Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 34853-(R2096) nr. 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 34853-(R2096) nr. 5 |
Vastgesteld 7 maart 2018
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Freriks
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Goedkeuring van het op 24 november 2016 te Parijs tot stand gekomen Multilateraal Verdrag ter implementatie van aan belastingverdragen gerelateerde maatregelen ter voorkoming van grondslaguitholling en winstverschuiving (hierna ook: het wetsvoorstel). Zij juichen het toe dat in breed verband afspraken worden gemaakt om misbruik van belastingverdragen tegen te gaan. De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat misbruik van belastingverdragen hard aangepakt moet worden. Zij zijn dus ook voorstander van het Multilateraal Verdrag. Desondanks hebben zij grote vragen bij de concrete uitwerking op het Nederlands bedrijfsleven en het Nederlands vestigingsklimaat. De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat hardwerkende ondernemers en inwoners van Nederland niet mogen lijden onder maatregelen om belastingontduikers te pakken. Zij hebben daarom nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de PVV-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden zijn voorstander van transparantie, niet in de minste plaats wanneer het verschillen in belastingsystemen of -verdragen betreft. De voorgenoemde leden zijn de stellige mening toebedeeld dat het zeer onwenselijk is dat misbruik wordt gemaakt of kan worden gemaakt van verschillen, bijvoorbeeld om de belastinggrondslag van landen uit te hollen of winsten te verschuiven. Een samenwerking, in het bijzonder in OESO-verband, om misbruik te mitigeren wordt door de leden van de PVV-fractie toegejuicht. Daarbij is maximale efficiëntie en idem transparantie bij de totstandkoming van belastingverdragen hoogst wenselijk.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden zijn zeer positief over dit instrument, omdat het de kans biedt vele belastingverdragen wereldwijd in één keer aan te passen, zonder dat er langdurige onderhandelingen tussen alle afzonderlijke landen in bilaterale verhoudingen nodig zijn. Ook zijn deze leden zeer positief over de inhoud van het instrument, want de aanpassingen met name op het gebied van hybride mismatches maken dat belastingontwijking zeer effectief wordt aangepakt.
Het valt de leden van de CDA-fractie op dat de regering vrij technisch beschrijft wat het Multilateraal Verdrag inhoudt. Deze leden zijn echter ook benieuwd naar de motivatie van de regering om opties aan te vinken, voorbehouden te maken en de overige keuzes die wel of niet gemaakt zijn bij de verschillende artikelen. De leden van de CDA-fractie vragen de regering deze motivatie alsnog met de Kamer te delen en maken van de gelegenheid gebruik hierover ook nog enkele specifieke vragen te stellen. Door de technische beschrijving is het de leden van de CDA-fractie verder nog niet geheel duidelijk wat de consequenties van de verschillende artikelen zijn. Kan de regering een inschatting geven van de gevolgen van het Multilateraal Verdrag als geheel en tevens aangeven welke artikelen naar verwachting de meeste impact zullen hebben? De voorgenoemde leden missen deze motivatie en impactanalyse het meest bij de artikelen 4 en 12, omdat zij verwacht hadden dat de regering hier een tijdelijk voorbehoud geplaatst zou hebben totdat verdragspartners goede geschillenbeslechting hebben en er in de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) overeenstemming is over de winsttoerekening.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering tevens om in te gaan op de vragen en opmerkingen uit het commentaar van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) op het onderhavige wetsvoorstel.
De leden van de D66-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden zijn voorstander van het Multilateraal Verdrag en steunen de aanpak om dubbele belasting, niet belasting en beperkte belasting via belastingontwijking en -ontduiking te voorkomen. Deze leden steunen de ambitieuze aanpak van de regering om belastingontwijking en -ontduiking aan te pakken en zien in de keuzes van de regering bij de ondertekening van het Multilateraal Verdrag een bevestiging van deze ambitie.
De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennisgenomen van dit wetsvoorstel en hebben hierbij nog enkele vragen.
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Multilateraal Verdrag, dat op efficiënte wijze bepalingen ter voorkoming van belastingontwijking in verdragen opneemt.
De leden van de SP-fractie benadrukken dat belastingverdragen veel invloed kunnen hebben op de financiële situatie van met name ontwikkelingslanden. Dat misbruik via verdragen nu bestreden wordt is goed, maar ook niet-misbruiksituaties kunnen ontwikkelingslanden veel geld kosten. Zo zet Nederland in op het zo veel mogelijk verlagen van bronbelastingen. Blijft het verlagen van bronheffingen ook voor de huidige regering de inzet bij onderhandelingen over belastingverdragen, vragen deze leden. Deelt de regering de mening dat het verlagen van bronheffingen zeker voor arme landen met veel grondstoffen zeer nadelig is? De leden van de SP-fractie krijgen graag een uitleg van de regering over hoe zij denkt om te gaan met bronheffingen in belastingverdragen met ontwikkelingslanden. In het verlengde hiervan vragen zij de regering in hoeverre zij de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011 steunt en of deze volgens de regering aan vernieuwing toe is. De voorgenoemde leden vragen de regering wat het Multilateraal Verdrag doet aan het almaar verlagen van bronheffingen van ontwikkelingslanden.
De leden van de SP-fractie merken op dat Nederland in de belastingverdragen met Kenia en met Malawi weliswaar antimisbruikbepalingen heeft opgenomen ten aanzien van dividend, royalty en rente, maar niet ten aanzien van bijvoorbeeld management fees. Deze leden vragen de regering waarom er geen antimisbruikbepaling ten aanzien van management fees is opgenomen in de belastingverdragen met Kenia en Malawi, terwijl bekend is dat deze management fees kunnen worden gebruikt om de belastinggrondslag uit te hollen. Tevens vragen zij de regering wat het Multilateraal Verdrag hier aan doet.
De leden van de PvdA-fractie hebben met grote interesse kennisgenomen van het Multilateraal Verdrag. Het Verdrag is een belangrijke mijlpaal in de strijd tegen belastingontwijking, omdat het enkele anti-misbruikmaatregelen in één keer in een groot aantal verdragen opneemt. De leden van de PvdA-fractie steunen ook de inzet om aan zoveel mogelijk aspecten van het Verdrag deel te nemen. Zij hebben hierbij nog enkele vragen.
Inleiding
De leden van de VVD-fractie vragen wat de redenen zijn voor Curaçao om wel medegelding te wensen en voor Sint Maarten en Aruba om dit juist niet te doen. Blijven op deze manier mogelijkheden bestaan om via één van de andere landen of gebiedsdelen van het Koninkrijk alsnog belasting te ontduiken? Wat is de reden achter deze keuzes van Sint Maarten en Aruba?
De leden van de VVD-fractie vragen wat de precieze definities zijn van «grondslaguitholling» en «winstverschuiving» en hoe dit verder wordt uitgewerkt.
De leden van de D66-fractie vragen welke redenen ten grondslag liggen aan het besluit van de regering van Aruba en de regering van Sint Maarten om geen medegelding te wensen.
De leden van de VVD-fractie vragen welke landen niet zijn aangesloten bij het Multilateraal Verdrag. Kan een uitputtende lijst gegeven worden? Kan waar mogelijk aangegeven worden waarom deze landen zich niet aangesloten hebben bij het proces rond het Multilateraal Verdrag? Welke van deze landen zijn in een eerder proces wel betrokken geweest bij het proces rond het Multilateraal Verdrag, maar hebben zich later teruggetrokken? Kan van deze landen uitputtend de reden aangeven worden waarom zij zich teruggetrokken hebben?
De leden van de VVD-fractie vragen of expliciet ingegaan kan worden op de positie van de Verenigde Staten.
De leden van de VVD-fractie vragen of de verwachting is dat meer landen uiteindelijk zich zullen aansluiten bij het Multilateraal Verdrag. Welke landen hebben al interesse kenbaar gemaakt? Waarom? Welke stappen worden er gezet om meer landen zich te laten aansluiten?
De leden van de CDA-fractie vragen de regering aan te geven welke landen het Multilateraal Verdrag tot nu toe geratificeerd hebben en welke voorbehouden er tot nu toe zijn gemaakt door de deelnemende landen.
De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre de regering verwacht dat het aantal ondertekende partijen in de komende jaren zal toenemen. Deze leden vragen of de regering voornemens is om nog niet deelnemende partijen bij bilaterale contacten te wijzen op het belang van deelname aan het Multilateraal Verdrag.
De leden van de fractie van GroenLinks zien dat er wereldwijd meer landen zijn die het Multilateraal Verdrag niet hebben ondertekend dan landen die dit wel hebben gedaan. Hoe verklaart de regering dit? Wat zijn de gevolgen hiervan voor de effectiviteit van het Multilateraal Verdrag? In hoeverre proberen Nederland en andere ondertekenaars andere landen over te halen ook het Multilateraal Verdrag te ondertekenen?
De leden van de SP-fractie merken op dat de werking van het Multilateraal Verdrag in belangrijke mate afhangt van de vraag of landen de Base Erosion and Profit Shifting (BEPS)-voorstellen laten doorwerken in hun verdragennetwerk. Zij betreuren het dan ook dat veel verdragspartners een groot deel van de BEPS-voorstellen niet laat doorwerken in de belastingverdragen. Kan de regering hier op ingaan? Waarom kiezen veel landen ervoor om veel opties niet toe te passen? Wordt er druk uitgeoefend op deze landen om dit alsnog te doen? Hoe gaat de regering hieraan bijdragen? In hoeverre hangt het slagen van het BEPS-project af van de vraag of landen de BEPS-maatregelen toepassen in hun verdragennetwerk?
