Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 34805 nr. D |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 34805 nr. D |
Ontvangen 6 juli 2018
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van het CDA, de PVV, de SP, de PvdD, 50PLUS en de OSF in het verslag. In deze nota naar aanleiding van het verslag vindt de beantwoording van de gestelde vragen in beginsel plaats volgens de in het voorlopig verslag gehanteerde volgorde. In § 2 van deze nota wordt op enkele plaatsen van die volgorde afgeweken vanwege de samenhang tussen de gestelde vragen.
De leden van de PVV-fractie vragen voor alle twaalf herindelingsvoorstellen welke concrete doelstellingen en prestatie-indicatoren worden gehanteerd waaraan de effecten van de herindeling meetbaar kunnen worden getoetst. De doelstellingen van de herindelingsvoorstellen, die per geval verschillen, zijn beschreven in de memories van toelichting bij de wetsvoorstellen en de herindelingsadviezen die daaraan ten grondslag liggen. Kortheidshalve verwijs ik daar graag naar. De bij een herindeling betrokken gemeenten stellen vaak een visie op voor de nieuwe gemeente waarin de (lange-termijn)doelstellingen staan beschreven, onder meer op basis van de maatschappelijke opgaven waarvoor de gemeenten in die regio zich gesteld zien. Daarbij formuleren zij doorgaans geen concrete prestatie-indicatoren die bepalen wanneer de (lange-termijn)doelstellingen zijn behaald. Vanwege de lokale verschillen acht ik het niet realistisch om algemeen geldende prestatie-indicatoren te formuleren.
In het algemeen kan wel worden opgemerkt dat een herindeling vaak tot doel heeft om bestuurlijke en organisatorische ambities te realiseren. Gedacht kan worden aan het verminderen van de kwetsbaarheid van de gemeentelijke organisatie, het professionaliseren van de dienstverlening of het realiseren van (strategische) ambities, bijvoorbeeld op het terrein van economische ontwikkeling, woningbouw of het sociaal domein. Gemeenten motiveren een herindeling ook vaak vanuit de constatering dat het steeds moeilijker wordt om op kleine schaal gemeentelijke taken te blijven uitvoeren of voorzieningen aan te bieden aan inwoners. Dat komt bijvoorbeeld doordat maatschappelijke partners op grotere schaal opereren of omdat inwoners, in de context van gemeentelijke taakuitbreiding, meer van hun gemeente verwachten. Een herindeling is dan een manier om de kwaliteit van de gemeentelijke dienstverlening voor de inwoners op orde te houden.
Dezelfde leden vragen naar de verwachte financiële effecten van de herindelingsvoorstellen en de geformuleerde taakstellingen ten aanzien van loonkosten, huisvesting en ICT. De verwachte financiële effecten van de herindelingen zijn beschreven in de financiële paragrafen van de memories van toelichting, waarnaar ik kortheidshalve graag verwijs. Er is voor gemeenten doorgaans geen direct uit de herindeling voortvloeiende aanleiding om te sturen op besparingen. Na een herindeling ontvangt de nieuwe gemeente een gelijk bedrag aan algemene uitkering als een reeds bestaande gemeente met dezelfde kenmerken. Dit is passend bij de nieuwe gemeente. Om deze reden formuleren gemeenten meestal geen taakstellingen. Er kan bij een herindeling sprake zijn van tijdelijk verhoogde kosten op het gebied van huisvesting, personeel en ICT. Hiervoor ontvangen de gemeenten een (tijdelijke) uitkering op grond van de maatstaf herindeling. De besluitvorming over eventuele taakstellingen na de herindeling is aan het bestuur van de nieuwe gemeente.
Ook het beoordelen van de bestuurskracht na een herindeling is in beginsel aan het bestuur van de nieuwe gemeente, zo antwoord ik de leden van de PVV-fractie. Het is niet vereist dat nieuw gevormde gemeenten een bestuurskrachtonderzoek uitvoeren. Wel wordt na herindelingen soms een evaluatie uitgevoerd, waarvan de effecten op de bestuurskracht deel kunnen uitmaken. Omdat de lokale omstandigheden per gemeente en per herindeling verschillen, en de kenmerken van bestuurskracht afhankelijk zijn van de concrete situatie, is het lastig om een algemene en objectieve set aan bestuurskrachtkenmerken te formuleren. Indien gewenst kan de nieuwe gemeente besluiten een passend onderzoek te (laten) verrichten.
Deze leden vragen verder hoe de democratische controle en legitimatie van wijk- en dorpsraden geborgd zou moeten worden, nu deze platforms niet gebaseerd zouden zijn op een wettelijke grondslag. Dorps- en wijkraden kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de betrokkenheid van burgers en maatschappelijke organisaties bij het bestuur van de nieuwe gemeente. Deze kunnen zowel een publiekrechtelijke als een privaatrechtelijke grondslag hebben. Veel dorps- en wijkraden hebben de vorm van een adviescommissie ex artikel 84 Gemeentewet, maar ook privaatrechtelijke vormen als een vereniging of stichting komen voor. Nu de functie van dorps- en wijkraden niet zozeer is gelegen in de uitoefening van bevoegdheden, maar in advies aan en overleg met het gemeentebestuur, en het bovendien een relatief laagdrempelige vorm van participatie betreft, is het niet nodig om daar verdergaande, meer specifieke waarborgen aan te stellen dan die de onderscheiden wettelijke regelingen thans kennen. Ze vormen immers een aanvulling op – en geen vervanging van – de vertegenwoordiging door de gemeenteraad.
