet altijd makkelijk.
De heer Van Meenen (D66):
Voordat er nu een misverstand ontstaat: het gaat mij niet om de EU-commissie; het gaat mij om de EU-adviseurs ten behoeve van juist de andere commissies.
Mevrouw Arib (PvdA):
Ja, maar in dat verband is het heel goed om mee te geven – dat had ik misschien in het begin kunnen doen – dat in het kader van de evaluatie van de nieuwe werkwijze van de commissies de functie van EU-adviseurs wordt meegenomen. Als daaruit blijkt dat dat een meerwaarde heeft, dat het belangrijk is en dat het moet, dan zullen we het zeker doen. Dat wordt zeker bij de evaluatie betrokken.
De voorzitter:
Voor de volledigheid, meneer Van Meenen: in het najaar 2018 volgt de evaluatie van de KVKO. Dus dat komt eraan.
Mevrouw Arib (PvdA):
Dank u wel.
Er is veel gezegd over ons voedsel – ik kijk naar mevrouw Ouwehand en naar mevrouw Van der Graaf – maar ook over verspilling. Dat zijn allemaal belangrijke zaken waarvan ik denk dat het goed is dat zij worden geagendeerd. Het klink misschien alsof het bijna niet belangrijk is, maar wij brengen hier heel veel tijd door en wij eten vaker hier dan in ons eigen huis. Dus in die zin is het ontzettend belangrijk dat ook rekening wordt gehouden met de wensen van Kamerleden en van medewerkers. Deze signalen heb ik eerder gekregen van collega's. Zij hadden allemaal iets: niet alleen rekening houden met veganisten, maar bijvoorbeeld ook met het feit dat je allergisch bent voor noten of voor wat dan ook. Ik heb dit vorige week of twee weken geleden ook in het presidium besproken. Er komt een onderzoek en aan alle medewerkers en Kamerleden zal worden gevraagd wat hun wensen zijn en welke andere dingen zij belangrijk vinden. Dat onderzoek moet ertoe leiden dat wij andere aanbiedingen doen of keuzemogelijkheden creëren dan tot nu toe het geval is. Deze punten worden daarin zeker meegenomen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dank. Dat lijkt me fijn. Dat gaat een klein beetje voorbij aan de opgave waar we voor staan. Bij de Partij voor de Dieren werken veel planteneters. Dat is hartstikke goed. Maar zelfs het kabinet zegt: minder vlees en zuivel, meer groente. Daar zou je, even los van individuele voorkeuren, alvast wat keuzes in kunnen maken. Wil de Voorzitter daar nog op ingaan? De volgende vraag is wat we dan in de tussentijd doen. Op dit moment hebben mensen die graag plantaardig willen eten en daaraan vast willen houden regelmatig niks te eten, of moeten zij heel moeilijk doen en gaan ze uiteindelijk met een paar droge aardappels en droge asperges terug naar hun fractiekamer. Het lijkt mij dus niet zo heel ingewikkeld om nu alvast een keuze te maken en in elk geval een plantaardig gerecht aan te bieden. Zou dat kunnen?
Mevrouw Arib (PvdA):
Ik zal het zeker bespreken. Zoals u zegt: we gaan niet een halfjaar of een jaar wachten. Het is belangrijk dat rekening wordt gehouden met mensen. Ik zal zeker meenemen of we dit geleidelijk kunnen invoeren, zodat het niet op een heel onderzoek hoeft te wachten. Het gaat ook een beetje om vraag en aanbod. Dat geldt ook voor ons.
U had ook de vraag of er kangoeroevlees werd aangeboden. Dat is niet het geval. Ik kijk richting onze directeur Bedrijfsvoering: ik hoop echt dat dit nooit is gebeurd en niet gaat gebeuren. Ik hoop ook niet dat iemand bij het onderzoek invult dat dit op het menu moet staan. Het is dus niet het geval.
U had met mevrouw Van der Graaf de vraag of de derving in het restaurant met 12% omlaag kan. Dat kan, maar ik begrijp dat het wel effect heeft op het assortiment, vooral op donderdag. Het is goed om daar met het restaurant over te praten. Dan zal er een plan van aanpak komen. Maar ik ben het met iedereen eens: wat wij van anderen vragen, moet ook voor ons gelden, zeker als het gaat om verspilling, plastic en dat soort zaken. Wij eisen in allerlei debatten dat anderen zich eraan houden, maar dat geldt ook voor ons. Dat is dus zeker belangrijk.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Graaf heeft hierover een vervolgvraag.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik heb ook een vraag gesteld over gescheiden afvalinzameling in de restaurants. Wordt dat meegenomen?
Mevrouw Arib (PvdA):
Dat wordt meegenomen, ja. Het schijnt praktisch heel lastig te zijn, maar...
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
We doen het thuis ook.
Mevrouw Arib (PvdA):
Precies, precies. Dat is zeker het geval.
De heer Öztürk had het over de dienstauto. Wie zitten daarin? De chauffeur; dat ligt voor de hand. En wie gaat mee? Als ik hier tot diep in de nacht een debat heb, neem ik bijna altijd collega's die in Amsterdam wonen mee. Ook toen ik een eigen auto had, deed ik dat. Er staat nergens dat dit verboden is. Ik weet dat u daar foto's van heeft gemaakt. U noemde de heer Bosma, maar de heer Bosma is niet de enige. Ook andere collega's zijn met mij meegegaan. Dat blijf ik doen.
De heer Öztürk (DENK):
Dat is een heel moedige uitspraak. Dat blijf ik doen, zegt ze. Ik wil nogmaals om de reglementen voor de dienstauto vragen. Er worden extra kilometers gemaakt voor een Kamerlid, die al een reisvergoeding ontvangt van de samenleving. Dat is een privilege. Het ene Kamerlid wordt met de dienstauto van de Kamervoorzitter naar huis gebracht. Het andere Kamerlid dus niet. Dus als je het goed hebt met de Kamervoorzitter, denkt die: ik neem je mee. Dan kun je ondertussen op de achterbank wat zaken bespreken met de Kamervoorzitter. Maar zo gaan de zaken niet, mevrouw de Kamervoorzitter. Uw collega Co Verdaas heeft dat ook een keer gedaan. Hij is daardoor uiteindelijk geen Staatssecretaris geworden. Ik kan me dus niet voorstellen dat u hier beweert: ik zorg ervoor dat met mijn dienstauto extra kilometers worden gemaakt en ik verantwoord dat niet. Dat kan ik me niet voorstellen.
Mevrouw Arib (PvdA):
Co Verdaas wordt erbij gehaald, maar dat is van een totaal andere orde. Dat heeft hier helemaal niks mee te maken. U vraagt naar de voorwaarden waaronder de dienstauto gebruikt wordt. Volgens mij kunt u die informatie gewoon op de website vinden. Ja, die informatie is beschikbaar. Er is geen enkel geheim. Meneer Öztürk, u heeft niet meegedaan aan de schriftelijke inbreng van de Kamer. U had die technische vraag kunnen stellen. Dat was geen enkel probleem geweest. U zegt het nu. Maar die informatie is er gewoon. Die kunt u dus krijgen.
De voorzitter:
De heer Öztürk, in tweede instantie.
De heer Öztürk (DENK):
De Kamervoorzitter weigert een lijst te geven van Kamerleden die zij heeft meegenomen. Zij weigert het verslag van ritten te geven waarin je kunt zien hoeveel extra kilometers er met de dienstauto, met de belastingcentjes van de samenleving, is gereden, waarmee een Kamerlid, dat een reiskostenvergoeding ontvangt, bevoordeeld is. En daarna zegt ze: ik ga hiermee door. Dat weegt zwaar voor mij. Dat is kwalijk. De Voorzitter zegt: ik bepaal zelf wat er allemaal gebeurt en ik verantwoord dat niet. Als dat de wijze is waarop wij met gemeenschapsgeld zouden moeten omgaan, dan kunnen we vandaag stoppen. Dat is niet de wijze waarop wij hier in deze samenleving de democratie met elkaar beleven.
Mevrouw Arib (PvdA):
Dit soort aantijgingen zijn niet nieuw. Er worden allemaal beweringen gedaan over aantallen kilometers. Volgens mij wordt dat keurig bijgehouden. De vraag is: mag iemand meerijden? Natuurlijk mag iemand meerijden. Natuurlijk mag dat als ik tot diep in de nacht hier zit, evenals een Kamerlid dat in Amsterdam woont. Dat heb ik altijd gedaan, ook toen ik nog met mijn eigen auto reed. Daarvan zeg ik: daar is niks mis mee. Als wij hier als Kamer gaan verbieden dat een collega die ook in Amsterdam woont, bij je in de auto stapt... U had ook gevraagd: kunnen we meerijden? Toen zei ik: nee, ik ga niet naar Rotterdam, ik ga naar Amsterdam. Toen heeft u foto's gemaakt. U creëert nu een schimmige sfeer. Dat werp ik verre van me. Dat niveau, daar wil ik eigenlijk niet in treden.
De voorzitter:
Dank. Meneer Öztürk, er is nog een tweede termijn. Dan kunt u hierop terugkomen. Mevrouw Özütok heeft ook nog een vraag hierover.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Ik vind het heel erg ongemakkelijk dat de heer Öztürk het op deze manier stelt. De Kamervoorzitter woont in Amsterdam en heeft duidelijk aangegeven dat als Amsterdamse Kamerleden ook die kant uit gaan, zij die meeneemt. Volgens mij heeft zij een duidelijk antwoord gegeven. Het gaat niet om carpoolen vanuit Den Haag via Utrecht naar Amsterdam. U maakt dus echt van een mug een olifant.
De voorzitter:
Mevrouw Özütok, het is de bedoeling dat u een vraag stelt aan de Kamervoorzitter, en niet dat u reageert op de interruptie van de heer Öztürk. Daar hebben we een tweede termijn voor.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Dan heb ik wel een vraag aan de Kamervoorzitter. Kan zij nog een keer benadrukken waar de Kamerleden die met haar meerijden, uitstappen?
De voorzitter:
Creatief bedacht, mevrouw Özütok.
Nee, meneer Öztürk.
De heer Öztürk (DENK):
Dat is wel uitlokking. Er is concreet in mijn richting gesproken. Ik wil daar antwoord op geven.
De voorzitter:
Meneer Öztürk...
De heer Öztürk (DENK):
Er is een vraag bedacht om mij uiteindelijk een antwoord te geven. Ik wil daar een antwoord op geven.
Ik heb om transparantie gevraagd. Als de Kamervoorzitter zegt dat zij mensen wil meenemen, maak dan jaarlijks een lijst. Dan is transparant met wie u gereisd heeft. Maak het tastbaar. Dat recht hebben we. U maakt kosten, extra kosten. Ik zie hier dat Mark Verheijen, mede doordat hij niet goed heeft gedeclareerd, in opspraak is gekomen. Ik wil ervoor zorgen dat alle reiskosten en declaraties transparant zijn. Dus als u vanuit GroenLinks er geen moeite mee heeft, prima. Maar maak het transparant. Wie gaat er mee met de dienstauto van de Kamervoorzitter? Dat moet duidelijk zijn.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Öztürk, dat u in ieder geval nog even op het punt van mevrouw Özütok reageerde, die u inderdaad indirect aansprak. Daarmee heeft u het uiteindelijk wel creatief vervat in een vraag aan de Kamervoorzitter, maar u bent hier allemaal zeer ervaren Kamerleden en u weet precies hoe het debat gaat. In de tweede termijn kunt u nog op elkaar reageren. Als de Kamervoorzitter er toch behoefte aan heeft, geef ik haar nog kort even de mogelijkheid hierop te reageren, maar ik wil eigenlijk wel doorgaan, als ik heel eerlijk ben.
Mevrouw Arib (PvdA):
Ja, dat is prima. Ik wil eigenlijk alleen dit soort «vuilspuiterij» – zoals ik het noem – van me wegduwen, omdat...
De heer Öztürk (DENK):
Tjongejonge!
Mevrouw Arib (PvdA):
Er worden namen genoemd van mensen die met een dienstauto meerijden. Een dienstauto is bedoeld voor woon-werkverkeer; niets meer en niets minder. Je gaat niet met een dienstauto privéritjes maken. Je gaat niet met een dienstauto ik-weet-niet-wie wegbrengen of wat dan ook. Waar het hier om gaat, is het volgende. Als ik in een debat zit dat tot diep in de nacht duurt en een Kamerlid dat in Amsterdam woont...
De heer Öztürk (DENK):
PVV!
Mevrouw Arib (PvdA):
PVV. Ja, dat kan. U drinkt ook koffie met de PVV. Wat is daar mis mee? Als iemand met mij mee wil rijden, neem ik diegene graag mee. Dat geldt ook voor andere collega's. Dat blijf ik doen, want als wij dit soort intermenselijke contacten gaan verbieden, oftewel dat iemand niet met je in de auto terug mag rijden, dan zijn we echt... Maar goed, ik ben in het verleden ook met andere Voorzitters meegereden.
De voorzitter:
De Kamervoorzitter vervolgt haar betoog.