De leden van de SP-fractie willen graag weten in hoeverre ontwikkelingslanden zijn betrokken bij de totstandkoming. Zijn deze landen vanaf het uiterste begin aanwezig geweest en hebben zij op alle punten kunnen meebeslissen? Hadden zij stemrecht?
De leden van de PvdA-fractie constateren helaas dat veel landen uitzonderingen hebben gemaakt op één of meer onderdelen van het Multilateraal Verdrag. In hoeverre staat dit de effectiviteit van het verdrag in de weg? In hoeverre draagt dit bij aan het ontstaan van nieuwe mismatches, namelijk tussen landen die wel alles geïmplementeerd hebben en landen die dat niet hebben gedaan? Hoe wordt druk uitgeoefend op staten om zo veel mogelijk elementen over te nemen? Mochten landen alsnog later elementen alsnog willen opnemen, hoe ziet dit proces er dan uit?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen hoe wordt gemonitord wat de gevolgen zijn van het Multilateraal Verdrag en of het daadwerkelijk bijdraagt aan het tegengaan van belastingontwijking.
De leden van de VVD-fractie vragen wat de inzet en de positie van Nederland is geweest bij de keuze voor flexibiliteit van het Multilateraal Verdrag.
Het doel van het Multilateraal Verdrag is om bepaalde BEPS-acties uit te voeren (waaronder 2, 6, 7 en 14). De leden van de fractie van GroenLinks vragen wat de reden is dat niet alle BEPS-acties zijn betrokken bij het Multilateraal Verdrag. Hoe wordt er voor gezorgd dat de overige BEPS-acties ook worden geïmplementeerd?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen een land vanaf het moment dat het heeft ingestemd met het Multilateraal Verdrag, voor altijd aan het Verdrag zal zijn gebonden. In het verlengde hiervan vragen deze leden of het juist is, dat een land na ratificatie van het Multilateraal Verdrag alleen maar meer en niet minder maatregelen kan nemen. Is het bovendien juist, vragen de leden van de fractie van GroenLinks, dat in het geval van een bilaterale afwijkende afspraak landen wel minder maatregelen kunnen nemen dan voorheen? Zo ja, kan de regering een voorbeeld geven van een dergelijke bilaterale afspraak?
Kan de regering een uitputtende lijst geven van de volledige en beperkte voorbehouden die Nederland gemaakt heeft, vragen de leden van de VVD-fractie. Welke voorbehouden maken andere landen? Kan de regering de voorbehouden geven voor onze grootste tien handelspartners die aangesloten zijn bij het Multilateraal Verdrag? Waarom kiezen deze landen voor de betreffende voorbehouden?
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering een uitputtende lijst kan geven van voorbehouden die gemaakt worden waar Nederland of het Nederlandse bedrijfsleven door worden geraakt.
De leden van de VVD-fractie vragen waarom Nederland op voorhand haar keuzes kenbaar heeft gemaakt. Welke overwegingen zitten hier achter? Welke landen hebben dit nog meer gedaan en waarom hebben zij dit gedaan? Welke landen hebben deze keuze niet gemaakt?
De regering geeft aan dat het Multilateraal Verdrag voorrang heeft op de betreffende bilaterale verdragsbepalingen. De leden van de CDA-fractie vragen zich af hoe dat werkt. Heeft het Multilateraal Verdrag voorrang op de gehele bepaling uit het bilaterale verdrag of alleen op de artikelleden die eenzelfde onderwerp regelen als het Multilateraal Verdrag? Zal in de praktijk altijd duidelijk zijn welke artikelen of artikelleden «vervangen» zijn door een artikel van het Multilateraal Verdrag? Kan de regering ingaan op de suggestie van de NOB om doorlopende teksten van bilaterale verdragen te publiceren? De leden van de CDA-fractie merken hierbij op dat ze deze doorlopende teksten ook zeer op prijs stellen voor nieuwe belastingverdragen die de regering na inwerkingtreding van het Multilateraal Verdrag ondertekent en waarop beide landen het Multilateraal Verdrag van toepassing verklaren. Is de regering daartoe bereid?
De leden van de D66-fractie lezen dat aanpassingen in de werking van het Multilateraal Verdrag en bijvoorbeeld het beëindigen van voorbehouden worden gemonitord door de OESO. Deze leden vragen hoe deze monitoring plaatsvindt bij verdragen die niet onder de werking van het Multilateraal Verdrag vallen, maar waarin wel de BEPS-verdragsmaatregelen worden meegenomen.
De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre deelnemende partijen er momenteel voor kiezen voorlopig een voorbehoud te plaatsen, maar wel van plan zijn of ervoor open staan voorbehouden in een later stadium om te zetten. Deze leden vragen of de deelnemende partijen voornemens zijn jaarlijks de implementatie van het Multilateraal Verdrag en de openstaande voorbehouden te bespreken. Voorts vragen deze leden of de regering verwacht dat een jaarlijkse bespreking door peer pressure kan bijdragen aan het terugbrengen van het aantal voorbehouden. De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre de impact van het Nederlandse ambitieniveau op dit moment wordt geremd door voorbehouden van verdragspartners. Zij vragen de regering om eventuele veranderingen in de positie en voorbehouden van andere deelnemende partijen sinds 19 december 2017 toe te lichten.
De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre volgens de regering de flexibiliteit binnen het Multilateraal Verdrag bijdraagt aan de effectiviteit van het instrument of deze juist afremt.
Nederland heeft bij enkele onderdelen een voorbehoud geplaatst omdat er op dit moment al sprake is van een vergelijkbare of een gedetailleerde bepaling. De leden van de fractie van GroenLinks vragen of er een concreet voorbeeld kan worden gegeven van wat er mis gaat als Nederland bij een dergelijk onderdeel geen voorbehoud zou plaatsen.
De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat Nederland enkele voorbehouden heeft geplaatst. Deze hebben vooral een technische achtergrond. Kan er precies worden aangegeven wat de niet-technische achtergrond is voor Nederland om bepaalde voorbehouden te maken?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen waarom Nederland in sommige belastingverdragen wel bepalingen heeft opgenomen die meer maatwerk bieden dan sommige bepalingen in het Verdrag, maar niet bij allemaal. Voorts vragen deze leden wat de andere redenen voor Nederland waren om bij onderdelen een voorbehoud te plaatsen.
De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat landen flexibel zijn als het gaat om welke belastingverdragen worden aangemeld. Landen kunnen een voorbehoud maken bij bepalingen, zodat deze niet doorwerken in belastingverdragen van dat land. Hoe kan worden voorkomen dat landen precies die maatregelen aanvinken die hen het minst in de weg zitten? Hoe effectief is het Multilateraal Verdrag om belastingontwijking tegen te gaan, wanneer landen zelf kunnen aanvinken welke maatregelen ze wel en niet nemen?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of Nederland als doel heeft om nog meer hokjes groen te kleuren. Zo ja, hoeveel, wanneer en onder welke voorwaarden?
Welke landen hebben reeds aangegeven dat hun keuzes definitief zijn, vragen de leden van de VVD-fractie. Welke landen hebben aangegeven dat de keuze nog niet definitief is?
De leden van de D66-fractie lezen dat de regering aangeeft dat bepalingen in het Verdrag niet steeds geheel overeenkomen met de tekst van de in de BEPS-rapporten voorgestelde maatregelen. De regering geeft aan dat dit niet afdoet aan de betekenis van de verschillende maatregelen zoals deze zijn toegelicht in de diverse BEPS-rapporten. De leden van de D66-fractie vragen de regering aan te geven welke artikelen dit betreft en wat de afwijking is.
De leden van de VVD-fractie vragen welke belastingverdragen door Nederland zijn «aangemeld». Kiest Nederland er voor alle belastingverdragen onder het Multilateraal Verdrag te laten vallen? Zo ja, wat is de verwachting van de wijze waarop de verdragspartners hiermee omgaan? Zo nee, welke belastingverdragen vallen er niet onder en wat is de reden daarvan? Is dit een wijziging ten opzichte van de situatie beschreven in de brief van 28 oktober 2016?1 Waarom is deze keuze gemaakt? Kan de regering aangeven op basis van welke afweging landen het belastingverdrag onder de werking van het Multilateraal Verdrag hebben gebracht? Zit hier een verschil tussen de verschillende landen? Zo ja, welke? Zijn er opvallende uitzonderingen? Welk land heeft de meeste verdragen onder de werking van het Multilateraal Verdrag gebracht en welk land het minste? Kan de regering een uitputtende lijst geven worden en tevens duiden welke trends zijn te ontwaren?
Wat was de noodzaak om de tiebreaker te herzien, vragen de leden van de VVD-fractie. Hoe wordt omgegaan met het feit dat bij vennootschappen een dubbele verdragswoonplaats gemakkelijk kan ontstaan, omdat de meeste landen een vennootschap die is opgericht in hun land aanmerken als inwoner, ongeacht de plaats waar de activiteiten en leiding zich bevinden? Waarom is de huidige herziene tiebreaker in de visie van de regering beter?
