Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 34842 nr. A |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 34842 nr. A |
12 juni 2018
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het kader voor herstel en afwikkeling van verzekeraars te herzien;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op het financieel toezicht wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 1:1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De definitie van «bewindvoerder» komt te luiden:
a. de autoriteit in een andere lidstaat die bevoegd is tot de toepassing van een afwikkelingsinstrument en de uitoefening van afwikkelingsbevoegdheden, bedoeld in de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen;
b. de autoriteit in een andere lidstaat die bevoegd is tot de toepassing van een afwikkelingsinstrument en de uitoefening van afwikkelingsbevoegdheden die vergelijkbaar zijn met de in hoofdstuk 3A:2 bedoelde maatregelen;
c. degene die is aangewezen door de bestuurlijke of rechterlijke instanties in een andere lidstaat om andere saneringsmaatregelen met betrekking tot banken, beleggingsondernemingen of verzekeraars uit te voeren.
2. De definitie van «opvanginstelling» vervalt.
3. De definitie van «saneringsmaatregel» komt te luiden:
a. de toepassing van een afwikkelingsinstrument of de uitoefening van afwikkelingsbevoegdheden als bedoeld in de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen;
b. de toepassing van een afwikkelingsinstrument of de uitoefening van afwikkelingsbevoegdheden, bedoeld in hoofdstuk 3A.2 of een daarmee vergelijkbare maatregelen die zijn genomen in een andere lidstaat;
c. een maatregel, anders dan bedoeld in de onderdelen a en b, genomen in een andere lidstaat, die enigerlei optreden van de aldaar bevoegde instanties behelst en bestemd is om de financiële positie van een bank of een verzekeraar in stand te houden of te herstellen, en van dien aard is dat de maatregel bestaande rechten van derden aantast;
B
Artikel 1:25d, derde lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel c, wordt na «3A:37» ingevoegd: 3A:112.
2. In onderdeel d, wordt na «3A:38» ingevoegd: 3A:113.
3. In onderdeel e, wordt na «3A:41» ingevoegd: 3A:117.
4. In onderdeel h, wordt na «3A:49» ingevoegd: 3A:120.
C
In artikel 1:42, tweede lid, onderdeel a, onder 2°, vervalt de zinsnede: , of overeenkomstig afdeling 3.5.5 de noodregeling is uitgesproken.
D
In artikel 1:47, vierde lid, vervalt de zinsnede: en het aanvragen van de noodregeling op grond van afdeling 3.5.5.
E
Artikel 1:91, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. In artikel 1:91, eerste lid, aanhef, wordt de zinsnede: «onderdelen a, b, c, d, e of f» vervangen door: onderdelen a, b, c en d.
2. De onderdelen a en b vervallen en de onderdelen c tot en met f worden geletterd a tot en met d.
F
Artikel 1:104 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onderdeel g, vervalt: «, of de Nederlandsche Bank een mededeling als bedoeld in artikel 3:195d, eerste lid, heeft gedaan.»
2. In het tweede lid vervallen de onderdelen a en b en worden de onderdelen c tot en met e geletterd a tot en met c.
G
Artikel 3:17, tweede lid, onderdeel c, onder 4° komt te luiden:
4°. met betrekking tot een bank of een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 3A:2, onderdeel b, of een verzekeraar, niet zijnde een verzekeraar met beperkte risico-omvang, het opstellen, bijhouden en uitvoeren van een herstelplan onderscheidenlijk een voorbereidend crisisplan, dat voorziet in maatregelen die de onderneming in staat stellen haar financiële positie na een aanzienlijke verslechtering ervan te herstellen; en.
H
In artikel 3:23, tweede lid, wordt «De artikelen 3:17, 3:17b en 3:18» vervangen door: De artikelen 3:17, eerste en tweede lid met uitzondering van onderdeel c, onder 4°, 3:17b en 3:18.
I
In artikel 3:24b wordt «De artikelen 3:16, 3:17 en 3:17b» vervangen door: De artikelen 3:16, 3:17, eerste en tweede lid, met uitzondering van onderdeel c, onder 4°, en 3:17b.
J
In artikel 3:24c wordt «De artikelen 3:15 tot en met 3:18» vervangen door: De artikelen 3:15, 3:16, 3:17, eerste en tweede lid, met uitzondering van onderdeel c, onder 4° en 3:18.
K
Na artikel 3:57a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De Nederlandsche Bank stelt bij de intrekking van de vergunning van een verzekeraar de minimaal aan te houden solvabiliteit vast en bepaalt de samenstelling en de wijze van berekening van de solvabiliteit, alsmede de waardering van de vermogensbestanddelen die tot de solvabiliteit kunnen worden gerekend. Artikel 3:57 is niet van toepassing.
L
Aan artikel 3:59 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Artikel 3:57b is van overeenkomstige toepassing.
M
Aan artikel 3:62, eerste lid, wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Artikel 3:57b is van overeenkomstige toepassing.
N
Na artikel 3:67 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De waarde van de technische voorzieningen van een verzekeraar met zetel in Nederland waarvan de vergunning door DNB is ingetrokken, stemt overeen met het bedrag dat de verzekeraar zou moeten betalen indien hij zijn verzekeringsverplichtingen met onmiddellijke ingang aan een andere verzekeraar zou overdragen. Indien de middelen van de verzekeraar ontoereikend zijn houdt hij zoveel mogelijk technische voorzieningen aan.
O
In artikel 3:68, vierde lid, wordt «Artikel 3:67, vijfde en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing» vervangen door: De artikelen 3:67, vijfde en zesde lid, en 3:67a zijn van overeenkomstige toepassing.
P
Aan artikel 3:68a wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Artikel 3:67a is van overeenkomstige toepassing.
Q
In artikel 3:69, derde lid, wordt «Artikel 3:67, vijfde en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing» vervangen door: De artikelen 3:67, vijfde en zesde lid, en 3:67a zijn van overeenkomstige toepassing.
R
In artikel 3:111, eerste lid, aanhef, en derde lid, onderdeel a, wordt «3:62b, 3:63 en 3:159ai» telkens vervangen door: 3:62b en 3:63.
S
De afdelingen 3.5.4. en 3.5.4A vervallen.
T
Het opschrift van afdeling 3.5.5 komt te luiden:
U
De paragrafen 3.5.5.1 tot en met 3.5.5.4 vervallen.
V
Het opschrift van paragraaf 3.5.5.5 vervalt.
W
In artikel 3:238 wordt «paragraaf» vervangen door: afdeling.
X
Paragraaf 3.5.6.1A vervalt.
Y
In artikel 3:265d, eerste lid, vervalt onderdeel b en wordt onderdeel c geletterd b.
Z
Afdeling 3.5.8 vervalt.
AA
Na paragraaf 3.6.3.3 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
1. Een Nederlandse herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar, niet zijnde een verzekeraar met beperkte risico-omvang, die een deelnemende onderneming is in een andere verzekeraar, of een gemengde financiële holding of verzekeringsholding met zetel in Nederland stelt een voorbereidend crisisplan op, dat voorziet in maatregelen die de verzekeraar in staat stelt zijn financiële positie na een aanzienlijke verslechtering ervan te herstellen, houdt dit plan bij en voert dit uit.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de inhoud, de indiening, de modellen en de periodiciteit van de indiening van het plan.
3. Indien een holding als bedoeld in het eerste lid, een voorbereidend crisisplan indient, vervalt de verplichting, bedoeld in artikel 3:17, tweede lid, onderdeel c, onder 4°.
BB
Het opschrift van hoofdstuk 3A.1 komt te luiden:
CC
Na het opschrift van hoofdstuk 3A.1 wordt ingevoegd een opschrift luidende:
DD
In artikel 3A:1, aanhef, wordt «In dit deel» vervangen door: In dit hoofdstuk.
EE
Het opschrift van hoofdstuk 3A.2 vervalt.
FF
Het opschrift van afdeling 3A.2.1 vervalt.
GG
De afdelingen 3A.2.2 tot en met 3A.2.7 worden vernummerd tot 3A.1.2 tot en met 3A.1.7.
HH
In artikel 3A:5, tweede lid, wordt «de afdelingen 3A.2.3 tot en met 3A.2.8» vervangen door: de afdelingen 3A.1.3 tot en met 3A.1.8.
II
In artikel 3A:6, eerste en tweede lid, wordt «afdeling 3A.2.2» telkens vervangen door: afdeling 3A.1.2.
JJ
De paragrafen 3A.2.5.1 tot en met 3A.2.5.8 worden vernummerd tot paragrafen 3A.1.5.1 tot en met 3A.1.5.6.
KK
De paragrafen 3A.2.7.1 en 3A.2.7.2 worden vernummerd tot paragrafen 3A.1.7.1, onderscheidenlijk 3A.1.7.2
LL
In artikel 3A:20, eerste, tweede en vierde lid, vervalt telkens: noodregeling of.
MM
In artikel 3A:41, tweede lid, onderdeel a, vervalt de zinsnede: in een noodregeling of.
NN
In de artikelen 3A:65 en 3A:66 wordt «afdeling 3A.2.2.» telkens vervangen door: afdeling 3A.1.2.
OO
Na hoofdstuk 3A.1 wordt een hoofdstuk ingevoegd luidende:
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. het instrument van bail-in, bedoeld in artikel 3A:93;
b. het instrument van overgang van de onderneming, bedoeld in artikel 3A:104;
c. het instrument van de overbruggingsinstelling, bedoeld in artikel 3A:112; en
d. het instrument van afsplitsing van activa en passiva, bedoeld in artikel 3A:117;
de toepassing van een afwikkelingsinstrument of het uitoefenen van een bevoegdheid ingevolge hoofdstuk 3A.2;
aandelen, rechten op aandelen, certificaten van aandelen, andere deelnemingsrechten of participaties in het kapitaal, lidmaatschapsrechten of hiermee vergelijkbare rechten, claims, opties, conversierechten of hiermee vergelijkbare rechten die bij uitoefening omgezet kunnen worden in of recht geven op de verwerving van aandelen of daarmee vergelijkbare rechten die aanspraken geven op het kapitaal of het vermogen van de desbetreffende entiteit;
een financiëlezekerheidsovereenkomst tot overdracht als bedoeld in artikel 51, onderdeel b, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;
een regeling, met inbegrip van securitisaties en instrumenten voor hedgingdoeleinden, die integraal deel uitmaakt van de dekkingspool en naar het toepasselijke recht op gelijke wijze als gedekte obligaties is gedekt, en die het verstrekken en aanhouden van zekerheden door een partij bij de regeling, een trustee, lasthebber of gevolmachtigde inhoudt;
richtlijngroep waarvan een verzekeraar als bedoeld in artikel 3A:78, onderdeel a, deel uitmaakt.
passiva van een entiteit als bedoeld in artikel 3A:78, die geen eigendomsinstrument zijn en die niet ingevolge artikel 3A:94, eerste lid, van toepassing van het instrument van bail-in zijn uitgesloten;
een overeenkomst waarbij een aantal vorderingen of verplichtingen in één enkele nettovordering kunnen worden omgezet, met inbegrip van overeenkomsten tot saldering bij vroegtijdige beëindiging waarbij, wanneer zich een afdwingingsgrond voordoet, hoe ook of waar ook gedefinieerd, de verplichtingen van de partijen worden versneld zodat deze onmiddellijk zijn verschuldigd of worden beëindigd, en in ieder geval in één enkele nettovordering worden omgezet of erdoor worden vervangen, met inbegrip van clausules tot saldering bij vroegtijdige beëindiging, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel n, onder i, van de richtlijn financiëlezekerheidsovereenkomsten, en verrekening (netting) als bedoeld in artikel 2, onderdeel k, van de richtlijn 98/26/EG van het Europees parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen (PbEG 1998, L 166);
obligaties en andere vormen van overdraagbare schuld, instrumenten die een schuld creëren of erkennen en instrumenten die recht geven op het verwerven van schuldinstrumenten;
een verrekeningsovereenkomst op grond waarvan twee of meer vorderingen of verplichtingen tussen de entiteit in afwikkeling en een tegenpartij met elkaar kunnen worden verrekend;
zekerheidsregelingen waarbij een persoon bij wijze van zekerheid een werkelijk of voorwaardelijk belang in de over te dragen goederen heeft, ongeacht of dat belang door geïndividualiseerde goederen dan wel door een zekerheid op een algemeenheid van goederen of soortgelijke regeling is gedekt.
