Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot
het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij leggen
de regering nog graag enige vragen voor, waarbij de leden van de fracties van PvdA en GroenLinks zich aansluiten. Deze vragen richten zich op het ontbreken van wettelijke bepalingen
over het recht van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd (IGJ) op een afschrift van
patiëntendossiers en de noodzaak tot borging van de proportionaliteit ten aanzien
van het door de IGJ zonder toestemming van de patiënt verkrijgen van een afschrift
van een patiëntendossier.
Artikel 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt door de regering gebruikt
als wettelijk kader om het recht op afschrift van een patiëntendossier door de IGJ
te regelen. Dit artikel is bedoeld als kader voor de algemene bevoegdheid van toezichthouders
om een afschrift te vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden.
Kijkend naar het inzagerecht van de IGJ in patiëntendossiers dan is artikel 5:20,
tweede lid, van de Awb belangrijk: «Zij die uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk
voorschrift verplicht zijn tot geheimhouding, kunnen het verlenen van medewerking
weigeren, voor zover dit uit hun geheimhoudingsplicht voortvloeit». Beroepsbeoefenaren,
vallend onder het medisch beroepsgeheim kunnen op grond van dit artikel inzage in
patiëntendossiers door de IGJ dus weigeren. Op grond van specifieke regelgeving kan
van artikel 5:20, tweede lid worden afgeweken, waardoor inzage door de IGJ in patiëntendossiers
mogelijk is.
Een afschrift van een patiëntendossier bevat privacygevoelige medische gegevens van
de patiënt, vallend onder het medisch beroepsgeheim. Echter, specifieke regels zoals
bij het inzagerecht, bestaan er voor het recht op afschrift van een patiëntendossier
door de IGJ niet.
De leden van de genoemde fracties willen graag weten waarom de regering van mening
is dat patiëntendossiers als zakelijke gegevens en bescheiden in de zin van artikel
5:17 van de Awb kunnen worden gezien.
Waarom is er geen specifieke wettelijke bepaling/regel gemaakt voor die situatie dat
de IGJ een afschrift van een patiëntendossier wenst, in tegenstelling tot de bevoegdheid
van IGJ om patiëntendossiers in te zien, die wel specifieke wettelijke bepalingen
kent?
Hoe dient de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 8 mei 20172 in dezen geïnterpreteerd en uitgelegd te worden? De Rechtbank stelt dat gegevens
die tot de persoon herleidbaar zijn, niet tevens «zakelijke gegevens» kunnen zijn
als bedoeld in art. 5:17 Awb. Het door de regering voorgestelde recht op afschrift
van gegevens uit een patiëntendossier worden als zakelijke gegevens gezien. Deze gegevens
zijn toch ook tot de persoon herleidbaar?
De leden van deze fracties vernemen graag waarom bij het recht op afschrift van gegevens
uit een patiëntendossier door de IGJ, de proportionaliteit niet wettelijk verankerd
is. Bij het inzagerecht van de IGJ is dit wel het geval. Zou in de wet niet moeten
worden vastgelegd dat er voor de IGJ alleen maar een recht op afschrift bestaat voor
zover dat noodzakelijk is voor de taakuitoefening van de IGJ?
De leden van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport zien de antwoorden
van de regering met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 16 november
2018.
De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Martens
De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, De Boer