De leden van de VVD-fractie vragen hoe wordt omgegaan met de rechtszekerheid in relatie tot de tiebreaker. Waarom wordt afgestapt van de al decennia gehanteerde tiebreaker in OESO-verband? Hoe wordt omgegaan met strategisch gedrag om fiscale vestiging in Nederland te voorkomen, bijvoorbeeld met het oog op de Brexit? Hoe wordt het bedrijfsleven geacht in te moeten schatten waar belasting te betalen zolang er geen onderling overleg tussen de landen is geweest? Kan de regering een uitputtende lijst geven van de landen waarmee het onderling overleg op het moment van ratificatie nog niet volledig gereed is? Welke stappen worden gezet om bedrijven zo snel mogelijk zekerheid te bieden?
De leden van de VVD-fractie vragen waarom niet is overwogen de tiebreaker niet toe te passen, zolang nog niet in alle relevante landen onderling overleg is geweest om duidelijk te maken waar belasting betaald dient te worden. Waarom is niet gekozen voor een meer objectieve tiebreaker?
De leden van de VVD-fractie vragen waarom het artikel rond de tiebreaker zo weinig draagvlak kent, met slechts 29 landen die dit «aangevinkt» hebben. Wat is de insteek van deze landen? Waarom kiest Nederland hier wel voor?
De leden van de PVV-fractie geven te kennen dat dubbele belastingheffing en dubbele niet-belastingheffing te allen tijde moet worden voorkomen.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering met betrekking tot artikel 3 voorbeelden te geven van de beide situaties waarop dit artikel ziet, namelijk dat een gedekt belastingverdrag niet toegepast zou kunnen worden omdat de landen de entiteit anders kwalificeren en dat een belastingverdrag wordt toegepast voor inkomen dat bij geen van de verdragspartners in aanmerking wordt genomen. Kan de regering daarbij tevens aangeven hoe het Multilateraal Verdrag uitwerkt bij deze voorbeelden?
Zowel dubbele belasting als dubbele niet-belasting moet voorkomen worden. De leden van de fractie van GroenLinks vragen welke van deze twee problemen prioriteit heeft voor de Nederlandse regering.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of de regering uitgebreid kan onderbouwen waarom er is gekozen voor een voorbehoud om meer gedetailleerde bestaande verdragsbepalingen te behouden die dubbele belasting en dubbele niet-belasting voorkomen bij de toepassing van belastingverdragen in het geval van hybride entiteiten.
Voor welke Nederlandse verdragen was een dergelijke toevoeging in de preambule noodzakelijk, vragen de leden van de VVD-fractie. Kan de regering een uitputtende lijst geven?
De leden van de VVD-fractie vragen waarom optie iii, een (gedetailleerde) limitation-on-benefits-bepaling (LOB) in combinatie met een antidoorstroombepaling, niet is uitgewerkt in het Multilateraal Verdrag en het BEPS-rapport. Kan de regering ingaan op de concrete verschillen tussen de principal purposes test (PPT) en de LOB? Is het waar dat een LOB meer rechtszekerheid biedt? Zo ja, waarom is dan niet voor de LOB gekozen? Welke waarborgen zijn voorzien om te voorkomen dat men in Nederland of daarbuiten, de PPT dusdanig breed zal interpreteren dat het reële bedrijfsleven geraakt wordt? Kon er niet gekozen worden voor een principle «purpose» test in plaats van een principle «purposes» test? Zo nee, waarom is dit niet overwogen? Deelt de regering de mening dat dit wellicht een meer trefzekere optie was geweest? Deelt de regering de mening dat deze optie wellicht meer rechtszekerheid had kunnen bieden?
De leden van de VVD-fractie vragen waarom er niet voor gekozen is de PPT meer in te kaderen, bijvoorbeeld door het opstellen van een lijst van ficties wanneer men niet aan de PPT zou voldoen. Zou deze mogelijkheid kunnen zorgen voor meer effectiviteit en begrijpelijkheid en voorts meer rechtszekerheid kunnen bieden?
De leden van de VVD-fractie merken op dat bij de huidige vormgeving van de PPT de transactie beoordeeld dient te worden door de verdragspartner. Hoe wordt voorkomen dat deze verdragspartner geen rekening hoeft te houden met de economische en reële activiteiten van het bedrijf in Nederland? Hoe wordt voorkomen dat de prikkel voor het andere verdragsland bijzonder groot zal zijn om Nederland aan te wijzen als een niet-coöperatief land? Waarom is in dit kader niet gekozen om de reserveringsoptie van artikel 15a aan te vinken? Waarom is voorts niet voor gekozen om naast de PPT eveneens een «simplified LOB» aan te vinken?
De leden van de VVD-fractie vragen hoe voor artikel 8 wordt omgegaan met bedrijven die hier niet aan kunnen voldoen als gevolg van de aard van hun werkzaamheden. Hoe wordt voorkomen dat landen hiermee hun aantrekkelijkheid voor bedrijven verliezen? Welke bedrijven worden hier vooral door geraakt?
De leden van de VVD-fractie vragen voor welke bedrijven artikel 9 respectievelijk 10 relevant zijn. Voor welk derde land is hier in de Nederlandse belastingverdragen relatief vaak sprake? Hoe wordt artikel 10 getoetst en wanneer voldoet een bedrijf aan de eisen hiervoor?
De leden van de VVD-fractie vragen wat de concrete uitwerking is van artikel 11.
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre het doel van de artikelen 8 tot en met 11 afzonderlijk niet ondervangen wordt door een algemene antimisbruikbepaling of een in artikel 7 beschreven maatregel. Kan de regering dit afzonderlijk beschrijven voor ieder van de genoemde artikelen?
De leden van de CDA-fractie vragen de regering waarom optie iii, de gedetailleerde LOB in combinatie met een antidoorstroombepaling, wel is opgenomen in het Multilateraal Verdrag, terwijl deze optie niet is uitgewerkt bij de BEPS-acties en niet in het Multilateraal Verdrag. Kan de regering aangeven wat er gebeurt als twee landen bij artikel 7 voor een andere optie hebben gekozen, bijvoorbeeld het ene land voor de PPT en het andere land voor een LOB met PPT-bepaling?
De leden van de CDA-fractie vragen wat de reden is dat in het Multilateraal Verdrag een saving clause is opgenomen. De regering geeft aan dat de saving clause ervoor zorgt dat landen door belastingverdragen niet worden beperkt in de belastingheffing van eigen inwoners. Geldt dit ook voor niet-inwoners met de nationaliteit van het land, zoals in de situatie van Nederlanders met de Amerikaanse nationaliteit? Wat is het effect van deze saving clause, gezien de beperking met in artikel 11 genoemde bepalingen van gedekte belastingverdragen? Meer concreet vragen deze leden wat het effect voor Nederland zou zijn geweest, wanneer Nederland geen voorbehoud had gemaakt.
De leden van de CDA-fractie begrijpen niet waarom een saving clause past binnen het Multilateraal Verdrag, aangezien het Multilateraal Verdrag tot doel heeft belastingontwijking tegen te gaan en een saving clause kan leiden tot dubbele belastingheffing. Kan de regering dit toelichten?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen hoe bij de PPT kan worden bepaald of gekwantificeerd wat het hoofddoel is van een verdrag. Wat als het verkrijgen van verdragsvoordelen niet een hoofddoel maar een subdoel is? Hoe wordt onderscheid gemaakt tussen hoofddoelen en subdoelen?
De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat Nederland er voor heeft gekozen geen LOB in te voeren. Wat zijn hier de belangrijkste redenen voor? Wat zijn de voor- en nadelen als Nederland wel een LOB zou hanteren?
De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat Nederland er voor heeft gekozen om de saving clause niet te implementeren in de Nederlandse belastingverdragen. Wat zijn de nadelen voor Nederland als deze saving clause toch wel zou worden opgenomen, behalve dat de Nederlandse regering «geen toegevoegde waarde ziet» in deze bepaling?
De leden van de SP-fractie hebben meermaals vragen gesteld over het inroepen van antimisbruikbepalingen in belastingverdragen. Zij merken op dat in de wijziging van het belastingverdrag met Ethiopië staat opgenomen dat, wanneer verdragsvoordelen op grond van de in dat verdrag opgenomen LOB, de andere staat hiervan op de hoogte wordt gebracht. Deze leden verwijzen naar artikel 21a van het Protocol houdende een wijziging van de overeenkomst van 10 augustus 2012. De leden van de SP-fractie vragen de regering of zij door Ethiopië reeds op de hoogte is gebracht van het niet verlenen van verdragsvoordelen. Zij vragen de regering of een dergelijke bepaling, namelijk dat het andere land op de hoogte wordt gebracht van het niet verlenen van verdragsvoordelen, gebruikelijk is. Wordt een dergelijke bepaling normaliter ook opgenomen wanneer het een PPT betreft in plaats van een LOB? De voorgenoemde leden vragen de regering hoe vaak zij de afgelopen vijf jaar op de hoogte is gebracht van het niet verlenen van verdragsvoordelen. De leden van de SP-fractie vragen of in het Multilateraal Verdrag ook een bepaling is opgenomen met de strekking dat het andere land op de hoogte wordt gebracht van het niet verlenen van verdragsvoordelen.
