34 874 Wijziging van diverse wetten op het terrein van de volksgezondheid in verband met de versterking van het handhavingsinstrumentarium van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd en enkele andere wijzigingen

E NADERE MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 20 december 2018

Wederom met interesse heb ik kennis genomen van de aanvullende vragen van de leden van de fracties van SP, PvdA en GroenLinks.

In de memorie van antwoord heb ik aangegeven dat het in diverse gezondheidswetten neergelegde inzagerecht van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd (hierna: inspectie) bedoeld is om de inspectie ten aanzien van patiëntendossiers vergelijkbare bevoegdheden te verschaffen als opgenomen in de artikelen 5:16 en 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Het gaat dan om het recht om inlichtingen te vorderen (artikel 5:16), het recht om inzage te vorderen (artikel 5:17, eerste lid) en het recht om kopieën te maken (artikel 5:17, tweede lid).

De leden zijn van mening dat verduidelijking van de reikwijdte van het inzagerecht van de inspectie de rechtszekerheid vergroot en zij verzoeken de regering dan ook om de wetgeving daadwerkelijk aan te passen. Aan deze leden antwoord ik dat ik zal voorstellen de betreffende wetten op dit punt aan te passen. Ik zal bezien in het kader van welk traject deze – technische – aanpassingen binnen afzienbare termijn kunnen worden meegenomen.

De leden hebben voorts aangegeven dat naar hun mening gegevens uit een patiëntendossier niet onder de reikwijdte van artikel 5:17 van de Awb zijn te scharen, omdat het gezondheidsgegevens zijn die onder het beroepsgeheim vallen en tevens extra beschermd zijn als «bijzondere persoonsgegevens» in de zin van artikel 9 van de Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: AVG) en paragraaf 3.1 van de Uitvoeringswet AVG. Zij vragen de regering hierop te reageren. Zoals uit de memorie van antwoord volgt, is toepasselijkheid van artikel 5:17 van de Awb niet (meer) aan de orde indien de inspectie een afschrift van een patiëntendossier wenst. Deze bevoegdheid vloeit voort uit het in diverse wetten geregelde inzagerecht van de inspectie. Daarmee is voorzien in de – op grond van artikel 7:457, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek en artikel 6, eerste lid, onderdeel e, juncto artikel 9, tweede lid, onderdeel g, van de AVG – vereiste wettelijke grondslag voor doorbreking van het medisch beroepsgeheim respectievelijk de verwerking van bijzondere persoonsgegevens. De toepasselijkheid van artikel 5:17 van de Awb zal uitsluitend aan de orde zijn indien het om zakelijke gegevens in de zin van die bepaling gaat, waarbij het dus ook kan gaan om gegevens die herleidbaar zijn tot personen, gelet op de genoemde uitspraak van de Centrale Raad van Beroep.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

Naar boven