Tot slot vragen de leden van de PVV-fractie of een «federatiemodel» binnen het huidige stelsel mogelijk is en een alternatief vormt voor de voorliggende herindelingsvoorstellen. Zowel de Gemeentewet als de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) biedt mogelijkheden aan gemeenten om keuzes te maken bij de vormgeving van de eigen organisatie. Binnengemeentelijk kunnen bijvoorbeeld bestuurscommissies worden ingesteld en bovengemeentelijk openbare lichamen. Zonder een precieze uitwerking van het «federatiemodel» is het lastig om te beoordelen of een dergelijk model mogelijk is, maar duidelijk is wel dat elke gemeente een eigen gemeenteraad, college van burgemeester en wethouders en burgemeester moet hebben, zoals is verankerd in de Grondwet. Of een dergelijk model een alternatief is voor de thans voorliggende herindelingsvoorstellen, kan vanwege de onbepaaldheid evenmin worden gezegd.
De leden van de PVV-fractie vragen hoe de conclusie van de regering dat het door de provincie Groningen gevoerde proces naar behoren en conform de procedurele vereisten is verlopen zich verhoudt met het beeld dat het Burgercomité Haren heeft van dit proces. Ik heb kennisgenomen van de stukken van het burgercomité, zoals het rapport «De ongemakkelijke waarheid over het herindelingsdossier Haren», de «Verbeterde versie van de memorie van toelichting» en de brief van de hoogleraren Ankersmit en Biezeveld aan de Eerste Kamer. Uit deze stukken blijkt dat het burgercomité van oordeel is dat de provincie Groningen onzorgvuldig en onrechtmatig heeft gehandeld, met name omdat zij de opvattingen van de inwoners van Haren onvoldoende zou hebben meegewogen en is afgeweken van het uitgangspunt dat zij in beginsel geen herindelingen zou initiëren. Het burgercomité acht de motivering van de provincie voor de betrokkenheid van Haren bij deze herindeling onvoldoende en neemt het de provincie kwalijk dat zij de uitslag van de burgerpeiling in Haren van maart 2014 niet volgt. Ook acht het burgercomité het onrechtmatig dat de provincie een verbindingspersoon (Marga Kool) heeft aangesteld om de belangen van de inwoners en het personeel van Haren te behartigen nadat de gemeente Haren haar medewerking aan het herindelingsproces had stopgezet.
Ik begrijp de teleurstelling onder de inwoners van Haren die zich tegen de herindeling hebben uitgesproken. Hoewel het bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak voor een herindeling vanzelfsprekend van groot belang is, kan dit niet altijd doorslaggevend zijn. Zoals ook in het Beleidskader gemeentelijke herindeling wordt benadrukt, dient een herindeling bij voorkeur de steun van alle betrokken gemeenten te genieten, maar kunnen andere overwegingen prevaleren. In dit geval acht de regering de kwetsbare bestuurskracht en financiële positie van Haren, de regionale context en de duurzaamheid van de herindeling doorslaggevend. Het is onzeker of de recente stappen van de gemeente Haren om haar bestuurskracht en financiële positie te verbeteren voldoende zullen zijn. Dit brengt risico’s mee, temeer omdat reële alternatieven voor een duurzame versterking van de bestuurskracht van Haren gelet op de ontwikkelingen in de regio de komende jaren ontbreken. Ook een herindeling met de Drentse gemeente Tynaarlo biedt geen reëel alternatief, zoals verderop in deze paragraaf nader wordt toegelicht. Met de provincie Groningen acht de regering het wenselijk om nu te komen tot een duurzame oplossing voor alle gemeenten in de regio, opdat deze gemeenten zich weer kunnen richten op hun taken in plaats van op voortdurende discussies over hun bestuurlijke toekomst.
Zeker bij een herindeling die niet door alle betrokken gemeenten wordt onderschreven, is het van groot belang dat een zorgvuldige procedure wordt gevolgd. Daarvan is in dit geval sprake geweest. De provincie heeft vanwege aanhoudende zorgen over de positie van de gemeente Haren, ook in deze gemeente zelf, en omdat het bestuur van Haren niet bereid was met de gemeenten Groningen en Ten Boer in overleg te treden, in maart 2016 een open overleg op grond van de Wet algemene regels herindeling (Wet arhi) geïnitieerd. Daarbij zag de provincie zich genoodzaakt af te wijken van het eerder geformuleerde uitgangspunt, zoals onder meer verwoord in een brief van 1 september 2015, dat zij niet eigenstandig gebruik zou maken van de bevoegdheid om herindelingsvoorstellen te doen als daarvoor geen draagvlak bij de betrokken gemeenten bestaat. Uit de formuleringen in de genoemde brief («uitgangspunt», «in beginsel») blijkt dat de provincie weliswaar de voorkeur gaf aan herindelingen op initiatief van gemeenten zelf, maar daarop uitzonderingen niet ondenkbaar achtte. Daarbij speelt een rol dat, zoals ook in de brief uiteen wordt gezet, in de provincie Groningen sprake is van een provinciebreed proces naar aanleiding van de bevindingen van de Visitatiecommissie Bestuurlijke Toekomst Groningen. Daarmee wordt beoogd te komen tot een bestuurlijke structuur waarin alle gemeenten in de provincie voor langere tijd voldoende toegerust zijn om in relatie tot huidige en komende maatschappelijke en publieke opgaven de gewenste en noodzakelijke kwaliteit te leveren. Zoals reeds in § 2 van de memorie van toelichting en § 2 van de memorie van antwoord uiteengezet is, heeft Haren ondanks herhaalde oproepen van gedeputeerde staten geweigerd om hierover zelf met buurgemeenten in overleg te treden, waardoor gedeputeerde staten zich genoodzaakt zagen van het eerder geformuleerde uitgangspunt af te wijken.
