Wederom met interesse heb ik kennis genomen van de aanvullende vragen van de leden
van de fracties van SP, PvdA en GroenLinks.
In de memorie van antwoord heb ik aangegeven dat het in diverse gezondheidswetten
neergelegde inzagerecht van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd (hierna: inspectie)
bedoeld is om de inspectie ten aanzien van patiëntendossiers vergelijkbare bevoegdheden
te verschaffen als opgenomen in de artikelen 5:16 en 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht
(hierna: Awb). Het gaat dan om het recht om inlichtingen te vorderen (artikel 5:16),
het recht om inzage te vorderen (artikel 5:17, eerste lid) en het recht om kopieën
te maken (artikel 5:17, tweede lid).
De leden zijn van mening dat verduidelijking van de reikwijdte van het inzagerecht
van de inspectie de rechtszekerheid vergroot en zij verzoeken de regering dan ook
om de wetgeving daadwerkelijk aan te passen. Aan deze leden antwoord ik dat ik zal
voorstellen de betreffende wetten op dit punt aan te passen. Ik zal bezien in het
kader van welk traject deze – technische – aanpassingen binnen afzienbare termijn
kunnen worden meegenomen.
De leden hebben voorts aangegeven dat naar hun mening gegevens uit een patiëntendossier
niet onder de reikwijdte van artikel 5:17 van de Awb zijn te scharen, omdat het gezondheidsgegevens
zijn die onder het beroepsgeheim vallen en tevens extra beschermd zijn als «bijzondere
persoonsgegevens» in de zin van artikel 9 van de Algemene verordening gegevensbescherming
(hierna: AVG) en paragraaf 3.1 van de Uitvoeringswet AVG. Zij vragen de regering hierop
te reageren. Zoals uit de memorie van antwoord volgt, is toepasselijkheid van artikel
5:17 van de Awb niet (meer) aan de orde indien de inspectie een afschrift van een
patiëntendossier wenst. Deze bevoegdheid vloeit voort uit het in diverse wetten geregelde
inzagerecht van de inspectie. Daarmee is voorzien in de – op grond van artikel 7:457,
eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek en artikel 6, eerste lid, onderdeel e, juncto
artikel 9, tweede lid, onderdeel g, van de AVG – vereiste wettelijke grondslag voor
doorbreking van het medisch beroepsgeheim respectievelijk de verwerking van bijzondere
persoonsgegevens. De toepasselijkheid van artikel 5:17 van de Awb zal uitsluitend
aan de orde zijn indien het om zakelijke gegevens in de zin van die bepaling gaat,
waarbij het dus ook kan gaan om gegevens die herleidbaar zijn tot personen, gelet
op de genoemde uitspraak van de Centrale Raad van Beroep.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge