34 845 XVII Wijziging van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2017 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 18 december 2017

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 7 december 2017 voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Bij brief van 14 december 2017 zijn ze door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, De Roon

De adjunct-griffier van de commissie, Meijers

1

Welke mogelijkheden ziet u om de extra middelen die aan de begroting worden toegevoegd door de BNI-bijstelling en de lagere toerekening van eerstejaars asielkosten geheel of gedeeltelijk te investeren in lopende projecten die als doel hebben uitgedroogde grond in de Sahel-regio te herstellen en geschikt te maken voor landbouw, in lijn met de overgenomen motie 34 775-XVII-22?

Antwoord:

De BNI-bijstelling en verlaagde asieltoerekening worden volgens de gebruikelijke systematiek eerst verwerkt op artikel 5.4 «nog te verdelen in verband met wijzigingen BNI en/of toerekeningen. Op dit artikel 5.4 was, voordat de extra middelen als gevolg van de BNI-bijstelling en de lagere toerekening van eerstejaars asielkosten toegevoegd werden, sprake van een tekort van EUR 94 miljoen in 2017. De extra middelen zijn gebruikt om het ODA-tekort op de begroting in 2017 weg te werken. Motie 34 775-XVII-22, die is aangenomen voor de begroting van 2018 en verder, verzoekt de regering te onderzoeken hoe Nederland op doelmatige wijze het terugwinnen van landbouwgrond op de Sahara in de Sahelregio intensief kan bevorderen. De Kamer zal, conform de motie, in de nieuwe beleidsnota worden geïnformeerd over de meerjarige inzet op dit terrein.

2

Hoe wordt de € 32,8 miljoen ODA die niet wordt gebruikt voor eerstejaarsopvang van vluchtelingen wel besteed?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 1.

3

Hoe wordt de € 75,7 miljoen als gevolg van de BNI-bijstelling besteed? Kunt u dat op hoofdlijnen toelichten?

Antwoord:

Het ODA-budget wordt regelmatig gecorrigeerd voor ontwikkelingen van het BNI. Het is gebruikelijk dat schommelingen die het gevolg zijn van de BNI-bijstelling, niet direct worden door vertaald in de OS-programmalijnen. Dit voorkomt ad hoc stoppen of juist opstarten van programma’s vanwege soms onvoorspelbare aanpassingen van het BNI. Daarom worden deze schommelingen eerst geparkeerd op het sub-artikel 5.4 «nog te verdelen i.v.m. wijzigingen BNI en/of toerekeningen». Op dit artikel kan sprake zijn van een tijdelijk tekort dan wel overschot.

De EUR 75,7 miljoen heeft met name betrekking op de BNI-bijstelling voor 2017, die in de zomer van 2017 heeft plaats gevonden als gevolg van de Macro Economische Verkenning (MEV) van het Centraal Plan Bureau (CPB). De BNI-bijstelling is gebruikt om het ODA-tekort van EUR 94 miljoen, gemeld bij de Eerste Suppletoire Begroting bij de Voorjaarsnota, te verlagen.

4

De raming van de instroom van asielzoekers in Nederland in 2017 wordt ten opzichte van de Eerste Suppletoire Begroting 2017 verlaagd van 38.700 naar 36.700. Wat is de raming voor 2018?

Antwoord:

De raming van de asielinstroom voor 2018 is 37.000.

5

«De daling van de uitgaven op artikel 1.2 Versterkte Nederlandse Handels- en Investeringspositie en economische naamsbekendheid komt met name doordat er minder dan verwacht (EUR 10 miljoen) is uitgegeven aan het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF).» Waarom is er minder dan verwacht uitgegeven aan het DTIF? Kunt u dit toelichten?

Antwoord:

Het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) is in september 2016 van start gegaan en bestaat uit 2 onderdelen. Onderdeel 1 van het DTIF is gericht op het verstrekken van financiering aan Nederlandse bedrijven die in het buitenland willen investeren. Onderdeel 2 van het DTIF is gericht op het stimuleren van Nederlandse bedrijven die willen exporteren.

In 2017 zijn voor allebei de sporen minder aanvragen ingediend dan aanvankelijk werd verwacht. Een reden hiervoor is dat het een nieuw instrument betreft dat nog aan bekendheid kan winnen. Tevens is gebleken dat het meer tijd kost om transacties tot stand te brengen.

Er gaat daarom in 2018 extra aandacht uit naar het vergroten van de bekendheid van het DTIF bij relevante partijen. De RVO zal in opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken extra personele capaciteit inzetten om het instrument met gerichte marketing en communicatie beter bekend te stellen. Hierbij zal de RVO onder andere het contact intensiveren met de Nederlandse banken en consultancy- en accountancybureaus. De RVO zal daarbij gebruik maken van een aantal gerealiseerde DTIF-financieringen. Overigens is een positief teken dat in het laatste kwartaal van 2017 sprake is van een stijging van het aantal aanvragen voor het DTIF. Hiermee zal naar verwachting het aantal te realiseren transacties in 2018 toenemen.

6

«De daling van de uitgaven op artikel 1.4 Dutch Good Growth Fund (DGGF) wordt veroorzaakt doordat de totale vraag op de onderdelen (1) Investeren Nederlands mkb en (3) Exporteren Nederlands mkb binnen het DGGF in 2017 lager uitvalt.» Wat is er gedaan om de vraag te stimuleren?

Antwoord:

Ook in 2017 is veel inzet gepleegd op het terrein van communicatie naar ondernemers. Dit gebeurt via social media, maar ook tijdens bijeenkomsten met brancheorganisaties en andere relevante organisaties zoals de Netherlands Africa Business Council, met banken zoals de Rabobank en ter voorbereiding op en tijdens handelsmissies. Tevens heeft in 2017 een roadshow door het land plaatsgevonden voor Nederlandse starters die willen investeren in opkomende markten. Bij onderdeel 1 van het DGGF, dat is gericht op ondersteuning van investeringen van het Nederlandse Midden en Kleinbedrijf (MKB) in ontwikkelingslanden, is in 2017 de mogelijkheid gecreëerd startups te assisteren en te financieren die maar moeilijk toegang krijgen tot reguliere bancaire financiering. Dit gaat doorgaans om kleine financieringen, maar met in potentie grote ontwikkelingsimpact.

7

«Op artikel 4.1 Humanitaire hulp worden de uitgaven met EUR 26 miljoen verhoogd. Zo worden er extra bijdragen gedaan aan het United Nations Relief and Works Agency, het wereldvoedselprogramma en diverse noodhulpprogramma’s in Zuid-Soedan, Jemen, de Centraal Afrikaanse Republiek en Somalië.» Hoeveel is aan Jemen uitgegeven? Waaraan precies?

Antwoord:

Nederland heeft in september een extra bijdrage van EUR 2,5 miljoen geleverd aan het Jemen Country Based Pooled Fund, dat wordt beheerd door OCHA. De middelen worden ingezet in lijn met het humanitaire respons plan voor Jemen, dat prioriteit geeft aan de hoogste noden van de slachtoffers van het conflict, waaronder voedsel, water en sanitaire voorzieningen en gezondheid. Het Pooled Fund is toegankelijk voor lokale en internationale NGO’s, het internationale Rode Kruis en de VN-organisaties. In totaal heeft Nederland in 2.017 EUR 22,9 miljoen bijgedragen aan humanitaire hulp in Jemen.

Daarnaast levert Nederland algemene bijdragen aan de VN en het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC), die deze ook in Jemen kunnen besteden. Zo besteedde het VN Central Emergency Response Fund (CERF), waaraan Nederland de laatste jaren gemiddeld EUR 55 miljoen per jaar heeft bijgedragen, in 2.017 USD 25 miljoen specifiek aan de slachtoffers van de crisis in Jemen.

8

Kunt u de stijging van de «uitvoeringskosten» bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ter hoogte van maar liefst € 8,7 miljoen (dus bijna +20%) nader toelichten? Waar wordt dit geld precies aan besteed, en wat is de reden dat dit nodig is?

Antwoord:

De uitvoeringskosten bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) worden besteed aan de inzet van medewerkers van de RVO voor het opzetten, beoordelen en beheren van het bedrijfsleveninstrumentarium, zoals Ontwikkelingsrelevant Infrastructuurontwikkeling (ORIO)/ Development Related Infrastructure Investment Vehicle (DRIVE), Centre for the Promotion of Imports from developing countries (CBI) en Private Sector Development (PSD) Apps. De hogere uitvoeringskosten ten opzichte van de begroting zijn enerzijds het gevolg van een nabetaling van EUR 3,6 miljoen aan de RVO over in 2016 gemaakte kosten. Anderzijds bleek de activiteitenportefeuille van de RVO groter en complexer dan verwacht, waardoor de uitvoeringskosten op de eerdergenoemde regelingen voor het bedrijfsleveninstrumentarium hoger uitvielen dan geraamd.

9

Wat wordt gedaan met de € 9 miljoen die wordt uitgegeven aan het «Women Entrepeneurship Financing Initiative» in het kader van «Financiële sectorontwikkeling»? Kunt u nader toelichten waar dat geld aan wordt besteed?

Antwoord:

Kleine en middelgrote ondernemingen (MKB) in ontwikkelingslanden en met name vrouwelijke ondernemers hebben nog steeds onvoldoende toegang tot financiële diensten. Gebrek aan netwerken en kennis beperken vrouwelijke ondernemers evenzeer. Het MKB is wereldwijd de motor voor fatsoenlijk werk. Tegelijkertijd is ongeveer 70% van de MKB-bedrijven in ontwikkelingslanden niet in staat om de financiële diensten te krijgen die ze nodig hebben. Dit resulteert in een krediettekort voor formele MKB-bedrijven in handen van vrouwen van meer dan USD 200 miljard per jaar (Bron: IFC).

Om de toegang tot financiële diensten te verbeteren heeft de Wereld Bank het Women Entrepreneurs Financing Initiative (We-Fi) opgericht. We-Fi pakt de belemmeringen aan voor de toegang tot financiële diensten waarmee achtergestelde vrouwelijke ondernemers worden geconfronteerd. We-Fi zal ook vrouwelijke ondernemers ondersteunen door middel van capaciteitsopbouw, marktverbindingen en hervormingen van de wet- en regelgeving, die essentieel zijn voor de positie van achtergestelde vrouwelijke ondernemers en voor banengroei in ontwikkelingslanden. Het gaat om een gecombineerde portefeuille van investeringen en technische assistentie.

10

«Deze daling wordt voornamelijk veroorzaakt door het programma Development Related Infrastructure Investment Vehicle (ontwikkelingsrelevante infrastructuurprojecten) in het kader van Private Sector Development (PSD). Voor dit programma is EUR 150 miljoen minder verplichtingenbudget nodig omdat de inschrijvingsronde voor 2017 is komen te vervallen.» Waarom is de inschrijvingsronde voor 2017 komen te vervallen? Kunt u dit toelichten?

Antwoord:

Met het vervallen van de inschrijvingsronde 2017 wordt bedoeld dat er dit jaar geen additioneel verplichtingenbudget nodig is. Het DRIVE-programma staat ook in 2017 gewoon open voor nieuwe aanvragen. Echter, omdat er in voorgaande jaren minder is gecommitteerd dan verwacht, wordt gebruik gemaakt van de uit voorgaande jaren doorgeschoven verplichtingenruimte. Daarom is er in 2.017 EUR 150 miljoen minder verplichtingenbudget nodig.

11

Waarom is de inschrijvingsronde voor het programma DRIVE komen te vervallen?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 10.

12

«Deze onbestede middelen zullen worden ingezet voor het fonds ter bestrijding van kinderarbeid en in 2018 tot uitgaven leiden (154 miljoen).» Waarom aan het fonds kinderarbeid en in hoeverre wordt hierbij langs de afspraken van convenanten uitgegeven?

Antwoord:

Het gehele verplichtingenbudget van artikel 1 daalt in 2017 met EUR 154 miljoen. Deze daling wordt voornamelijk veroorzaakt door het programma Development Related Infrastructure Investment Vehicle; zie het antwoord op vraag 10. Daarnaast leidt de teruggave van EUR 4,1 miljoen euro van het Fonds Bestrijding Kinderarbeid ook tot een verlaging van het verplichtingenbudget voor 2017. De opstartperiode van het Fonds Bestrijding Kinderarbeid duurde langer dan verwacht, maar inmiddels zijn alle middelen gecommitteerd in projecten. Dit zal vanaf 2018 tot uitgaven leiden. De onbestede middelen voor het Fonds Bestrijding Kinderarbeid in 2017 (EUR 4,1 miljoen) zullen worden ingezet in 2018.

Het merendeel van de toegekende projecten betreft partijen die partner zijn bij één van de convenanten, onder andere in de sectoren textiel, goud en natuursteen. Momenteel wordt gewerkt aan het nieuwe structurele Fonds Bestrijding Kinderarbeid. Ook hierin zal worden gezocht naar een koppeling met de convenanten.

13

Wat zijn PSD apps, en hoeveel wordt hier precies aan uitgegeven?

Antwoord:

PSD Apps is een programma waarmee Nederlandse ambassades in 68 lage- en middeninkomenslanden activiteiten kunnen financieren om lokaal invulling te geven aan de Nederlandse agenda voor hulp en handel. Het kan hierbij gaan om activiteiten gericht op verbetering van het lokale ondernemingsklimaat of het opheffen van handelsbarrières of het koppelen van lokale en Nederlandse bedrijven in innovatieve samenwerkingsverbanden. Het kan daarbij onder andere gaan over training van managers en ondernemers, inkomende en uitgaande handelsmissies, sectorstudies, ontwikkeling van investeringsplannen of evenementen als seminars of beurzen. Het start up initiatief «Orange Corners» wordt ook gefinancierd uit het PSD Apps programma. Orange Corners biedt een platform waar jonge startende ondernemers in verschillende steden in Afrika hun vaardigheden en creativiteit kunnen ontwikkelen en hun professionele netwerk uit kunnen breiden, met hulp van lokaal gevestigde Nederlandse bedrijven. De uitgaven voor PSD Apps zijn dit jaar bijna EUR 8 miljoen.

14

Welke concrete programma's en/of subsidies worden gefinancierd in het kader van de verhoging van € 9 miljoen op artikel 2.3?

Antwoord:

Het budget voor subartikel 2.3 «Klimaat en natuurlijke hulpbronnen» is verhoogd met EUR 8,9 miljoen. Hiervan is EUR 4 miljoen voor natuurlijke hulpbronnen waaronder landschapsprogramma’s International Union for Conservation of Nature (IUCN), Sustain, International Development Group; het Horn of Africa programma; en EUR 5 miljoen voor hernieuwbare energie-programma’s waaronder Energy Sector Management Assistance Programme met de Wereldbank, Access to Energy Fund (AEF), het Energizing Development Programma (ENDEV) en Climate Investor One.

15

Waaraan zal de resterende € 4 miljoen van de voor 2017 toegezegde € 29 miljoen voor She Decides worden besteed en wanneer wordt dit bedrag gealloceerd?

Antwoord:

Deze EUR 4 miljoen is afkomstig uit het budget dat oorspronkelijk via de centrale overheid van Mozambique zou worden besteed. Dit bedrag is in 2016 opgeschort in verband met de schuldencrisis. In 2017 is EUR 4 miljoen van deze opgeschorte hulp ter beschikking gesteld aan UNFPA Mozambique. Dit bedrag is daarmee al gealloceerd.

16

Kunt u per budgetregel van artikel 3.1 een overzicht geven welke verplichtingen «She Decides» ten goede komen?

Antwoord:

De totale bijdragen die in 2017 in het kader van She Decides aan diverse organisaties zijn toegekend bedragen EUR 29 miljoen. EUR 25 miljoen daarvan is in verband met She Decides toegevoegd aan begrotingsartikel 3.1 en gemeld in de Tweede Suppletoire Begroting. EUR 4 miljoen is herbestemd binnen dit artikel (zie ook het antwoord op vraag 15).

Deze verplichtingen kunnen als volgt onderverdeeld worden:

Begrotingsregel

Verplichtingen ihkv She Decides

Centrale programma’s SRGR & hiv/aids

(additioneel ivm She Decides)

8 mln

UNFPA

(additioneel ivm She Decides)

2 mln

Landenprogramma’s SRGR & hiv/aids

(additioneel ivm She Decides)

– UNFPA landenprogramma Mali

– Marie Stopes International Yemen en Yamaan Foundation, Jemen

– Family Guidance Association Ethiopia, Ethiopië

– Multi Donor Trust Fund, Bangladesh

15 mln

Landenprogramma’s SRGR & hiv/aids

(herbestemd ivm She Decides)

– UNFPA landenprogramma Mozambique

4 mln

17

Hoeveel zit er totaal, dus inclusief internationale donaties, in het «She decides» fonds? Hoeveel heeft Nederland inmiddels in dit fonds geïnvesteerd? Hoe worden uitgaven uit dit fonds gecontroleerd?

Antwoord:

Er bestaat geen She Decides fonds, maar donoren hebben tot heden in totaal EUR 392 miljoen toegezegd in het kader van She Decides. De verschillende donoren besteden deze middelen via eigen kanalen en informeren de support unit van She Decides over de besteding ervan. De support unit zal binnenkort een overzicht hiervan op het web portaal shedecides.com publiceren. Donoren volgen zelf de besteding van hun middelen en daarmee behaalde resultaten. De support unit draagt bij aan de toegankelijkheid van informatie daarover.

18

Wat is de reden dat de bijdrage aan UNFPA met € 8,5 miljoen wordt verlaagd? Waaraan wordt dat geld nu dan wel besteed?

Antwoord:

De verlaging van begrotingsregel «UNFPA» in de tweede suppletoire begroting (met EUR 8,5 miljoen) betekent geen verlaging van de bijdrage aan UNFPA, maar een verschuiving van de betalingen in de tijd.

De Nederlandse bijdrage aan UNFPA was over de periode 2014 tot en met 2017 gemiddeld EUR 60 miljoen per jaar. Dit bedrag bestaat uit de algemene vrijwillige bijdrage van jaarlijks EUR 35 miljoen en uit een bijdrage aan het programma UNFPA Supplies. De bijdrage aan UNFPA Supplies – in totaal EUR 100 miljoen voor december 2014 tot en met 2018 – is niet gelijkmatig over de vier jaren uitbetaald. In 2015 en 2016 is een hoger bedrag uitgekeerd. In 2017 wordt daarom een lager bedrag uitgekeerd. Deze verlaging is dus niet het gevolg van een verlaging van de totale bijdrage aan dit programma. Die bijdrage is in 2017 zelfs met EUR 5 mln verhoogd, in navolging van motie 34 550-XVII, nr. 23 (EUR 3 miljoen extra, te zien in Eerste Suppletoire Begroting BHOS) en Nederlandse toezeggingen voor She Decides (EUR 2 miljoen extra, Tweede Suppletoire Begroting BHOS).

De totale bijdrage van EUR 105 miljoen aan UNFPA Supplies voor de periode 2014 – 2018, is als volgt aan UNFPA uitgekeerd:

2014: EUR 19,5 miljoen

2015: EUR 26,5 miljoen

2016: EUR 34 miljoen

2017: EUR 25 miljoen

19

Kunt u uiteenzetten hoeveel de totale uitgaven in 2017 en in 2018 bedragen in het kader van She Decides?

Antwoord:

De totale uitgaven in het kader van She Decides in 2017 zullen EUR 13,9 miljoen zijn, en in 2.018 EUR 15,1 miljoen. Omdat de in het kader van She Decides ondersteunde programma’s in de tweede helft van 2017 nog in ontwikkeling waren, is deze verdeling over 2017 en 2018 enigszins verschoven ten opzichte van eerdere planning. Aanvankelijk werden in dit kader in 2017 uitgaven voorzien ter hoogte van EUR 15,4 miljoen en EUR 13,6 miljoen in 2018.

20

Hoe kan het dat de besteding van maar liefst € 50 miljoen voor vluchtelingenopvang in de regio pas in 2018 of 2019 plaatsvindt? Kunt u dit uitgebreid toelichten?

Antwoord:

Vanaf eind 2016 zijn verschillende programma’s gestart ter ondersteuning van de (langdurige) opvang van vluchtelingen in de Syrië regio en de Hoorn van Afrika. Het gaat om meerjarige programma’s die zich richten op de bescherming van vluchtelingen, het versterken en uitbreiden van nationale publieke diensten (onderwijs, elektriciteitsvoorziening, water- en afvalbeheer) voor zowel vluchtelingen als gastgemeenschappen, en het bevorderen van economische groei en het creëren van extra banen. Veel vervolgbetalingen voor deze programma’s stonden gepland voor eind 2017. Echter, vanwege de complexe context waarin geopereerd moet worden, zoals bijvoorbeeld de fragiele politieke situatie in Libanon, is voor een aantal programma’s geconcludeerd dat er nog geen sprake is van een acute liquiditeitsbehoefte. Deze juridisch verplichte betalingen zijn daarom doorgeschoven naar 2018. De voorziene betalingen in 2019 betreffen slotbetalingen van lopende activiteiten.

21

Wat is de reden dat bij subartikel 5.22 Koersverschillen OS «pm» staat. Wanneer is er inzicht in de kosten van dit artikel, en hoe wordt daarvoor gereserveerd?

Antwoord:

Koersverschillen zijn afhankelijk van ontwikkelingen op de valutamarkt en niet vooraf te voorspellen. Het koersverschil wordt daarom doorgaans na afloop van het jaar bepaald en gerapporteerd in het jaarverslag en opgevangen conform de reguliere begrotingssystematiek (inclusief inzet eindejaarsmarge). Op dit moment is de verwachting dat de koersverschillen dit jaar beperkt zullen zijn.

Naar boven