Dit hoofdstuk is van toepassing op de volgende entiteiten, met zetel in Nederland, tenzij anders is bepaald:
a. verzekeraars die onder toezicht van de Nederlandsche Bank staan;
b. verzekeringsholdings die deel uitmaken van een groep;
c. gemengde verzekeringsholdings die deel uitmaken van een groep;
d. gemengde financiële holdings die deel uitmaken van een groep;
e. andere ondernemingen die deel uitmaken van een groep, voor zover zij diensten verrichten die van kritiek belang zijn voor de dagelijkse bedrijfsactiviteiten van verzekeraars; alsmede,
f. in Nederland gelegen bijkantoren van verzekeraars met zetel in een staat die geen lidstaat is, niet zijnde verzekeraars met beperkte risico-omvang.
Dit hoofdstuk is van toepassing op entiteiten als bedoeld in artikel 3A:78, ongeacht het recht dat van toepassing is op:
a. de activa of passiva van de entiteit;
b. door of met de medewerking van de entiteit uitgegeven financiële instrumenten; en
c. overeenkomsten waaraan de entiteit is gebonden.
1. Een besluit ingevolge dit hoofdstuk alsmede de voorbereiding en uitvoering ervan, met uitzondering van afdeling 3A.2.2, is niet onderworpen aan enig instemmingsvereiste, met uitzondering van het vereiste van instemming van de verkrijger bij overgang van eigendomsinstrumenten, activa of passiva.
2. Een besluit ingevolge dit hoofdstuk alsmede de voorbereiding en uitvoering ervan, met uitzondering van afdeling 3A.2.2, is niet onderworpen aan enig kennisgevingsvereiste of procedureel voorschrift ingevolge het vennootschapsrecht of financieel toezichtsrecht.
3. Een besluit tot toepassing van een afwikkelingsinstrument of omzetting van de rechtsvorm van de entiteit in afwikkeling, alsmede de voorbereiding en uitvoering van dat besluit, is niet onderworpen aan enige andere beperking uit hoofde van de wet, statuten of overeenkomst.
4. Een besluit tot toepassing van een afwikkelingsinstrument vermeldt het tijdstip waarop het in werking treedt. De desbetreffende eigendomsinstrumenten, activa of passiva gaan over op dit tijdstip, tenzij in het besluit anders is bepaald.
1. De Nederlandsche Bank stelt een afwikkelingsplan vast voor een verzekeraar, niet zijnde een verzekeraar met beperkte risico-omvang, die geen onderdeel is van een groep of voor een groep.
2. Het afwikkelingsplan beschrijft mogelijkheden voor de toepassing van de in dit hoofdstuk bedoelde afwikkelingsinstrumenten indien de Nederlandsche Bank tot afwikkeling besluit.
3. De Nederlandsche Bank evalueert periodiek het afwikkelingsplan alsmede, na elke materiële verandering in de juridische of organisatiestructuur, de bedrijfsactiviteiten of de financiële positie van de verzekeraar of de groep.
4. De verzekeraar of entiteit in de groep als bedoeld in artikel 3A:78, onderdeel b, c of d, brengt de Nederlandsche Bank onverwijld op de hoogte van alle veranderingen bij die verzekeraar of entiteit die aanleiding kunnen geven voor een evaluatie van het afwikkelingsplan als bedoeld in het derde lid.
5. De Nederlandsche Bank kan afzien van het opstellen van een plan indien zij van oordeel is dat de afwikkelbaarheid van de verzekeraar of van de groep afdoende is gewaarborgd.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot het eerste lid tot en met vierde lid.
1. De Nederlandsche Bank beoordeelt bij het opstellen van een afwikkelingsplan de mate waarin de betrokken verzekeraar of groep afwikkelbaar is en stelt daarbij, voor zover aanwezig, de wezenlijke belemmeringen voor afwikkelbaarheid vast.
2. De verzekeraar of groep wordt geacht afwikkelbaar te zijn indien de Nederlandsche Bank door afwikkelingsinstrumenten op de verzekeraar of groep toe te passen een afwikkelingsdoelstelling, bedoeld in artikel 3A:84, kan verwezenlijken, dan wel dat haalbaar en geloofwaardig is dat de verzekeraar al dan niet tezamen met andere onderdelen van de groep in faillissement kan worden geliquideerd.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot het eerste lid.
1. Indien de Nederlandsche Bank bij de beoordeling, bedoeld in artikel 3A:82, eerste lid, vaststelt dat er wezenlijke belemmeringen voor de afwikkelbaarheid van de verzekeraar of groep bestaan, brengt zij deze ter kennis van de betrokken verzekeraar of de entiteit, bedoeld in artikel 3A:81.
2. De verzekeraar of entiteit stelt binnen vier maanden na de kennisgeving aan de Nederlandsche Bank maatregelen voor om de belemmeringen weg te nemen.
3. Indien de Nederlandsche Bank van oordeel is dat de voorgestelde maatregelen de belemmeringen in voldoende mate wegnemen, stelt zij deze vast. De Nederlandsche Bank kan aan de uitvoering van de voorgestelde maatregelen een termijn verbinden.
4. Indien de Nederlandsche Bank van oordeel is dat de voorgestelde maatregelen de belemmeringen niet in voldoende mate wegnemen, geeft de Nederlandsche Bank de verzekeraar of de entiteit, bedoeld in artikel 3A:81 een aanwijzing waarin zij de uitvoering van alternatieve maatregelen om de belemmeringen weg te nemen, voorschrijft.
5. Maatregelen bedoeld in het vierde lid kunnen strekken tot het:
a. herzien of instellen van financieringsregelingen;
b. beperken van afzonderlijke en samengevoegde blootstellingen;
c. overdragen van bepaalde activa;
d. staken of beperken van bepaalde bestaande of voorgestelde bedrijfsactiviteiten;
e. staken of beperken van de ontwikkeling van nieuwe of bestaande bedrijfsonderdelen of de verkoop van nieuwe of bestaande producten;
f. wijzigen van de juridische of operationele structuur;
g. zekerstellen de continuïteit van kritieke bedrijfsonderdelen;
h. opzetten van een gemengde financiële holding; of,
i. indien de verzekeraar een dochteronderneming is van een gemengde financiële holding of gemengde verzekeringsholding, opzetten van een afzonderlijke verzekeringsholding om de zeggenschap over de verzekeraar uit te oefenen.
De Nederlandsche Bank past afwikkelingsmaatregelen toe met inachtneming van de volgende doelstellingen:
a. bescherming van de belangen van gerechtigden op vorderingen krachtens directe verzekering;
b. het voorkomen van grote maatschappelijke gevolgen;
c. het voorkomen van significante nadelige gevolgen voor de financiële markten of de economie; of,
d. het voorkomen van de inzet van van overheidswege te verstrekken financiële middelen.
1. De Nederlandsche Bank besluit tot afwikkeling van een verzekeraar, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de verzekeraar faalt of zal waarschijnlijk falen;
b. het valt redelijkerwijze niet te verwachten dat met betrekking tot de verzekeraar te nemen alternatieve maatregelen binnen een afzienbaar tijdsbestek het falen zouden voorkomen; en
c. afwikkeling is in het algemeen belang.
2. Een verzekeraar wordt geacht te falen of waarschijnlijk te zullen falen indien:
a. de verzekeraar op de een zodanige wijze inbreuk maakt op de wettelijke eisen, de vergunningsvereisten of de aan de vergunning verbonden voorwaarden, of er objectieve aanwijzingen bestaan voor de veronderstelling dat de verzekeraar in de nabije toekomst op een zodanige wijze daarop inbreuk zal maken dat intrekking van de vergunning gerechtvaardigd is;
b. de waarde van de activa van de verzekeraar geringer is dan de waarde van de passiva, of er objectieve aanwijzingen zijn dat de activa van de verzekeraar in de nabije toekomst geringer zullen zijn dan zijn passiva;
c. de verzekeraar niet in staat is of er objectieve aanwijzingen zijn voor de vaststelling dat de verzekeraar in de nabije toekomst niet in staat zal zijn zijn schulden of andere passiva te betalen wanneer deze opeisbaar worden; of
d. voor het voortbestaan van de verzekeraar van overheidswege te verstrekken financiële steun noodzakelijk is.
3. Afwikkeling is in het algemeen belang indien dit noodzakelijk is om de in artikel 3A:84, onderdeel a, tezamen met onderdeel b, c of d, of de in de onderdeel b, c of d, vermelde doelstellingen te verwezenlijken en deze doelstellingen niet in dezelfde mate verwezenlijkt zouden worden indien de verzekeraar in faillissement zou worden geliquideerd.
1. De Nederlandsche Bank besluit tot afwikkeling van een groep indien door de verzekeraar en de moederonderneming van de verzekeraar wordt voldaan aan de voorwaarden bedoeld, in artikel 3A:85, eerste lid.
2. De Nederlandsche Bank kan eveneens besluiten tot afwikkeling van de groep indien de verzekeraar in een groep voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in 3A:85, eerste lid, en het falen van die verzekeraar een bedreiging vormt voor een andere verzekeraar in de groep of de groep als geheel, terwijl door de moederonderneming niet wordt voldaan aan die voorwaarden.
De Nederlandsche Bank kan besluiten tot afwikkeling van een bijkantoor in Nederland van een verzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is, indien door dat bijkantoor dan wel de verzekeraar wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 3A:85, eerste lid, en:
a. het bijkantoor of de verzekeraar niet voldoet of waarschijnlijk niet zal voldoen aan ingevolge deze wet gestelde prudentiële eisen en er geen aanwijzingen zijn dat er ten aanzien van die verzekeraar binnen een afzienbare termijn een met afwikkeling vergelijkbare procedure of insolventieprocedure zal worden geopend; of
b. de bevoegde autoriteit van de staat van de zetel van de verzekeraar ten aanzien van de verzekeraar een met afwikkeling vergelijkbare procedure heeft geopend of de Nederlandsche Bank in kennis heeft gesteld van haar voornemen om een dergelijke procedure te openen.
1. Indien de Nederlandsche Bank een besluit neemt als bedoeld in de artikelen 3A:85, eerste lid, 3A:86, of 3A:87, lijden de houders van eigendomsinstrumenten of de schuldeisers van wie vorderingen zijn afgeschreven of omgezet, geen grotere verliezen dan zij zouden hebben geleden indien de entiteit onmiddellijk voorafgaand aan dat besluit in faillissement zou zijn geliquideerd.
2. Indien de Nederlandsche Bank ter uitvoering van een besluit als bedoeld in het eerste lid besluit tot overgang van gedeelten van de activa of passiva van de entiteit in afwikkeling, ontvangen de houders van eigendomsinstrumenten en de schuldeisers van wie vorderingen niet zijn overgegaan, onverminderd het eerste lid, ter voldoening van hun vorderingen ten minste evenveel als zij zouden hebben ontvangen indien de entiteit in afwikkeling onmiddellijk voorafgaand aan de overgang in faillissement zou zijn geliquideerd.
1. Alvorens een besluit te nemen als bedoeld in de artikelen 3A:85, 3A:86 of 3A:87, draagt de Nederlandsche Bank er zorg voor dat door een onafhankelijke persoon een waardering van de activa en passiva van de entiteit wordt verricht.
2. Indien een waardering als bedoeld in het eerste lid niet tijdig mogelijk is, kan de Nederlandsche Bank een voorlopige waardering van de activa en passiva van de entiteit verrichten.
3. Indien toepassing wordt gegeven aan het tweede lid, wordt zo spoedig mogelijk alsnog een waardering door een onafhankelijke persoon verricht.