De leden van de SP-fractie krijgen graag een uitgebreide toelichting waarom Nederland kiest voor een PPT in plaats van één van de andere opties. Kan de regering dit uitleggen? Is de regering tevens bereid een voorbeeld van een LOB te verstrekken? Hoe ziet een vereenvoudigde LOB eruit vergeleken met een «normale» LOB?
Het komt deze leden voor dat een afbakening van situaties waarin verdragsvoordelen gerechtigd zijn, een LOB dus, misbruik het meest effectief voorkomt. Deze leden krijgen graag een reactie hierop van de regering.
De leden van de SP-fractie vragen de regering of de PPT betrekking heeft op alle mogelijke verdragsvoordelen. Zo nee, op welke wel en op welke niet?
De leden van de VVD-fractie vragen wat het samenspel is tussen de maatregelen in het Multilateraal Verdrag rond de vaste inrichting en de door de Europese Commissie aangekondigde maatregelen rond de vaste inrichting, zoals de zogenaamde «Google, Apple, Facebook en Amazon (GAFA)-tax»?
De leden van de VVD-fractie vragen de regering kan ingaan op de reële effecten die deze wijziging voor het bedrijfsleven zal hebben. Hoe wordt omgegaan met bedrijven, bijvoorbeeld online, die in veel landen een vaste inrichting hebben? Hoe wordt omgegaan met bedrijven die nu geen vaste inrichting hebben, maar straks mogelijk verplicht worden dit wel in veel landen te verkrijgen? Hoe wordt omgegaan met de onzekerheid die dit artikel oplevert voor het bedrijfsleven? Hoe wordt omgegaan met het risico op dubbele belastingheffing? Hoe wordt omgegaan met dit artikel in relatie tot de reeds bestaande wet- en regelgeving rond transfer pricing?
De leden van de VVD-fractie vragen of het aanvinken van artikel 12 niet de mogelijkheid biedt aan belastingdiensten van andere landen om zich «agressief» op te stellen en van Nederlandse bedrijven te eisen dat zij een vaste inrichting registreren in hun land en daar een groter deel van hun belasting betalen. Hoe wordt voorkomen dat dit tot derving van de Nederlandse belastinginkomsten leidt?
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre op dit moment duidelijkheid bestaat over welk gedeelte van de winst van Nederlandse bedrijven toegerekend moet worden aan de vaste inrichtingen. Waarom bestaat daar eventueel geen volledige duidelijkheid over? Is de regering van mening dat duidelijkheid over de precieze toerekening van groot belang is voor de rechtszekerheid van het bedrijfsleven en om derving van Nederlandse belastinginkomsten te voorkomen?
De leden van de VVD-fractie constateren dat onder de landen die voornemens zijn geen voorbehoud te maken ten aanzien van dit artikel, zich naast Nederland ook bijvoorbeeld Frankrijk, Indonesië, Turkije en India bevinden. Waarom hebben deze landen hier niet voor gekozen? Is het juist dat dit landen zijn die nu al vrij onredelijke standpunten innemen ten aanzien van de aanwezigheid van een vaste inrichting in hun land en de winsttoerekening daaraan? Hoe zal hiermee worden omgegaan? Hoe zullen Nederlandse bedrijven beschermd worden tegen dergelijke posities van andere landen? Indien er onenigheid ontstaat over de winsttoerekening aan de vaste inrichting, hoe zal worden gegarandeerd dat er uiteindelijk geen sprake zal zijn van dubbele belasting voor Nederlandse bedrijven? Is er in alle belastingverdragen waaraan Nederland verdragspartner is een verplichting opgenomen voor Nederland en het verdragsland om tot overeenstemming te komen over de winsttoerekening? Zo nee, in welke gevallen niet en waarom niet? Wat vindt de regering hiervan, gelet op het legitieme belang voor internationaal opererende Nederlandse bedrijven om dubbele belastingheffing te voorkomen?
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de regering denkt over de lengte van dergelijke overeenstemmingsprocedures, wanneer deze al aanwezig zijn. Heeft de regering nagedacht over de onzekerheid die dit soort lange procedures en de verschillende uitkomsten daarvan met zich meebrengen voor Nederlandse bedrijven?
Hoe verwacht de regering dat de huidige onderhandelingen over winsttoerekening zich zullen ontwikkelen, wanneer er sprake zal zijn van een vaste inrichting?
De leden van de VVD-fractie vragen of het feit dat Nederlandse bedrijven voortaan een vaste inrichting hebben in deze landen ook tot discussies zou kunnen leiden over een vaste inrichting voor de btw? Heeft de regering zich verdiept in de gevolgen die een vaste inrichting kan hebben voor andere belastingsoorten, zoals de btw?
Heeft de regering zicht op de mogelijke negatieve effecten van deze verandering voor de schaalbaarheid van internationaal opererende bedrijven, welke nu met een commissionair structuur werken en in allerlei landen een vaste inrichting gaan krijgen met mogelijk verschillende winsttoerekeningen?
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de regering kijkt naar de ontwikkelingen in bijvoorbeeld Slowakije, waar de Slowaakse regering nieuwe regels invoert over de vaststelling van een vaste inrichting die nog ruimer zijn dan artikel 12 van het Multilateraal Verdrag. Hoe verwacht de regering om te gaan met dergelijke landen, die de positie innemen dat wijzigingen in nationale wetgeving effect hebben op buitenlandse en dus ook Nederlandse bedrijven en het belastingverdrag deze bedrijven naar hun mening geen bescherming biedt? Hoe zal in dit soort gevallen gegarandeerd worden dat er geen sprake zal zijn van dubbele belasting voor Nederlandse bedrijven?
De leden van de VVD-fractie vragen of expliciet gereageerd kan worden op het verzoek van de NOB om een voorbehoud te maken op artikel 12, tot het moment dat er in OESO-verband consensus is over de winsttoerekeningsregels ten aanzien van de vaste inrichtingen.
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering expliciet en voor elk land afzonderlijk kan aangeven waarom handelspartners zoals Duitsland, Australië, Canada, China, het Verenigd Koninkrijk, België en de Scandinavische landen niet voor deze bepalingen gekozen hebben.
De leden van de VVD-fractie vragen wat de beschreven drempel is in artikel 14. Waarom geldt deze drempel alleen voor de genoemde bedrijven? Is de drempel uniform? Hoe wordt deze drempel geüpdatet naar de lokale omstandigheden?
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre het doel van de artikelen 12 tot en met 15 afzonderlijk wordt ondervangen door een algemene antimisbruikbepaling of een in artikel 7 beschreven maatregel. Kan de regering dit voor de artikelen afzonderlijk beschrijven?
De leden van de PVV-fractie brengen betreffende de vaste inrichting het volgende naar voren. In welke mate wordt het wenselijk geacht dat aan een minimum aantal fte’s moet worden voldaan, voordat volgens de gehanteerde definitie gesproken kan worden van een vaste inrichting? Leidt de implementatie dan wel de aanscherping van een dergelijk criterium tot een afname van de kans op oneigenlijk gebruik?
De leden van de PvdA-fractie constateren dat slechts zeer weinig landen dit artikel overnemen. Wat zijn de redenen van landen om niet mee te doen? Wat is de reden voor Frankrijk om juist wel mee te doen? Wat zijn de gevolgen voor het mkb als verschillende buurlanden niet meedoen? Hoe worden problemen voor het mkb opgelost als zij worden geconfronteerd met verschillende vaste inrichtingsbegrippen in landen waar zij actief zijn? In welke soorten gevallen kan er nu sprake zijn van een vaste inrichting waar deze voorheen niet aanwezig was? Wat betekent de nieuwe definitie voor serverparken en voor voorraden? Wat betekent de nieuwe definitie voor de bestaande verrekenprijsregels?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het juist is dat de kosten van een geschil gelijk verdeeld worden over de twee betrokken landen, ongeacht de uitkomst van het geschil. In hoeverre deelt de regering de analyse dat een dergelijke verdeling van de kosten de drempel voor ontwikkelingslanden flink verhoogt?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het juist is dat de arbitrage vertrouwelijk zal zijn en achter gesloten deuren zal plaatsvinden. Wat is de reden hiervoor? Zou het niet beter zijn als er veel meer transparantie kwam en een dergelijke arbitrage openbaar zou worden?
De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe de arbitragecommissie wordt samengesteld. Hoe wordt gewaarborgd dat deze personen onafhankelijk zijn?
De leden van de VVD-fractie vragen of uit het hier genoemde voortvloeit dat mensen of bedrijven voortaan belastingwetgeving kunnen aanvechten met een beroep op eenieder verbindende bepalingen uit het Multilateraal Verdrag.
De leden van de VVD-fractie vragen of de lijn van in beginsel geen voorbehouden houdbaar is gegeven de voorbehouden van andere tekenende staten. Waarom kiezen zij wel voor voorbehouden?
De leden van de PVV-fractie vragen waarom is gepleit voor het maken van uitzonderingen voor offshore-bepalingen. Kan de regering nader specificeren wat het doel van een dergelijke uitzondering is en wat de (potentiële) gevolgen zijn van niet-uitsluiten van offshore-bepalingen?
De leden van de PVV-fractie brengen bovendien naar voren dat in schema 1 op pagina 8 van de memorie van toelichting het volgende wordt genoemd: «Alle Nederlandse belastingverdragen aanmelden, tenzij (her)onderhandeling loopt.» Hoeveel (her)onderhandelingen lopen momenteel en welke (her)onderhandelingen betreft dit?