Mevrouw Arib (PvdA):
Ja. Dan wil ik een belangrijke vraag beantwoorden over 100 jaar kiesrecht. Dat was een vraag van mevrouw Özütok, denk ik. Ik wil hier eigenlijk graag wat cijfers bij pakken, want het is wel belangrijk om die te noemen. In elk geval gaat het erom dat wij 100 jaar kiesrecht niet ongemerkt voorbij willen laten gaan. Een belangrijke mijlpaal in onze democratie is dat niet alleen vrouwen, maar ook jongeren en mensen met weinig inkomen stemrecht hebben gekregen, zowel passief als actief. Er is een stuurgroep samengesteld, waar ik de voorzitter van ben. Collega's van andere fracties hebben zich gemeld – sommigen, niet allemaal – en we zijn druk bezig met de voorbereidingen van allerlei festiviteiten, waarvan wij ook vinden dat Kamerleden daar nauw bij betrokken moeten worden. U zult daar dus de komende periode zeker iets over horen. Om misschien nu alvast iets te melden, zeg ik het volgende, want er wordt ook steeds naar het vrouwenkiesrecht verwezen. Volgens mij was 3 juli de dag dat Suze Groeneweg werd gekozen, maar in september werd ze geïnstalleerd. Ook dat moment zullen we niet onvermeld laten.
Misschien is het goed om in dat verband mijn soort van pijnpunt te noemen, namelijk dat wij nu in 2018 zien dat met het vertrek van een aantal Kamerleden het aantal vrouwelijke Kamerleden is gedaald. Dat is soms echt treurig om te zien. Volgens mij hebben we door het vertrek van mevrouw Van Tongeren deze week nog 49 vrouwen in de Kamer. Dat is, in 2018, heel erg weinig. Ik vind het echt pijnlijk om te constateren dat dat nog steeds niet is veranderd. We hebben weleens gehad – volgens mij was het in 2010 – dat er 64 vrouwen in de Kamer zaten, maar dat is aantal is achteruitgegaan.
Dat gezegd hebbende, ga ik naar de vraag over 151 zetels. We hebben overigens wel een vrouwelijke Kamervoorzitter. Dat is wel fijn. Althans, niet voor de heer Öztürk, denk ik. Dat is een grapje.
De voorzitter:
Ik hoorde de heer Van Meenen hierover juist opmerken dat hij hoopte dat er ooit weer een man zou komen.
De heer Van Meenen (D66):
Nee, voorzitter, ik heb niet gezegd dat ik dat hoop, maar het lijkt mij heel onwaarschijnlijk dat dat ooit nog gaat gebeuren. Maar je weet maar nooit of er misschien ooit nog eens een man op de stoel van de Voorzitter zit.
Mevrouw Arib (PvdA):
Ja. We hebben vorige week een prachtige bijeenkomst gehad met oud-Kamervoorzitters. Vroeger waren het vaak mannen en de laatste tijd zijn het vaker vrouwen. Dat is op zich ook prima. Ik heb die opmerking gemaakt in het kader van dat interview met meerdere Kamervoorzitters. Het is wel iets waarvan ik denk dat het een keer goed geregeld zou moeten worden, want het is inderdaad zo dat kleine fracties moeilijk iemand naar voren kunnen schuiven die kan meedoen met de verkiezing van een Kamervoorzitter. Als zo iemand Kamervoorzitter wordt, wordt die plek namelijk niet opgevuld. We hebben die discussie ook ooit gehad over zwangerschapsverlof. Vroeger werden vrouwen die zwanger waren ook niet vervangen. Dat is gelukkig ook geregeld. Het is niet een extra Kamerlid, want het is een groot goed dat de Kamer, als de 150 Kamerleden geïnstalleerd zijn – dat staat ook in de Grondwet – iemand uit haar midden kiest. Dat is een groot goed en dat moet ook zo blijven, alleen helpt het misschien om de mogelijkheid te bieden dat ook kleine fracties, zeker de laatste tijd met verschillende kleine fracties, iemand kunnen laten meedoen die goed is. Ik heb dit ook gezegd in het kader van de onafhankelijkheid, want je stemt mee en je doet ook mee aan heel veel politieke activiteiten. In dat kader heb ik het ook gezegd. Maar goed, in 2003 heeft Agnes Kant een motie ingediend. Dat noem ik ook in dat interview. CDA, D66 en GroenLinks hebben voorgestemd. Er was ook een Kamermeerderheid, maar het vereist gewoon een Grondwetswijziging. Dat was toen de reactie van Thom de Graaf, die Minister was. Ja, meneer Van Meenen! Maar goed, het staat iedereen vrij om met een wetswijziging te komen. In dat verband heb ik het ook gezegd. Wie weet, misschien wordt het ooit opgepikt.
Ik kijk even of ik bijna alle vragen heb beantwoord. Nee, de heer Öztürk...
De voorzitter:
Misschien kan iedereen even kijken naar de vragen die hij gesteld heeft. Dan loop ik even de woordvoerders langs die zien dat een bepaalde vraag niet beantwoord is.
Mevrouw Arib (PvdA):
Er was...
De voorzitter:
Zal ik dat eerst even doen?
Mevrouw Arib (PvdA):
Nou, er was een vraag van de heer Öztürk.
De voorzitter:
Dan doen we die eerst, als de Voorzitter dat wil.
Mevrouw Arib (PvdA):
Over het presidium, hè? Dat was het inderdaad. Het klopt dat in het presidium niet alle fracties vertegenwoordigd zijn. Dat is niet iets van nu, maar het is inderdaad altijd zo geweest dat een aantal fracties daarin is vertegenwoordigd. Na de verkiezingen van 2017 heb ik me ontzettend hard gemaakt om de kleine fracties vertegenwoordigd te houden in het presidium. Zo is de heer Voordewind toen namens de kleine fracties... In het presidium is een extra iemand gekomen. In plaats van zeven zijn het er nu acht geworden. Ik kan u zeggen dat de heer Voordewind het ontzettend opneemt voor al die fracties en met iedereen overlegt, ook met de ambtelijk secretarissen. Omdat hij ook namens jullie heel veel dingen inbrengt en ook de zaken verdedigt die voor kleine fracties van belang zijn, vind ik het dus ook naar hem toe een beetje jammer dat het op die manier gaat. Maar mocht u meer willen, bijvoorbeeld dat iedereen erin vertegenwoordigd moet zijn, dan moet u na de verkiezingen een voorstel daartoe doen. Maar op dit moment is het bij meerderheid zo besloten dat het presidium met één plek wordt uitgebreid. Die plek vertegenwoordigt alle kleine fracties. Dat doet de heer Voordewind. Jullie hebben ook voor hem gekozen.
De heer Öztürk (DENK):
We zouden na een jaar evalueren, dus ik zie de evaluatie graag tegemoet. Daarnaast is de heer Voordewind van de coalitie, dus het establishment zit in het presidium. De grote partijen, het establishment, de elite, zitten in het presidium. We kunnen twee dingen doen. We kunnen het presidium openstellen in een roulerend systeem, zodat kleine fracties ook de gelegenheid krijgen om mee te bepalen wat hier in dit huis gebeurt. Of we kunnen zeggen: dit is het grotepartijenoverleg of het establishmentoverleg of het eliteoverleg. Dan geven we het een andere naam en accepteren we gewoon dat de elite het hier voor het zeggen heeft.
Mevrouw Arib (PvdA):
Het presidium is gekozen voordat het kabinet werd gevormd, dus de heer Voordewind is gekozen, aangewezen, door alle kleine fracties. Er is enorm geknokt om een extra plek te creëren omdat wij nu met dertien fracties zijn, zodat al die kleine fracties zijn vertegenwoordigd. Dus de heer Voordewind was helemaal niet van de meerderheid. Dat was pas daarna. Eigenlijk zegt u: als u coalitielid bent, mag u niet in het presidium zitten. Daar komt het een beetje op neer. De heer Voordewind is lid van een fractie. Die telt vijf zetels. Hij heeft in het verleden vaak in de oppositie gezeten, dus hij weet als geen ander wat het betekent. Daar wil ik het eigenlijk bij laten wat dit punt betreft.
De voorzitter:
Meneer Öztürk van DENK in tweede instantie.
De heer Öztürk (DENK):
De Kamervoorzitter had in haar speech om Kamervoorzitter te worden gezegd: kleine fracties moeten de kans krijgen; ik wil transparante en open vergaderingen. Zij zei ook dat Presidiumvergaderingen openbaar moeten zijn. Als ik erop terugkijk, constateer ik dat het een prachtig mooie speech was. Maar nu is het gewoon meedoen met het establishment, meedoen met de grote partijen en laten gaan wat hier allemaal gebeurt. Gun de kleine fracties, de opkomende partijen die hier de stem des volks proberen te verkondigen de ruimte, zodat we iets kunnen veranderen. Dat is iets wat de burger op straat wel wil.
Mevrouw Arib (PvdA):
Ik heb eigenlijk alles gezegd wat dit punt betreft. Anders val ik in herhaling.
Er was ook een vraag over het motievolgsysteem. Dat is sinds vorige week, sinds 4 juni, beschikbaar op tweedekamer.nl. Ik weet niet wie die vraag had gesteld.
De voorzitter:
Dat was een vraag van de heer Van der Molen van het CDA.
Mevrouw Arib (PvdA):
O ja. Dank u wel.
Tot slot. We hebben de vorige keer inderdaad mooie historische boeken gevonden. Die hebben we nu ook tentoongesteld. Er worden geen boeken weggegooid. We zoeken altijd naar een juiste bestemming. Ik heb ook gezegd: als het zover is, moeten we ook goed nadenken hoe we daarmee omgaan. Maar het weggooien van boeken? Daar doen we niet aan.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik ga de individuele leden even langs voor de vragen waarop het antwoord nog mist. Ik laat u die vragen allemaal even rustig voorlezen. Dan kan de Voorzitter daar in tweede termijn op terugkomen. Dan heeft u in de tweede termijn ook wat langer de tijd om nog even uitgebreid aan te geven wat uw vervolg is. Ik loop nu de woordvoerders langs. Ik begin bij de heer Van Nispen. Het gaat dus om de vragen die niet beantwoord zijn. Als u ze niet te snel voorleest, kan de ondersteuning ook rustig meeschrijven.
De heer Van Nispen (SP):
Uit mijn niet-beantwoorde-vragenvolgsysteem blijkt dat er nog vier vragen niet zijn beantwoord. Allereerst had ik de Kamervoorzitter gevraagd om in te gaan op haar verwachtingen van het Reglement van Orde. Twee. Ik had gevraagd of er een proef kan komen met een nieuw vragenuur, vooruitlopend op de uitkomsten van de commissie-Van der Staaij. Drie. Ik had gevraagd naar de verhouding tussen de Wet openbaarheid van bestuur en het informatierecht, de informatiepositie van de Kamerleden zoals die in de Grondwet is geregeld. Vier. Ik had gevraagd wat er gedaan kan worden tegen het lekken uit het presidium.
De heer Van Meenen (D66):
Op twee vragen heb ik het antwoord gemist, of het antwoord is niet gegeven. De eerste gaat over de mogelijkheid om al dan niet zonnepanelen op de nieuwbouw te plaatsen. De tweede gaat over open spending, dus meer financiële transparantie van de Kamer. Ik had gevraagd of de Kamervoorzitter daar ook nog op kan ingaan.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Ik had nog een vraag naar aanleiding van de Prokkelstages van vorige week. Het was heel bijzonder. Het leidt ook tot bijzondere ontmoetingen en gesprekken. De mensen met een lichte verstandelijke beperking hebben aangegeven dat ze het heel erg interessant vinden om te zien wat er in dit huis gebeurt, maar dat ze heel veel moeite hebben met het volgen van de debatten, zowel vanwege de inhoud als vanwege het tempo. Daar kan ik me van alles bij voorstellen. Er zijn verschillende mogelijkheden. Is de Kamervoorzitter bereid om samen met de betrokken organisaties die erover gaan, te onderzoeken hoe we de toegankelijkheid ook voor deze groepen kunnen verbeteren?
De heer Ziengs (VVD):
Ik heb drie zaken, zeg ik richting de Voorzitter. Mijn eerste puntje betreft de relatie tussen de beveiliging tegen cybercrime en de Algemene verordening gegevensbescherming, waarbij sprake is van een mogelijk conflict. Misschien heeft de Voorzitter daar wel iets over gezegd, maar daar wilde ik graag wat meer over weten. Ik heb daar niet direct een antwoord op gehad.
Het tweede punt dat ik noemde was de mogelijke uitloop van de bouwkosten. Zou daarvan vooraf op bepaalde punten een risico-inventarisatie gemaakt kunnen worden? Ik noemde daarbij asbest en dergelijke, want ik zou me zo kunnen voorstellen dat we hier in de Kamer allemaal geroepen hebben dat er een x-bedrag uitgegeven mag worden, maar dat we daarin straks teleurgesteld worden omdat aannemers uiteindelijk waarschijnlijk in een dergelijke aanbesteding niet direct willen instappen als niet helder is wat er allemaal extra bij zou kunnen komen.
Het derde puntje was de KVKO-methode. Ik heb inderdaad gevraagd naar de stand van zaken.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. De heer Van der Molen.
De heer Van der Molen (CDA):
Voorzitter. Ik heb nog vier onbeantwoorde vragen. De eerste ging over het verzoek om tot een toezeggingenregistratie te komen. We hebben het wel over het motievolgsysteem gehad maar nog niet over een toezeggingenregistratie.