4. Een waardering als bedoeld in het eerste of tweede lid heeft tot doel:
a. als grondslag te dienen voor de vaststelling of is voldaan aan de voorwaarden voor afwikkeling, bedoeld in artikel 3A:85, eerste lid, of 3A:86;
b. indien aan de voorwaarden voor afwikkeling is voldaan, als grondslag te dienen voor het besluit tot toepassing van een of meer afwikkelingsinstrumenten;
c. er in alle gevallen zorg voor te dragen dat elk verlies met betrekking tot de activa van een entiteit volledig is onderkend op het moment waarop de afwikkelingsinstrumenten worden toegepast.
5. In de waardering wordt de volgorde van de vorderingen waarin deze in faillissement op de boedel zouden worden verhaald opgenomen, alsmede met een inschatting van de uitkering die na de verificatie op vorderingen zou kunnen worden gedaan indien de entiteit in faillissement zou zijn geliquideerd.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de waardering, bedoeld in het eerste en tweede lid en de inschatting, bedoeld in het vijfde lid.
De Nederlandsche Bank draagt er zorg voor dat de waardering, bedoeld in artikel 3A:89, eerste lid, periodiek wordt herzien.
1. Nadat de Nederlandsche Bank een besluit als bedoeld in artikel 3A:85, 3A:86 of 3A:87 heeft genomen, draagt zij er zo spoedig mogelijk zorg voor dat door een onafhankelijke persoon een waardering wordt verricht teneinde te verifiëren of aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 3A:88, eerste en tweede lid is voldaan.
2. Bij de waardering wordt bepaald:
a. welk verlies de houders van eigendomsinstrumenten en schuldeisers zouden hebben geleden, indien de betrokken entiteit onmiddellijk voorafgaand aan dat besluit in een faillissement zou zijn geliquideerd;
b. Het daadwerkelijke verlies dat houders van eigendomsinstrumenten en schuldeisers hebben geleden als rechtstreeks en noodzakelijk gevolg van de toepassing van het afwikkelingsinstrument; en
c. of er sprake is van een verschil tussen de verliezen, bedoeld in de onderdelen a en b.
3. Bij de waardering wordt de waarde van de activa verminderd met van overheidswege verstrekte financiële steun.
4. Indien uit de waardering blijkt dat een houder van eigendomsinstrumenten of schuldeiser grotere verliezen heeft geleden dan hij zou hebben geleden in faillissement, kent de Nederlandsche Bank een vergoeding toe ter grootte van het verschil ten laste van de financieringsregeling, bedoeld in artikel 3A:138.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot berekening van de verliezen, bedoeld in het tweede lid.
Deze afdeling is van toepassing indien een besluit tot afwikkeling wordt genomen op grond van de artikelen 3A:85, 3A:86 of 3A:87.
1. De Nederlandsche Bank kan bij toepassing van het instrument van bail-in:
a. het bedrag van de door of met medewerking van een entiteit uitgegeven eigendomsinstrumenten verminderen, of deze instrumenten intrekken;
b. het bedrag van in aanmerking komende passiva van een entiteit in afwikkeling verminderen of geheel of gedeeltelijk omzetten in rechten op nieuw uit te geven eigendomsinstrumenten van die entiteit, van een moederonderneming van die entiteit die zelf een entiteit is als bedoeld in artikel 3A:78, onderdelen a, b en c, of van een overbruggingsinstelling waarop activa of passiva van die entiteit overgaan.
2. De Nederlandsche Bank kan het instrument van bail-in tevens toepassen op in aanmerking komende passiva die zijn overgegaan op een overbrugginginstelling, een entiteit voor activa- en passivabeheer of door toepassing van het instrument van overgang van de onderneming, op een verkrijger die geen overbruggingsinstelling is.
1. De Nederlandsche Bank past het instrument van bail-in niet toe op de volgende verplichtingen:
a. door zekerheid gedekte verplichtingen, met dien verstande dat het instrument van bail-in kan worden toegepast op het deel van de door zekerheid gedekte verplichting dat de waarde van het zekerheidsrecht overschrijdt;
b. elke verplichting die ontstaat doordat de entiteit activa of tegoeden van cliënten aanhoudt;
c. verplichtingen ten aanzien van banken, met uitzondering van entiteiten die tot dezelfde groep behoren, met een oorspronkelijke looptijd van minder dan zeven dagen;
d. verplichtingen met een resterende looptijd van minder dan zeven dagen jegens systemen of exploitanten van systemen die zijn aangewezen overeenkomstig richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen (PbEG 1998, L 166) of hun deelnemers die uit de deelname aan een dergelijk systeem voortvloeien;
e. verplichtingen jegens werknemers, met betrekking tot hun loon, pensioenuitkeringen of andere vaste vergoedingen, met uitzondering van de niet bij collectieve arbeidsovereenkomst geregelde variabele component van de beloning, tenzij de werknemer recht heeft op uitkering ingevolge artikel 61 van de Werkloosheidswet;
f. verplichtingen welke voortvloeien uit de levering van goederen of diensten aan de entiteit die van kritiek belang zijn voor de dagelijkse bedrijfsactiviteiten ervan; en,
g. verplichtingen uit hoofde van een zorgverzekering als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Zorgverzekeringswet.
2. De Nederlandsche Bank kan in uitzonderlijke omstandigheden besluiten het instrument van bail-in geheel of gedeeltelijk niet toe te passen op verplichtingen indien:
a. het instrument van bail-in op de verplichtingen niet binnen een redelijke termijn kan worden toegepast;
b. de uitsluiting noodzakelijk is ter voorkoming van grote maatschappelijke gevolgen of significante nadelige gevolgen voor de financiële markten of de economie;
c. de uitsluiting noodzakelijk is om de entiteit in afwikkeling in staat te stellen de essentiële kernactiviteiten voort te zetten; of
d. de toepassing van het instrument van bail-in zou leiden tot grotere verliezen voor de andere crediteuren dan bij een uitsluiting van de verplichtingen van het instrument van bail-in.
1. Onverminderd artikel 3A:94, past de Nederlandsche Bank het instrument van bail-in toe op vorderingen in de omgekeerde volgorde van de volgorde waarin deze vorderingen in faillissement op de boedel zouden worden verhaald.
2. Een door een dochteronderneming uitgegeven passivum wordt niet in grotere mate afgeschreven of tegen ongunstiger voorwaarden omgezet dan die waaronder passiva van de moederonderneming van dezelfde rang zijn afgeschreven of omgezet.
De Nederlandsche Bank kan voorschrijven dat een entiteit eigendomsinstrumenten uitgeeft aan de houders van de rechten, verkregen ingevolge de toepassing van artikel 3A:93, eerste lid, dan wel medewerking verleent aan de uitgifte daarvan. De Nederlandsche Bank kan aan de uitoefening van die rechten een termijn verbinden. Bij de uitgifte kunnen geen andere rechten worden uitgeoefend dan de rechten, bedoeld in artikel 3A:93, eerste lid.
1. De Nederlandsche Bank kan, overeenkomstig het bepaalde in het tweede en derde lid, verschillende omzettingskoersen toepassen op verschillende categorieën van passiva als bedoeld in artikel 3A:93, eerste lid, onderdeel b.
2. Een omzettingskoers biedt de betrokken schuldeiser een passende vergoeding voor het als gevolg van de toepassing van het instrument van bail-in geleden verlies.
3. Indien verschillende omzettingskoersen worden toegepast, is de omzettingskoers die van toepassing is op vorderingen die in faillissement met een hogere rang op de boedel zouden worden verhaald hoger dan de omzettingskoers die wordt toegepast op vorderingen met een lagere rang.
1. De Nederlandsche Bank regelt zo nodig de gevolgen van de besluiten op grond van de artikelen 3A:93 en 3A:96.
2. Op verzoek van de Nederlandsche Bank gaat een daartoe bevoegde persoon of instantie over tot:
a. wijziging van relevante registers;
b. toelating tot de handel op een gereglementeerde markt van nieuwe eigendomsinstrumenten;
c. hernieuwde toelating tot de handel van schuldinstrumenten waarvan de hoofdsom is verlaagd; of
d. wijziging van de statuten in geval van vermindering van het nominale bedrag van de aandelen.
Bij vermindering van het verschuldigde bedrag van een verplichting van een entiteit in afwikkeling ingevolge artikel 3A:93, eerste lid:
a. is de vermindering permanent, onverminderd artikel 3A:101;
b. resteert voor de entiteit geen verplichting in verband met het gedeelte van de hoofdsom dat is afgeschreven; en
c. worden schuldeisers in verband met het gedeelte van de hoofdsom dat is afgeschreven niet gecompenseerd, onverminderd de bevoegdheid, bedoeld in artikel 3A:93, eerste lid, om passiva om te zetten in rechten op nieuw uit te geven eigendomsinstrumenten.
1. Onverminderd artikel 3A:101 wordt, indien de Nederlandsche Bank ingevolge artikel 3A:93, eerste lid, het uitstaande verschuldigde bedrag van een verplichting van een entiteit tot nihil vermindert, de verplichting als voldaan beschouwd evenals eventuele verplichtingen of vorderingen die daaruit voortvloeien en die niet opeisbaar waren op het moment waarop de bevoegdheid werd uitgeoefend.
2. Indien de Nederlandsche Bank het uitstaande verschuldigde bedrag van een verplichting van een entiteit vermindert, maar niet tot nihil vermindert, onverminderd artikel 3A:101:
a. wordt de verplichting als voldaan beschouwd ter hoogte van het verminderde bedrag; en
b. blijven de voorwaarden van het betrokken instrument of de betrokken overeenkomst waarop de oorspronkelijke verplichting is gebaseerd, van toepassing op het resterende uitstaande verschuldigde bedrag van de verplichting, met uitzondering van een eventuele wijziging van het verschuldigde rentebedrag om de vermindering van het bedrag weer te geven, en onverminderd de toepassing van artikel 3A:122, eerste en derde lid.
1. De Nederlandsche Bank kan, indien na toepassing van het instrument van bail-in op basis van een voorlopige waardering als bedoeld in 3A:89, tweede lid, uit de definitieve waardering, bedoeld in artikel 3A:89, derde lid, blijkt dat met een beperktere vermindering van de hoofdsom van het verschuldigde bedrag had kunnen worden volstaan, de hoofdsom verhogen in overeenstemming met de definitieve waardering.
2. De Nederlandse Bank kan, indien na toepassing van het instrument van bail-in op basis van een voorlopige of definitieve waardering als bedoeld in artikel 3A:89, na een periodieke herwaardering als bedoeld in artikel 3A:90, blijkt dat met een beperktere vermindering van de hoofdsom van het verschuldigde bedrag had kunnen worden volstaan, de hoofdsom verhogen in overeenstemming met de herwaardering.
3. Indien de Nederlandsche Bank op grond van het eerste of tweede lid besluit tot verhoging van het verschuldigde bedrag dat zij aanvankelijk had verminderd tot nihil, is vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van dat besluit artikel 3A:100, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.
1. De Nederlandsche Bank past het instrument van bail-in pas toe op een passivum dat uit een derivatenpositie ontstaat, nadat deze gesloten is.
2. De Nederlandsche Bank is bevoegd derivatenovereenkomsten van een entiteit in afwikkeling te beëindigen en de bijbehorende posities te sluiten.
3. Indien derivatentransacties aan een verrekeningsbeding zijn onderworpen, wordt bij de waardering bedoeld in artikel 3A:89, eerste lid, de uit deze transacties voortvloeiende passiva op nettobasis bepaald overeenkomstig de voorwaarden van dat beding.
1. Indien de uitoefening van een ingevolge artikel 3A:93, eerste lid, verworven recht op nieuw uit te geven eigendomsinstrumenten zou leiden tot verwerving of vergroting van een gekwalificeerde deelneming in een verzekeraar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, verricht de Nederlandsche Bank de beoordeling van de aanvraag van een verklaring van geen bezwaar met inachtneming van de doelstellingen, bedoeld in artikel 3A:84. De artikelen 1:106b tot en met 1:106e zijn niet van toepassing.