De leden van de CDA-fractie menen dat de door Nederland gemaakte voorbehouden positief zijn. Het is immers onwenselijk om een betere verdragsbepaling te vervangen door een minder goede bepaling uit het Multilateraal Verdrag. Zij hebben wel nog vragen over enkele van de geplaatste voorbehouden en enkele artikelen waarbij Nederland geen voorbehoud heeft geplaatst.
In relatie tot artikel 3 merken de leden van de CDA-fractie het volgende op. Wat betreft hybride entiteiten hebben deze leden altijd aangegeven dat zij de door Nederland gehanteerde en zeer gedetailleerde lijsten een betere oplossing vinden dan het volgen van het ene land door het andere land. Kan de regering bevestigen dat het willen gebruiken van de lijsten met kwalificaties voor hybride entiteiten ook de reden is achter het geplaatste voorbehoud? Heeft dit voorbehoud ook voordelen voor de uitvoering door de Belastingdienst? De regering geeft aan dat Nederland een gedetailleerde bestaande verdragsbepaling heeft, die in detail de problematiek van de hybride entiteiten regelt, in de verdragen met Japan, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Dit betekent dat artikel 3 voor heel veel belastingverdragen van Nederland gaat gelden. Wat betekent dit voor de toekomstige Nederlandse verdragsinzet bij nieuwe verdragsonderhandelingen, vragen de leden van de CDA-fractie.
In relatie tot artikel 4 merken de leden van de CDA-fractie het volgende op. Zij constateren dat in dit artikel is geregeld dat de belastingdiensten van de twee verdragslanden samen overleggen wat de woonplaats is van de entiteit met een dubbele woonplaats. Zolang er geen oplossing uit dit overleg komt, heeft de entiteit geen toegang tot verdragsvoordelen. De leden van de CDA-fractie merken op dat dit artikel een grote impact heeft op de huidige fiscale praktijk. De belastingplichtige zal moeten wachten tot de twee landen er samen uit zijn, zonder enige garantie of en wanneer dat zal gebeuren. Deze bepaling, de tiebreaker, is bekend vanuit het verdrag tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk en lijkt met het Verenigd Koninkrijk niet tot grote problemen te leiden. De leden van de CDA-fractie kunnen zich echter voorstellen dat er tussen de 82 verdragspartners ook landen zitten waarmee Nederland niet zo snel of zelfs niet tot overeenstemming zal kunnen komen. Bovendien zitten er tussen deze verdragspartners ook landen die geen goede geschiloplossing hebben. Deze leden vragen de regering daarom waarom zij nu al artikel 4 heeft aangevinkt. Is het ook mogelijk dit artikel alleen voor bepaalde verdragslanden aan te vinken?
In relatie tot artikel 7 merken de leden van de CDA-fractie het volgende op. Zij vragen de regering aan te geven waarom zij gekozen heeft voor artikel 7, lid 1, de PPT. Welke overwegingen hebben bij de keuze tussen de drie mogelijkheden een rol gespeeld? Is het voor verdragslanden mogelijk op een later moment te wisselen tussen de drie opties binnen artikel 7?
Met betrekking tot artikel 11 zijn de leden van de CDA-fractie zeer positief over het voorbehoud op de saving clause. Zij zijn van mening dat een dergelijke bepaling niet in een belastingverdrag noch in het Multilateraal Verdrag hoort en verwijzen daarbij naar de vragen gesteld in paragraaf 3.3.
De leden van de CDA-fractie vrezen dat artikel 12 vergaande gevolgen kan hebben voor Nederland en onze verdragspartners nu in het kader van het onderhavige verdrag nog geen overeenstemming is tussen de OESO-landen over de wenselijke winsttoerekening. Kan de regering aangeven wat er gaat gebeuren als verdragslanden op grond van dit artikel een groter deel van de winst aan de vaste inrichting willen toerekenen? Heeft de regering overwogen dit artikel pas aan te vinken wanneer deze overeenstemming over de winsttoerekening er is?
In relatie tot artikel 14 en 18 tot en met 26 merken de leden van de CDA-fractie het volgende op. Deze leden vragen of de regering met betrekking tot de voorbehouden bij de antisplitsingsbepaling en verplichte en bindende arbitrage nader kan toelichten waarom de Nederlandse bepalingen beter zijn dan de bepalingen van het Multilateraal Verdrag.
In relatie tot belastingverdragen merken de leden van de CDA-fractie het volgende op. De leden van de CDA-fractie begrijpen niet goed waarom de landen waarmee Nederland (her)onderhandelt niet meelopen in het Multilateraal Verdrag. Kan de regering dit toelichten? Is dat omdat het Multilateraal Verdrag dan onderdeel uitmaakt van het onderhandelingsproces? Geldt voor andere landen die het Multilateraal Verdrag hebben ondertekend ook dat nieuwe belastingverdragen niet automatisch onder het Multilateraal Verdrag vallen of zijn er landen die daar wel voor gekozen hebben? De leden van de CDA-fractie merken hierbij op dat onderhandelingen soms zeer lang in beslag nemen. Zij verwijzen bijvoorbeeld naar de onderhandelingen tussen Nederland en Duitsland. Wat zijn de gevolgen van deze keuze voor de aanpak van belastingontwijking bij landen waarmee Nederland nog in onderhandeling is? Kan de regering hierbij specifiek ingaan op België en Zwitserland, aangezien deze landen reeds vaker genoemd zijn in het kader van belastingconstructies?
Tot aan de ratificatie kan Nederland haar voorlopige keuzes wijzigen. De leden van de fractie van GroenLinks vragen of er keuzes zijn die gewijzigd zullen worden? Zo ja, welke en waarom?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of de regering alle landen ter wereld zou aanraden het Multilateraal Verdrag te ondertekenen. Zo ja, hoe gaat de regering dit actief verkondigen? Zo nee, welke landen niet? Deze leden vragen in hoeverre ontwikkelingslanden profiteren van het Multilateraal Verdrag.
De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat bij ondertekening alle belastingverdragen zijn aangemeld, behalve de verdragen met België, Brazilië, Bulgarije, Denemarken, Ierland, Oekraïne, Polen, Spanje en Zwitserland. Wat gaat er met deze verdragen gebeuren? Worden deze verdragen op een later moment alsnog aangemeld? Zo ja, wanneer?
De leden van de CDA-fractie hebben reeds opgemerkt dat zij het niet altijd duidelijk achten waarom Nederland voor bepaalde artikelen, opties en voorbehouden heeft gekozen of juist niet. Echter, de intentie om als Nederland zoveel mogelijk opties aan te vinken is helder. Voor Curaçao tasten de leden van de CDA-fractie nog veel meer in het duister. Kan de regering toelichten waarom Curaçao gekozen heeft voor twee verdragen, het beperkte aantal artikelen en de gekozen opties? Het verbaast deze leden ook dat Curaçao een voorbehoud heeft gemaakt bij heel artikel 3. Waarom is Curaçao niet vooruitstrevender als het gaat om het oplossen van belastingontwijking? Is de regering bereid zoveel mogelijk als Koninkrijk gezamenlijk naar buiten te treden in de strijd tegen belastingontwijking? Wat betekent de terughoudende opstelling van Curaçao voor belastingconstructies tussen Nederland en Curaçao?
Curaçao lijkt minder maatregelen te hebben aangevinkt dan Nederland. De leden van de fractie van GroenLinks vragen of dit gevolgen heeft voor de mate waarin belasting kan worden ontweken.
De leden van de SP-fractie baart het zorgen dat Curaçao van minder opties gebruikmaakt. Zij gaat uitdrukkelijk minder ver, terwijl bekend is dat juist de positie van Curaçao op belastingontwijking groot is. Hoe ziet de regering dit en heeft zij mogelijkheden een betere opstelling van Curaçao te bewerkstelligen?
De leden van de PVV-fractie vragen een nader gestructureerd overzicht van onder welke voorwaarden het mogelijk is om na rectificatie van het Verdrag voorbehouden in te trekken of te vervangen door een voorbehoud dat een minder ruime strekking heeft.
De regering geeft aan dat Aruba geen belastingverdragen heeft. De leden van de CDA-fractie vragen de regering of Aruba voornemens is in de toekomst belastingverdragen af te sluiten en zo ja, wat dan de inzet zal worden met betrekking tot het Multilateraal Verdrag. Deze leden merken op dat Aruba wel één belastingverdrag heeft, namelijk met Nederland in de vorm van een belastingregeling voor het Koninkrijk. Is het juist dat het Multilateraal Verdrag voor dit verdrag geen effect heeft, omdat het officieel geen belastingverdrag is maar een belastingregeling? Kan het ongewenste effecten hebben dat het Multilateraal Verdrag geen werking heeft op de belastingregeling voor het Koninkrijk? De leden van de CDA-fractie hebben dezelfde vraag met betrekking tot de belastingregeling Nederland Curaçao. Verder vragen deze leden wat de motivatie is van Sint Maarten om voor hun verdrag met Noorwegen niet deel te nemen aan het Multilateraal Verdrag. Kan de regering ook aangeven wat de gevolgen zijn van het Multilateraal Verdrag voor Bonaire, Saba en Sint Eustatius? Voor welke verdragen gaat het Multilateraal Verdrag gelden?