Dan heb ik een vraag gesteld over de toegankelijkheid van de Handelingenkamer. Die wordt behoorlijk teruggeschroefd en de CDA-fractie vraagt zich af waarom het hoogtepunt van de rondleiding door de Kamer minder toegankelijk zou moeten zijn.
Dan heb ik, voorzitter, nog een vraag gesteld over de toegankelijkheid voor groepen, omdat onder andere de groepsrondleidingen op dinsdagmiddag niet meer toegestaan zijn.
Als laatste heb ik een vraag gesteld over een zin die in het verslag staat, namelijk: de inzet van mensen binnen de Tweede Kamer die op het gebied van de geschiedenis van de Tweede Kamer specifieke kennis en ervaring hebben. Maar dat wordt verder niet gespecificeerd en ik zou dat nog heel graag van een uitleg voorzien willen hebben.
De voorzitter:
De heer Öztürk.
De heer Öztürk (DENK):
Ik heb nog één openstaande vraag en wel mijn vraag over de diversiteit van de Kamerorganisatie.
De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dank u wel. Ik had de Voorzitter gevraagd om te bespiegelen op de positie van de Kamer in het controleren van de regering, een Kamerlid met maar één of anderhalve medewerker ten opzichte van een ministerie met wel duizenden mensen. In het licht van de verbeteringen die al zijn ingezet, heb ik gevraagd naar het feit dat individuele Kamerleden met individuele onderzoeksvragen daarbij niet automatisch ondersteund worden.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Graaf.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik had ook nog vier vragen gesteld die openstaan. De eerste ging over het onderzoek naar sociale veiligheid. Ik heb het presidium gevraagd naar de mogelijkheden om dit onderwerp toch Kamerbreed op de agenda te zetten. Hoe kan er bijvoorbeeld actie worden ondernomen om de vertrouwenspersonen breder onder de aandacht te brengen?
Ik had een vraag gesteld over wetten die wel zijn aangenomen maar niet in werking treden. De Voorzitter zou daar de regering op aanspreken en een verzoek doen om daarover te rapporteren. Ik heb nog geen antwoord op hoe het daarmee staat.
Ik heb een vraag gesteld over de invalidenparkeerplaats buiten en de toegankelijkheid.
Tot slot heb ik vraag gesteld over fouten in de stemmingsuitslagen in de app Debat Direct.
De voorzitter:
Dank voor de heldere toelichting op de vragen. Dat laat wel zien dat u allemaal scherp bij de les bent gedurende dit hele debat.
Mevrouw Arib (PvdA):
Ik wil wel even een paar vragen beantwoorden. Kan dat?
De voorzitter:
Dat is inderdaad wat ik aan de Kamervoorzitter wilde vragen, maar het is fijn dat iemand, zoals altijd, ondertussen op rechts goed de orde aangeeft. Zijn er vragen die u nu direct wil beantwoorden?
Mevrouw Arib (PvdA):
Een aantal.
De voorzitter:
Een aantal. Prima, dan komen we op de andere vragen in tweede termijn terug.
Mevrouw Arib (PvdA):
Dat lijkt mij heel goed.
Ik denk dat het goed is om op de twee vragen van de heer Van Meenen in tweede termijn terug te komen.
De heer Van Nispen vroeg naar de verwachtingen over het Reglement van Orde en het vragenuur. Het klopt inderdaad dat ik over deze concrete vragen te snel heen heb gekeken. Mijn verwachting is dat de werkgroep onder voorzitterschap van de heer Van der Staaij goed zal kijken naar een aantal zaken waar wij in onze werkwijze mee te maken hebben, van het aantal moties tot het aantal vragen. Dat zijn dus de instrumenten die wij tot onze beschikking hebben en die wij eigenlijk effectief horen te gebruiken. Ik bedoel dan niet dat die instrumenten moeten worden ingeperkt, want het aanvragen van bijvoorbeeld een hoofdelijke stemming is een individueel recht van Kamerleden. Ik bedoel wel de vraag hoe wij die instrumenten zo effectief kunnen inzetten dat ze ook tot resultaten leiden. Alle instrumenten die te veel en te grof worden ingezet, bereiken misschien te weinig. Dan raakt het ook aan je positie als Kamer. Dat zou ik in algemene zin mee willen geven.
Het vragenuur is echt een terugkerend probleem, omdat men het niet levendig genoeg vindt. Daar heb je ook een meerderheid voor nodig. Ik weet dat er vanuit de SP een aantal pogingen is gedaan, maar dat dat niet helemaal is gelukt. We hebben gezegd dat het goed is als de werkgroep zich daar ook over buigt. Zelf denk ik dat het misschien een goed idee is om een vragenuur te houden zonder dat vanaf papier wordt voorgelezen, want dat maakt het soms heel statisch en saai. Zelfs dankwoorden worden vanaf papier voorgelezen en soms wordt er ook niet echt... Dat geldt zowel voor de vragenstellers als voor de bewindspersonen. Ik kan mij voorstellen dat je soms te veel technische informatie wilt geven, maar dat kan schriftelijk. Als we het vragenuur spontaan doen en zonder vanaf papier voor te lezen, helpt dat misschien een beetje. Maar goed, als het gaat om op welke manier we het anders moeten doen, dan is het aan de werkgroep om dat mee te nemen.
De heer Van Nispen (SP):
Zonder papier zou inderdaad een verbetering zijn, maar dat is maar een klein onderdeel ervan. Ik snap wel dat de commissie-Van der Staaij hier goed naar moet kijken. Dat zal ook ongetwijfeld gebeuren, als ik de heer Van der Staaij goed ken. Het is niet zo dat de pogingen van de SP helemaal zonder succes waren in het verleden. Er ligt een aangenomen motie, maar die is om allerlei redenen vervolgens niet uitgevoerd. Vooruitlopend op de resultaten van de commissie-Van der Staaij zou het misschien goed zijn, juist voor de mensen die in de commissie zitten, om te kijken wat een mogelijke proef in bijvoorbeeld het najaar zou opleveren. Waarom zouden we geen proef kunnen organiseren met een levendig vragenuur, waarbij we inderdaad de Minister-President voor bepaalde actualiteiten op dinsdag naar de Kamer zouden halen? Dan weten we iets beter of zoiets wel of niet werkt.
De voorzitter:
Nu spreekt u uzelf als lid van de commissie ook toe, meneer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Ja, ik probeerde dat heel subtiel te doen, maar het is helaas opgevallen.
Mevrouw Arib (PvdA):
Ik weet precies hoe de heer Van Nispen daarover denkt, maar het is aan een meerderheid van de Kamer om ook dat op die manier te organiseren. Ik weet dat daar een motie over is ingediend en dat die motie bij de uitvoering is gesneuveld, omdat andere aspecten daarbij werden betrokken. Dat geldt nog steeds. Daarom denk ik dat het juist heel goed is dat die werkgroep zo breed mogelijk is. Er wordt niet alleen naar de inhoud gekeken, maar ook wordt er dan vanuit het Kamerlidmaatschap, de ene keer als coalitie en de andere keer als oppositie, naar zo'n vragenuur gekeken. Ik hoop dat de werkgroep met een voorstel daarvoor komt dat een breed draagvlak heeft.
De voorzitter:
Meneer Van Nispen, dit roept nog een vraag op.
De heer Van Nispen (SP):
Ja, want die hoop deel ik. Maar mijn pleidooi is nu juist dat zo'n commissie er veel aan zou kunnen hebben om het een paar keer geprobeerd te hebben, om te kijken hoe zoiets bevalt. Misschien zeggen we wel: een actualiteitenuur met de Minister-President werkt helemaal niet, dus daar moeten we absoluut niet aan beginnen. Nu weten we het niet. Ik kan mij voorstellen dat, als de Kamervoorzitter bijvoorbeeld in het presidium zo'n voorstel doet omdat juist de commissie-Van der Staaij er veel aan zou kunnen hebben als we in november of in december een paar keer een actualiteitenuur houden met de Minister-President, de commissie daar haar voordeel mee kan doen. Nogmaals, mijn dringende oproep aan de Kamervoorzitter is om te kijken of er draagvlak is voor een dergelijke proef.
Mevrouw Arib (PvdA):
Die oproep is helder, maar ook dat kan niet zonder dat er een meerderheid voor te vinden is.
U had het over de verhouding tussen de WOB en artikel 68; daar kwam het op neer. De brief van de Minister van Binnenlandse Zaken waar ik net over sprak, gaat ook in op de verhouding tussen de WOB en artikel 68 van de Grondwet. Ik zou er bij de commissie voor Binnenlandse Zaken voor willen pleiten om daar een gedegen debat over te voeren.
Lekken uit het presidium: het klopt dat dat weleens is voorgekomen. Ook ik erger me daaraan. De heer Van Nispen heeft het over onderzoek doen naar het lekken, maar een onderzoek heeft alleen zin als vaststaat dat de gelekte informatie alléén uit het presidium zou kunnen komen. Want wij verspreiden de stukken onder heel veel mensen; dus niet alleen Presidiumleden krijgen stukken maar ook ambtelijk secretarissen en plaatsvervangende leden. Als we dat niet weten, is het dus ook heel lastig om dat vast te stellen. Maar ik ben het met u eens dat dat eigenlijk niet hoort. Ook dit punt, door de heer Van Raak een paar keer geagendeerd, zal ik blijven agenderen. Want alleen als je het vertrouwen hebt dat wat gezegd wordt ook vertrouwelijk wordt behandeld, durf je ook meer te zeggen. We hebben er niets aan als Kamerleden of Presidiumleden niets meer durven te zeggen. Goed dat u daar ook aandacht voor vraagt.
Mevrouw Özütok had het over de Prokkelstage. Die is inderdaad belangrijk. Ik ben daar vorig jaar bij geweest. In het kader van de Prokkelstage heeft een van de mensen volgens mij ook in de zaal gezeten. We proberen heel goed rekening te houden met mensen die niet vanzelfsprekend alles kunnen lezen en volgen, bijvoorbeeld middels de ondertiteling van het vragenuur. Dat gaan we uitbreiden. In overleg met bijvoorbeeld organisaties voor doven- en slechthorenden en voor blinden wordt er gekeken op welke manier we ons werk ook voor die belangrijke doelgroep toegankelijk kunnen maken. Dat blijven we ook doen, maar mocht u daar ideeën over hebben, dan horen we dat natuurlijk graag. Dat van de ondertiteling was de vorige keer een idee van de heer Van Dijk van de Partij van de Arbeid en mevrouw Voortman.
Op het punt van de cybercrime kom ik terug in tweede termijn. De heer Ziengs heeft een stuk of drie punten, onder andere cybercrime en AVG. Er is geen tegenstelling, zo lees ik hier. In de praktijk van de Tweede Kamer blijkt dat beveiliging tegen cybercrime gelijk opgaat met de zorg voor privacy. Bijvoorbeeld het register van systemen is nu nuttig voor beide onderwerpen. Ook wordt voor beide onderwerpen intensief samengewerkt met het Nationaal Cyber Security Centrum. Dat is het antwoord dat ik meekrijg.
Wat het KVKO betreft: dat is hetzelfde punt als de nieuwe werkwijze van de commissies. Ik meen daarop te zijn ingegaan, want de KVKO, de Klankbordgroep Versterking Kennis- en Onderzoeksfunctie, waar de heer Duisenberg deel van uitmaakte, heeft voorstellen gedaan. Al die aanbevelingen hebben we nu ingevoerd. Ook daar zijn ze dus heel blij mee, kan ik u zeggen.
De heer Van der Molen heeft gevraagd naar de toegankelijkheid van de Handelingenkamer. Het klopt wat hij daarover zei. Dat heeft ook te maken met de boeken die zijn gevonden. Vorige week zijn die boeken naar buiten gebracht. We hebben mensen die daar verstand van hebben, gevraagd om te kijken wat wij allemaal in huis hebben, nu we gaan verhuizen. Er wordt nu per periode nagegaan welke boeken er zijn, welke historische waarde ze hebben, en wat de financiële waarde ervan is. In de Handelingenkamer liggen ook boeken die heel belangrijk zijn. Als lid van de fractie weet ik dat wij, en de fractiemedewerkers, elke week een code krijgen. Iedereen kan dan groepen meenemen. In verband met wat we de vorige keer hebben gevonden, hebben we gezegd: dat moeten we nu een beetje gaan managen, want zolang wij niet weten wat wij in huis hebben, moet dat ordentelijk gebeuren. Dat betekent dat er wel een code is, maar die moet bij het CIP worden opgehaald. Dan wordt ook de naam genoteerd van degene die de Handelingenkamer bezoekt. Zo weten we wie daar is geweest. Dat is altijd een beetje het dilemma. Dat zien we ook bij veiligheidsmaatregelen. Aan de ene kant wil je dat iedereen hier komt, maar tegelijkertijd moet je ook niet naïef zijn. Veiligheidsaspecten zijn ook heel belangrijk. Je moet daar maatregelen voor treffen. Dat geldt hier ook. Aan de ene kant wil je open en voor iedereen toegankelijk zijn – dat doen we ook – maar je wilt ook dat wat wij in huis hebben, behouden blijft en voor iedereen toegankelijk is. Dat risico willen we niet helemaal lopen; laat ik het zo zeggen.