2. Indien de Nederlandsche Bank nog geen beslissing op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, heeft genomen, is, met ingang van het moment waarop de eigendomsinstrumenten worden uitgegeven totdat op de aanvraag is beslist:
a. het stemrecht van de aanvrager van de verklaring van geen bezwaar voortvloeiend uit die eigendomsinstrumenten geschorst en kan dit recht alleen door de Nederlandsche Bank worden uitgeoefend; en
b. de aanvrager vrijgesteld van het bepaalde in de artikelen 3:95, 3:96, 3:99, 3:103 en 3:104.
3. Indien de Nederlandsche Bank besluit een verklaring van geen bezwaar te verlenen, wordt de houder van de eigendomsinstrumenten geacht het volledige stemrecht met betrekking tot die eigendomsinstrumenten te hebben onmiddellijk nadat het besluit is bekendgemaakt.
4. Indien de Nederlandsche Bank de aanvraag afwijst, doet de aanvrager afstand van die eigendomsinstrumenten binnen een door de Nederlandsche Bank bepaalde termijn. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.
De Nederlandsche Bank kan, tot toepassing van het instrument van overgang van de onderneming, besluiten tot overgang op een verkrijger die geen overbruggingsinstelling is, van:
a. eigendomsinstrumenten die zijn uitgegeven door of met medewerking van een entiteit in afwikkeling; of,
b. activa of passiva van een entiteit in afwikkeling.
De overgang vindt plaats onder commerciële voorwaarden, die in overeenstemming zijn met de waardering ingevolge artikel 3A:89.
Indien de Nederlandsche Bank besluit tot overgang van gedeelten van de activa of passiva van een entiteit in afwikkeling, verzoekt zij binnen een redelijke termijn de rechtbank Amsterdam om het faillissement van de entiteit uit te spreken, tenzij het mogelijke belang van het voortbestaan van het overgebleven gedeelte van de entiteit om de afwikkelingsdoelstellingen, bedoeld in artikel 3A:84 te verwezenlijken, zich daartegen verzet.
Onverminderd artikel 3A:133, komt een door de verkrijger te betalen overgangsprijs toe aan de oorspronkelijke eigenaren.
De Nederlandsche Bank kan ten aanzien van eigendominstrumenten, activa of passiva die zijn overgegaan, binnen een redelijke termijn besluiten tot overgang op de oorspronkelijke eigenaren, indien de verkrijger daarmee instemt.
Indien een overgang van eigendomsinstrumenten zou leiden tot verwerving of vergroting van een gekwalificeerde deelneming in een verzekeraar, is artikel 3A:103 van overeenkomstige toepassing.
Voor de toepassing van de artikelen 2:26c, 2:35, 2:38 en 2:39 wordt een verkrijger met zetel in een andere lidstaat beschouwd als de rechtsopvolger van de entiteit in afwikkeling en kan deze alle rechten blijven uitoefenen die door die entiteit werden uitgeoefend met betrekking tot de activa of passiva die zijn overgegaan.
1. Het lidmaatschap van of het recht op toegang tot betalings-, clearing- en afwikkelingssystemen, en gereglementeerde markten van de entiteit in afwikkeling gaat van rechtswege over op de verkrijger.
2. De verkrijger kan de aan het lidmaatschap verbonden rechten of het recht op toegang uitoefenen indien hij voldoet aan de daaraan verbonden voorwaarden, met uitzondering van de voorwaarde om te beschikken over een vereiste kredietbeoordeling door een kredietbeoordelingsbureau.
3. De Nederlandsche Bank kan bepalen dat de verkrijger voor de duur van ten hoogste twee jaar niet behoeft te voldoen aan de voorwaarde voor lidmaatschap en toegang, bedoeld in het tweede lid. De Nederlandsche Bank kan op aanvraag besluiten tot verlenging met telkens ten hoogste twee jaar.
De Nederlandsche Bank kan tot toepassing van het instrument van de overbruggingsinstelling besluiten tot overgang op een overbruggingsinstelling van:
a. eigendomsinstrumenten die zijn uitgegeven door of met medewerking van entiteiten in afwikkeling; of
b. activa of passiva van entiteiten in afwikkeling.
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de oprichting en beëindiging, de taak, de financiering, de inrichting, het bestuur en de werkwijze van een overbruggingsinstelling of van een rechtspersoon die tot taak heeft de eigendom in een overbruggingsinstelling te houden.
2. De Nederlandsche Bank kan een overbruggingsinstelling of rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid een aanwijzing geven met betrekking tot de taakuitoefening.
3. Een overbruggingsinstelling sluit geen overeenkomsten van verzekering en staat geen wijzigingen in bestaande polissen toe die kunnen leiden tot verhoging van schadelast van de instelling.
De Nederlandsche Bank kan ten aanzien van eigendominstrumenten, activa of passiva die zijn overgegaan, besluiten tot overgang op de oorspronkelijke eigenaren.
De artikelen 3A:105, 3A:104, 3A:107, 3A:109, 3A:110 en 3A:111 zijn van overeenkomstige toepassing op het instrument van de overbruggingsinstelling.
1. De overbruggingsinstelling beschikt, voor zover nodig voor de uitoefening van haar werkzaamheden, van rechtswege over een vergunning als bedoeld in de artikelen 2:26a, 2:27 of 2:48.
2. De Nederlandsche Bank kan, met het oog op de verwezenlijking van een of meer van de in artikel 3A:84 bedoelde doelstellingen, tijdelijk ontheffing verlenen van een of meer van de vereisten, bedoeld in de artikelen 2:26b, 2:31 of 2:49.
1. De Nederlandsche Bank kan tot toepassing van het instrument van afsplitsing van activa of passiva, besluiten tot overgang van activa of passiva van een entiteit in afwikkeling of van een overbruggingsinstelling op een of meer entiteiten voor activa- en passivabeheer.
2. De Nederlandsche Bank past het instrument van afsplitsing van activa of passiva uitsluitend tezamen met een ander afwikkelingsinstrument toe, en indien:
a. de situatie op de specifieke markt voor de desbetreffende activa of passiva zodanig is dat vereffening van die activa in een faillissement nadelige gevolgen voor de financiële markten kan hebben;
b. de overgang van activa of passiva noodzakelijk is voor het goede functioneren van de entiteit in afwikkeling of de overbruggingsinstelling; of
c. de overgang van activa of passiva noodzakelijk is om de opbrengst bij vereffening te maximaliseren.
3. De entiteit voor activa- en passivabeheer beheert de activa of passiva die op haar zijn overgegaan met het doel de waarde van de activa bij de uiteindelijke verkoop of liquidatie te maximaliseren.
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de oprichting en beëindiging, de taak, de financiering, het bestuur en de werkwijze van een entiteit voor activa- en passivabeheer of van een rechtspersoon die tot taak heeft de eigendom in een entiteit voor activa- en passivabeheer te houden.
2. De Nederlandsche Bank kan een entiteit voor activa- en passivabeheer of rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid een aanwijzing geven met betrekking tot de taakuitoefening.
1. De Nederlandsche Bank kan een bijzondere bestuurder bij een entiteit in afwikkeling aanstellen of de zeggenschap over een entiteit in afwikkeling overnemen.
2. De bijzondere bestuurder onderscheidenlijk de Nederlandsche Bank treedt in de rechten en bevoegdheden van de organen van de entiteit in afwikkeling en haar aandeelhouders of leden. De bijzondere bestuurder kan afwijken van uit wettelijke voorschriften of statutaire bepalingen voortvloeiende verplichtingen van het bestuur.
3. De artikelen 1:76, vijfde, zesde en achtste lid en 1:76a, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
4. Tegen een besluit van een bijzondere bestuurder kan administratief beroep worden ingesteld bij de Nederlandsche Bank.
1. De Nederlandsche Bank kan, indien dit noodzakelijk is voor de toepassing van de bevoegdheid tot toepassing van het instrument van bail-in, bij besluit de rechtsvorm van de betrokken entiteit omzetten.
2. Artikel 3A:98 is van overeenkomstige toepassing.
1. De Nederlandsche Bank kan een overeenkomst waarbij de entiteit in afwikkeling partij is, beëindigen of wijzigen, alsmede de verkrijger in de plaats stellen van de entiteit in afwikkeling als partij bij een overeenkomst.
2. De Nederlandsche Bank kan de looptijd van een door de entiteit in afwikkeling uitgegeven schuldinstrumenten en andere in aanmerking komende passiva wijzigen en het bedrag van de in het kader van dergelijke instrumenten en andere in aanmerking komende passiva verschuldigde rente of de datum waarop de rente moet worden betaald wijzigen, daaronder begrepen de verplichting tot betaling van rente opschorten. Dit is niet van toepassing op schuldinstrumenten en andere passiva die op grond van artikel 3A:94 zijn uitgesloten van bail-in.
3. De Nederlandsche Bank kan bij de toepassing van een afwikkelingsmaatregel bepalen dat eigendomsinstrumenten, activa of passiva vrij van enige bezwaring of aansprakelijkheid overgaan.
4. Artikel 3A:100 is van overeenkomstige toepassing.
1. De Nederlandsche Bank kan een betalingsverplichting of leveringsverplichting ingevolge een overeenkomst waarbij een entiteit in afwikkeling partij is, opschorten vanaf het tijdstip van de bekendmaking van het besluit tot opschorting tot 00.00 uur Nederlandse tijd aan het einde van de werkdag volgend op die bekendmaking.
2. Indien een voor de entiteit in afwikkeling op grond van een overeenkomst geldende betalingsverplichting of leveringsverplichting overeenkomstig het eerste lid wordt opgeschort, worden ook de ingevolge die overeenkomst voor de wederpartij van de entiteit in afwikkeling geldende betalingsverplichtingen en leveringsverplichtingen voor dezelfde periode opgeschort.
3. Indien tijdens de periode van opschorting uitvoering moet worden gegeven aan een betalingsverplichting of leveringsverplichting, is de betaling of levering onmiddellijk na het verstrijken van die periode opeisbaar.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op betalingsverplichtingen of leveringsverplichtingen die reeds hebben geleid tot:
a. een aan een systeem of systeemexploitant als bedoeld in artikel 212a, onderdeel b, onderscheidenlijk onderdeel q, van de Faillissementswet, een aan een centrale tegenpartij of een centrale bank gegeven overboekingsopdracht, opdracht tot verrekening of enige uit een dergelijke opdracht voortvloeiende betaling, levering, verrekening of andere rechtshandeling die benodigd is om de opdracht volledig uit te voeren; en
b. rechten en verplichtingen die voor de entiteit in afwikkeling als deelnemer ingevolge of in verband met zijn deelname aan het systeem zijn ontstaan.
1. De Nederlandsche Bank kan de bevoegdheden van schuldeisers van de entiteit in afwikkeling tot verhaal op aan de entiteit in afwikkeling toebehorende goederen, of tot opeising van goederen die zich in de macht van de entiteit in afwikkeling of een derde bevinden, beperken tot 00.00 uur Nederlandse tijd aan het einde van de werkdag volgend op de bekendmaking van het besluit daartoe.
2. De Nederlandsche Bank oefent de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid niet uit met betrekking tot een zekerheidsrecht dat is gevestigd ten behoeve van een systeem of systeemexploitant als bedoeld in artikel 212a, onderdeel b, onderscheidenlijk onderdeel q, van de Faillissementswet, centrale tegenpartijen en centrale banken, in verband met activa die de entiteit in afwikkeling bij wijze van margestorting heeft toegezegd of geleverd.
1. De Nederlandsche Bank kan de aan een derde toebehorende bevoegdheid tot beëindiging van een overeenkomst met de entiteit in afwikkeling opschorten, voor zover die entiteit voortgaat met het nakomen van de verplichtingen die voortvloeien uit de bedingen in de overeenkomst die de kern van de prestaties betreffen, alsmede met het verschaffen van zekerheden.
2. De Nederlandsche Bank kan besluiten tot opschorting van een aan een derde toebehorende bevoegdheid tot beëindiging van een overeenkomst met een dochteronderneming van de entiteit in afwikkeling indien:
a. de verplichtingen op grond van de overeenkomst door de entiteit in afwikkeling worden gegarandeerd of anderszins gewaarborgd;
b. de beëindigingsrechten op grond van de overeenkomst uitsluitend zijn gebaseerd op de insolvabiliteit of financiële positie van de entiteit in afwikkeling; en
c. met betrekking tot de entiteit in afwikkeling een besluit is of kan worden genomen tot overgang van eigendomsinstrumenten, activa of passiva en:
i. alle activa of passiva van de dochteronderneming in verband met die overeenkomst aan de verkrijger zijn of kunnen overgaan en door hem zijn of kunnen worden verkregen; of
ii. de Nederlandsche Bank op een andere wijze passende bescherming biedt voor dergelijke verplichtingen.