De leden van de VVD-fractie vragen waarom de uitwerkingen in EU-regelgeving en in dit Multilateraal Verdrag los van elkaar staan. Was een meer uniforme aanpak niet effectiever en efficiënter geweest?
De diverse aanpassingen die het Multilateraal Verdrag doorvoert hebben geen gevolgen voor bestaande EU-wetgeving. De leden van de PVV-fractie vragen in welke mate bestaande EU-wetgeving gevolgen heeft gehad voor de diverse aanpassingen die het Verdrag doorvoert. In welke gevallen is de EU-wetgeving in dit geval niet identiek geweest aan Nederlandse wetgeving?
De leden van de VVD-fractie vragen of een meer uitgebreide schatting dan deze enkele paragraaf kan worden gemaakt. In welke orde van grootte moeten de hogere genoemde belastinginkomsten worden gezocht? Door welke bepaling zijn de belastinginkomsten vooral groter? Kan de regering voor zover mogelijk voorzien in een uitsplitsing? Welke verdragen zullen naar verwachting vooral verantwoordelijk zijn voor de hogere belastinginkomsten?
De leden van de VVD-fractie vragen of deze paragraaf uitsluit dat er hogere belastinglasten zullen zijn voor bedrijven die wel een reële aanwezigheid in Nederland hebben of hier reële activiteiten ontplooien. Zo ja, waarop is deze bewering gestoeld? Hoe wordt ermee omgegaan als er desondanks wel hogere lasten voor bedrijven of burgers zouden blijken te zijn?
De leden van de VVD-fractie vragen of de opbrengst wordt geraamd op nul omdat men het niet kan berekenen of omdat het saldo van de min- en meeropbrengsten nul is. Kan de regering een meer uitgebreide berekening geven? Zou het Centraal Planbureau (CPB) een dergelijke raming in tweede opinie onderschrijven?
De leden van de VVD-fractie noemen dat in de brief van 5 oktober 20152 wordt beschreven dat: «De reële budgettaire opbrengsten [...] die tot onbedoelde relatieve verslechtering van het Nederlandse fiscale vestigingsklimaat leiden [...] waar mogelijk gericht aangewend worden om een zo aantrekkelijk mogelijk vestigingsklimaat te behouden.» Doet de regering ook in relatie tot het Multilateraal Verdrag deze toezegging gestand? Zo ja, heeft dit tot gevolg dat extra opbrengsten bovenop de hier geraamde nul euro teruggesluisd zullen worden naar een aantrekkelijker vestigingsklimaat? Zo nee, waarom wijkt de regering hier expliciet af van de eerdere toezegging?
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de budgettaire gevolgen van dit voorstel specifiek worden gemonitord, anders dan de reguliere begrotingscyclus. Is de regering bereid de budgettaire effecten van dit voorstel expliciet en separaat te monitoren?
De leden van de VVD-fractie vragen hoe wordt voorkomen dat de totale lastendruk ceteris paribus voor Nederland stijgt, anders dan de maatregelen in het regeerakkoord, zoals verlaging van de vennootschapsbelasting?
De leden van de VVD-fractie vragen hoe groot de administratieve lasten zijn van de maatregelen voor het bedrijfsleven. Kan dit zowel kwantitatief als kwalitatief beschreven worden? Welke stappen zijn gezet om de administratieve last voor het bedrijfsleven zo laag mogelijk te houden?
De leden van de VVD-fractie vragen hoe wordt omgegaan met de verschillende omvang van bedrijven die met de regelgeving te maken krijgen. Zijn er bedrijven die «too small to comply» zullen zijn? Hoe wordt hiermee omgegaan?
Naar verwachting zal het Multilateraal Verdrag geen budgettaire gevolgen hebben voor Nederland. De leden van de PVV-fractie vragen welke persoon of welke instantie garant zal staan voor al dan niet financiële compensatie indien dit achteraf wel degelijk het geval blijkt te zijn?
De regering geeft aan dat de verwachte budgettaire gevolgen van het Multilateraal Verdrag nihil zijn. De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd of de daadwerkelijke budgettaire gevolgen van het Multilateraal Verdrag te monitoren zijn. Kan de regering de Kamer over deze daadwerkelijke budgettaire gevolgen informeren?
De leden van de D66-fractie lezen dat de partijen bij dit Multilateraal Verdrag erkennen, dat regeringen een aanzienlijk deel van de opbrengsten van de vennootschapsbelasting mislopen als gevolg van agressieve internationale fiscale planning, waardoor winst op kunstmatige wijze verschoven wordt naar plaatsen waar deze aan een niet-heffing of aan een verminderde heffing van belasting onderworpen wordt. Deze leden lezen ook dat de verwachtte budgettaire gevolgen voor Nederland nihil zijn. Deze leden vragen in hoeverre de budgettaire gevolgen voor het geheel van deelnemende partijen zijn geraamd en worden gemonitord. De leden van de D66-fractie vragen de regering of gesteld kan worden dat de belastingopbrengst van alle deelnemende partijen toeneemt doordat grondslaguitholling en winstverschuiving worden tegen gegaan. Deze leden vragen de regering of andere deelnemende partijen de verwachtte budgettaire gevolgen voor de betreffende partij wel als positief ramen.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het juist is dat de belastinginkomsten wereldwijd zouden moeten toenemen als het Multilateraal Verdrag echt goed werkt. Zo ja, wat zijn de geraamde extra inkomsten? Zo nee, waar wordt het niet-geïnde belastinggeld dan heen geschoven?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen hoe de regering de budgettaire gevolgen van dit Multilateraal Verdrag gaat monitoren.
Hoewel de leden van de CDA-fractie blij zijn dat de Belastingdienst het Multilateraal Verdrag goed uitvoerbaar acht en nergens problemen ziet, begrijpen zij eigenlijk weinig van de uitkomst van de uitvoeringstoets. Het lijkt deze leden dat het Multilateraal Verdrag juist een enorme invloed kan hebben op de controle en handhaving door de Belastingdienst. Deze leden wijzen daarbij bijvoorbeeld op de PPT, die tot zeer veel extra vragen aan de Belastingdienst en extra beoordelingen door de Belastingdienst zou kunnen leiden. Deze leden wijzen er tevens op dat het Multilateraal Verdrag ook bepalingen bevat die de heffing door het ene land, in meer of mindere mate, afhankelijk maken van de heffing in het andere land. Het komt deze leden dan ook voor dat dit zal leiden tot meer overleg tussen landen, meer geschillen en meer wijzigingen achteraf wanneer bekend is welke heffing de verdragspartner heeft opgelegd. Voor veel verdragslanden moet Nederland bij hybride entiteiten weten wat het andere land voor fiscale kwalificatie heeft voor de entiteit. Voor de tiebreaker moet Nederland in overleg met het andere verdragsland voor de entiteit überhaupt toegang heeft tot de verdragsvoordelen. Bij de minimumbezitsperiode voor de belasting over dividenden geldt dat de verdragsvoordelen ook achteraf beschikbaar worden als na de dividendbetaling aan de bezitseis wordt voldaan.
De leden van de CDA-fractie verwachten daarom dat het Multilateraal Verdrag tot extra werkzaamheden leidt en tot werkzaamheden die intensiever zullen zijn dan voorheen. Kan de regering ingaan op deze extra werkzaamheden en per artikel(categorie) van het Multilateraal Verdrag aangeven wat de gevolgen zijn voor de Belastingdienst?
Voor een aantal Nederlandse verdragen zullen bestaande antimisbruikbepalingen vervallen. De leden van de fractie van GroenLinks vragen of hier ook bepalingen tussen zitten die niet op een vergelijkbare manier in het Multilateraal Verdrag terecht zijn gekomen.
Deel I: Werkingssfeer en interpretatie van uitdrukkingen
Artikel 2
De leden van de D66-fractie vragen welke argumenten zijn aangedragen om verdragen die alleen betrekking hebben op lucht- en scheepvaart uit te sluiten van dit Multilateraal Verdrag.
De leden van de D66-fractie vragen of de regering voornemens is de belastingverdragen met Kenia, Malawi en Zambia onder de werkingssfeer van het Multilateraal Verdrag te brengen. Deze leden vragen of Nederland voornemens is na onderhandeling de verdragen met België, Brazilië, Bulgarije, Denemarken, Ierland, Oekraïne, Polen, Spanje en Zwitserland onder de werkingssfeer van het Multilateraal Verdrag te brengen. De voorgenoemde leden vragen voorts in hoeverre de door Nederland gekozen voorkeuren en voorbehouden in deze onderhandelingen worden meegenomen. Eveneens vragen zij in hoeverre deze verdragen na de onderhandelingen de onderdelen van het Multilateraal Verdrag zullen bevatten.
De leden van de SP-fractie vragen waarom de regering er niet voor heeft gekozen ook de verdragen die worden heronderhandeld niet onder de werking van het Multilateraal Verdrag te brengen. Kan de regering dit toelichten? In hoeverre worden de door Nederland gekozen voorkeuren
en voorbehouden in de onderhandelingen meegenomen? In hoeverre is het mogelijk dat deze verdragen na onderhandeling niet alle verplichte en niet verplichte onderdelen van het Multilateraal Verdrag bevatten?