Om te voorkomen dat de inwoners, (maatschappelijke) organisaties en het personeel van de gemeente Haren benadeeld zouden worden door de keuze van de gemeente om haar medewerking aan het herindelingsproces op te schorten, hebben gedeputeerde staten mevrouw Marga Kool verzocht om te bevorderen dat de belangen van Haren zouden worden ingebracht in het verdere herindelingsproces. In de bestuursovereenkomst over de uitgangspunten voor de herindeling en het convenant over de positie van het personeel van de betrokken gemeenten heeft mevrouw Kool de belangen van Haren vertegenwoordigd. De keuze hiervoor getuigt ervan dat de provincie de inbreng van de Harense belangen zo goed mogelijk heeft willen borgen.
De leden van de PVV-fractie vragen waarom er geen ruimte wordt gegeven aan voortschrijdend inzicht ten aanzien van de verbeterde financiële positie van Haren. De leden van de fracties van de SP, de PvdD, 50PLUS en de OSF vragen naar andere dan financiële redenen om de gemeente Haren bij deze herindeling mee te nemen. Ook vragen de leden van de laatstgenoemde fracties of de financiële situatie van Haren nog als «kwetsbaar» gekarakteriseerd moet worden en of de inmiddels behaalde resultaten tot nu toe niet ten koste zijn gegaan van het (hoge) voorzieningenpeil in de gemeente Haren.
Uit de recent vastgestelde jaarstukken van de gemeente Haren over 2017 blijkt dat de financiële situatie van Haren nog steeds als kwetsbaar gekarakteriseerd moet worden. Zo is de schuldpositie nog steeds fors en het eigen vermogen beperkt. De door Haren doorgevoerde bezuinigingen gaan inderdaad ten koste van het voorzieningenpeil in de gemeente. Specifieke voorbeelden zijn de bezuinigingen op Torion (welzijnsorganisatie met 12 medewerkers en ongeveer 240 vrijwilligers), de ingeperkte huishoudelijke voorzieningen (maatschappelijke ondersteuning) en de bezuinigingen op het onderhoud van openbare ruimten.
Zoals ik aan het begin van deze paragraaf reeds uiteen heb gezet in antwoord op vragen van de leden van de PVV-fractie, vormen niet alleen de financiële positie van de gemeente Haren, maar ook haar kwetsbare bestuurskracht, de regionale context en de duurzaamheid van de voorliggende herindeling redenen om Haren deel uit te laten maken van het herindelingsvoorstel. Het is onzeker of de recente stappen van Haren om haar bestuurskracht en financiële positie te verbeteren ook op de langere termijn voldoende zullen zijn.
Het voorgaande is tevens van belang in reactie op de vraag van de leden van de fracties van de SP, de PvdD, 50PLUS en de OSF of de gemeenteraad van Haren redelijkerwijs tot de conclusie kon komen dat zelfstandigheid voor haar inwoners, ondernemers en instellingen de meest wenselijke optie was. De genoemde risico’s zijn niet in het belang van de inwoners, ondernemingen en instellingen in Haren. Ook zij hebben er belang bij dat hun gemeente ook op langere termijn financieel stabiel en bestuurskrachtig is, beschikt over een ambtelijke organisatie die kan voorzien in adequate dienstverlening en binnen de regio krachtig in samenwerkingsverbanden kan optreden om hun belangen goed te kunnen behartigen.
Zowel de leden van de PVV-fractie als de leden van de fracties van de SP, de PvdD, 50PLUS en de OSF vragen naar de mogelijkheid van samenwerking of samenvoeging van Haren met de Drentse gemeente Tynaarlo. Een samenvoeging van de gemeente Haren met de gemeente Tynaarlo is op verschillende momenten in de aanloop naar de onderhavige herindelingsprocedure niet mogelijk gebleken. Zo hebben er in 2015, nadat Haren begin januari aan Tynaarlo had gevraagd om een mogelijke samenvoeging te verkennen, diverse besprekingen tussen de beide colleges en collegeleden plaatsgevonden. De gemeente Tynaarlo heeft daarna meerdere malen, tot eind 2015, geen uitsluitsel gegeven over de mogelijkheid van een samenvoeging van Haren en Tynaarlo, waarna de gemeente Haren zelf heeft geconcludeerd dat een samenvoeging op dat moment niet tot de mogelijkheden behoorde.2 De gemeente Tynaarlo is door de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken van de Tweede Kamer uitgenodigd om aanwezig te zijn bij de hoorzitting over deze herindeling op 19 januari 2018. De burgemeester van Tynaarlo merkte tijdens de hoorzitting op dat Tynaarlo altijd openstaat voor samenwerking met haar buurgemeenten, maar dat de tijd niet rijp was voor het spreken over een herindeling. Het is, kortom, niet zeker of een samenvoeging van Haren en Tynaarlo in de toekomst tot de mogelijkheden zou kunnen behoren, noch of een dergelijke samenvoeging of versterkte samenwerking een reëel alternatief zou kunnen zijn voor de onderhavige samenvoeging met Groningen en Ten Boer.
Voor het antwoord op de vraag van de leden van de PVV-fractie naar meetbare ontwikkeldoelen verwijs ik naar mijn overwegingen in de inleiding van deze nota in reactie op de vraag van dezelfde leden naar de gehanteerde doelstellingen en prestatie-indicatoren.