De heer Van der Molen (CDA):
Het is fantastisch dat we heel exclusieve en heel belangrijke boeken met elkaar vinden, maar als we die ergens neerzetten waar je vervolgens heel beperkt naartoe kan, is het wel een cadeautje dat op een heel gekke manier uitpakt. Ik kan me best voorstellen dat er andere manieren zijn om de collectie te beveiligen dan de deur dicht te houden. Ik zou de Kamervoorzitter daartoe wel willen oproepen. Tot nu toe wisten we niet wat er lag, dus je zou kunnen zeggen dat we ook niet wisten dat iets weg was.
Mevrouw Arib (PvdA):
Dat klopt.
De heer Van der Molen (CDA):
Maar ik had ook niet de indruk dat mensen hier massaal met boeken onder de arm vanuit de Handelingenkamer weer door de poortjes naar buiten gingen. Ik vind het wel erg jammer, want we proberen juist mensen te verleiden om hier binnen te komen. We zijn het parlement met de meeste bezoekers, wat een naam is om hoog te houden. Ik zou daarom echt nogmaals aan de Kamervoorzitter willen vragen of zij niet iets anders kan bedenken dan een hele administratieve rompslomp met codes en het dichthouden van de deur van de Handelingenkamer.
Mevrouw Arib (PvdA):
Met de codes hebben we altijd gewerkt, dus dat is niet nieuw. Het gaat erom dat de codes bij het CIP aanwezig zijn. Het is openbaar, dus het is niet voor een selectieve groep. We ontvangen nog steeds groepen. Dat gebeurt onder begeleiding. Er wordt gewoon gekeken of iemand van – ik noem maar wat – een of andere fractie met een groep naar binnen gaat. Diegene krijgt gewoon de code. Het is niet zo dat mensen daardoor niet in de Handelingenkamer kunnen en dat dit alleen maar voorbehouden is aan een selecte groep. Ik denk dat het goed is om in overleg met de fracties te bekijken wat werkbaar is, want het is absoluut niet de bedoeling om het alleen aan een beperkte groep voorbehouden te laten zijn. Wat we hebben, willen we juist beschermen. We willen dat dat voor iedereen toegankelijk is. Maar laat ik het zo zeggen: we zullen in overleg kijken met fracties wat het meest werkbaar is, zodat dit niet belemmerend werkt voor groepen of voor mensen. De Handelingenkamer is namelijk van ons allemaal. In die zin heeft u misschien wel gelijk dat het niet te streng moet zijn, maar ook niet te open, zoals het was. Maar dat neem ik zeker mee.
De heer Van der Molen had ook een vraag over de toezeggingenregistratie. De toezeggingenregistratie is er al, maar deze is niet openbaar. Dat wordt wel onderzocht. Ik hoop dat ik u daarover kan informeren in het najaar, wanneer ik terugkom op alle toezeggingen die ik heb gedaan, die wij gaan proberen te realiseren. Ik hoop dat ik dit daarin kan meenemen.
De heer Van der Molen had het ook over de inzet van mensen die de geschiedenis van de Kamer zouden kunnen overbrengen. Dat was de vraag: hoe gaat zoiets? Ik weet niet of u een concreet voorbeeld heeft. Er ligt echt een prachtige geschiedenis achter elk gebouw. Zo hebben we de vorige keer de Gerrit Kasteinkamer onthuld, waar ook een stuk geschiedenis verborgen lag dat bijna niemand wist. Dat geldt voor meerdere plekken hier in het Kamergebouw. We zijn aan het kijken – maar dat is nog in bespreking – of er iemand is die sowieso passie heeft daarvoor, maar ook kennis en kunde. We kunnen diegene dan vragen om dat te doen in het kader van de verhuizing. Dat zou dacht ik – daarbij kijk ik naar onze directeur Bedrijfsvoering – op tijdelijke basis zijn. Als u daar meer informatie over wilt, is dat geen enkel probleem. Ik ben niet direct betrokken bij wie, waar en op welk moment, maar als u dat wilt weten, is dat geen enkel probleem. Onze directeur kan dat zeker toelichten.
Diversiteit. Daar heeft u wel een punt, meneer Öztürk. Dat is inderdaad een punt van aandacht. In de ambtelijke organisatie zien we dat bepaalde groepen wel vertegenwoordigd zijn in bijvoorbeeld de beveiliging en in de schoonmaak. Maar hoe hoger je in de organisatie komt, hoe minder dat wordt. Het is heel lastig. We hebben geprobeerd om cijfers te achterhalen, maar wij mogen niet op etniciteit registreren. Waarom? Omdat dat wettelijk zo is. Maar het is inderdaad belangrijk om daar elke keer bij stil te staan. Natuurlijk roepen we iedereen op om te solliciteren, maar vooral bijvoorbeeld bij de griffiers solliciteren er weinig mensen met een andere achtergrond. Maar goed, het blijft iets waarvoor we ons hard moeten maken. Met het aantal vrouwen gaat het in elk geval wel goed. Bij een aantal diensten, waar reorganisaties hebben plaatsgevonden, is het iets van 40%. Klopt dat? Ja, 40% vrouwen in leidinggevende functies. En we hebben een vrouwelijke Griffier; dat is ook heel belangrijk om te noemen.
De heer Öztürk (DENK):
Voorzitter...
De voorzitter:
Meneer Öztürk, u bent door uw interrupties heen. U heeft er drie gehad. Maar we hebben zo een tweede termijn.
Mevrouw Arib (PvdA):
Dan ga ik naar de vraag van mevrouw Ouwehand. Het klopt dat zij specifieke vragen heeft gesteld over de ondersteuning van fracties. De ambtelijke organisatie is er natuurlijk voor de ondersteuning van individuele Kamerleden. We hebben na de vorige Raming het Bureau Wetgeving uitgebreid met extra formatieplaatsen, omdat veel Kamerleden initiatiefwetsvoorstellen indienen en ondersteuning nodig hebben bij amendementen. Daar was grote behoefte aan, dus dat hebben we gedaan. Ook de nieuwe werkwijze van de commissies is bedoeld om Kamerleden te ondersteunen. Ik begrijp dat het in commissies niet altijd lukt om een bepaald onderzoek te laten doen, maar de discussie hoort daar plaats te vinden. Dan is het belangrijk dat jullie elkaar op basis van argumenten overtuigen en minder vanuit politieke kleur. Maar goed, ik weet ook dat dat soms moeizaam kan verlopen. Alle fracties krijgen per Kamerlid € 175.000 voor individuele ondersteuning, maar de fracties bepalen zelf hoe ze die invullen. De ene fractie heeft meer beleidsmedewerkers en de andere fractie heeft een ander type ondersteuning nodig. Dat is de situatie zoals die nu is. De kleine fracties krijgen er een extra zetel bij, hoor ik naast mij zeggen. Dat is waar. Dat is gelukkig historisch zo gelopen en dat is nog steeds het geval. En grote fracties krijgen minder.
De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand, uw laatste interruptie.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Het blijft hangen op het volgende punt. We zijn tevreden over de verbeteringen die zijn ingezet, zoals meer bemensing voor Bureau Wetgeving en de nieuwe werkwijze van de commissies. Maar er kan nog steeds een politiek gevoelig dossier liggen waar een meerderheid geen onderzoek naar wil. Een individueel Kamerlid kan dan met die ene medewerker die hij heeft, gewoon niet ver genoeg komen. Zijn daar binnen de Kamerorganisatie nog oplossingen voor te bedenken? Want als individueel Kamerlid kom je dan gewoon niet ver genoeg in je plicht om de regering goed te controleren, terwijl je wel het vermoeden hebt dat er misschien een potje hier of daar niet helemaal is meegenomen, of dat er een berekening opnieuw kan worden gedaan omdat er wat cijfers niet kloppen. Dat lukt gewoon slecht in je eentje als je het niet in die commissiestructuur kan brengen.
Mevrouw Arib (PvdA):
Ja, ik begrijp dat dat lastig is en dat er niet altijd de mogelijkheid is om dat precies te laten uitzoeken. Maar de prioriteiten worden echt binnen de fracties gesteld en daar krijgen de fracties budget voor. Als de fracties het belangrijk vinden om bepaalde kwesties uit te lichten en daar grondig onderzoek naar te doen, dan moet dat binnen het budget dat beschikbaar is. Dus ik kan nu niet gaan zeggen dat de fracties er extra geld bij krijgen, want dat kan ik niet waarmaken.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Nee, ik begrijp dat dat een veel bredere politieke discussie is. Maar toch houd ik dit pleidooi. Mijn vraag is eigenlijk tweeledig. Erkent de Voorzitter dat er nog steeds sprake is van enige ongelijkheid tussen het Kamerlid dat met één medewerker een ministerie met duizenden mensen moet controleren? Erkent zij ook dat er nog wel wat hapert als je het zou willen oplossen via de brede Kamerondersteuning? Want als individueel Kamerlid kom je niet altijd door de politieke commissiestructuur heen, terwijl je misschien een heel belangrijk punt wel bijna bij de kladden hebt gevat. Maar dat bij de kladden vatten lukt dan slecht omdat de commissie daar niet in meegaat. Ik zou het fijn vinden als de Voorzitter dat gewoon erkent. De discussie over hoeveel ondersteuning er dan naar de Kamer en dus de fracties moet en hoe ze dat verdelen, gaan we vandaag niet beslechten. Dat is op zich een andere discussie, maar het pleidooi voor meer ondersteuning wil ik vandaag wel gedaan hebben.
Mevrouw Arib (PvdA):
Dat er een scheve verhouding is tussen ondersteuning van Kamerleden en van bewindspersonen, erken ik natuurlijk. Dat zie ik ook. Ik zie het ook als een bewindspersoon in de zaal zit en er in een van de zalen van de Kamer allemaal ambtenaren aan bureaus zitten, terwijl één medewerker ergens tot diep in de nacht allerlei dingen opschrijft. Dus dat erken ik zeker. Ik heb als Kamerlid ook jarenlang allerlei debatten moeten doen. Dus dat is gewoon zo. Over de scheve verhouding was er volgens mij een interruptiedebatje tussen de heer Van Meenen en de heer Van Nispen. Dit is heel belangrijk als het gaat om wetgeving, amendementen enzovoorts. Als de ambtelijke organisatie iets of meer kan betekenen, doe ik dat echt met alle liefde. Dan halen we dat geld ergens vandaan. Dat hebben we ook gedaan ter ondersteuning van de individuele Kamerleden. Dus geef aan: daar heb ik behoefte aan en kan dat vanuit de ambtelijke organisatie? Maar nogmaals, per jaar gaat € 175.000 voor individuele ondersteuning naar de fracties. Het is belangrijk dat de fracties ook rekening houden met dit soort vraagstukken. Mevrouw Ouwehand heeft het over de commissies, maar in de commissies is het niet altijd zo dat er een meerderheid is voor de coalitie en een minderheid voor de oppositie. In de commissies is dit soms ook verschillend, maar ik weet niet hoe het bij landbouw zit. Dat is het punt. Ik kan mij voorstellen dat het soms moeilijk is om een meerderheid te krijgen. Maar goed, het blijft toch hangen op overtuigingskracht. Maar dat is het niet alleen. Ik doe ook weleens een beroep op leden van de coalitie om een beetje mee te werken in de commissies, omdat we die discussies anders weer in de plenaire zaal krijgen. Ik wil in het reguliere overleg met de voorzitters zeker nog een keertje aankaarten dat ze ook in de commissies de verhouding tussen minderheden en meerderheden in de gaten houden. Meer kan ik daar helaas niet over zeggen.
Dan waren er vragen van mevrouw Van der Graaf over informatieverstrekking. Het klopt dat u dat punt heeft aangekaart. Dat was inderdaad van Carola Schouten. We hebben dit op ambtelijk niveau aangekaart, maar ik zal de inwerkingtreding van aangenomen wetsvoorstellen opnieuw met de Minister-President opnemen. Ik zal u daar zeker over informeren. Het is terecht dat u daar aandacht voor vraagt.
De voorzitter:
Doet u dat ook in het najaar?
Mevrouw Arib (PvdA):
Jazeker, ik neem alles mee in één brief aan de leden.
Mevrouw Van der Graaf had ook een vraag over een invalidenparkeerplaats. Ik begrijp dat die moet passen in de garage. Dit wordt opgenomen met de gemeente. Ik begrijp dat de gemeente daar een rol in heeft. Als wij weten wat de gemeente daarvan vindt, is het misschien goed om dat ook goed te communiceren naar alle fracties. Want ik denk dat niet alleen mevrouw Van der Graaf hiermee te maken heeft, maar misschien ook andere fracties.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Het punt waar mijn vraag over ging betrof juist een parkeerplaats buiten, omdat er een bus was die niet in de garage paste.
Mevrouw Arib (PvdA):
Dat was het inderdaad. Daar is de gemeente bij betrokken. U krijgt zeker teruggekoppeld wat dit overleg heeft opgeleverd.