Deel II: Hybride mismatches
Artikel 3
De leden van de SP-fractie vragen de regering uiteen te zetten of de bepalingen die zijn opgenomen in de belastingverdragen met Japan, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten net zo effectief zijn tegen dubbele belasting of dubbele niet-belasting. Zijn er situaties met hybride mismatches denkbaar, die tot dubbele niet-heffing leiden in de genoemde belastingverdragen? Zo ja, zouden deze met het onverkort opnemen van het zesde lid van artikel 3 worden tenietgedaan? Is de regering bereid de bepalingen in de genoemde verdragen te delen en deze te vergelijken met de bepaling in het zesde lid van artikel 3 van het Multilateraal Verdrag?
Deel III: Verdragsmisbruik
Artikel 6
De leden van de D66-fractie vragen op welke manier de regering invulling gaat geven aan de keuze en wens om de economische betrekkingen met andere partijen verder te ontwikkelen en de samenwerking op belastinggebied te versterken.
Artikel 7
De leden van de D66-fractie vragen waarom Nederland bij het bestrijden van verdragsmisbruik heeft gekozen voor het instrument PPT. Deze leden vragen welke partijen kiezen voor het niet laten gelden van artikel 7, eerste lid.
De leden van de SP-fractie vragen de regering te reflecteren op de wijze waarop de LOB is vormgegeven in het Multilateraal Verdrag. Hoe oordeelt de regering over lid acht tot en met dertien, die situaties beschrijven waarin geen verdragsmisbruik wordt verondersteld?
Artikel 9
De leden van de D66-fractie vragen waarom de regering niet kiest voor het toevoegen van het vierde lid aan gedekte belastingverdragen, waar nog niet een dergelijke bepaling is opgenomen.
Artikel 11
De leden van de D66-fractie vragen welke voor- en nadelen zijn meegenomen in de afweging om een geheel voorbehoud te maken op dit artikel. Deze leden vragen waarom andere partijen kiezen voor het toepassen van de saving clause, als deze volgens de regering weinig waarde toevoegt en leidt tot extra complexiteit.
De leden van de SP-fractie is niet helemaal duidelijk geworden om welke reden de regering afziet van het implementeren van artikel 11 van het Multilateraal Verdrag. Zij vragen de regering zo concreet mogelijk aan te geven in welke situaties het implementeren van artikel 11 problematisch zou kunnen zijn en de bijbehorende redenen.
Deel IV: Ontwijking van de kwalificatie als vaste inrichting
Artikel 14
De leden van de D66-fractie vragen of het voorbehoud van artikel 14, derde lid, onderdeel b er nu in alle gevallen voor zorgt dat de exploratie of exploitatie van natuurlijke rijkdommen sneller als vaste inrichting wordt gekwalificeerd dan wanneer dit voorbehoud niet zou worden toegepast. Deze leden vragen of de regering voornemens is bij Nederlandse belastingverdragen waarin deze bepalingen niet zijn opgenomen, alsnog vergelijkbare bepalingen op te nemen.
Deel V: Geschillenbeslechting
Artikel 16
De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre andere partijen een voorbehoud hebben geplaatst bij artikel 16 van het Multilateraal Verdrag. Deze leden vragen in hoeverre dergelijke voorbehouden de mogelijke geschillenbeslechting voor Nederlandse belastingplichtige inwoners beïnvloedt.
Deel VI: Arbitrage
De leden van de D66-fractie lezen dat de bepalingen die zien op arbitrage zijn ontwikkeld in een Sub Group on Arbitration. Deze leden vragen welke landen naast Nederland hebben deelgenomen aan deze Sub Group on Arbitration. De voorgenoemde leden vragen in hoeverre ook ontwikkelingslanden zijn betrokken bij de Sub Group on Arbitration.
Artikel 18
De leden van de D66-fractie lezen dat Deel VI van het Multilateraal Verdrag regels introduceert voor verplichte en bindende arbitrage als sluitstuk van de in belastingverdragen opgenomen procedure voor onderling overleg, maar lezen ook dat op grond van artikel 18 het arbitragedeel van het Multilateraal Verdrag alleen van toepassing is als partijen bij het Multilateraal Verdrag daarvoor kiezen. Deze leden vragen in hoeverre de arbitrage over geschillen over de uitleg en toepassing van belastingverdragen daarmee een verplicht en bindend karakter heeft, waar deze bepalingen op zouden moeten toezien, of juist een vrijwillig karakter. De voorgenoemde leden vragen welke gevaren de regering ziet als partijen niet kiezen voor het toepassen van het arbitragedeel van het Multilateraal Verdrag.
Artikel 19
De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre de drie uitzonderingen onder onderdeel b van het vierde lid het bindende karakter van arbitrage aantasten. Deze leden vragen in hoeverre deze uitzonderingen tot een asymmetrie leiden tussen de persoon die het verzoek om arbitrage heeft ingediend ten opzichte van de andere partij die is betrokken bij de desbetreffende arbitragezaak.
De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre andere partijen kiezen voor de mogelijkheid de tweejaarstermijn te vervangen door een driejaarstermijn. Deze leden vragen in hoeverre dit de duur beïnvloedt waarna de arbitrageprocedure gaat gelden en waar Nederland een betrokken partij is.
Artikel 20
De leden van de D66-fractie vragen hoe de regering de regels beoordeelt die ervoor zorgen dat er een arbitragepanel wordt ingesteld als de betrokken verdragsluitende rechtsgebieden geen arbiter aanwijzen of als geen voorzitter wordt benoemd binnen de daarvoor geldende termijn.
Artikel 21
De leden van de D66-fractie vragen welke partijen bij ondertekening van het Multilateraal Verdrag hebben gekozen voor de independent opinion arbitrage. Deze leden vragen waarom de betreffende partijen hiervoor hebben gekozen. De leden van de D66-fractie vragen hoe de genoemde inspanningsverplichting onder artikel 23, derde lid, wordt gewaarborgd.
Artikel 25
De leden van de D66-fractie vragen op welke eventuele andere kosten in het kader van de arbitrageprocedure in artikel 25 wordt geduid.
Deel VII: Slotbepalingen
Artikel 32
De leden van de D66-fractie lezen dat vragen die rijzen inzake de interpretatie en uitvoering van bepalingen door onderling overleg opgelost zouden kunnen worden. Deze leden vragen wat er gebeurt als dit onderling overleg niet tot een oplossing leidt en twee partijen blijven verschillen in hun interpretatie en uitvoering van bepalingen.
Artikel 35
De leden van de D66-fractie lezen dat er enige tijd kan verstrijken tussen het moment van de inwerkingtreding van het Multilateraal Verdrag en het moment dat feitelijk de werking van een bestaand gedekt belastingverdrag wordt aangepast. Deze leden vragen of de regering verwacht dat hierbij verschillen optreden tussen de partijen waarmee een match is.
Artikel 37
De leden van de D66-fractie lezen dat een partij op elk gewenst moment het Multilateraal Verdrag kan opzeggen. Deze leden vragen in hoeverre een partij na opzegging in een later stadium het Multilateraal Verdrag weer kan ratificeren. Tevens vragen deze leden in hoeverre de partijen bij een eventuele tweede ratificatie, bijvoorbeeld voor nog niet gedekte belastingverdragen, gehouden zijn aan de regel dat zij na de eerste ratificatie geen nieuwe of ruimere voorbehouden mogen plaatsen. De leden van de D66-fractie vragen de regering of zij verwacht dat andere partijen van een dergelijke mogelijkheid gebruik zullen maken. Zij vragen de regering hoe zij een dergelijk gebruik zou willen voorkomen.
BIJLAGE 2
De leden van de CDA-fractie vragen de regering of zij bereid is de Kamer te informeren wanneer zij wijzigingen aanbrengt in de voorbehouden van Nederland. Hetzelfde vragen zij voor wijzigingen die door voor Nederland relevante landen worden aangebracht en voor de belastingverdragen van Nederland die onder het Multilateraal Verdrag vallen.
OVERIG
De leden van de VVD-fractie vragen wat de implicaties zijn van dit Multilateraal Verdrag en de keuzes die daarin zijn gemaakt voor de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011. Dringt Nederland bij toekomstige verdragspartners aan op ondertekening van het Multilateraal Verdrag? Dringt Nederland aan op het «aanvinken» van bepaalde vinkjes? Zo ja, welke en waarom? Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie vragen waarom vinkjes wel «aangezet» kunnen worden maar niet «uitgezet»? Noopt dit niet tot een terughoudende opstelling bij het aanzetten van vinkjes, omdat fouten niet hersteld kunnen worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe is deze terughoudende opstelling opgevat?
De leden van de VVD-fractie betreuren het ten zeerste dat in de memorie van toelichting niet, of slechts bondig wordt ingegaan op gemaakte keuzes in het Multilateraal Verdrag. De leden van de VVD-fractie vragen de regering hier dieper op in te gaan, en voor elk «vinkje» en/of artikel afzonderlijk de volgende vragen te beantwoorden. De leden van de VVD-fractie hechten aan een zorgvuldige beantwoording van de afzonderlijke vragen, zelfs al dienen de artikelen en de vinkjes soms in samenhang te worden bezien.
– Waarom is er gekozen dit vinkje aan te vinken?