Deze leden vragen verder of in artikel 5 van het Europees handvest inzake de lokale autonomie (verder: Handvest) met het «raadplegen» van plaatselijke gemeenschappen niet bedoeld is om de bevolking gemeenschappelijk te bevragen in plaats van slechts een individuele zienswijzeprocedure in te richten. Het genoemde raadplegen omvat mede het horen van gemeenteraden, zo antwoord ik deze leden. Dat er niet per se sprake hoeft te zijn van een referendum, blijkt uit de toevoeging in hetzelfde artikel dat het raadplegen «zo mogelijk» geschiedt «door middel van een referendum, waar dit wettelijk is toegestaan». Verder blijkt uit de totstandkomingsgeschiedenis van het Handvest dat het horen rechtstreeks of indirect kan plaatsvinden: in het explanatory report bij het Handvest is expliciet overwogen dat een referendum een geschikt middel is, maar dat als nationale wetgeving referenda niet verplicht stelt consultatie op een andere wijze kan plaatsvinden.3 Nederland voldoet aan dit vereiste doordat het horen van de plaatselijke gemeenschappen bij herindeling indirect plaatsvindt door de wettelijke betrokkenheid van de gemeenteraden. In enkele rechterlijke uitspraken is bevestigd dat de Nederlandse situatie voldoet aan de eisen van artikel 5 van het Handvest.4
Zoals uit het voorgaande blijkt, behelst artikel 5 van het Handvest evenmin een vetorecht van lokale gemeenschappen, zo antwoord ik aan dezelfde leden.
De leden van de PVV-fractie vragen ook wat er toekomstbestendig is aan een gemeente waar de meerderheid van één van de betrokken gemeenten zich tegen een herindeling keert. Voor zover deze leden doelen op de mate waarin de inwoners van Haren zich thuis zullen voelen in de nieuwe gemeente, is van belang in ogenschouw te nemen dat de bestuursovereenkomst tussen de gemeenten Groningen en Ten Boer, waarbij verbindingspersoon Marga Kool de belangen van Haren vertegenwoordigde, erop inzet de nieuwe gemeente voor alle inwoners een thuis te laten zijn. Afgesproken is onder meer dat de nieuwe gemeente het behoud van de specifieke identiteit van dorpen en kernen vooropstelt en inzet op nabijheid van bestuur en politiek. Ter bevordering van transparante besluitvorming en participatie van de inwoners zal geëxperimenteerd worden met nieuwe vormen van participatieve democratie, waaronder dorps- en wijkwethouders en een coördinerend wethouder voor het plattelandsbeleid.
De leden van de PVV-fractie vragen verder, onder verwijzing naar een brief van de Harense oud-wethouder Mariska Sloot, of er onderzoek is gedaan naar de huidige kwaliteit van dienstverlening in Haren en de tevredenheid van de burgers daarover en welke verwachting er bestaat hoe deze zich zal ontwikkelen. Er is mij geen onderzoek bekend over de huidige kwaliteit van dienstverlening in Haren en de tevredenheid van de burgers daarover. Mede gezien de eerder genoemde afspraken in het bestuursakkoord, valt niet te verwachten dat de inwoners er qua kwaliteit van dienstverlening en voorzieningenniveau in de nieuwe gemeente op achteruit zullen gaan.
De leden van de PVV-fractie, alsmede de leden van de fracties van de SP, de PvdD, 50PLUS en de OSF, stellen enkele vragen over het antwoord in de nota naar aanleiding van het verslag dat de belastingdruk voor bedrijven in Haren (en Ten Boer) naar verwachting in geringe mate zou toenemen indien de tarieven van de huidige gemeente Groningen in de nieuwe gemeente van toepassing zouden blijven.5 Daarbij wijzen de leden van de fracties van de SP, de PvdD, 50PLUS en de OSF erop dat de huidige gemeente Groningen hogere ozb-tarieven kent dan de gemeente Haren. Tevens vragen deze laatstgenoemde leden of de provincie heeft onderzocht wat de te verwachten toename van jaarlijkse lasten door hogere onroerendezaakbelasting (ozb) en precariorechten voor gevolgen kan hebben voor de betrokken bedrijven en instellingen, voor het in stand houden van de winkel- en horecavoorzieningen in het centrum van Haren en elders in de gemeente Haren en direct of indirect voor de inwoners van de vier dorpen.
De ozb is niet de enige factor die van belang is voor de lokale lasten voor bedrijven. Daaronder vallen onder meer algemene belastingen, heffingen en leges. Zoals ook in de nota naar aanleiding van het verslag aan de Tweede Kamer is overwogen, laten deze lasten zich vanwege de bestaande verschillen tussen de drie gemeenten, alsmede de verschillen per type bedrijf, lastig vergelijken. Bovendien is het aan de nieuwe gemeenteraad om het type belastingen en heffingen alsmede de tarieven daarvan te bepalen. Om deze redenen is het lastig om uitspraken te doen over de gevolgen van de herindeling voor de lasten van bedrijven, zoals ook in de nota naar aanleiding van het verslag aan de Tweede Kamer is benadrukt.6 Mede om deze redenen heeft de provincie daar geen onderzoek naar gedaan. Wel hebben de gemeenten Groningen en Ten Boer in de genoemde bestuursovereenkomst aandacht besteed aan de gevolgen van de herindeling voor de lastendruk. In paragraaf 8 van de overeenkomst is onder meer opgenomen dat de nieuwe gemeente waar wettelijk mogelijk een overgangsfase zal hanteren om eventuele lastenverzwaring geleidelijk te laten verlopen.