Dan heeft mevrouw Van der Graaf, maar ook mevrouw Özütok gevraagd naar het tevredenheidsonderzoek onder medewerkers. Excuses dat ik dat niet meteen heb meegenomen. Het is zeker een belangrijke kwestie, ook in de afgelopen periode. Het is gisteren of eergisteren of zo uitgebreid aan de orde geweest in de media. Ik weet hoe sommige fracties denken over dat onderzoek naar sociale veiligheid. Het is ook heel belangrijk dat bijna alle fracties hebben gezegd dat zij dit serieus oppakken. Het is niet zo dat fracties zeggen dat zij niet meedoen aan onderzoeken. Echt bijna alle fracties hebben gezegd: wij zitten in een andere situatie dan de ambtelijke organisatie, wij zijn eigen werkgever en wij pakken dit zelf op. Het staat hun ook vrij om dit te doen. Ik weet ook dat er inderdaad fracties zijn die zeggen: laten wij het met z'n allen doen. Mevrouw Van der Graaf sprak daarover. Uiteindelijk hebben wij na heel veel discussie gezegd dat wij het onderzoek gaan doen in de ambtelijke organisatie. Dan is het inderdaad een onderzoek dat gaat over sociale veiligheid en werkomstandigheden, maar ook over de tevredenheid van medewerkers en zeker ook over het aspect ongewenste intimiteiten; dat wordt er zeker in meegenomen. Dat onderzoek geldt alleen de ambtelijke organisatie en daar zijn wij verantwoordelijk voor. Wij proberen dat het liefste voor de zomer te beginnen, maar het kan zijn dat wij gelijk na de zomer starten. Dat onderzoek gaat zeker door en de fracties doen hun eigen onderzoek. Zij zijn daar vrij in, zoals ik net al zei.
Ook is terecht aandacht gevraagd voor de rol van vertrouwenspersonen; die is zeker heel belangrijk. Wij zijn nu bezig om de vertrouwenspersonen opnieuw te positioneren. Wij hebben een stuk of zes vertrouwenspersonen en zij werken allemaal individueel, maar het is ontzettend belangrijk dat zij herkenbaar zijn. Iedereen moet kunnen weten waar hij of zij terechtkan als er problemen op de werkvloer zijn, of het nu ongewenste intimiteit of discriminatie of pesterij is; dat maakt niet. Die vertrouwenspersonen horen veel meer op de voorgrond en bekend te zijn. Daar wordt aan gewerkt, zowel qua scholing als qua zichtbaarheid met mailen, op de website, gesprekken in de fracties. Ze komen ook bij de fracties langs. Dus in dat opzicht wordt hier hard aan gewerkt.
Mevrouw Van der Graaf heeft nog een vraag gesteld over de stemmingsuitslagen bij Debat Direct die soms fout worden vermeld. Dat is gewoon zo en dat is heel vervelend. Zeker bij hoofdelijke stemmingen is dat een paar keer misgegaan. Daarvan hebben wij gezegd: liever niet meteen melden tot je zekerheid hebt wie voor of tegen heeft gestemd dan dat het fout wordt gemeld. Wij weten allemaal dat er meteen screenshots worden gemaakt en op Twitter gegooid met de opmerking: die is tegen en die is voor, terwijl het per ongeluk is gebeurd. Het is heel vervelend dat dit is gebeurd. Volgens mij wordt er nu aan gewerkt en medio 2018 wordt bij de Dienst Verslag en Redactie een controlescherm geïntroduceerd zodat live markeringen extra worden gecheckt op juistheid. Dus dat wordt ook verholpen.
Dat zijn de vragen behalve die van de heer Ziengs, dacht ik.
De voorzitter:
De heer Van Meenen heeft u nog twee vragen gesteld.
Mevrouw Arib (PvdA):
Daar kom ik op terug. De heer Ziengs heb ik al beantwoord. Op de vragen van de heer Van Meenen kom ik graag in tweede termijn terug.
De voorzitter:
Hartelijk dank aan de Kamervoorzitter voor de beantwoording in de eerste termijn. Wij zitten nu alweer bijna twee uur en ik zie dat de heer Van Nispen aan tafel zit. Hij is er altijd voorstander van om af en toe de benen te strekken. En misschien zijn er nog mensen die de laatste hand willen leggen aan een motie. Ik wil om 15.05 uur het overleg weer vervolgen en dan de tweede termijn doen. U heeft dan een spreektijd van drie minuten.
De vergadering wordt van 14.55 uur tot 15.08 uur geschorst.
De voorzitter:
Goedemiddag. Welkom bij de tweede termijn van het debat over de Raming, de begroting van deze Kamer. De Kamervoorzitter heeft zonet op de vragen in eerste termijn geantwoord. Nu start de tweede termijn van de leden van de Kamer. Zij hebben allen drie minuten spreektijd en dat zijn precies de drie minuten waarin zij moties kunnen indienen.
Ik geef allereerst het woord aan meneer Van Nispen. Hij spreekt namens de SP.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel. Als media eerder geïnformeerd worden dan de Tweede Kamer, dan is dat niet alleen onfatsoenlijk en staatsrechtelijk onjuist. Het maakt het werk van de volksvertegenwoordiger ook nogal ingewikkeld. Ik vind dat de Voorzitter een goede lijn heeft tegen het lekken vanuit de regering. Zo zei ze bijvoorbeeld: ik zal vaker kijken of ik mondelinge vragen kan toestaan. Maar ik denk dat wij toch een klein stapje verder moeten gaan. Daartoe dient de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de media veelvuldig eerder worden geïnformeerd dan de Kamer;
constaterende dat dit gewoon doorgaat, ook na een formeel beklag door de Kamervoorzitter aan de Minister-President;
verzoekt het presidium met een voorstel te komen om bij een lek voortaan eerst een ordedebat te houden met de betreffende Minister, voordat een voorstel inhoudelijk zal worden behandeld,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 8 (34 892).
De heer Van Nispen (SP):
Ik dien ook een motie in voor een hernieuwd vragenuur.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt het presidium met een voorstel te komen om, vooruitlopend op de Werkgroep herziening Reglement van Orde, een tijdelijk experiment te organiseren in het najaar met een vernieuwd vragenuur; een actualiteitenuur met de Minister-President,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 9 (34 892).
De heer Van Nispen (SP):
Over dit laatste punt zegt de Kamervoorzitter dat er geen meerderheid voor is, dat er geen draagvlak voor is. Nou, dat zullen we dan zo zien. Maar het zou wel helpen – en het zou, denk ik, ook juist de moeilijke werkzaamheden van de commissie-Van der Staaij helpen – als we door zo'n proef enig idee hebben van hoe dat zou kunnen zijn. Vandaar dit bescheiden voorstel voor een tijdelijk experiment. Het zou helpen als de Voorzitter daar zo dadelijk enthousiast op reageert. Dat kan het draagvlak alleen maar ten goede komen, denk ik zo.
Dan heb ik nog een openstaande vraag ontdekt, en die gaat over de nieuwe vergaderopstelling in de Troelstrazaal. Het is mijn eigen schuld, want ik ben er zelf niet meer op teruggekomen. Die vergaderopstelling leidt naar mijn mening tot een levendiger debat en het is ook nog eens goed voor de gezondheid als we niet de hele dag zitten. Mijn vraag is: gaan we dit uitbreiden? Wanneer wordt dit nou precies geëvalueerd? Wat is er uit die evaluatie gekomen? En hoe gaat dat eigenlijk in ons tijdelijk onderkomen straks? Hebben we daar misschien alleen maar die mooie, nieuwe vergaderopstellingen?
Tot slot: de verhuizing. De Voorzitter zei dat de kinderopvang in ieder geval niet hoeft te wijken voor een commerciële zalenverhuurder, namelijk Nieuwspoort. Dat is goed. Dat is fijn om te horen. Dat is een geruststelling.
Er was nog één ding dat bij mij nog een vervolgvraag opriep. Het was iets te klein om op te interrumperen. Ik hoorde de Voorzitter zeggen: we willen graag meer bezoekers en die kunnen dan vanuit de skybox het debat volgen. Toen dacht ik: skybox? Dat is niet iets waar ik als SP'er onmiddellijk heel erg warm van word. Misschien kan de Voorzitter dat nog iets meer toelichten: wat is dat nou precies?
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Nispen. Dan geef ik graag het woord aan de heer Van Meenen. Hij spreekt namens D66.
De heer Van Meenen (D66):
Voorzitter. Een aantal collega's heeft al die mensen die het ons mogelijk maken om ons werk zo goed te doen, bedankt. Ik heb dat al gedaan in mijn maidenspeech, maar dat is alweer bijna zes jaar geleden. Ik herhaal dat niet elke keer, maar omdat iedereen dat hier wel doet, doe ik dat toch ook nog maar een keer. Dus: allemaal enorm bedankt! Ik meen het serieus. Ik ga niet iedereen opnoemen. Ik wil nog wel een keer wijzen op de Dienst Verslag en Redactie, want die heeft volgens mij nog niemand genoemd, maar het is toch ook wel de moeite waard om diens werk zeer te waarderen.
De voorzitter:
De Voorzitter heeft de Dienst Verslag en Redactie wel genoemd, meneer Van Meenen.
De heer Van Meenen (D66):
O, excuses. Nou ja, ik luister altijd heel goed naar de Voorzitter, maar nog steeds niet goed genoeg. Net als naar mijn moeder.
Voorzitter. De Voorzitter heeft erop gewezen dat voor het 151ste Kamerlid een grondwetswijziging nodig is. Nou is de Voorzitter natuurlijk gewoon lid van onze Kamer en zij heeft ook het recht van initiatief. Ik vroeg mij af of zij van plan is om daarvoor een grondwetswijziging voor te stellen.
Ten slotte heb ik een tweetal moties over onderwerpen die al eerder door mij genoemd zijn. De eerste motie gaat over de EU-adviseurs.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de EU-adviseurs een onmisbare rol vervullen bij het volgen van Europese besluitvormingsprocessen;
verzoekt het presidium de bezetting terug te brengen naar de oorspronkelijke acht adviseurs,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 10 (34 892).
De heer Van Meenen (D66):
De tweede motie luidt als volgt.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in het Kamerrestaurant beleg veelal per portie verpakt in plastic is;
verzoekt het presidium te bevorderen dat meer voedsel verpakkingsvrij aangeboden wordt zonder dat voedselverspilling toeneemt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 11 (34 892).
De heer Van Meenen (D66):
Ten slotte, voorzitter, als het mag. Er is weer veel ophef over de Canon van Nederland, namelijk over vrouwen in de Canon; u volgt dat wellicht. De Canon van Nederland is een mooi ding. Er is een geweldige expositie over in het Nationaal Historisch Museum. Daar is ook een digitale wand te zien. Ik vroeg me af of de Voorzitter eens zou kunnen nagaan of het een goed idee is om die Canon ook een plek in de Kamer te geven, misschien in de tijdelijke huisvesting, maar in ieder geval in de definitieve huisvesting. Het komt in mij op en ik zou graag een eerste reactie van de Voorzitter daarop willen hebben.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Özütok, die spreekt namens GroenLinks.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Wij maken ons hier allemaal zorgen over de informatievoorziening aan de Kamer. Ik ben blij met de toezegging van de Voorzitter dat ze nog een keer het gesprek met het kabinet wil aangaan over afspraken over tijdige en adequate informatievoorziening aan de Kamer. Ik kijk ernaar uit. Mijn vraag is ook op welke termijn de Kamervoorzitter ons daarover kan rapporteren.
Ik ben ook blij van de Kamervoorzitter te horen dat ze stappen heeft ondernomen voor gesprekken met bewindspersonen die daarvan herhaaldelijk gebruikmaken. Wat mij betreft mogen die gesprekken vriendelijk maar toch ook wel heel indringend gevoerd worden. Dat wil ik de Kamervoorzitter alvast meegeven.
Ik vind het heel erg heugelijk dat wij al bijna op de doelstellingen van dit jaar zitten voor het aannemen van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Fantastisch. Mijn fractie is daar heel tevreden over. Wij moedigen dat aan. Waar we daar hulp aan kunnen geven, zullen we dat te allen tijde doen.
Als laatste, voorzitter. De GroenLinksfractie is altijd voor vergroening en verduurzaming van de samenleving. Als het gaat om onze organisatie als voorbeeld zijn we daar ook een groot voorstander van, uiteraard. Ik zal daarom de motie die straks ingediend zal worden door mevrouw Ouwehand over voedselverspilling gaarne ondersteunen.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Özütok. Het woord is aan de heer Ziengs, die spreekt namens de VVD.
De heer Ziengs (VVD):
Voorzitter. Deze week zit ik acht jaar in de Kamer. Dit is de eerste keer dat ik een debat over de Raming meemaak. In het verleden heb ik wat dingen in de media zien verschijnen waarvan ik dacht: wat zijn dat nou voor kleinigheden? Ik had er eerst een ander woord voor opgeschreven, dat met mieren te maken had; er kwam nog iets achter. Dat heb ik toch niet gebruikt, in het kader van de nette woorden die we hier gebruiken. Toen kwam ik uit op «muggenziften» en zo kwam ik bij Mattheüs 23 vers 24, voor de partijen die dat aanhangen: «Blinde leiders zijn jullie, die uit hun drank de muggen ziften, maar een kameel wegslikken.» Ik vond dat een heel leuke, met name toen het over kamelen, kangoeroes et cetera ging. Ik dacht: nou, we komen er wel. Waar wil ik eigenlijk naartoe? Ik vond het een compliment aan de Voorzitter waard dat ze in staat was om de enorme hoeveelheid vragen tijdens dit wetgevingsoverleg van een antwoord te voorzien. Dat is het eerste wat ik wil zeggen.
