34 876 (R2100) Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Mauritius inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken (met Bijlage); Port Louis, 13 maart 2008

B/ Nr. 2 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE VAN HET KONINKRIJK EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk d.d. 19 oktober 2017 en het nader rapport d.d. 14 november 2017, aangeboden aan de Koning door de Minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 13 september 2017, no. 2017001538, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Mauritius inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken (met Bijlage); Port Louis, 13 maart 2008 (Trb. 2008, 103), met toelichtende nota.

Het verdrag van 13 maart 2008 (het moederverdrag) waarvoor goedkeuring wordt gevraagd,2 en zoals dit wordt gewijzigd bij notawisseling3 houdende een uitbreidingsverdrag waarvoor eveneens goedkeuring wordt gevraagd,4 ziet op het verlenen van wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken.

De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk adviseert de goedkeuringsprocedure voort te zetten, maar stelt vragen over de rechtstreekse werking van bepalingen in het moederverdrag en in het uitbreidingsverdrag.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 13 september 2017, no. 2017001538, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk haar advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 19 oktober 2017, No. W02.17.0289/II/K, bied ik U hierbij aan.

Als een verdrag ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de Staten-Generaal, moet worden aangegeven of het verdrag naar het oordeel van de regering bepalingen bevat die naar hun inhoud een ieder kunnen verbinden en, indien dit het geval is, welke bepalingen het betreft.5 Het gaat dan om een voorlopig oordeel van de wetgever; in het concrete geval is het oordeel aan de rechter.

De Afdeling merkt op dat de nota van toelichting niet duidelijk maakt of het uitbreidingsverdrag een ieder verbindende bepalingen bevat in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, die aan natuurlijke personen dan wel rechtspersonen rechtstreeks rechten toekennen of plichten opleggen. Evenmin maakt de nota van toelichting duidelijk of het moederverdrag zulke bepalingen bevat. Een dergelijke toets met betrekking tot het moederverdrag ligt in de rede aangezien met de voorliggende goedkeuring van het moederverdrag de eventuele aanwezigheid van rechtstreeks werkende bepalingen voor het eerst gaat spelen voor de delen van het Koninkrijk die zijn gelegen buiten het in Europa gelegen deel van Nederland. Daarbij wijst de Afdeling erop dat in ieder geval de Bijlage bij het moederverdrag (die een integrerend onderdeel uitmaakt van dat verdrag)6 een rechtstreeks werkende bepaling bevat.7

De Afdeling adviseert in de toelichting in te gaan op de vraag welke bepalingen in het moederverdrag en in het uitbreidingsverdrag een ieder kunnen verbinden.

De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk adviseert in de toelichtende nota in te gaan op de vraag welke bepalingen in het moederverdrag en in het uitbreidingsverdrag eenieder kunnen verbinden, om de toelichtende nota in overeenstemming te brengen met artikel 2 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen. Aan het advies is gevolg gegeven door in de toelichtende nota een passage op te nemen die betrekking heeft op het oordeel van de regering omtrent bepalingen in het Verdrag die naar hun inhoud eenieder kunnen verbinden.

De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging goed te vinden dat bedoelde verdragen worden overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, aan de Staten van Aruba, aan die van Curaçao en aan die van Sint Maarten, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk,

J.P.H. Donner

Ik moge U verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en tevens over te leggen aan de Staten van Aruba, de Staten van Curaçao en de Staten van Sint Maarten.

De Minister van Buitenlandse Zaken, H. Zijlstra


X Noot
1

De oorspronkelijke tekst van de toelichtende nota zoals voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

Het verdrag van 13 maart 2008 (Trb. 2008, 103), destijds alleen goedgekeurd voor het in Europa gelegen deel van Nederland (Kamerstukken I/II 2008/09, 31 886, A en nr. 1).

X Noot
3

Notawisseling van 23 juni 2017, Trb. 2017, 159.

X Noot
4

Thans wordt goedkeuring gevraagd voor Aruba, Curaçao, Sint Maarten en het Caribische deel van Nederland.

X Noot
5

Artikel 2, tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen.

X Noot
6

Artikel 18, vierde lid, van het moederverdrag.

X Noot
7

Zie het vijfde lid van de Bijlage bij het moederverdrag, waarin het recht voor de betrokken natuurlijke persoon is opgenomen om te worden ingelicht over de over hem aanwezige persoonsgegevens en over het beoogde gebruik ervan.

Naar boven