– Welke belastingconstructies worden door middel van het aanvinken van dit vinkje aangepakt? Kan de regeringen hiervan een voorbeeld geven? Hoeveel belastingontduikers verwacht de regering met dit vinkje te voorkomen?
– Wat voegt dit vinkje toe aan het bestaande instrumentarium? Wordt het doel van dit vinkje niet ondervangen met reeds bestaande middelen?
– Wat zijn de reële effecten op het bedrijfsleven van dit vinkje. Welke bedrijven merken dit en op welke wijze? Hoeveel gaat een gemiddeld kleinbedrijf en een gemiddeld grootbedrijf meer betalen dankzij dit vinkje? Hoe wordt voorkomen dat deze maatregel het reële bedrijfsleven raakt?
– Waarom hebben andere landen ervoor gekozen om dit vinkje niet aan te zetten? Kan voor elk vinkje ingegaan worden op de redenen van landen om de betreffende optie niet aan te vinken? Indien dit niet bekend is, kan dit uitgezocht worden? En indien het niet bekend is, waarom is er niet voor gekozen bekend te raken met deze informatie?
– In de brief van 5 oktober 20153 beschrijft de Staatssecretaris van Financiën expliciet dat: «eerlijke concurrentie en het behoud van banen in Nederland zekergesteld moeten worden». Kan de regering aangeven hoe hier in het proces expliciet en impliciet rekening mee is gehouden? Kan voor elk van de vinkjes aangegeven worden hoe deze overweging meegespeeld heeft in de keuze om iets al dan niet aan te vinken?
De leden van de VVD-fractie vragen wat de achterliggende strategie is van de gekozen vinkjes. Hoe is tot het besluit gekomen om elk vinkje aan te vinken? Is er een impact assessment gedaan? Zo ja, wat kwam daar uit? Zo nee; waarom niet?
De leden van de VVD-fractie vragen hoe wordt omgegaan met de keuzes van buurlanden. Kunnen andere landen een strategisch voordeel behalen ten opzichte van het Nederlandse vestigingsklimaat door vinkjes niet aan te zetten?
De leden van de VVD-fractie vragen of er overleg is geweest met het bedrijfsleven over de effecten van de gemaakte keuzes. Zo ja, met wie? Zo nee, waarom niet? Hoe zijn de zorgen van het bedrijfsleven gemitigeerd?
De leden van de VVD-fractie vragen hoe wordt omgegaan met het feit dat vinkjes niet meer «uitgezet» kunnen worden maar nog wel «aangezet» kunnen worden. Zijn er landen die hier naar waarschijnlijkheid strategisch gebruik van maken? Zo ja, welke? Waarom is er niet voor gekozen de consequenties van sommige keuzes uitgebreider te onderzoeken? Is er gedacht aan overgangstermijnen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre overleg is gepleegd met andere EU-lidstaten die partij zijn bij het Multilateraal Verdrag om de inzet af te stemmen. Zo nee, waarom is dit niet gebeurd? Had een meer uniforme inzet tot een effectiever verdrag kunnen leiden?
De leden van de VVD-fractie vragen wat het effect is wanneer landen nationale koppen op de in het Multilateraal Verdrag afgesproken principes plaatsen. Hoe wordt het bedrijfsleven beschermd tegen dergelijke koppen?
De leden van de VVD-fractie vragen hoe er wordt omgegaan met de situatie wanneer de voorkeuren van twee landen «matchen», maar het ene land een gedeeltelijk voorbehoud heeft gemaakt?
De leden van de VVD-fractie vragen waarom de Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: de Afdeling) een blanco advies heeft uitgebracht. Zag de Afdeling daadwerkelijk geen enkele bepaling waar men opmerkingen bij had? In hoeverre zijn de concrete effecten van het wetsvoorstel daadwerkelijk te overzien, zowel voor de regering als voor externe instanties? Is het noodzakelijk de Afdeling alsnog expliciet om commentaar te vragen, dan wel een dergelijk verzoek te richten aan andere instanties?
De leden van de VVD-fractie vragen hoe ondernemers worden geïnformeerd over mogelijke effecten die zij zullen ervaren als gevolg van het Multilateraal Verdrag. Worden zij proactief benaderd? Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering een actuele lijst kan geven van de BEPS-actiepunten en de wijze waarop deze nu verankerd zijn in Europese, internationale of Nederlandse wetgeving. Welke punten volgen nog? Wanneer zijn deze te verwachten? Op basis van welke argumenten zijn de verschillende BEPS-maatregelen onderdeel geworden van de «minimumstandaard»?
De leden van de VVD-fractie vragen wanneer de bepalingen uit het Multilateraal Verdrag worden geëvalueerd. Kan worden toegezegd dit op korte termijn te doen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie constateren dat in de brief van 28 oktober 20164 de Staatssecretaris van Financiën aangeeft dat het Multilateraal Verdrag bedoeld is als een efficiënt implementatie-instrument met de nodige flexibiliteit. Kan de regering aangeven welke flexibiliteit zij bedoelt, nu blijkt dat na de implementatie van het Multilateraal Verdrag er alleen extra maatregelen geïmplementeerd kunnen worden, maar maatregelen die in de praktijk niet werkbaar zijn of een oneerlijk speelveld veroorzaken niet kunnen worden teruggedraaid («wel meer niet minder»)? Op welke wijze heeft de regering bij het aanvinken van de diverse maatregelen deze inflexibiliteit laten meewegen?
De leden van de VVD-fractie vragen een nadere toelichting op bilaterale verdragsonderhandelingen die na de ondertekening van het Multilateraal Verdrag plaatsvinden, waarbij eerdere implementatie in belastingverdragen ongedaan worden gemaakt. Wie ziet hier op toe en welke sancties zijn in het leven geroepen mochten landen dit toch doen?
De leden van de VVD-fractie vragen of alle vragen van de inbreng van de NOB afzonderlijk beantwoord kunnen worden.
De leden van de VVD-fractie vragen wat het voordeel is van het aanvinken van alle bepalingen wanneer andere staten dit niet doen en er dus geen «match» is. Hoe wordt op die manier belastingontduiking voorkomen? Hoe heeft de regering er op ingezet dat zoveel mogelijk landen zo breed mogelijk aanvinkten, anders dan alleen zelf ambitieus bepalingen aanvinken?
De leden van de CDA-fractie vragen de regering een analyse te geven van de recente belastinghervormingen van de Verenigde Staten en dan met name de 0% extraterritoriale belasting. Wat zijn de gevolgen van deze belastinghervorming in combinatie met het Multilateraal Verdrag? Wat zijn de gevolgen van deze belastinghervorming voor Nederlandse bedrijven? Daarnaast vragen de leden van de CDA-fractie naar de gevolgen van deze hervorming voor Nederlanders met de Amerikaanse nationaliteit. Is het juist dat alle Nederlandse ondernemers met de Amerikaanse nationaliteit, van zzp’er tot grote bedrijven met een Nederlandse Amerikaan als aandeelhouder, straks aan de Verenigde Staten «toll tax» moeten gaan betalen over hun cash value?
De leden van de D66-fractie lezen in het verslag van het schriftelijk overleg van 22 maart 20175 dat het Multilateraal Verdrag de bilaterale verdragsrelatie beïnvloedt, maar er niet voor in de weg staat dat verdragspartners in een later stadium de onderlinge verdragsrelatie via bilaterale verdragsonderhandelingen kunnen aanpassen. Deze leden lezen dat het volgens de regering niet de bedoeling is dat partijen in bilaterale verdragsonderhandelingen die na het Multilateraal Verdrag plaatsvinden, de eerdere implementatie van het Multilateraal Verdrag in hun belastingverdragen ongedaan maken. Deze leden vragen hoe de regering dit wil voorkomen.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen hoe vaak ontwikkelingslanden een antimisbruikclausule hebben toegepast en of daar regelmatig een update over met de Kamer kan worden gedeeld.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen hoe de Kamer geïnformeerd zal worden over wijzigingen in de voorbehouden van Nederland of van andere landen die relevant zijn voor Nederland, evenals wijzigingen in de lijst met gedekte belastingverdragen.
De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat het aanpakken van misbruik niet alleen gaat om het aanpassen van wetgeving maar ook om toezicht op de naleving hiervan. Is Nederland bereid genoeg capaciteit vrij te maken om misbruik op te sporen en actief voor te leggen aan verdragspartners teneinde de verdragsvoordelen in misbruik situaties echt uit te sluiten of wil de regering dat vooral overlaten aan de belastingdiensten van ontwikkelingslanden?
De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat als men kijkt naar de lijst van landen die het Multilateraal Verdrag hebben ondertekend, ontwikkelingslanden grotendeels ontbreken. Hoe gaat Nederland de verdragen met ontwikkelingslanden verder bilateraal verbeteren?
De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat uit onderzoek, in het bijzonder het rapport «Mistreated» van ActionAid, blijkt dat ontwikkelingslanden in verdragen met OESO-landen in toenemende mate belastingrechten hebben moeten inleveren. Is de regering hiervan op de hoogte? Hoe beoordeelt de regering dit?
De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat binnen het Multilateraal Verdrag geen herverdeling van belastingrechten plaatsvindt tussen landen, wat wel nodig is in het geval van ontwikkelingslanden. Hoe gaat Nederland dit oppakken?
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34853-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.