Het andere, wat ik heel erg sociaal vind van de Voorzitter, is dat ze als ze richting huis gaat mensen meeneemt. Als je hier dan 's nachts staat en denkt: shit, hoe kom ik... Sorry, dat mag ik niet zeggen. Je denkt: potverdikkie, hoe kom ik thuis? Dan mag je op de achterbank mee. Chapeau!
Over verspilling komen nog wat moties voorbij. Dan denk ik: wat geven we nu eigenlijk als opdracht mee aan het restaurantgebeuren hier? Ik merk juist dat de medewerkers van het Restaurantbedrijf – iedereen is zo'n beetje genoemd, maar dit geldt met name voor het restaurantwezen – enorm flexibel zijn in wat ze ons willen aanbieden. Als je ergens om vraagt, dan krijg je het. Ze zorgen gewoon heel erg goed voor je. Gaan we ze straks weer een stuk administratieve rompslomp op de nek laden? Het doet me een beetje denken aan een wielrenner tegen wie je zegt dat hij de Tour de France moet winnen, maar die je vervolgens een bakfiets meegeeft waar je allerlei dingen op gooit. Er is gesproken over plastic, over etenswaren die per stuk verpakt zijn, maar dat heeft ook weer te maken met voedselveiligheid en de termijn waarop iets gebruikt kan worden, zodat je het niet weg hoeft te gooien. Zo moeten er van de broodjes die je met elkaar als fractie bestelt, weleens tien weggegooid worden omdat ze kennelijk binnen twee uur geconsumeerd moeten worden. En straks moeten er misschien veganistische maaltijden gemaakt worden, die niemand wil eten, waardoor ze weggegooid moeten worden. Kortom, dat zijn toch hartstikke moeilijke vraagstukken voor een restaurant. Misschien moeten we piektijden gaan hanteren, waardoor we op een andere manier en op andere tijden moeten gaan eten. Het is een uitdaging. Om die reden heb ik verder geen moties ingediend. Ik volg de moties die nu voorbijkomen met interesse.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, meneer Ziengs. De heer Van der Molen, voor het CDA.
De heer Van der Molen (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Ook ik dien geen moties in. Ik wil de Kamervoorzitter wel hartelijk danken voor een aantal toezeggingen die ik van haar heb gekregen. Ik zal ze niet allemaal noemen, maar het betreft met name de toezeggingenregistratie, waar ook haar toezeggingen later in terecht kunnen komen, en de terugkoppeling daarover in het najaar; die waarderen we zeer. Dat geldt zeker ook voor de toezegging om nu echt eens goed uit te zoeken wanneer vertrouwelijke stukken wel of niet toegevoegd kunnen worden aan het Kamerarchief. Die waarderen we zeer. We zullen dat antwoord op termijn dus met interesse afwachten.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank, meneer Van der Molen. Dan is het woord aan de heer Öztürk. Hij spreekt namens DENK.
De heer Öztürk (DENK):
Dank u wel, voorzitter. De antwoorden van de Kamervoorzitter op de vragen over diversiteit vind ik zeer mager. Ik had gevraagd om concrete maatregelen. Die kon ze niet noemen. Zij zei: wij registreren niet op etniciteit. Heel gek. We hebben in de Kamer tientallen debatten gevoerd over etniciteit in het kader van criminaliteit. Blijkbaar wordt het dan wel geregistreerd. Ik wil haar dus nogmaals vragen of ze met concrete maatregelen wil komen om de diversiteit in de Kamerorganisatie te vergroten. Daarnaast heb ik begrepen dat de Kamerorganisatie het Charter Diversiteit nog niet heeft getekend, terwijl alle ministeries dat wel hebben gedaan. Hoe kan dat dan?
Mijn tweede punt is het punt van de vertegenwoordiging in het presidium. Daar wil ik een motie voor indienen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat niet alle fracties van de Tweede Kamer vertegenwoordigd zijn in het presidium;
overwegende dat het parlement van ons allemaal is en dat dit ook geldt voor het dagelijks bestuur hiervan;
overwegende dat de kleinere fracties indirect vertegenwoordigd zijn via een Kamerlid van de ChristenUnie;
overwegende dat dit Kamerlid onderdeel is van een coalitiefractie, terwijl de kleinere fracties, op de ChristenUnie na, onderdeel zijn van de oppositie;
overwegende dat Nederland een dualistisch en pluriform staatsbestel heeft, en een indirecte vertegenwoordiging van oppositiefracties via een coalitiefractie hier niet goed op aansluit;
verzoekt het presidium om met een voorstel te komen om ook de kleinere fracties toegang te geven tot het presidium door middel van een roulerend systeem, waarin alle fracties de gelegenheid krijgen om deel te nemen aan het presidium,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 12 (34 892).
De heer Öztürk (DENK):
Mijn laatste punt gaat over transparantie en de dienstauto. Ik heb gevraagd naar een rittenoverzicht en naar het reglement voor het gebruik van de dienstauto. Die heb ik nog niet gekregen. Ik ga ervan uit dat ik die schriftelijk of in de tweede termijn krijg. Mocht dat niet het geval zijn, dan moeten wij elkaar in de plenaire zaal treffen, Voorzitter. Het is gemeenschapsgeld, het is niet het geld van de Kamervoorzitter. Er zijn ritten gemaakt die buiten het dienstautoreglement van de Kamer vallen. Ik wil weten met wie, waar en wanneer. Dat is geen vuilspuiterij; met die woorden komt u niet weg, Kamervoorzitter. Het gaat om transparantie: de burger mag weten wie u meeneemt en wie niet.
Dank u wel.
De voorzitter:
U heeft nog een interruptie van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Ik ben gewoon feitelijk nieuwsgierig. Heeft de heer Öztürk aanwijzingen dat er mensen door het hele land worden gebracht, buiten Amsterdam? Ik heb de woorden van de Kamervoorzitter gehoord. Ik ben normaal gesproken erg voor transparantie et cetera. Ik heb goed geluisterd naar het antwoord van de Kamervoorzitter. Ik heb haar zo begrepen dat zij zegt: ik woon in Amsterdam, en mensen die naar Amsterdam moeten, mogen met mij meerijden. Heeft de heer Öztürk aanwijzingen dat er ook naar allerlei andere steden wordt gereden?
De heer Öztürk (DENK):
De SP is normaal gesproken heel kritisch als het gaat om het gebruik maken van gemeenschapsgeld. Ik zie dat dat in de Kamer aan het veranderen is. Maar goed. Ik wil een rittenoverzicht...
De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter. Ik stelde gewoon een hele normale vraag. Ik heb gezegd: ik ben erg voor transparantie...
De heer Öztürk (DENK):
Ik ben nog niet klaar, voorzitter. Ik bepaal...
De heer Van Nispen (SP):
U komt meteen met een tegenaanval. Ik vind dat ik daarop mag reageren.
De voorzitter:
Meneer Öztürk en meneer Van Nispen. Ik geef de heer Öztürk kort de gelegenheid om te reageren op de vraag die gesteld is. Dan krijgt de heer Van Nispen de mogelijkheid om daar weer op te reageren. Zo werken we hier. Maar inderdaad, meneer Öztürk, de vraag was vrij helder. Dus ik verwacht, en ik ken u ook als zodanig, dat u ook een duidelijk antwoord op de vraag geeft.
De heer Öztürk (DENK):
Het is per toeval naar boven gekomen dat de Kamervoorzitter PVV'er Martin Bosma vaker meeneemt naar Amsterdam. Daarom wil ik het rittenoverzicht en de rittenadministratie. Die wil ik om te kijken of er ook andere ritten zijn. Daar heb ik toch recht op? Ik denk dat, nu dat ook in de media terecht is gekomen, ook de burger mag weten met wie de Kamervoorzitter de dienstauto wel deelt, en met wie niet. Dat is het enige wat ik wil weten.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Van Nispen, in tweede instantie.
De heer Van Nispen (SP):
Ik vind inderdaad dat de heer Öztürk hier die vraag mag stellen, maar als de voorzitter zegt «ik woon in Amsterdam en ik neem mensen mee die ook in Amsterdam wonen», dan neem ik daar genoegen mee. Dat vind ik inderdaad transparant. Als de heer Öztürk zegt dat hij aanwijzingen heeft dat dat heel anders ligt, dan is zijn vraag ook terecht. Maar dan vragen we dat aan de Kamervoorzitter. Dat is eigenlijk mijn enige punt. Normaal gesproken steun ik vrijwel ieder pleidooi voor transparantie. Maar als ik de Kamervoorzitter hier antwoord hoor geven, dan denk ik dat we daarop mogen vertrouwen. Dat is mijn bescheiden mening.
De voorzitter:
En de vraag is hoe de heer Öztürk daartegen aankijkt. Meneer Öztürk, nog kort een reactie, want ik vind eigenlijk dat we dit al vrij uitgebreid met elkaar besproken hebben.
De heer Öztürk (DENK):
Ik heb meerdere SP'ers in het land meegemaakt, ook in Limburg. Die gaan best wel ver als het gaat om het gebruikmaken van gemeenschapsgeld. Ik denk dat hier om transparantie tot op het hoogste niveau moet worden gevraagd. Ik wil dat rittenoverzicht, zodat we kunnen kijken met wie, waar en wanneer. En als de SP dat niet wil, prima. Wij van DENK willen dat wel. Wij willen wel zien hoe die hypocriete PVV'er die geen Marokkaans-Nederlandse Kamervoorzitter wil, wel dagelijks, wekelijks of maandelijks met de Kamervoorzitter naar Amsterdam rijdt, terwijl hij zelf een reiskostenvergoeding ontvangt.
De voorzitter:
Meneer Öztürk, u heeft in voldoende mate uw punt gemaakt. Volgens mij is dat heel helder, ook voor de overige leden. Dat zie ik ook aan de reacties die dat uitlokt. Meneer Van Nispen, er werd kort nog een opmerking gemaakt over collega's van u in Limburg. Daar mag u, omdat het procedureel is, kort nog even een opmerking over maken. Maar ik denk dat de standpunten van de verschillende partijen helder zijn. Ik wil dus niet verder de discussie induiken. Maar als u nog iets wilt opmerken over het feit dat uw collega's in Limburg erbij werden gehaald, dan mag dat. Maar het hoeft niet, meneer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
SP'ers zijn altijd kritisch als het gaat om gebruik van gemeenschapsgeld. Dat ben ik nu ook. Ik heb daarom ook met interesse geluisterd naar het antwoord van de Kamervoorzitter. Het punt van de heer Öztürk is dat hij beschuldigingen uit, die hij vervolgens niet hard kan maken. En daar gaat het hier om. Ik begon met te zeggen dat ik een verhelderende vraag had, want ik ga hier helemaal geen politiek debat over aan.
De voorzitter:
Meneer Van Nispen, ik gaf u alleen de gelegenheid om kort even te reageren op de opmerking over uw collega's in Limburg. Ik ben niet van plan om de discussie weer te openen. Ik vind dat de standpunten van beide kanten voldoende aan bod zijn gekomen. De heer Öztürk heeft zeer goed duidelijk kunnen maken hoe hij erin staat. De heer Van Nispen heeft zijn positie daarin aangebracht.
Ik hoor de heer Öztürk nu buiten de microfoon zeggen dat hij het woord «beschuldigen» niet heeft gebruikt, dat hij niemand beschuldigt. Ik wil hem de gelegenheid geven om dat zelf even te zeggen. Meneer Öztürk, dan hoop ik wel dat u dat in één zin kunt doen – dat kunt u ook – en dat we niet weer doorgaan met deze discussie.
De heer Öztürk (DENK):
Het gaat niet om beschuldigen. Ik heb niemand beschuldigd. Ik wil transparantie. En ik wil hypocrisie door transparantie laten zien. Dat is het enige wat ik wil.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat lijkt me helder.
Dan is nu het woord aan mevrouw Ouwehand voor haar tweede termijn.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Je zou ook aan andere Kamerleden kunnen vrágen of zij weleens met de Kamervoorzitter meerijden en dan geeft iedereen daar volgens mij gewoon antwoord op. En de Partij voor de Dieren is een groot voorstander van carpoolen, want dat scheelt brandstofkosten.
Voorzitter. Ik wil de Kamervoorzitter bedanken voor de beantwoording van de vragen. Fijn om te horen dat ze samen met het Restaurantbedrijf gaat kijken wat hier nu eigenlijk de voedselwensen zijn en of het menu iets moet worden aangepast. Ik vraag daarbij nadrukkelijk wel naar de richting die zij daarbij neemt. Het zal in de VVD-fractie misschien niet heel bekend zijn, maar in de Landbouwcommissie werken we met een «voorbereidingsgroep voedsel». We zoeken dus in de nieuwe werkwijze samen met de ambtelijke ondersteuning – het werkt als een tierelier – naar de manier waarop we het voedselaanbod gezond en duurzaam kunnen krijgen. Ook de VVD is daar best wel een groot voorstander van. Het enige pleidooi dat ik hier houd, is: laten we dat dan ook in de Kamer doen.