3. De opschorting, bedoeld in het eerste en tweede lid, werkt vanaf het tijdstip van de bekendmaking van het besluit tot 00.00 uur Nederlandse tijd aan het einde van de werkdag volgend op de bekendmaking onderscheidenlijk de tijd van de lidstaat waar de dochteronderneming is gevestigd.
4. De opschorting werkt niet ten aanzien van een systeem of systeemexploitant als bedoeld in artikel 212a, onderdeel b, onderscheidenlijk onderdeel q, van de Faillissementswet en centrale tegenpartijen.
5. Na het verstrijken van de opschortingstermijn, bedoeld in het derde lid, mogen de beëindigingsrechten overeenkomstig de voorwaarden van die overeenkomst als volgt worden uitgeoefend:
a. indien de onder de overeenkomst vallende rechten en verplichtingen op een andere entiteit zijn overgegaan, kan een wederpartij de beëindigingsbevoegdheden slechts dan uitoefenen indien zich aan de zijde van de verkrijger een afdwingingsgrond blijft voordoen of zich later voordoet;
b. indien de onder de overeenkomst vallende rechten en verplichtingen niet vallen onder de toepassing van een afwikkelingsinstrument, kan een wederpartij de beëindigingsbevoegdheden uitoefenen.
Een opschorting of beperking uit hoofde van de artikelen 3A:122, 3A:123 en 3A:124 wordt niet beschouwd als het niet nakomen van een overeenkomst.
Op verzoek van de Nederlandsche Bank past de Autoriteit Financiële Markten haar bevoegdheden op grond van artikel 4:4b of 5:32h toe om:
a. de handel door of met medewerking van de entiteit in afwikkeling uitgegeven financiële instrumenten op te doen opschorten of onderbreken; of
b. die financiële instrumenten van de handel te doen uitsluiten.
1. Een ten aanzien van een in artikel 3A:78 bedoelde entiteit getroffen maatregel als bedoeld in artikel 1:75, eerste lid, met betrekking tot een in artikel 3:288i1 bedoeld voorbereidend crisisplan, of de uitoefening van bevoegdheid op grond van dit hoofdstuk, of een gebeurtenis die daarmee rechtstreeks verband houdt, is voor de toepassing van een overeenkomst waarbij die entiteit partij is, indien deze voortgaat met zowel de voldoening aan de verplichtingen die voortvloeien uit de bedingen in de overeenkomst die de kern van de prestaties weergeven, als het verschaffen van zekerheden, geen:
a. afdwingingsgrond als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel l, van de richtlijn financiëlezekerheidsovereenkomsten;
b. grond voor uitoefening van:
1°. een recht om een overeenkomst te beëindigen;
2°. een recht om de nakoming van verplichtingen te versnellen, voortijdig te beëindigen of te verrekenen;
3°. een recht om een verplichting van een partij bij de overeenkomst op te schorten, te wijzigen, te vernietigen of nietig te verklaren; of
4°. een recht die het ontstaan belet van een verplichting uit hoofde van de overeenkomst die anders zou zijn ontstaan;
c. grond voor verwerving van het bezit van, uitoefening van de zeggenschap over of uitoefening of vestiging van een zekerheidsrecht op een goed in eigendom van de entiteit; of
d. grond voor afbreuk aan de rechten van de entiteit uit de overeenkomst.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een overeenkomst die is aangegaan door een entiteit in de groep waarvan de entiteit als bedoeld in het eerste lid deel uitmaakt en die kruiselingse tekortkomingsbepalingen bevat.
3. Het eerste lid, onderdelen a en b, is van overeenkomstige toepassing op een overeenkomst die is aangegaan door een dochteronderneming van de entiteit als bedoeld in het eerste lid en die verplichtingen omvat die door een andere entiteit in de groep waarvan de entiteit als bedoeld in het eerste lid deel uitmaakt, zijn gegarandeerd of anderszins worden gewaarborgd.
4. Een maatregel of een gebeurtenis als bedoeld in het eerste lid laat onverlet:
a. een overboekingsopdracht die is gegeven aan een systeem of systeemexploitant als bedoeld in artikel 212a, onderdeel b, onderscheidenlijk onderdeel q, van de Faillissementswet, een centrale tegenpartij of centrale bank;
b. een aan een aangewezen systeem of systeemexploitant gegeven opdracht tot verrekening, of een uit een dergelijke opdracht voortvloeiende betaling, levering, verrekening of andere rechtshandeling die benodigd is om de opdracht volledig uit te voeren; of
c. rechten en verplichtingen die voor de entiteit zijn ontstaan in verband met zijn deelname aan het systeem.
5. Dit artikel is een bepaling van bijzonder dwingend recht als bedoeld in artikel 9 van verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (PbEU 2008, L 177).
Rechtshandelingen in verband met de overgang van eigendomsinstrumenten, activa of passiva ingevolge de toepassing van een afwikkelingsmaatregel, zijn niet vernietigbaar op grond van artikel 45 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of de artikelen 42 en 47 van de Faillissementswet.
1. De volgende besluiten laten de regels en de werking van een systeem of systeemexploitant als bedoeld in artikel 212a, onderdeel b, onderscheidenlijk onderdeel q, van de Faillissementswet, onverlet:
a. een besluit tot overgang van een gedeelte van de activa of passiva van een entiteit in afwikkeling, een overbruggingsinstelling of entiteit voor activa- en passivabeheer; of
b. een besluit op grond van artikel 3A:122, om een overeenkomst waarvan een van de partijen de entiteit in afwikkeling is, te beëindigen of te wijzigen, dan wel om de ontvanger in de plaats te stellen van de entiteit in afwikkeling als partij bij een overeenkomst.
2. Een besluit als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, laat een overboekingopdracht onverlet, voor zover de uitvoering van dat besluit onverenigbaar zou zijn met het bepaalde in artikel 5 van richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen (PbEG 1998, L 166). Evenmin kan daarbij de afdwingbaarheid worden gewijzigd of teniet worden gedaan van een overboekingopdracht of verrekening overeenkomstig de artikelen 3 en 5 van die richtlijn, van het gebruik van middelen, effecten of kredietfaciliteiten overeenkomstig artikel 4 van die richtlijn of van de bescherming van zakelijke zekerheden overeenkomstig artikel 9 van die richtlijn.
Rechten die voortvloeien uit financiëlezekerheidsovereenkomsten, gedekte obligaties, gestructureerde financieringsregelingen, salderingsovereenkomsten, verrekeningsovereenkomsten en zekerheidsregelingen, worden niet aangetast door besluiten als bedoeld in artikel 3A:130.
1. Indien de Nederlandsche Bank een besluit neemt tot overgang van activa of passiva of een besluit als bedoeld in artikel 3A:130, eerste lid, onderdeel b, strekt dat besluit ten aanzien van een financiëlezekerheidsovereenkomst, salderingsovereenkomst, verrekeningsovereenkomst, of een overeenkomst die met een dergelijke overeenkomst is verbonden, niet tot:
a. overgang van slechts een gedeelte van de activa of passiva die onder de overeenkomst vallen;
b. wijziging of beëindiging van rechten of verplichtingen die worden beschermd door de overeenkomst; of
c. het in de plaats stellen van de verkrijger als partij bij de overeenkomst.
2. Indien de Nederlandsche Bank een besluit neemt als bedoeld in het eerste lid, strekt dat besluit ten aanzien van een zekerheidsregeling, of de activa of passiva die onder een zekerheidsregeling vallen, niet tot:
a. overgang van activa waarmee de verplichting is gedekt, tenzij ook wordt besloten tot overgang van de verplichting en het voordeel van de zekerheid;
b. overgang van een gedekte verplichting, tenzij ook wordt besloten tot overgang van het voordeel van de zekerheid;
c. overgang van het voordeel van de zekerheid, tenzij ook wordt besloten tot overgang van de gedekte verplichting; of
d. wijziging of beëindiging van de zekerheidsregeling, indien door die wijziging de verplichtingen niet langer zouden worden gedekt.
3. Indien de Nederlandsche Bank een besluit neemt als bedoeld in het eerste lid, strekt dat besluit tot de gezamenlijke overgang van de activa of passiva die een gestructureerde financieringsregeling of een onderdeel daarvan vormen, of gedekte obligaties.
4. Voor de toepassing van het eerste, tweede en derde lid worden onder activa of passiva mede begrepen transacties, tegen de entiteit in afwikkeling uit te oefenen nevenrechten, alsmede in verband met de overeenkomst gevestigde rechten tot zekerheid op aan de entiteit in afwikkeling of derden toebehorende activa, andere rechten tot zekerheid en voorrechten op die activa.
5. Een overgang, beëindiging of wijziging in strijd met het eerste, tweede of derde lid, is niet nietig of vernietigbaar.
1. De Nederlandsche Bank kan kosten die in verband met het nemen van een afwikkelingsmaatregel zijn gemaakt:
a. in mindering brengen op de vergoedingen die een verkrijger voor eigendomsinstrumenten, activa of passiva aan de oorspronkelijke eigenaren betaalt;
b. verhalen op de entiteit in afwikkeling; of
c. verhalen op de opbrengsten die voortvloeien uit de beëindiging van het functioneren van een overbruggingsinstelling of een entiteit voor activa- en passivabeheer.
2. Indien de Nederlandsche Bank de kosten verhaalt overeenkomstig het eerste lid, onderdeel b of c, is haar vordering op gelijke wijze bevoorrecht als de vorderingen, bedoeld in artikel 288 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.
3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op kosten die door een verkrijger in verband met een vermindering of omzetting als bedoeld in artikel 3A:93, eerste lid, zijn gemaakt met betrekking tot bepaalde eigendomsinstrumenten, activa of passiva, in verband met het feit dat die zich bevinden in een andere lidstaat of een staat die geen lidstaat is of worden beheerst door het recht van een staat die geen lidstaat is.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over het in het belang van de afwikkeling verwerken van persoonsgegevens. Bij die maatregel kan worden bepaald dat bij de verwerking van persoonsgegevens het burgerservicenummer kan worden gebruikt.
1. In afwijking van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht, bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen een besluit van de Nederlandsche Bank op grond van de artikelen 3A:85 en 3A:86 tien dagen.
2. In afwijking van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht, is het beroep niet-ontvankelijk indien niet is voldaan aan artikel 6:5, eerste lid, onderdeel d, van die wet.
3. Na afloop van de termijn voor het instellen van beroep kunnen geen beroepsgronden meer worden aangevoerd.
4. In afwijking van artikel 8:41, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bedraagt de termijn binnen welke de bijschrijving of storting van het verschuldigde griffierecht dient plaats te vinden, twee weken.
5. De bestuursrechter behandelt de zaak op versnelde wijze overeenkomstig artikel 8:52, tweede lid, onderdelen b tot en met f, en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Afdeling 8.2.4 van die wet blijft buiten toepassing.
6. De bestuursrechter doet uitspraak uiterlijk op de veertiende dag nadat het beroepschrift is ontvangen. Indien met toepassing van artikel 8:14, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht twee of meer zaken gevoegd worden behandeld, doet de bestuursrechter uitspraak uiterlijk op de veertiende dag na ontvangst van het laatst ontvangen beroepschrift.
Bij de beoordeling van een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, met betrekking tot een besluit ingevolge dit hoofdstuk, met uitzondering van afdeling 3A.2.2, gaat de voorzieningenrechter uit van het rechtsvermoeden dat opschorting van de uitvoering van het besluit tegen het algemeen belang indruist.
