34 872 Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met maximering van het aantal regionale publieke media-instellingen

C NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP1

Vastgesteld 9 april 2018

De memorie van antwoord heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de PVV-fractie constateren dat de regionale publieke media-instellingen zich niet altijd houden aan hun wettelijke taken. Deze leden constateren gepolitiseerde parlementaire journalistiek die allesbehalve bijdraagt aan de optimale en neutrale informatievoorziening en het bieden van ruimte aan verschillende opinies en opvattingen. Wat gaat de regering doen om de regionale media-instellingen aan hun wettelijke taken te houden?

De leden van de fracties van de PvdA en GroenLinks danken de regering voor de beantwoording van de in het voorlopig verslag gestelde vragen. Deze geeft aanleiding tot aanvullende vragen.

De regering stelt dat het beperkt voorhanden zijn van budget een gegeven is, zodat uitbreiding van het huidige aantal regionale publieke media-instellingen onwenselijk is. En dat toevoeging van meer regionale publieke media-instellingen versnippering van het budget zou betekenen. Daar zijn de pluriformiteit en de kwaliteit van het regionale media-aanbod niet bij gebaat, aldus de regering. Deze leden stellen dat het voorhanden zijnde budget thans door de regering als een gegeven wordt beschouwd. Het budget is echter geen gegeven, maar een politieke keuze, die in de toekomst natuurlijk kan wijzigen. Deze leden vragen de regering waarom niet gekozen is om – naast de wettelijke verankering van het minimumaantal regionale omroepinstellingen per provincie – het maximumaantal minder strak vast te leggen in bijvoorbeeld een algemene maatregel van bestuur in plaats van in de wet. Dit doet recht aan mogelijke wijzigingen van het beschikbare budget in de toekomst.

Verder stelt de regering dat het wetsvoorstel het ontwikkelen van een integrale visie op de lokale en regionale omroep niet in de weg staat. De leden van de fracties van PvdA en GroenLinks vragen onder verwijzing naar de behandeling van de Mediawet in de Eerste Kamer de regering of zij voornemens is een dergelijke integrale visie op te stellen, aansluitend op de brief van 23 november 2016 van de vorige Staatssecretaris2 waarin deze schrijft:

«Een professionele en toekomstbestendige lokale publieke omroep kan op termijn een stevige basis vormen voor meer verticale samenwerking tussen de landelijke, regionale en lokale media-instellingen. Dit laatste is cruciaal omdat, gezien de druk op de regionale journalistiek, de lokale mediafunctie de komende jaren in belang zal toenemen. Daarnaast dient dit te leiden tot meer eenheid en samenwerking tussen alle publieke media-instellingen in Nederland. Ik zal daar samen met de betrokken partijen, en specifiek OLON en NLPO, het gesprek over blijven voeren.»

Leiden de beoogde gesprekken tot de genoemde integrale visie? Zo ja, op welke termijn, en zo neen, waarom niet?

De commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ziet met belangstelling uit naar de memorie van antwoord en ontvangt deze graag uiterlijk vier weken na vaststelling van dit nader voorlopig verslag.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, De Vries-Leggedoor

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Bergman


X Noot
1

Samenstelling: Ten Hoeve (OSF), Koffeman (PvdD), De Vries-Leggedoor (CDA), (voorzitter), Ganzevoort (GL), Martens (CDA), Van Strien (PVV), Kok (PVV), Bruijn (VVD), Gerkens (SP), Van Apeldoorn (SP), Atsma (CDA), Van Hattem (PVV), Jorritsma-Lebbink (VVD), Köhler (SP), Nooren (PvdA), Pijlman (D66), Rinnooy Kan (D66), Schalk (SGP), Schnabel (D66), (vice-voorzitter), Bikker (CU), Klip-Martin (VVD), Sini (PvdA), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV) en Van Zandbrink (PvdA).

X Noot
2

Kamerstukken I 2016/17, 34 264, W.

Naar boven