Omdat wij daar met de ambtelijke ondersteuning en met een rondetafelgesprek als commissie al veel inzet op hebben, weten we dat onze voedselomgeving eigenlijk standaard ongezond is, overal in de samenleving. Op scholen proberen we dat te veranderen met de gezonde schoolkantine. We zoeken nu als Landbouwcommissie ook naar andere mogelijkheden om dat in de samenleving te veranderen. Het kabinet is daar een voorstander van en heeft ook een voedselbrief geschreven. Mijn pleidooi is: laten we op dat gebied met de Kamer nou niet achteraanlopen, maar hetzelfde tempo aannemen. Dus mijn vraag is: welke uitgangspunten gaat de Voorzitter of het presidium hanteren? Gaan we zoeken naar hoe we hier een gezonde en duurzame maaltijd voor iedereen kunnen krijgen? Wordt de schijf van vijf als leidraad gehanteerd? Want als we alleen maar gaan onderzoeken en gaan vragen wat men zou willen, dan zegt iedereen: doe mij maar patat. Als je het aan de mensen zelf overlaat, dan wordt het misschien niet de gezondheidsslag die we zouden willen halen. Dus dat is mijn vraag: worden er gezonde en duurzame uitgangspunten gehanteerd voor de eventuele herziening van het menu?
De heer Van der Molen (CDA):
De grote zorg voor onze gezondheid kan ik wel waarderen. Maar we zitten hier met 150 mensen in de Kamer die dagelijks besluiten nemen over militairen naar het buitenland sturen, over met wie we verdragen afsluiten en over hoe we mensen die in armoede verblijven ondersteunen, en die vertrouwt u het dan niet toe om zelf te beslissen wat ze tijdens de lunch opeten. Daar komt het wel een beetje op neer. Het klinkt erg betuttelend.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Nou, we hebben dus met die commissie – dat is het grappige – allerlei experts gesproken die zeiden: het aanbod is ook belangrijk. Dus we kunnen allemaal goede voornemens hebben om gezond en duurzaam te eten, maar uit de sociale psychologie en allerlei andere onderzoeken blijkt: als er een pot met M&M's staat, ga je die opeten. Wat er staat en wat er is, bepaalt mede welke keuzes je maakt. Nou, daar hebben we als commissie goed naar geluisterd. Zelfs het CDA en de VVD waren zeer ontvankelijk voor die inbreng van de experts. En dat is het pleidooi dat ik mee wil geven: hanteer nou gezonde, goede uitgangspunten én inventariseer waar mensen behoefte aan hebben rondom maaltijden. Als je dat combineert, kom je volgens mij tot een aanbod waar iedereen gelukkig mee is. Dat is mijn oproep.
De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand vervolgt haar betoog.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ja, dank u wel. Dat is dus de oproep: hanteer ook een aantal gezonde, duurzame richtlijnen bij dat onderzoek.
Het tweede is dat de Voorzitter heeft gezegd dat er inderdaad ook aanbod moet komen voor mensen die plantaardig eten. Heel fijn. Wanneer kunnen we dat verwachten? Wordt het de schepschotel of komt er standaard een plantaardig gerecht op de kaart? Dan kan ik tegen onze medewerkers ook zeggen dat ze niet meer hun eigen maaltijden hierheen hoeven te slepen.
Voorzitter. Tot slot, de voedselverspilling. Dank voor de toezegging van de Voorzitter dat zij dat ook serieus wil gaan bekijken. Om haar van de Kamer een steun in de rug te geven heb ik een motie voorbereid. Misschien is die niet nodig, maar dat hoor ik dan wel in reactie op de motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de noodzaak om verspilling van voedsel terug te dringen breed wordt gevoeld en onderschreven;
constaterende dat het Restaurantbedrijf van de Tweede Kamer een verspillingspercentage kent van maar liefst 12%;
constaterende dat er verschillende mogelijkheden zijn om deze verspilling te voorkomen;
verzoekt het presidium in overleg met het Restaurantbedrijf de voedselverspilling aanmerkelijk te verminderen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand, Van der Graaf, Özütok, Van Meenen, Öztürk en Van der Molen.
Zij krijgt nr. 13 (34 892).
De motie is al voldoende ondersteund, dus daar hoef ik niet meer naar te vragen. Zij is daarmee onderdeel van de beraadslaging.
U bent aan het einde van uw spreektijd. U bent daar zelfs overheen, mevrouw Ouwehand.
Mevrouw Van der Graaf namens de ChristenUnie.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dank u wel. Ik ben blij dat vandaag heel breed naar voren is gekomen dat onder de fracties en binnen de Kamerorganisatie leeft dat het onderwerp sociale veiligheid binnen het werk, binnen deze Kamer, heel erg belangrijk is. Ik ben ook blij dat de Voorzitter daar echt concreet werk van maakt met betrekking tot de vertrouwenspersonen, dat zij meer herkenbaar zijn en meer zichtbaar worden, alsmede dat zij actief langs de fracties gaan. Van harte welkom bij de fractie van de ChristenUnie, zou ik willen zeggen.
Voorzitter. Ook dank voor de antwoorden op het punt van de toegankelijkheid en de invalidenparkeerplaatsen. Het lijkt me heel goed dat het overleg daarover wordt aangegaan met de gemeente.
Ik was nog één punt vergeten in de ronde van de openstaande vragen. Dat was het punt over de website en de toegankelijkheid daarvan. Op een aantal punten zijn al goede stappen gemaakt, maar op een aantal punten kan de website ook nog verbeterd worden. Ik geef daartoe nog graag een aansporing.
Dank ook voor de aanpak van de stemmingsuitslagen van de app Debat Direct. Het belang daarvan is, denk ik, al goed aan de orde geweest. Hetzelfde geldt voor het punt dat de Minister-President zal worden aangesproken op de inwerkingtreding van de wetten die zijn aangenomen
Dan kom ik nog op één punt, het thema voedselverspilling, waarvoor ik aandacht vroeg. In de eerste termijn heb ik aandacht gevraagd voor het initiatief dat ons heeft bereikt van ondernemers van het platform Verspilling is Verrukkelijk. Zij zijn bezig met oplossingen om voedselverspilling aan te pakken en hebben aangeboden die met ons te willen delen. Dat punt zou ik graag via een motie aan de orde willen stellen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het kabinet als doel heeft om de voedselverspilling in Nederland in 2030 met de helft te verminderen;
overwegende dat het platform Verspilling is Verrukkelijk heeft aangeboden om in de Tweede Kamer oplossingen te presenteren voor voedselverspilling;
verzoekt het presidium het platform Verspilling is Verrukkelijk gedurende een nader te bepalen periode de gelegenheid te bieden om in het Tweede Kamergebouw aandacht te vragen voor het thema voedselverspilling,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Graaf en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 14 (34 892).
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Deze motie heb ik mede ingediend namens mijn collega Dik-Faber, die een van de voorlopers is om dit punt onder de aandacht te brengen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank voor de inbreng in tweede termijn. Er zijn de nodige moties ingediend en de nodige vragen gesteld. Daarom schors ik de vergadering tot 15.50 uur. Dan vervolgen we het debat.
De vergadering wordt van 15.34 uur tot 15.50 uur geschorst.
De voorzitter:
Welkom bij de voortzetting van dit debat over de Raming, de begroting van de Tweede Kamer. Nu is de beantwoording van de Kamervoorzitter in tweede termijn aan de orde. Wat er nu gaande is, is natuurlijk altijd een beetje bijzonder; dat weten de collega's ook. We hebben moties ingediend. Normaal gesproken krijgen we daarover natuurlijk een oordeel van een bewindspersoon. Die zegt dan bijvoorbeeld «oordeel Kamer» of «ontraden». Maar bij deze moties gaan wij als Kamer zelf over wat wij stemmen. De Kamervoorzitter kan hoogstens een interpretatie geven waaruit blijkt hoe zij de motie weegt, maar daarmee geeft zij niet zozeer een advies aan ons, want wij gaan natuurlijk zelf over die begroting. Ik leg dit vooral uit aan degenen die meekijken en meeluisteren. We zullen de Kamervoorzitter dus niet horen zeggen «oordeel Kamer» of «ontraden». Zij zal wel haar interpretatie van de moties geven, maar u zult als Kamerlid zelf moeten afwegen wat het stemadvies aan uw fractie zal zijn.
Na deze inleidende beschouwing geef ik graag het woord aan de Kamervoorzitter.
Mevrouw Arib (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik zal eerst een aantal vragen proberen te beantwoorden, in de hoop dat ik niet weer een aantal over het hoofd zie. Ik begin met de vragen van de heer Van Nispen. Hij vroeg naar de evaluatie van de opstelling in de Troelstrazaal in verband met het staand vergaderen. De evaluatie is gaande. De bevindingen zullen zeker worden meegenomen bij de tijdelijke huisvesting en de renovatie. Als het goed is, worden een paar Kamerleden, waaronder u, ook geïnterviewd hierover. Uit de signalen die ik krijg, blijkt dat men wel positief is over dat experiment. Ik hoop dat dat ook voortgezet wordt.
De heer Van Nispen had ook een vraag over de skybox. Daar krijg je inderdaad allemaal associaties bij. Maar het gaat om een ruimte bij de tribune in het nieuwe gebouw. Die ruimte is afgeschermd. Die ruimte komt naast de publieke tribune, dus niet in plaats van de publieke tribune. Vanachter het glas is er dan zicht op wat er in de zaal gebeurt. Daarmee bereik je ook veel meer mensen dan alleen de mensen die op de publieke tribune zitten. Bij een skybox krijg je inderdaad allemaal andere ideeën, maar dat is het niet. Dus veel meer groepen kunnen de plenaire vergadering dan volgen.
Ik kom straks op de moties terug. De heer Van Meenen had nog een vraag over open spending. Wij doen daar inderdaad niet aan mee. Het vraagt inderdaad om een andere begrotingssystematiek. De begroting van de Tweede Kamer gaat voor een belangrijk deel over uitgaven met betrekking tot personeel – het zijn personele uitgaven – en uitgaven die betrekking hebben op veiligheid. Voor beide geldt dat het heel lastig is om die uitgaven transparant te maken. In het kader van de schriftelijke vragen hebben wij dit uitgebreid besproken, maar het schijnt niet makkelijk te zijn om open spending te realiseren; laat ik het daarop houden. Daarom hebben we het een beetje afgehouden.
Over de EU-positionering en de capaciteit heeft u een motie ingediend. Daar kom ik later apart op terug.
De heer Öztürk stelde een vraag over diversiteit. Ik heb van het hoofd van P&O begrepen dat er bij de werving aan alle eisen wordt voldaan. Wij voldoen aan alle eisen die het Charter Diversiteit stelt. Maar u heeft wel gelijk: dat is niet door ons getekend. Dat betekent dat wij dat zo snel mogelijk moeten doen. Ik ben blij met die vraag. Dat horen wij gewoon te ondertekenen. Ik zeg u ook toe dat we dat zullen doen. We hebben dat wel gedaan als het gaat om vrouwen in topfuncties, maar dit is op de een of andere manier kennelijk niet gebeurd. Dit moet dus alsnog plaatsvinden.
Er was ook een vraag blijven liggen – ik weet niet van wie – over het gebruik van ons Open Data Portaal. Op basis van feedback over het gebruik van ons Open Data Portaal wordt het verder ontwikkeld. Er is dus wel een soort feedback van mensen die daar veel gebruik van maken en er ook verstand van hebben.
Mevrouw Van der Graaf heeft een vraag gesteld over de website. 22 van de 38 punten worden gerealiseerd, maar hoe zit het dan met die andere 16 punten? Ik begrijp dat die 16 punten eigenlijk vallen onder twee belangrijke aandachtspunten. Over de toegankelijkheid van documenten wordt gezegd dat dit samen met de ministeries wordt aangepakt. Ik begrijp dat het dan met name gaat over die pdf's.
Ik heb al iets gezegd over het ondertitelen. Mondelinge vragen worden ondertiteld. Dat wordt wel uitgebreid maar niet naar alles. Het wordt uitgebreid naar belangrijke debatten die maatschappelijk heel veel losmaken. Je moet die afweging elke keer maken, want het kan niet allemaal voor de volle honderd procent worden ondertiteld omdat het heel kostbaar is. Ik heb begrepen dat je daar bijna 22 mensen voor nodig zou hebben. We proberen wel tegemoet te komen aan deze behoefte door wel ondertiteling te realiseren voor die debatten waarvan we denken dat ze mensen maatschappelijk en politiek raken.
Dan zou ik nu naar de moties gaan, ware het niet dat er nog een opmerking ligt van de heer Öztürk over de dienstauto. Zonder in herhaling te willen vallen zeg ik dat ik het ontzettend jammer vind dat het op deze manier wordt besproken en ook persoonlijk wordt gemaakt. Het geldt ook voor Kamerleden en zeker ook voor de heer Öztürk. De heer Öztürk maakt gebruik van gemeenschapsgeld via zijn ov-jaarkaart, waarmee iets van € 4.900 per jaar is gemoeid. Ook daar geldt: verantwoording afleggen als het gaat om gemeenschapsgeld. Ik vraag niks bijzonders. De voorzitters maken gebruik van een dienstauto en als u dat niet wilt, moet u daar een motie over indienen. Ik ben dan altijd bereid om daarnaar te kijken.
De voorzitter:
Een laatste interruptie. Wel kort, want ik vind eigenlijk dat we dit hier al zeer uitgebreid hebben besproken. Kunt u nog een keer feitelijk uw vraag herhalen? Wat wilt u precies weten van de Kamervoorzitter?