Voor een antwoord op de vraag van de leden van de fracties van de SP, de PvdD, 50PLUS en de OSF naar het uitgangspunt van de provincie Groningen dat zij in beginsel niet eigenstandig gebruik zou maken van de bevoegdheid om herindelingsvoorstellen te doen, verwijs ik naar het antwoord op de vragen van de leden van de PVV-fractie aan het begin van deze paragraaf. Zoals ik daar reeds heb verwoord, betekende het uitgangspunt niet dat de provincie onder geen omstandigheid gebruik zou maken van haar wettelijke bevoegdheid om een herindelingsprocedure te initiëren.
De leden van de fracties van de SP, de PvdD, 50PLUS en de OSF willen graag weten of, gelet op het gewicht van Groningen ten opzichte van Haren en Ten Boer en de bestaande financiële verhoudingen, het aannemelijk is dat een verhoging van de ozb voor Harense ondernemers en overige instellingen besteed zal kunnen worden aan instandhouding of verbetering van het voorzieningenniveau in Haren. Zoals gezegd is het aan het bestuur van de nieuwe gemeente om besluiten te nemen over de lasten en voorzieningen in de nieuwe gemeente. Wel hebben de gemeenten Groningen en Ten Boer daarover afspraken gemaakt in de eerdergenoemde bestuursovereenkomst. In paragraaf 3 is onder meer opgenomen dat de nieuwe gemeente de bestaande onderhoudsnormen, inzet voor veiligheid en toegankelijkheid van voorzieningen waar nodig verbetert.
De leden van de voornoemde fracties vragen of de gemeente Haren met het ombuigingspakket een adequaat antwoord heeft gegeven op de geconstateerde knelpunten van de gemeente. Zoals deze leden terecht opmerken, heeft het COELO in zijn beoordeling van het totaal aan financiële inspanningen waartoe de raad van Haren in juni 2016 heeft besloten, geoordeeld dat dit pakket een stap in de goede richting was. Het is echter nog te vroeg om uitspraken te doen over de gevolgen van de uitvoering van het ombuigingspakket, zoals het ook lastig is om te beoordelen of het ombuigingspakket uiteindelijk voldoende zal zijn om de financiële situatie van Haren duurzaam te verbeteren. Relevant hierbij is dat, zoals hiervoor aan de orde kwam, bezuinigingen ten koste kunnen gaan van het voorzieningenpeil in de gemeente. Daarbij komt dat de financiële positie van de gemeente Haren slechts één van de redenen is om te twijfelen aan de toekomstbestendigheid van deze gemeente. Een verbetering van het financiële perspectief van de gemeente impliceert niet dat ook de andere knelpunten, zoals de kwetsbare ambtelijke organisatie en de moeite die het de gemeente kost om gespecialiseerde functies in te vullen, zijn opgelost.
De leden van de fracties van de SP, de PvdD, 50PLUS en de OSF vragen naar de mogelijkheid normen aan te leggen met betrekking tot een wenselijke solvabiliteitsratio voor een grotere stad, zoals Groningen, in vergelijking met minder verstedelijkt gebied, zoals Haren. De financiële situatie van een gemeente is afhankelijk van een samenstel van factoren. Er zijn geen harde normen voor bijvoorbeeld een wenselijke solvabiliteitsratio. Wel hebben de provincies – als financieel toezichthouders – gezamenlijk «signaleringswaarden» afgesproken, waarbij een solvabiliteitsratio van minder dan 20% als de meest risicovolle categorie aangeduid is. De gemeenten Groningen en Haren vallen in 2018 beide in deze categorie. In algemene zin kan wel worden gesteld dat een grotere gemeente zich een lagere solvabiliteitsratio kan permitteren dan een kleinere gemeente, aangezien grotere gemeenten over het algemeen meer mogelijkheden hebben om bijvoorbeeld door middel van bezuinigingen financiële risico’s op te vangen.
De leden van de genoemde fracties vragen of het juist is dat een toevoeging van Haren aan de samenvoeging van Groningen en Ten Boer niet leidt tot een vermindering van het aantal gemeenschappelijke regelingen. Dit is juist, nu er geen gemeenschappelijke regelingen zijn waar uitsluitend de gemeenten Groningen, Haren en Ten Boer aan deelnemen. Wel leidt de betrokkenheid van Haren bij deze samenvoeging tot een vermindering van het aantal deelnemers aan samenwerkingsverbanden in de provincie, zoals ook de samenvoeging van de gemeenten Bedum, De Marne, Eemsmond en Winsum tot de gemeente Het Hogeland en de samenvoeging van de gemeenten Grootegast, Leek, Marum en Zuidhorn tot de gemeente Westerkwartier leiden tot een afname van het aantal deelnemers aan samenwerkingsverbanden in de regio. Zo zullen de samenwerkingsverbanden op het gebied van sociale recherche en afvalverwerking, indien de voorgestelde herindelingen doorgang vinden, uit niet meer dan twee à drie gemeenten bestaan. In de samenwerking Waterketen Garmerwolde zal de nieuwe gemeente als enige samenwerken met het waterbedrijf Groningen en de waterschappen Noorderzijlvest en Hunze en Aa’s. Dit zorgt voor een vermindering van de bestuurlijke drukte en dat kan de effectiviteit van deze samenwerkingsverbanden ten goede komen.
