34 821 Regels ter uitvoering van Richtlijn 2016/943/EU van het Europees parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan (PbEU 2016, L157) (Wet bescherming bedrijfsgeheimen)

Nr. 10 AMENDEMENT VAN HET LID VELDMAN

Ontvangen 9 april 2018

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel 10 wordt voor onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

aA

Aan artikel 22a wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. De rechter kan, indien kennisneming van stukken door een partij de bescherming van een bedrijfsgeheim als bedoeld in artikel 1 van de Wet bescherming bedrijfsgeheimen onevenredig zou schaden, bepalen dat deze kennisneming is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat is dan wel daarvoor van de rechter bijzondere toestemming heeft gekregen. Artikel 1019ib, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Toelichting

Indiener is voorstander van een sterke bescherming van bedrijfsgeheimen. Het huidige wetsvoorstel regelt dat de bescherming van bedrijfsgeheimen alleen gewaarborgd wordt in zaken waarin de bedrijfsgeheimen zelf inzet zijn van het geding. Het is echter mogelijk dat partijen genoodzaakt zijn een bedrijfsgeheim met de rechter te delen, maar dat de zaak zelf niet specifiek over de bescherming van bedrijfsgeheimen gaat. Ook in die gevallen dient de bescherming gewaarborgd te zijn. Daartoe dient dit amendement.

Het amendement regelt deze bredere bescherming door in de afdeling over algemene voorschriften voor procedures op te nemen dat de rechter kan bepalen dat kennisneming van een bedrijfsgeheim in een zaak die niet specifiek over bedrijfsgeheimen gaat, is voorbehouden aan een advocaat dan wel iemand die daarvoor van de rechter bijzondere toestemming heeft gekregen. Op deze manier blijft het bedrijfsgeheim beschermd.

Veldman

Naar boven