De heer Öztürk (DENK):
Ik heb heel duidelijk gezegd: kunnen wij een rittenadministratie krijgen? Kunnen we een rittenoverzicht krijgen zodat het voor de burger transparant wordt waar het gemeenschapsgeld naartoe gaat? Is dat zo moeilijk? Over mijn reiskosten beginnen, dat is een «eibak».
Mevrouw Arib (PvdA):
Eibak? «Jij-bak» bedoelt u.
De heer Öztürk (DENK):
Een jij-bak! Zeg nou gewoon heel eerlijk: «Ik ben bereid om dat rittenoverzicht naar u toe te zenden. Het is gemeenschapsgeld en u kunt daarna kijken wat u daar wel of niet mee doet.» Is dat zo moeilijk?
De voorzitter:
Dank dat u feitelijk de vraag nog een keer goed neerlegt. De vraag is feitelijk: heeft u een rittenadministratie?
Mevrouw Arib (PvdA):
Dat wordt zeker allemaal bijgehouden. Als u een aanwijzing heeft dat ik daar op een andere manier... Dat is precies de vraag die de heer Van Nispen heeft gesteld. Ik hoor dat dan graag, maar dan is het belangrijk om dat ook gewoon openlijk te benoemen.
De voorzitter:
Ter afsluiting, de heer Öztürk.
De heer Öztürk (DENK):
Voorzitter, ik vraag een rittenoverzicht! Ik hoef geen detective te spelen hier. Ik hoef niet 25 argumenten te hebben. U maakt gebruik van een dienstauto van de samenleving. Als u een rittenadministratie heeft, overleg die dan aan de Kamer. Daarna kan de Kamer kijken wat ze daarmee doet. Is dat zo moeilijk? Ik vraag nogmaals: gaat u dat rittenoverzicht overhandigen aan de Kamer of niet?
Mevrouw Arib (PvdA):
De heer Öztürk spreekt namens DENK. Dan is dat misschien duidelijk. Als iedereen zegt «wij willen zoiets» dan laat ik het uitzoeken. Dus als een meerderheid van de Kamer precies wil weten hoeveel ritten en waarnaartoe, dan laat ik het graag uitzoeken vanaf het moment dat ik gekozen ben tot en met vandaag. Zo gaat het in dit huis.
De voorzitter:
Dank. De Kamervoorzitter vervolgt haar betoog.
Mevrouw Arib (PvdA):
Dan ga ik naar de moties...
De heer Öztürk (DENK):
Ik heb in de eerste termijn gezegd dat ik een plenair debat wil, als...
De voorzitter:
Meneer Öztürk...
De heer Öztürk (DENK):
Het is wel belangrijk. Kijk, wij werken op basis van vertrouwen.
De voorzitter:
Meneer Öztürk, u heeft ruim de gelegenheid gehad om uw punt te maken. Dat heeft u ook kernachtig gedaan. U kan van mening verschillen; dat gebeurt vaker in debatten. U heeft hierna nog andere middelen om een debat aan te vragen als u dat wilt. Maar nu in dit debat heeft u uw interrupties gehad en heeft de Kamervoorzitter geantwoord. Daarmee is het afgesloten. Ik wil u verzoeken...
De heer Öztürk (DENK):
Ik wil duidelijkheid scheppen op een punt. Als wij voor morgenmiddag niet horen of de Kamervoorzitter bereid is om een rittenoverzicht te overhandigen, dan overweegt mijn fractie een debat aan te vragen. Het gaat over het vertrouwen.
De voorzitter:
Dank, meneer Öztürk. Als u ergens een debat over wilt aanvragen namens uw fractie, dan heeft u daar altijd de gelegenheid toe. Ik wil nu de Kamervoorzitter de gelegenheid geven om haar betoog te vervolgen.
De heer Van Meenen (D66):
Even voor de absolute helderheid. Ik hoorde ergens aan het eind van het betoog het woord «vertrouwen» vallen. Heb ik dat nou goed gehoord? Overweegt de heer Öztürk een debat hierover en wil hij dan de vertrouwensvraag stellen?
De heer Öztürk (DENK):
Ik heb in mijn...
De heer Van Meenen (D66):
Graag ja of nee, een helder antwoord.
De voorzitter:
De heer Van Meenen.
De heer Van Meenen (D66):
Ja, ik heb het gewoon gehoord, dus ik wil dat weten. Het is van belang voor ons allemaal.
De voorzitter:
Dan zal ik als voorzitter de vraag neerleggen bij de heer Öztürk. Dank voor deze opmerkzaamheid. Het was mij in ieder geval ontgaan. Meneer Öztürk, legt u een vertrouwensvraag neer?
De heer Öztürk (DENK):
Ik heb gezegd: we werken op basis van vertrouwen. Ik heb gezegd dat het om gemeenschapsgeld gaat. En ik heb gezegd: ik heb behoefte aan die transparantie. Als de Kamervoorzitter na intern overleg morgen nog steeds weigert om een rittenoverzicht te geven en daarmee dus de transparantie voor de Kamer onmogelijk maakt, dan ga ik dat in mijn fractie bespreken. Dat waren mijn letterlijke woorden en dat herhaal ik.
De voorzitter:
Prima, dank u wel voor deze nadere toelichting. Kamervoorzitter, aan u weer het woord.
Mevrouw Arib (PvdA):
Dan ga ik naar de moties, ten eerste de motie van de heer Van Nispen op stuk nr. 8. De voorzitter van de commissie heeft al aangegeven dat het een... Ik ben geen bewindspersoon, dus ik ga niet zeggen «oordeel Kamer», «ontraden» of wat dan ook. Het is echt aan de fracties om hun eigen afwegingen te maken. In de motie vraagt de heer Van Nispen het presidium om met een voorstel te komen om bij een lek voortaan eerst een ordedebat te houden. Ik wil de heer Van Nispen toch meegeven om een keer een grondig debat met elkaar te houden en misschien ook met in dit geval de Minister van Binnenlandse Zaken, die over dat artikel van de Grondwet gaat. Maar een voorstel voor een ordedebat? Het is echt aan de Kamer om daar wel of niet iets mee te doen. Die argumenten hebben we gewisseld. Het blijft inderdaad altijd vervelend, maar ik kan zelf niet zeggen dat ik dat zou kunnen doen of zo. Dat laat ik even voor wat het is.
In zijn motie op stuk nr. 9 verzoekt de heer Van Nispen om met een voorstel te komen om vooruitlopend op de werkgroep herziening Reglement van Orde een experiment te organiseren met een vernieuwd vragenuur. Ik weet dat dit een belangrijk punt is voor de SP en een aantal andere fracties die de vorige motie met dezelfde strekking hebben ondersteund. Maar ik zou toch de werkgroep herziening Reglement van Orde aan het werk zetten, want daar zijn alle fracties bij betrokken. Dan kunnen ze dit ook meenemen. Zoals u weet duurt het soms maanden, net als met de vorige motie, voordat iedereen iets daarover... Ik hoop dat de werkgroep tegen die tijd met iets komt. Dus ik hoop dat ze deze motie meenemen in hun werkzaamheden.
Dan ga ik naar de motie van de heer Van Meenen op stuk nr. 10 om de bezetting terug te brengen naar de oorspronkelijke acht adviseurs. Ik heb gezegd dat dit een belangrijk onderdeel is van de evaluatie van de nieuwe werkwijze van commissies. Daar horen ook de EU-adviseurs bij betrokken te worden. Als uit die evaluatie blijkt dat het belangrijk is om acht adviseurs te behouden, dan doen we dat. En als daaruit blijkt dat het er eigenlijk te veel zijn, maar andere commissies er misschien meer willen, dan moeten we dat ook met elkaar bespreken. Maar ik wil nu niet op voorhand zeggen dat we teruggaan naar het oorspronkelijke aantal. Ik zou het gewoon bij die evaluatie betrekken.
In de motie op stuk nr. 11 verzoekt de heer Van Meenen het presidium te bevorderen dat meer voedsel verpakkingsvrij aangeboden wordt, zonder dat de voedselverspilling toeneemt. Volgens mij raakt dit ook een beetje aan de motie van mevrouw Ouwehand. Haar motie op stuk nr. 13 gaat ook over verspilling. Dat raakt wel een beetje aan elkaar, hè? Of niet?
De voorzitter:
Eerst meneer Van Meenen: raakt dit aan elkaar?
De heer Van Meenen (D66):
Die van mij gaat niet primair over verspilling. Die gaat over het plastic van de verpakking en die van mevrouw Ouwehand gaat over verspilling. Maar ik begrijp dat, als je aan het plastic gaat komen, dan de kans wellicht toeneemt dat je meer gaat verspillen. Maar dat willen we met z'n allen natuurlijk niet. Daarom stellen we zo veel vertrouwen in u, dat u dat kunstig met elkaar gaat verbinden.
Mevrouw Arib (PvdA):
Het signaal is helder. Ik wil het graag meenemen in de discussie die wij straks ook gaan voeren over het Restaurantbedrijf en de werkwijze van het Restaurantbedrijf. Want er zijn meer suggesties gedaan over voedsel enzovoorts. Daar moet het dan dus bij betrokken worden. Dat raakt inderdaad aan elkaar en daarom is het goed als ik meteen naar de motie op stuk nr. 13 verwijs. Daarin wordt het presidium verzocht om «in overleg met het Restaurantbedrijf de voedselverspilling aanmerkelijk te verminderen». Er wordt ook een percentage genoemd. Ik begrijp dat het wel consequenties heeft voor het assortiment, dus dat moeten we ook in kaart brengen. Van dinsdag tot en met donderdag wordt hier intensief gebruikgemaakt van het restaurant enzovoorts. Maar als we er donderdag niet zijn, wordt er ook heel veel weggegooid als we dit zo zouden doen. Dus dat moet in kaart worden gebracht.
Dan ga ik naar de motie van de heer Öztürk op stuk nr. 12 over het presidium. Ook van dit punt heb ik gezegd hoe ik erover denk. Ook heb ik gezegd dat de heer Voordewind is gekozen voordat de ChristenUnie aan de coalitie deelnam. Hij is ook lid van een kleine fractie. Het is in goed overleg met alle fracties gebeurd, ook met DENK. Om die discussie nu opnieuw op te rakelen is uw goed recht, maar ik zei al: het hoort misschien bij een volgende verkiezing en een volgend presidium.
Tot slot de motie van mevrouw Van der Graaf op stuk nr. 14, die ook over voedselverspilling gaat. Mevrouw Van der Graaf vraagt om te overleggen met het platform Verspilling is Verrukkelijk. Het idee is prima. Eerlijk gezegd ken ik dat platform niet. Ik laat het wel aan de mensen die daar ervaring mee en verstand van hebben, want ik vind het altijd lastig om platforms te noemen. Voor hetzelfde geld is het een platform dat voor iets lobbyt, dus ik ben daar een beetje voorzichtig in. Maar het idee lijkt me prima.
Dat is mijn mening over de ingediende moties. Ik hoop dat ik niks heb overgeslagen.
De voorzitter:
Dank u wel, Kamervoorzitter, voor de beantwoording. De moties komen in elk geval volgende week dinsdag in stemming.
Ik heb een aantal toezeggingen genoteerd. Die zal ik nog rustig voorlezen om het helemaal compleet te maken vandaag.
– In het najaar van 2018 volgt de evaluatie van de KVKO-operatie, ook – zo zeg ik tegen de heer Van Meenen – ten aanzien van de EU-adviseurs.
– Er volgt informatie over het retourneren van vertrouwelijke stukken en de Archiefwet. Die volgt ook in het najaar.
– In het najaar van 2018 ontvangt de Kamer informatie over een informatieprotocol waarin de begrippen «tijdig» en «adequaat» worden omschreven.
– Volgende week komt de evaluatie van het incident in de plenaire zaal naar het presidium.
– Het bijwonen van technische briefings door fractiemedewerkers wordt opnieuw bezien in het presidium.
– De appreciatie van de moties wordt in het najaar van 2018 centraal vastgelegd en beschikbaar gesteld.
– Er volgt een onderzoek naar de aanpassing van het restaurantaanbod ten behoeve van vegetariërs en veganisten en ten aanzien van de afvalinzameling.
We zijn heel inclusief bij de registratie van deze toezegging, mevrouw Ouwehand!
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ja, want ik merk op dat alles, zelfs mensen met allergieën en zo, wordt meegenomen.
De voorzitter:
Precies. Hier staat: «vegetariërs, veganisten, allergieën en overige.»
In het najaar volgt informatie over de openbaarheid van de toezeggingenregistratie.
In het najaar volgt informatie over de termijn voor het in werking treden van wetten.
Het diversiteitscharter wordt spoedig ondertekend. In het najaar wordt hier een terugkoppeling over gegeven.
Dan kijk ik naar mijn rechter- en mijn linkerzijde. Ik wil de leden bedanken voor hun inbreng en de Kamervoorzitter voor haar antwoorden. Ter afsluiting wil ik alle medewerkers die dit debat ook weer mogelijk hebben gemaakt – de beveiligers, de bodes, de Dienst Automatisering, het CIP, de Dienst Verslag en Redactie, de Facilitaire Dienst, het Restaurantbedrijf en de Griffie – bedanken voor hun inzet, die zij het hele jaar door plegen. Zonder hen kunnen we hier het werk gewoon niet doen. Dank jullie wel daarvoor.
(Geroffel op de bankjes)
Sluiting 16.13 uur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34892-15.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.