De bestuursrechter geeft, indien een beroep tegen een besluit ingevolge dit hoofdstuk, met uitzondering van afdeling 3A.2.2, gegrond wordt verklaard, toepassing aan artikel 8:72, derde lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht, indien dit noodzakelijk is ter bescherming van de belangen van te goeder trouw handelende derden die ingevolge het besluit andere eigendomsinstrumenten, activa, rechten of passiva van de entiteit in afwikkeling hebben verkregen.
1. Ten behoeve van de financiering van afwikkeling van verzekeraars kunnen bijdragen worden geheven van verzekeraars met zetel in Nederland en bijkantoren in Nederland van verzekeraars met zetel in een staat die geen lidstaat is, niet zijnde verzekeraars met beperkte risico-omvang.
2. De hoogte van de bijdrage wordt bepaald op basis van de omvang van de technische voorzieningen van de verzekeraar. De Nederlandsche Bank stelt de hoogte van de bijdragen vast, die worden voldaan binnen een door de Nederlandsche Bank vastgestelde termijn.
3. De financieringsregeling kan worden aangewend voor de volgende doeleinden:
a. indien uit de waardering, bedoeld in artikel 3A:91, blijkt dat de houder van eigendomsinstrumenten of schuldeiser grotere verliezen heeft geleden dan hij zou hebben geleden, indien de entiteit onmiddellijk voorafgaand aan dat besluit in faillissement zou zijn geliquideerd, een bedrag voldoen aan de houder van eigendomsinstrumenten of schuldeiser ter grootte van dat verschil.
b. indien toepassing is gegeven aan artikel 213ma van de Faillissementswet en de boedel ontoereikend is om aan de schuldeisers het bedrag uit te keren dat zij zouden hebben ontvangen indien geen tussentijdse uitkeringen waren gedaan, een bedrag aan de boedel te voldoen om de boedel daarvoor wel toereikend te maken;
c. het bijdragen aan operationele kosten ten behoeve van een effectieve toepassing van de afwikkelingsinstrumenten.
4. De financieringsregeling wordt niet aangewend:
a. om de verliezen van een entiteit of groep op te vangen of om een entiteit of groep te herkapitaliseren;
b. om de activa of verplichtingen van de entiteit of groep in afwikkeling, een overbruggingsinstelling of een vehikel voor activabeheer te garanderen; of
c. ter financiering van een overbruggingsinstelling of een vehikel voor activabeheer.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot het eerste en tweede lid.
PP
Artikel 6:2, zevende lid, komt te luiden:
7. Onverminderd artikel 6:5a, worden door een onteigening op grond van het eerste lid de bevoegdheden die voortvloeien uit een verrekenbeding in een overeenkomst met betrekking tot financiële instrumenten niet aangetast.
De bijlage behorend bij artikel 1:79 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de opsomming van artikelen uit het deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen vervallen «3:151, derde lid», «3:153», «3:155, eerste en derde lid», «3:156, zesde en tiende lid», «3:158, derde en vierde lid», «3:159ai, tweede en derde lid», «3:175, derde lid» en «3:196».
2. In de opsomming van artikelen uit het deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen wordt in de numerieke volgorde ingevoegd: 3:57b.
3. In de opsomming van artikelen uit het deel Bijzondere maatregelen en voorziening betreffende financiële ondernemingen wordt in de numerieke volgorde telkens ingevoegd: «3A:83, tweede lid» en «3A:138, tweede lid».
RR
De bijlage behorend bij artikel 1:80 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de opsomming van artikelen uit het deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen vervallen «3:151, derde lid», «3:153», «3:155, eerste en derde lid», «3:156, zesde en tiende lid», «3:158, derde en vierde lid», «3:159ai, tweede en derde lid», «3:175, derde lid» en «3:196».
2. In de opsomming van artikelen uit het deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen wordt in de numerieke volgorde ingevoegd: 3:57b.
3. In de opsomming van artikelen uit het deel Bijzondere maatregelen en voorziening betreffende financiële ondernemingen wordt in de numerieke volgorde telkens ingevoegd: «3A:83, tweede lid» en «3A:138, tweede lid».
De Wet bekostiging financieel toezicht wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid, onderdeel a en b, wordt «bedoeld in onderdeel c» vervangen door: bedoeld in onderdelen c en d.
2. Aan het derde lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door puntkomma, na onderdeel c een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. de overige kosten die verband houden met het voorbereiden van de afwikkeling van verzekeraars in de zin van hoofdstuk 3A.2 van de Wet op het financieel toezicht.
B
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt «aan de in bijlage II, III en IV opgenomen toezichtcategorieën van die toezichthouder» vervangen door: aan de in bijlage II, III, IV en V opgenomen toezichtcategorieën van die toezichthouder
2. Het zesde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a en b wordt «met uitzondering van het exploitatiesaldo, bedoeld in de onderdelen c en d» vervangen door: met uitzondering van het exploitatiesaldo, bedoeld in de onderdelen c, d en e.
b. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door puntkomma, wordt na onderdeel d een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. het deel van het exploitatiesaldo dat verband houdt met het afwikkelen van verzekeraars in de zin van hoofdstuk 3A.2 Afwikkeling van verzekeraars van de Wet op het financieel toezicht.
C
In artikel 11, eerste lid, onderdeel b wordt «genoemd in bijlage II, III of IV» vervangen door: bijlage II, III, IV of V.
D
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het zesde tot en met het tiende lid tot zevende tot en met het elfde lid, wordt na het vijfde lid een lid ingevoegd, luidende:
6. De kosten die aan de in bijlage V, onderdeel «Toezichthouder: De Nederlandsche Bank» opgenomen toezichtcategorieën worden doorberekend, zijn in enig jaar gelijk aan het resultaat van:
a. het totaal van de overige kosten, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel d, zoals opgenomen in de voor het desbetreffende jaar vastgestelde en goedgekeurde begroting van de Nederlandsche Bank, verminderd met
b. het deel van de opbrengsten uit dwangsommen of bestuurlijke boetes dat overeenkomstig artikel 7, vierde lid, is toegerekend aan de in bijlage V opgenomen toezichtcategorie, en verminderd of verhoogd met
c. het deel van het exploitatiesaldo, bedoeld in artikel 7, zesde lid, onderdeel e.
2. In het eerste, achtste (nieuw) en negende lid (nieuw) wordt «bijlage II, III of IV» vervangen door: bijlage II, III, IV of V.
E
In artikel 14, eerste lid, wordt «bijlage II, III of IV» vervangen door: bijlage II, III, IV of V
F
Na bijlage IV wordt een bijlage toegevoegd, luidende:
Toezicht-categorie |
Procentueel aandeel |
Personen |
Wetsverwijzing |
Maatstaf |
---|---|---|---|---|
Verzekeraars niet zijnde zorgverzekeraars |
86% |
a. Verzekeraar waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:26a, eerste lid, Wft, artikel 2:26d, eerste lid, Wft, artikel 2:27, eerste lid, Wft, artikel 2:40, eerste lid, Wft, niet zijnde een zorgverzekeraar als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Zorgverzekeringswet waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, Wft of artikel 2:50, eerste lid, Wft. b.Entiteiten voor risico-acceptatie waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:54a of 2:54d van de Wft. c. Entiteiten voor risico-acceptatie met zetel in een staat die geen aangewezen staat is, die een verklaring hebben overgelegd als bedoeld in artikel 2:54f van de Wft. |
artikel 1 PWartikel 1 Wvb artikel 2:26a Wft artikel 2:26d Wft artikel 2:27 Wft artikel 2:40 Wft artikel 2:50 Wft artikel 2:54a Wft artikel 2:54d Wft artikel 2:54f Wft |
Omvang technische voorziening |
Zorgverzekeraars |
14% |
Zorgverzekeraars als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Zorgverzekeringswet waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, van de Wft. |
artikel 2:27, eerste lid, Wft |
Omvang technische voorziening |
100% |
Het Burgerlijk Wetboek wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 80, tweede lid, van Boek 3, wordt «, door de goedkeuring van een overdrachtsplan als bedoeld in de artikelen 3:159l, 3:159p en 3:159s van de Wet op het financieel toezicht, en door toepassing van een afwikkelingsinstrument als bedoeld in de artikel 3A:1, onderdelen a, b en c, van die wet» vervangen door: en door toepassing van een afwikkelingsinstrument als bedoeld in de artikelen 3A:1, onderdelen a, b en c, en 3A:77, onderdelen b, c en d, van de Wet op het financieel toezicht.
B
Artikel 666, eerste lid, van Boek 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Na de puntkomma in onderdeel a wordt ingevoegd: of.
2. Onderdeel b komt te luiden:
b. de werkgever een entiteit is als bedoeld in artikel 3A:2 of artikel 3A:78 van de Wet op het financieel toezicht en ten aanzien van die werkgever het instrument van overgang van de onderneming, het instrument van de overbruggingsinstelling of het instrument van afsplitsing van activa, bedoeld in artikel 3A:28, 3A:37, 3A:41, 3A:104, 3A:112, onderscheidenlijk 3A:117 van de Wet op het financieel toezicht wordt toegepast; of
3. Onderdeel c vervalt onder vervanging van «; of» aan het slot van onderdeel b door een punt.
De Faillissementswet wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 212hc vervalt.
B
Artikel 212hg komt te luiden:
C
Na artikel 212hg worden drie artikelen ingevoegd luidende:
1. De rechtbank kan tegelijk met het uitspreken van het faillissement, of daarna op verzoek van de curator aan de curator een machtiging verlenen die strekt tot het doen overgaan aan een derde van het geheel of een gedeelte van de verbintenissen van de bank, welke zij in de uitoefening van het bedrijf van bank tot het ter beschikking krijgen van gelden is aangegaan.
2. De toestemming of medewerking van een ander dan de derde is niet vereist.
1. De rechtbank kan tegelijk met het uitspreken van het faillissement, of daarna op verzoek van de curator, aan de curator een machtiging verlenen die strekt tot wijziging, bij de overgang van verbintenissen die de bank met zetel in Nederland in de uitoefening van haar bedrijf als bank tot het ter beschikking verkrijgen van gelden is aangegaan, van die verbintenissen, met dien verstande dat de bedingen in overeenkomsten waaruit de volgende vorderingen voortvloeien daarbij niet kunnen worden gewijzigd:
a. vorderingen die door pand of hypotheek op goederen van de bank zijn gedekt;
b. termijnen van huurkoop;
c. vorderingen tot nakoming van financiëlezekerheidsovereenkomst als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de richtlijn financiëlezekerheidsovereenkomsten; of
d. de verplichtingen die voortvloeien uit corresponderende posities en daarmee samenhangende cliëntposities als bedoeld in hoofdstuk 3b van de Wet giraal effectenverkeer, alsmede de verplichtingen met betrekking tot het stellen van zekerheid in verband met de betreffende derivatenposities, voor wat betreft de verplichtingen jegens cliënten beperkt tot de verplichtingen die kunnen worden voldaan uit het derivatenvermogen, bedoeld in artikel 49g, eerste lid, van die wet.
2. De verbintenissen kunnen overgaan met uitsluiting van enig met deze rechten en verplichtingen samenhangend recht op schadevergoeding.
3. Indien de curator na het uitspreken van het faillissement het verzoek doet, behandelt de rechtbank het verzoek met de meeste spoed op een niet openbare terechtzitting op de voet van rechtspleging in burgerlijke zaken. De Nederlandsche Bank N.V. wordt gehoord.
4. Indien de rechtbank de machtiging verleent, bepaalt de rechtbank de duur van de machtiging op ten hoogste anderhalf jaar. De curator kan verlenging van de geldigheidsduur voor telkens ten hoogste anderhalf jaar verzoeken. Zolang bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de machtiging op een verzoek tot verlenging niet is beschikt, wordt de machtiging gehandhaafd.
5. Indien een curator voornemens is over te gaan tot overdracht van verbintenissen die een bank met zetel in Nederland in de uitoefening van haar bedrijf als bank tot het ter beschikking verkrijgen van gelden heeft aangegaan, vraagt hij daaromtrent advies van De Nederlandsche Bank N.V.. Indien de curator toestemming als bedoeld in artikel 176 vraagt, legt hij daarbij dit advies over.