De leden van de fracties van de SP, de PvdD, 50PLUS en de OSF verwijzen naar de uitspraak van de raad van de gemeente Groningen, zoals vervat in een amendement op de zienswijze van deze gemeente bij het herindelingsontwerp, dat de gemeenten Ten Boer en Groningen «geen hinder mogen ondervinden van de door de provincie gewenste toetreding van de gemeente Haren» tot het herindelingsproces en vragen of de raad de toevoeging van Haren aan het proces ervaart als een soloactie van de provincie. Die gedachte doet naar mijn oordeel geen recht aan de coöperatieve opstelling van het gemeentebestuur van Groningen. De gemeenteraad van Groningen had vanzelfsprekend, evenals de regering, liever gezien dat de voorliggende herindeling in de gemeente Haren op een groter draagvlak zou berusten. Dit laat onverlet dat de gemeenteraad achter de beslissing is blijven staan om Haren deel uit te laten maken van deze herindeling.
De leden van de PVV-fractie vragen, met verwijzing naar de memorie van antwoord, of de Minister kan aangeven waarom de herindeling verbetering zou brengen in de groeiende kwetsbaarheden in de ambtelijke organisaties van de gemeenten en de beperkte mogelijkheden om partnerschappen met inwoners, bedrijven en instellingen aan te gaan. De herindeling zal hier verbetering in brengen doordat er één bestuurskrachtige gemeente met circa 86.000 inwoners, één gemeentebestuur en één krachtige ambtelijke organisatie ontstaan. Nu is nog sprake van vijf gemeenten met tussen de 9.000 en 29.000 inwoners, zeventien dorpen, vijf colleges met vijf burgemeesters en vijftien wethouders, vijf gemeenteraden met in totaal 83 raadsleden, vijf kleinere ambtelijke organisaties en meerdere onderlinge samenwerkingsverbanden. Een grote gemeente kan in de regio daadkrachtiger optreden, mede omdat de gemeente meer inwoners vertegenwoordigt, en daardoor de belangen van de inwoners beter behartigen.
Deze leden vragen verder waarom kerngericht werken en het ondersteunen van de kracht van de kernen doel zouden moeten zijn van de herindeling. Zoals reeds is aangegeven in de memorie van antwoord, blijkt uit verschillende onderzoeken dat de inwoners van de gemeenten vinden dat er meer aandacht moet zijn voor wat goed is voor de wijken, dorpen en buurten. Onder andere door de groeiende kwetsbaarheden in de ambtelijke organisaties hebben gemeenten slechts beperkte mogelijkheden om partnerschappen met verenigingen, bedrijven en maatschappelijke instellingen aan te gaan. Om goed in te kunnen spelen op de behoeftes van inwoners en organisaties en om de dienstverlening dicht bij de mensen te organiseren, is het van belang om kerngericht te werken.
De leden van de PVV-fractie vragen een reactie op de brief van 19 juni 2018 van enkele gemeenteraadsfracties in de Hoeksche Waard die voor versterkte samenwerking met doorzettingsmacht zijn aan de leden van de Eerste Kamer. Ook vragen zij of deze brief onjuistheden of onvolkomenheden bevat. In de brief wordt onder meer betoogd dat de herindeling «onder stoom en kokend water» tot stand is gekomen, dat bestuurskrachtversterking niet nodig zou zijn en dat er geen aandacht uit zou gaan naar het model van versterkte samenwerking. Dit is geen juiste voorstelling van zaken, zoals onder meer blijkt uit de beschrijving in de memorie van toelichting van de langlopende discussie over de bestuurlijke inrichting van de Hoeksche Waard en de aanloop naar het voorliggende wetsvoorstel.7 In deze discussie is de afgelopen jaren door de vijf betrokken gemeenten meermaals geconstateerd dat versterking van hun bestuurskracht geboden is. «Niets doen is geen optie», aldus de vijf colleges en gemeenteraden. Ook zijn de gemeenten in de Hoeksche Waard het er al geruime tijd over eens dat er twee oplossingsrichtingen zijn, te weten herindeling en versterkte samenwerking.
Naar de oplossingsrichting van versterkte samenwerking is ruimschoots aandacht uitgegaan. Ten tijde van het open overleg in 2016 is het model van versterkte samenwerking met doorzettingsmacht verder uitgewerkt. Hierbij zou gebruik worden gemaakt van een regioraad, die zou besluiten over alle dossiers die voor de hele regio van belang zijn, waarbij die onderwerpen door alle gemeenteraden aan de regioraad zouden zijn gedelegeerd. De regering onderschrijft het oordeel van de provincie dat de bestuurlijke en ambtelijke randvoorwaarden voor dit model in de Hoeksche Waard ontbreken en dat het model geen oplossing biedt voor een duurzame toekomst van de gemeenten in de Hoeksche Waard. De samenwerking verloopt moeizaam, zoals blijkt uit de in de memorie van toelichting aangehaalde evaluaties en onderzoeken (uit onder andere 2013 en 2015). Daarin is onder andere geconcludeerd dat samenwerking alleen op die onderdelen tot stand komt waar een echte noodzaak wordt gevoeld en niet vanuit het benutten van kansen of een gezamenlijke gedeelde visie. Daarbij ontbreekt het veelal aan gezamenlijkheid, een onderlinge «gunfactor», het verankeren van de gezamenlijke belangen en het inzetten van genoeg middelen voor de uitvoering. Aan een essentiële voorwaarde – onvoorwaardelijke steun van alle vijf gemeenten – is bovendien niet voldaan, nog daargelaten dat niet voldoende duidelijk is wat het bedoelde model precies inhoudt. De regering is dan ook met de provincie van mening dat het model geen oplossing biedt voor een duurzame toekomst van de gemeenten in de Hoeksche waard. Evenzeer deelt de regering de opvatting van de provincie dat die conclusie een herindeling rechtvaardigt die niet door alle gemeenten wordt gewenst. De patstelling die is ontstaan noodzaakt ertoe dat de oplossing «van buiten» wordt geforceerd.
