Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
van het Koninkrijk d.d. 4 augustus 2017 en het nader rapport d.d. 6 november 2017,
aangeboden aan de Koning door de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister
van Infrastructuur en Waterstaat. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad
van State van het Koninkrijk is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 19 juni 2017, no. 2017000991, heeft Uwe Majesteit, op voordracht
van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Infrastructuur
en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter
overweging aanhangig gemaakt de internationaal Verdrag van Hongkong voor het veilig
en milieuvriendelijk recyclen van schepen; Hongkong, 15 mei 2009 (Trb. 2010, 227), met toelichtende nota.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 19 juni 2017, no. 2017000991,
machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk
haar advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 4 augustus 2017, nr. W14.17.0168/IV/K, bied ik U hierbij aan.
De regering stelt voor het verdrag van Hong Kong van 15 mei 2009 (hierna: het verdrag)
stilzwijgend goed te keuren. Dit verdrag beoogt te zorgen voor milieuverantwoorde
scheepsrecycling en de verbetering van arbeidsomstandigheden in de scheepsrecycling.
De goedkeuring van het verdrag wordt voor het gehele Koninkrijk gevraagd. Voor Aruba
wordt medegelding van het verdrag beoogd, Curaçao en Sint Maarten beraden zich nog
over te wenselijkheid van medegelding.
De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk adviseert het verdrag
over te leggen aan de Kamers der Staten Generaal, aan de Staten van Aruba, aan die
van Curaçao en aan die van Sint Maarten, maar adviseert in de toelichting meer inzicht
te geven in de voor Caribisch Nederland noodzakelijke uitvoeringsregelgeving en de
voor het opstellen daarvan beoogde planning.
Het verdrag zal onder meer gelden voor het land Nederland in Europa en voor Caribisch
Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). De toelichtende nota vermeldt dat voor
Caribisch Nederland nog uitvoeringsregelgeving zal worden opgesteld, zonder dat ingegaan
wordt op welke aanpassing van regelgeving nodig is of op welke termijn dat zal gebeuren.
In dit verband wijst de Afdeling er op dat gewoonlijk het aanpassen van de wetgeving
of het tot stand brengen van uitvoeringswetgeving geschiedt alvorens een verdrag wordt
bekrachtigd. Als dat dan al niet is gebeurd, dan moet op zijn minst duidelijkheid
bestaan over het tijdpad van wijziging, gerelateerd aan het moment waarop het verdrag
naar verwachting in werking zal treden.
De Afdeling adviseert op het voorgaande in de toelichtende nota in te gaan.
Aan het advies van de Afdeling is gevolg gegeven door in de toelichtende nota, in
respectievelijk paragraaf 3 en paragraaf 4.2, nader in te gaan op de voor Caribisch
Nederland noodzakelijke uitvoeringsregelgeving en de voor het opstellen daarvan beoogde
planning. Ter implementatie van het verdrag wordt beoogd in 2018 een wijziging van
het Besluit aanwijzing verdragen Wet havenstaatcontrole vast te stellen.
Van de gelegenheid is voorts gebruik gemaakt om de verwijzing in de voetnoten 10 en
14 te actualiseren en een enkele redactionele wijziging door te voeren.
De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging
goed te vinden dat bedoeld verdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal,
aan de Staten van Aruba, aan die van Curaçao en aan die van Sint Maarten, nadat aan
het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.
De vicepresident van de Raad van State van het Koninkrijk,
J.P.H. Donner
Ik moge U verzoeken, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, mij
te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde
toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan
de Tweede Kamer der Staten-Generaal en tevens over te leggen aan de Staten van Aruba,
de Staten van Curaçao en de Staten van Sint Maarten.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H. Zijlstra