1. Zodra de overgang van rechten en verplichtingen heeft plaatsgevonden, maakt de curator de overgang en, ingeval de overeenkomst is gewijzigd, de wijzigingen bekend door plaatsing in de Staatscourant en in ten minste drie dagbladen die door de rechtbank kunnen zijn aangewezen. Ingeval de rechtbank geen dagbladen heeft aangewezen, kan de curator de overgang en de wijzigingen ook op andere wijze bekendmaken.
2. De overdracht en de wijzigingen worden ten aanzien van alle andere belanghebbenden dan de bank en de derde van kracht met ingang van de tweede dag, volgende op die van de dagtekening van de Staatscourant waarin de bekendmaking is geplaatst.
3. De Nederlandsche Bank N.V. deelt de overdracht en de wijzigingen mede aan de toezichthoudende instanties waar een bijkantoor van de bank is gelegen of waarnaar hij diensten verricht vanuit zijn vestigingen in lidstaten.
D
Artikel 212hi komt te luiden:
E
De artikelen 212hj tot en met 212hr vervallen.
F
Artikel 212l komt te luiden:
G
De artikelen 212m en 212ma vervallen.
H
In artikel 212o, eerste lid, vervalt: en, indien de verklaring als bedoeld in artikel 3:160, eerste of tweede lid, of artikel 3:206, eerste of tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht is ingetrokken, van die intrekking,.
I
In artikel 213 vervalt onderdeel o, en de onderdelen p, q, en r wordt geletterd o, p en q.
J
Artikel 213abis komt te luiden:
1. De Nederlandsche Bank N.V. kan de rechtbank Amsterdam verzoeken ten aanzien van een verzekeraar het faillissement uit te spreken indien is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel, 3A:85, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet op het financieel toezicht.
2. De omstandigheid dat De Nederlandsche Bank N.V. de vergunning van een verzekeraar heeft ingetrokken, staat niet eraan in de weg dat ten aanzien van die verzekeraar toepassing wordt gegeven aan deze afdeling.
3. Een ander dan De Nederlandsche Bank N.V. kan niet het faillissement van een verzekeraar die een door De Nederlandsche Bank N.V. verleende vergunning heeft of heeft gehad aanvragen.
4. De Nederlandsche Bank N.V. overlegt bij het verzoek, bedoeld in het eerste lid, een advies over de uitvoering van het faillissement door de curator.
K
Artikel 213ac vervalt.
L
Na artikel 213ad wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De rechtbank is bevoegd inzage te nemen of te doen nemen, door daartoe door haar aangewezen deskundigen, van zakelijke gegevens en bescheiden van de betrokken verzekeraar.
2. Degene die de gegevens onder zich heeft, verstrekt de gegevens en bescheiden binnen een door de rechtbank te bepalen termijn.
M
Artikel 213af, eerste lid, komt te luiden:
1. De verzekeraar kan, na in de gelegenheid te zijn gesteld te worden gehoord, zich verweren tegen het oordeel van De Nederlandsche Bank N.V. dat zich een situatie als bedoeld in artikel 213a bis voordoet.
N
In artikel 213ag vervalt het tweede en derde lid, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot tweede en derde lid.
O
Na artikel 213ag worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
1. De rechtbank kan tegelijk met het uitspreken van het faillissement, of daarna op verzoek van de curator aan de curator een machtiging verlenen die strekt tot het doen overgaan aan een derde van rechten en verplichtingen krachtens overeenkomst van verzekering die de verzekeraar heeft gesloten.
2. De toestemming of medewerking van een ander dan de derde is niet vereist.
1. De rechtbank kan tegelijk met het uitspreken van het faillissement, of daarna op verzoek van de curator, aan de curator een machtiging verlenen die strekt bij de overgang op een derde van rechten en verplichtingen krachtens overeenkomst van verzekering die de verzekeraar heeft gesloten, tot wijziging van die overeenkomst van verzekering.
2. De rechten en verplichtingen kunnen overgaan met uitsluiting van enig met de rechten en verplichtingen samenhangend recht op schadevergoeding.
3. Een wijziging als bedoeld in het eerste lid die betrekking heeft op een levensverzekering kan niet tot gevolg hebben dat aan verzekeringnemers meer verplichtingen worden opgelegd.
4. Ingeval de curator na het uitspreken van het faillissement het verzoek doet, behandelt de rechtbank het verzoek met de meeste spoed op een niet openbare terechtzitting op de voet van rechtspleging in burgerlijke zaken. De Nederlandsche Bank N.V. wordt gehoord.
5. Indien de rechtbank de machtiging verleent, bepaalt de rechtbank de duur van de machtiging op ten hoogste anderhalf jaar. Voor het verstrijken van de termijn kan de curator verlenging van de geldigheidsduur voor telkens ten hoogste anderhalf jaar verzoeken. Zolang bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de machtiging op een verzoek tot verlenging niet is beschikt, wordt de machtiging gehandhaafd.
6. Indien een curator voornemens is over te gaan tot overgang van rechten en verplichtingen krachtens overeenkomst van verzekering, vraagt hij daaromtrent advies van De Nederlandsche Bank N.V.. Indien de curator toestemming als bedoeld in artikel 176 vraagt, legt hij daarbij dit advies over.
1. Zodra de overgang van rechten en verplichtingen heeft plaatsgevonden, maakt de curator de overgang en, ingeval de overeenkomst is gewijzigd, de wijzigingen bekend door plaatsing in de Staatscourant en in ten minste drie dagbladen, die door de rechtbank kunnen zijn aangewezen.
2. De overgang en de wijzigingen worden ten aanzien van alle andere belanghebbenden dan de verzekeraar en de derde van kracht met ingang van de tweede dag, volgende op die van de dagtekening van de Staatscourant waarin de bekendmaking is geplaatst.
3. De Nederlandsche Bank N.V. deelt de overgang en de wijzigingen mede aan de toezichthoudende instanties waar een bijkantoor van de verzekeraar is gelegen of waarnaar hij diensten verricht vanuit zijn vestigingen in lidstaten.
P
Artikel 213ah komt te luiden:
Q
Artikel 213ai tot en met artikel 213aq vervalt.
R
Artikel 213e komt te luiden:
S
Artikel 213f vervalt.
T
Artikel 213g wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «beslissing tot faillietverklaring» vervangen door: vonnis tot faillietverklaring en van de machtiging, bedoeld in artikel 212ag bis, eerste lid.
2. In het tweede lid wordt na «vonnis tot faillietverklaring» ingevoegd: , van de overgang, bedoeld in artikel 213aga, en van de machtiging, bedoeld in artikel 212agb.
U
In artikel 213i wordt na «vonnis tot faillietverklaring» ingevoegd: , van de overgang, bedoeld in artikel 213aga, en van de machtiging, bedoeld in artikel 212agb, eerste lid,.
V
Na artikel 213k worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
1. Indien de wederpartij van de verzekeraar zich heeft verbonden tot het betalen van premie in termijnen en zij op het tijdstip van faillietverklaring de laatste termijn nog niet heeft voldaan en indien tevens een onzeker voorval waarop de overeenkomst van verzekering betrekking heeft zich op dat tijdstip nog kan voordoen, kan de curator eigener beweging of op schriftelijk verzoek van de wederpartij met toestemming van de rechter-commissaris verklaren of de overeenkomst wordt nagekomen, en, zo ja, of de wederpartij de voldoening van premies kan opschorten dan wel dat zij dient door te gaan met de voldoening van de premies. Artikel 37 is niet van toepassing.
2. Indien de voldoening van de premies wordt opgeschort, wordt, ingeval de verzekering een spaarelement bevat, de verhoging van het gespaarde bedrag dienovereenkomstig opgeschort.
3. Indien de curator verklaart dat de overeenkomst wordt nagekomen en de rechten en verplichtingen krachtens de overeenkomst van verzekering nadien niet overgaan op een derde, en indien tevens de wederpartij na de verklaring premies heeft voldaan, heeft, ingeval de verzekering een spaarelement bevat, de wederpartij een vordering tot teruggave van de na de verklaring voldane premies, voor zover deze premies niet hebben geleid tot een evenredige verhoging van het gespaarde bedrag na de verklaring. Ingeval de premies zijn voldaan aan de boedel, is de verplichting tot teruggave van de premies boedelschuld. Ingeval de na de verklaring voldane premies hebben geleid tot een evenredige verhoging van het gespaarde bedrag, is deze verhoging boedelschuld.
4. De rechter-commissaris kan de toestemming, bedoeld in het eerste lid, zowel per overeenkomst als voor een groep overeenkomsten geven.
1. De curator kan eigener beweging of op schriftelijk verzoek van de wederpartij met toestemming van de rechter-commissaris de verzekering beëindigen met inachtneming van een termijn van drie maanden, indien:
a. de wederpartij van de verzekeraar op het tijdstip van de faillietverklaring aan haar verplichting tot het betalen van premie volledig heeft voldaan;
b. het een verzekering betreft op grond waarvan alleen dan een uitkering wordt gedaan indien zich een onzeker voorval voordoet voorafgaand aan een in de overeenkomst bepaald tijdstip; en
c. een onzeker voorval waarop de verzekering betrekking heeft zich nog kan voordoen.
2. Artikel 213ka, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
1. In afwijking van artikel 131, tweede lid, worden vorderingen uit hoofde van een verzekering, vervallende na de dag waarop het faillissement is aangevangen, geverifieerd voor de waarde die zij hebben op de dag van de aanvang van het faillissement.
2. In afwijking van het eerste lid worden vorderingen uit hoofde van een verzekering, vervallende na de dag waarop het faillissement is aangevangen, op grond een overeenkomst waarbij de wederpartij van de verzekeraar zich heeft verbonden tot het betalen van premie in termijnen en de wederpartij op het tijdstip van de faillietverklaring de laatste termijn nog niet heeft voldaan, geverifieerd voor de waarde die zij hebben op de dag van de verificatie.
3. Een vordering ter zake van de verwezenlijking na de faillietverklaring van een risico dat is verzekerd krachtens een overeenkomst van verzekering wordt geverifieerd voor haar waarde op de dag dat het risico zich verwezenlijkt.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de waardering van activa en passiva in geval van een faillietverklaring op grond van deze afdeling.
W
Artikel 213m, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
h. de vorderingen tot vergoeding van de schade die schuldeisers met een vordering als bedoeld in de onderdelen a en e lijden doordat de bedragen die zij hebben ontvangen uit hoofde van die vorderingen niet toereikend zijn om hen te brengen in de toestand waarin zij zouden hebben verkeerd indien de verzekeraar niet in staat van faillissement was verklaard.
2. In het derde lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. de vorderingen tot vergoeding van de schade die schuldeisers met een vordering als bedoeld in de onderdeel d lijden doordat de bedragen die zij hebben ontvangen uit hoofde van die vorderingen niet toereikend zijn om hen te brengen in de toestand waarin zij zouden hebben verkeerd indien de verzekeraar niet in staat van faillissement was verklaard.
X
Na artikel 213m worden elf artikelen ingevoegd, luidende:
1. De curator vraagt de rechter-commissaris toestemming voor het doen van tussentijdse periodieke uitkeringen onderscheidenlijk een eenmalige uitkering voorafgaand aan de slotuitdeling, op opeisbare vorderingen:
a. betreffende uitkeringen, ontstaan krachtens overeenkomsten van levensverzekering;
b. ontstaan krachtens overeenkomsten van schadeverzekering betreffende uitkeringen ter zake van letsel, ziekte of overlijden van natuurlijke personen;
c. betreffende reeds vervallen termijnen ter zake van pensioenen, toegezegd aan werknemers of gewezen werknemers van de verzekeraar of aan hun nabestaanden;
d. ontstaan krachtens overeenkomsten van verzekering anders dan die, bedoeld in de onderdelen a tot en met c, indien deze het bedrag van € 12.500 te boven gaan, en indien het verzekerde risico zich heeft verwezenlijkt voorafgaand aan de negentigste dag na de faillietverklaring.
2. Onder een vordering als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan een vordering die een begunstigde heeft doordat hij voorafgaand aan de faillietverklaring gebruik heeft gemaakt van zijn recht de verzekering of het pensioen geheel of gedeeltelijk door de verzekeraar te doen afkopen.