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering bereid is om financieel bij te dragen bij de uit- en intreding van de wettelijke samenwerkingsverbanden als partijen niet in staat blijken om de volledige kosten hiervan te dragen. De afgelopen weken zijn er verdere stappen gezet in het proces van uit- en intreden van de wettelijke samenwerkingsverbanden. Zo heeft de begeleidingscommissie – bestaande uit de provincies Utrecht en Zuid-Holland, de gemeenten Leerdam, Vianen en Zederik en het Ministerie van BZK – afspraken gemaakt over het proces en de uitgangspunten voor de verrekening van de kosten van uit- en intreding. Afgesproken is dat de kosten van de uit- en intreding niet voor rekening komen van de achterblijvende deelnemers van de wettelijke samenwerkingsverbanden. Voor de directe reële kosten die met de uit- en intreding gepaard gaan, wordt binnen de begeleidingscommissie bepaald wie van de partijen vertegenwoordigd in de begeleidingscommissie welk deel van de kosten draagt. Het proces en de uitgangspunten voor de verrekening worden in de komende maanden verder uitgewerkt en verfijnd.
De leden van de PVV-fractie vragen waarover de leden van de interprovinciale commissie het niet eens konden worden over de provinciale indeling van de nieuw te vormen gemeente Vijfheerenlanden. De leden van de commissie, die bestond uit afgevaardigden van de provincies Utrecht en Zuid-Holland, konden het niet eens worden over (de argumenten voor) de provinciekeuze. Hierbij ging het onder andere om een discussie over regionale samenhang en het draagvlak voor de provinciekeuze.
Ook vragen deze leden wat de door de gemeenten en de provincies ondernomen activiteiten zeggen over de concrete mate van draagvlak. Uit alle ondernomen activiteiten, het eigen initiatief van de drie gemeenten tot een oriëntatie op de bestuurlijke toekomst, de uiteindelijke keuze voor een samenvoeging en de gelijkluidende positieve zienswijzen van de drie gemeenten op het herindelingsontwerp concludeert de regering dat de samenvoeging kan steunen op breed maatschappelijk en breed lokaal bestuurlijk draagvlak.
De leden van de PVV-fractie vragen waarop de aanname is gebaseerd dat grotere gemeenten beter gespecialiseerde medewerkers kunnen aantrekken, in personele zin minder kwetsbaar zijn en meer lobbykracht hebben richting andere partijen. Deze aanname is gebaseerd op het feit dat in een grotere ambtelijke organisatie meer mogelijkheden bestaan om achtervang te organiseren. In geval van ziekte of plotseling vertrek van een medewerker kan het werk bijvoorbeeld worden gedaan door een collega die ook bekend is met het onderwerp. Medewerkers in een kleinere gemeente zijn doorgaans verantwoordelijk voor een groter aantal onderwerpen, doordat er minder mensen beschikbaar zijn voor de taken en opgaven waarvoor alle gemeenten zich gesteld zien. Daardoor zijn medewerkers in kleine gemeenten ook vaker generalisten dan specialisten. Dat grotere gemeenten een grotere lobbykracht hebben, is gebaseerd op het feit dat een grote gemeente veelal sneller aan tafel zit en meer invloed kan uitoefenen omdat de gemeente meer inwoners vertegenwoordigt. Ook hebben andere overheden en organisaties te maken met minder spelers.
Ook vragen deze leden uit welk onderzoek blijkt dat na herindelingen de effectiviteit van het beleid verbetert en de strategische denkkracht en het vermogen om grotere strategische besluiten te nemen toenemen. Dit betreft een onderzoek uit 2008 van de Rijksuniversiteit Groningen en adviesbureau Berenschot naar de doelen, effecten en het proces van herindelingen.8
Voorts vragen de leden van de PVV-fractie of de besparing op de bestuurskosten teniet wordt gedaan door de investeringskosten voor een nieuw gemeentehuis en wat uiteindelijk het financieel effect zal zijn van deze herindeling. Vooraf hecht ik eraan te benadrukken dat gemeenten die voor een herindeling kiezen, daarvoor vaak andere redenen hebben dan het inboeken van besparingen. Aalburg, Werkendam en Woudrichem kiezen voor een herindeling om de bestuurskracht te versterken. In de memorie van toelichting is het financiële effect van de herindeling beschreven. Hierin staat dat de algemene uitkering aan de gemeente Altena ongeveer € 650.000 lager zal zijn dan de som van de algemene uitkeringen die de gemeenten zonder samenvoeging zouden ontvangen. Daar staat een besparing op de bestuurskosten tegenover. Beide zijn van structurele aard.
Daarnaast ontvangen de gemeenten een uitkering op grond van de maatstaf herindeling om de incidentele kosten als gevolg van de samenvoeging te dekken (de frictiekosten). Dit is een bedrag van € 11,19 miljoen. De investering die samenhangt met de aankoop van het nieuwe gemeentehuis bedraagt 9,9 miljoen euro. De huisvestingslasten die hieruit voortvloeien voor de nieuwe gemeente Altena liggen op hetzelfde niveau als de huidige huisvestingslasten van de drie gemeenten. Het is aan de gemeenten Aalburg, Werkendam en Woudrichem en de nieuwe gemeente Altena om te bepalen voor welke tijdelijke kosten de frictiekostenvergoeding wordt gebruikt.