3. De curator doet het verzoek, bedoeld in het eerste lid, met betrekking tot vorderingen die reeds voor de dag van de faillietverklaring opeisbaar zijn geworden, uiterlijk op de negentigste dag na de faillietverklaring.
4. De curator vraagt de rechter-commissaris op verzoek van de begunstigde of de verzekeringnemer tevens toestemming voor het doen van een tussentijdse uitkering voorafgaand aan de slotuitdeling op een vordering die een schuldeiser heeft doordat degene die het recht heeft de verzekering of het pensioen geheel of gedeeltelijk door de verzekeraar af te doen kopen van dat recht na de faillietverklaring gebruik heeft gemaakt, indien het eerst na de verificatievergadering doen van een uitkering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbare gevolgen zou hebben.
5. Indien het risico zich na de faillietverklaring heeft verwezenlijkt, vraagt de curator slechts toestemming indien de vordering ter verificatie is ingediend.
6. De curator vraagt tevens toestemming met betrekking tot de hoogte, en, in geval van periodieke uitkeringen, de frequentie daarvan.
In afwijking van artikel 213ma vraagt de curator geen toestemming voor het doen van een tussentijdse uitkering als bedoeld in artikel 213ma voorafgaand aan de slotuitdeling op:
a. vorderingen die het Zorginstituut ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet gehouden is te voldoen aan de verzekerde;
b. vorderingen van het Zorginstituut waarin dat instituut op grond van artikel 31, tweede lid, van de Zorgverzekeringswet is gesubrogeerd;
c. vorderingen van een benadeelde als bedoeld in artikel 1 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen die ter zake van dezelfde schade ingevolge artikel 25, eerste lid, onderdeel d, van die wet een recht op schadevergoeding geldend kan maken tegen het Waarborgfonds Motorverkeer;
d. vorderingen tot verhaal die het Waarborgfonds Motorverkeer op grond van artikel 27, eerste lid, tweede alinea, tweede zin, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen heeft;
e. vorderingen die ontstaan, dan wel opeisbaar of onvoorwaardelijk zijn geworden louter door of in verband met het aanvragen van het faillissement of de faillietverklaring dan wel door een handelen of nalaten van de curator; en
f. vorderingen waarbij voor het ontstaan dan wel het opeisbaar of onvoorwaardelijk worden wilsovereenstemming met de verzekeraar of een wilsuiting van een derde is vereist, en die wilsovereenstemming of wilsuiting eerst na de faillietverklaring plaatsvindt.
1. In zijn verzoek maakt de curator aannemelijk dat het percentage dat de desbetreffende schuldeisers op hun vordering ontvangen als gevolg van de tussentijdse uitkering of de wijziging is gebaseerd op een prudente schatting van het percentage dat de schuldeisers op hun vordering zouden hebben ontvangen na de verificatievergadering indien geen tussentijdse uitkeringen waren gedaan onderscheidenlijk deze niet waren gewijzigd.
2. De rechter-commissaris geeft toestemming tenzij hij oordeelt dat de curator het bepaalde in het eerste lid niet aannemelijk heeft gemaakt.
1. De curator doet de tussentijdse uitkeringen waarvoor de rechter-commissaris toestemming heeft gegeven.
2. In afwijking van het eerste lid doet de curator, indien tot aan de faillietverklaring op vorderingen, bedoeld in artikel 213ma, eerste lid, aanhef en onderdeel a tot en met d, een of meer periodieke uitkeringen zijn gedaan, zonder toestemming van de rechter-commissaris tussentijdse uitkeringen totdat de rechter-commissaris heeft beslist op een verzoek om toestemming dat is gedaan gedurende de eerste negentig dagen na de dag van de faillietverklaring, per periode voor hetzelfde bedrag als het bedrag dat de schuldeiser voorafgaand aan de faillietverklaring in eenzelfde periode ontving.
1. De curator vraagt toestemming voor het doen van een uitkering als bedoeld in artikel 213ma aan ten behoeve van:
a. natuurlijke personen; en
b. rechtspersonen die op het tijdstip dat de vordering opeisbaar wordt een micro-onderneming of kleine onderneming drijven als bedoeld in artikel 3, eerste onderscheidenlijk tweede lid van de richtlijn 2014/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad.
2. De curator doet aan een schuldeiser die niet een persoon is als bedoeld in het eerste lid een uitkering indien de rechter-commissaris op verzoek van die schuldeiser of een belanghebbende daartoe beslist. De rechter-commissaris beslist daartoe indien het eerst na de verificatievergadering doen van een uitkering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbare gevolgen zou hebben.
1. Een belanghebbende die van oordeel is dat de curator in strijd met artikel 213ma of 213me, eerste lid, geen toestemming aan de rechter-commissaris vraagt voor het doen van een tussentijdse uitkering, kan de rechter-commissaris verzoeken de curator te bevelen een tussentijdse uitkering te doen.
2. De rechter-commissaris beslist, na de curator te hebben gehoord, binnen drie dagen.
3. Wanneer de rechter-commissaris het verzoek toewijst, bepaalt hij tevens de hoogte van de tussentijdse uitkering, en, in geval van periodieke uitkeringen, de frequentie daarvan.
Artikel 213ma is niet van toepassing indien een schuldeiser een vordering heeft als bedoeld in artikel 213ma op zowel de verzekeraar die in staat van faillissement is verklaard als een andere verzekeraar ter zake van dezelfde schade.
1. Indien het bedrag dat een schuldeiser aan tussentijdse periodieke uitkeringen heeft ontvangen groter is dan het bedrag waarvoor zijn vordering wordt geverifieerd, en voorafgaand aan de verificatievergadering vorderingen uit hoofde van verzekering zijn overgedragen aan een overnemer, heeft de curator, indien hij niet anders is overeengekomen met de overnemer, ter zake van het bedrag dat hij niet meer kan verrekenen doordat de vorderingen uit hoofde van verzekering en activa zijn overgedragen, een vordering op de overnemer.
2. De overnemer kan het bedrag dat hij op de vordering, bedoeld in het eerste lid, heeft voldaan aan de curator, in termijnen in mindering brengen op de uitkeringen die hij is verschuldigd uit hoofde van de op hem overgegane overeenkomst van verzekering met de desbetreffende schuldeiser.
Voor zover de boedel een vordering heeft op een schuldeiser omdat deze aan tussentijdse uitkeringen meer heeft ontvangen dan het bedrag waarvoor zijn vordering wordt geverifieerd, is deze vordering nihil, tenzij een schuldeiser meer aan tussentijdse uitkeringen heeft ontvangen dan het bedrag waarvoor zijn vordering wordt geverifieerd doordat hij niet te goeder trouw is.
De curator kan met toestemming van de rechter-commissaris een tussentijdse periodieke uitkering beëindigen of de hoogte of de frequentie daarvan wijzigen.
In afwijking van artikel 67:
a. kan beroep tegen een beschikking van de rechter-commissaris waarbij toestemming voor het doen van een tussentijdse uitkering wordt gegeven of geweigerd of waarbij een bevel als bedoeld in artikel 213mf wordt gegeven worden ingesteld door de belanghebbende wiens vordering het betreft, de curator en De Nederlandsche Bank N.V..
b. beslist de rechtbank na verhoor of behoorlijke oproeping van de belanghebbende, de curator en De Nederlandsche Bank N.V.; en
c. wordt de beschikking door de rechtbank in hoogste ressort gewezen.
Y
In artikel 213gg vervalt «213f,».
De Algemene wet bestuursrecht wordt gewijzigd als volgt:
A
In bijlage 1 komt onderdeel a van de zinsnede met betrekking tot de Wet op het financieel toezicht te luiden:
a. de artikelen 3A:17 tot en met 3A:19, 3A:85 en 3A:86;
B
Bijlage 2 wordt gewijzigd als volgt:
1. In artikel 1 komt de zinsnede met betrekking tot de Wet op het financieel toezicht te luiden:
a. een bindende aanbeveling van een toezichthouder aan de andere toezichthouder
b. de artikelen 1:75, eerste en tweede lid, en 1:76, eerste en derde lid
c. artikel 3A:56
d. artikel 3A:127
e. de artikelen 6:1 en 6:2, voor zover het betreft een weigering om een besluit te nemen of het niet tijdig nemen van een besluit
2. In artikel 4 wordt in onderdeel a van de zinsnede met betrekking tot de Wet op het financieel toezicht na «de artikelen 3A:17 tot en met 3A:19,» ingevoegd: 3A:85 en 3A:86
3. In artikel 11 wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet op het financieel toezicht, aan het slot van onderdeel a ingevoegd: , 3A:85 en 3A:86.
De Pensioenwet wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 1 wordt in de definitie van afkoop: «artikel 3:160 van de Wet op het financieel toezicht» vervangen door: artikel 3A:85 van de Wet op het financieel toezicht
B
Artikel 72, onderdeel b, eerste subonderdeel, komt te luiden:
1°. ten aanzien waarvan een besluit als bedoeld in artikel 3A:85 van de Wet op het financieel toezicht is genomen; of
Artikel 33, derde lid, van de Wet giraal effectenverkeer vervalt.
Artikel 40, tiende lid, onderdeel c, van de Wet financiering sociale verzekeringen vervalt.
De Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 1 wordt in de definitie van afkoop: «artikel 3:160 van de Wet op het financieel toezicht» vervangen door: artikel 3A:85 van de Wet op het financieel toezicht
B
Artikel 83 onderdeel b, eerste subonderdeel, komt te luiden:
1° ten aanzien waarvan een besluit als bedoeld in artikel 3A:85 van de Wet op het financieel toezicht is genomen; of
De Zorgverzekeringswet wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 31, eerste lid, vervalt de zinsnede: jegens een zorgverzekeraar of een voormalige zorgverzekeraar de noodregeling is uitgesproken krachtens afdeling 3.5.5 van de Wet op het financieel toezicht of.
B
Na artikel 122a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 25, eerste lid, onderdeel d, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen komt te luiden:
d. in geval van onvermogen van de verzekeraar, daaronder begrepen de situatie waarin een verzekeraar verkeert als gevolg van een door de Nederlandsche Bank N.V. genomen besluit tot afwikkeling als bedoeld in artikel 3A:85 van de Wet op het financieel toezicht voor zover door dat besluit de benadeelde minder zou ontvangen dan zonder dat besluit;.
In artikel 28, eerste lid, onderdeel b, van de Mededingingswet vervallen het eerste en tweede subonderdeel.
De Bankwet 1998 wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 4, eerste lid, onderdeel e, wordt «banken en beleggingsondernemingen» vervangen door: bepaalde financiële ondernemingen.
B
Artikel 12b wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt na «banken» ingevoegd: en verzekeraars.
2. In het derde lid wordt na «artikelen 3A:9 tot en met 3A:11» ingevoegd: en 3A:81 tot en met 3A:83.
1. Op de opvang van een levensverzekeraar op grond van artikel 3:151 van de Wet op het financieel toezicht zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van Artikel I, onderdeel U, die in werking is gesteld voor het tijdstip van de inwerkingtreding van Artikel I, onderdeel U, blijven de bepalingen van toepassing zoals die golden voor dat tijdstip.
2. Op een overdrachtsplan als bedoeld in artikel 3:159c van de Wet op het financieel toezicht zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van Artikel I, onderdeel U, dat is goedgekeurd voor het tijdstip van inwerkingtreding van Artikel I, onderdeel U, blijven de bepalingen van toepassing zoals die golden voor dat tijdstip.
3. Op een noodregeling als bedoeld in artikel 3:160 van de Wet op het financieel toezicht zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van Artikel I, onderdeel W, die is uitgesproken voor het tijdstip van inwerkingtreding van Artikel I, onderdeel W, blijven de bepalingen van toepassing zoals die golden voor dat tijdstip.
4. Op het faillissement van een verzekeraar dat is uitgesproken voor het tijdstip van inwerkingtreding van Artikel IV blijven de bepalingen van de Faillissementswet van toepassing zoals die golden voor dat tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Financiën,
De Minister voor Rechtsbescherming,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34842-A.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.