De leden van de PVV-fractie vragen welk effect de herindeling zou moeten hebben op de «landschappelijke kwaliteiten» van het in miljoenen jaren ontwikkelde Krijt-Lösslandschap. De door de gemeenten Nuth, Onderbanken en Schinnen gewenste herindeling heeft onder meer tot doel om in de kernen die te maken hebben met bevolkingsdaling een zo breed mogelijk aanbod van voorzieningen te behouden. Daarvoor is nog geen specifieke streefwaarde bepaald; dat is aan de raad van de nieuw te vormen gemeente Beekdaelen. Het effect van de herindeling op de landschappelijke kwaliteiten in de nieuwe gemeente Beekdaelen zal beperkt zijn. Bedoeld is aan te geven dat de nieuwe gemeente beter in staat is om de landschappelijke kwaliteiten te beschermen en benutten ten behoeve van bijvoorbeeld recreatieve voorzieningen, een aantrekkelijke woonomgeving of een sterker toeristisch aanbod. Daarnaast zetten de gemeenten in op effectievere en efficiëntere dienstverlening aan de inwoners. De nieuwe gemeente zal toekomstbestendig en professioneel invulling kunnen geven aan deze gemeentelijke opgaven.
De aan het woord zijnde leden vragen voorts waar de aanname op gebaseerd is dat een hoge opkomst bij bijeenkomsten over de herindeling duidt op draagvlak voor de herindeling. In de hoogte van de opkomst in Hulsberg en Schimmert en de andere kernen zat weinig verschil. Bovendien was in alle kernen de inbreng van inwoners constructief en positief. De combinatie van een hoge opkomst en een constructieve bijdrage van inwoners rechtvaardigt de aanname dat er draagvlak is voor de herindeling. Dat hierin bovendien geen verschil is tussen de kernen Hulsberg en Schimmert enerzijds en de andere kernen anderzijds, rechtvaardigt de aanname dat het draagvlak in de gehele gemeente een vergelijkbare grootte heeft.
Dezelfde leden vragen waarom het draagvlak in Schimmert voor de herindeling nu anders is dan in 2016. Zoals aangegeven in de memorie van toelichting en verder toegelicht in de memorie van antwoord constateert de regering dat er in Hulsberg en Schimmert begin 2017 veel kritische zienswijzen zijn ingediend op het herindelingsontwerp. Vervolgens is dit voor met name de gemeente Nuth aanleiding geweest om extra te investeren in het draagvlak voor de herindeling in beide kernen, met als zichtbaar resultaat dat in de serie dorpsbijeenkomsten eind 2017 er geen zichtbaar verschil was in het draagvlak voor de herindeling tussen enerzijds de kernen Hulsberg en Schimmert en anderzijds de andere kernen van de nieuwe gemeente Beekdaelen.
De leden van de PVV-fractie vragen ook waarom de referendumuitslag van een raadplegend referendum in Onderbanken niet is gerespecteerd. Uitgaande van de wens van de inwoners om zelfstandig te blijven, heeft het gemeentebestuur van Onderbanken zich vanaf 2012 beraden op de bestuurlijke toekomst van de gemeente en de noodzaak om tot versterking van de bestuurskracht te komen. De verschillende mogelijkheden overziend, inclusief de bijbehorende voor- en nadelen, heeft de gemeenteraad van Onderbanken in 2015 uitgesproken dat een bestuurlijke fusie de beste oplossing biedt voor Onderbanken. Gezien het grote draagvlak daarvoor in de drie gemeenten, concludeert de regering dat het gemeentebestuur van Onderbanken erin is geslaagd om de inwoners mee te nemen in en te overtuigen van de afwegingen die het heeft gemaakt.
De leden van de CDA-fractie vragen om een nadere toelichting op het draagvlak onder inwoners voor de voorgestelde herindeling en eventuele aansluiting van Spaarndam-Oost bij Haarlem. De regering baseert zich voor haar opmerking over de wens van de inwoners niet alleen op de uitslag van de aangehaalde peiling in Spaarndam. In het herindelingsadvies en het bijgevoegde logboek hebben de gemeenten de uitkomsten van alle bijeenkomsten, rondetafelgesprekken en peilingen beschreven. Hieruit blijkt een brede steun voor een ongedeelde fusie. Gedeputeerde staten van Noord-Holland trokken dezelfde conclusie. Ten slotte hebben de inwoners ook in de formele zienswijzeprocedure de mogelijkheid gekregen om hun mening kenbaar te maken. Het overgrote deel van de zienswijzen ondersteunt de voorgenomen herindeling (91%).
De leden van de PVV-fractie vragen voor welke opgaven de gemeenten zich nog meer gesteld zien, naast de opgaven als gevolg van aardbevingen, en waarom een herindeling noodzakelijk is voor deze opgaven. De vier gemeenten staan voor complexe uitdagingen op het gebied van economische ontwikkeling, werkgelegenheidsbevordering, leefbaarheid, demografische ontwikkelingen (bevolkingsdaling, minder jongeren, minder gezinnen), uitdagingen binnen het sociaal domein en de energietransitie en duurzaamheid. Om deze opgaven het hoofd te bieden is het naar de mening van de gemeenten nodig de krachten te bundelen. Zo ontstaat er meer massa en kan er gewerkt worden aan het professionaliseren van de gemeentelijke organisatie. De verwachting is dat op deze manier voldoende kennis en kunde in huis kan worden gehaald om strategische keuzes te maken ten aanzien van de genoemde opgaven.
Voorts vragen deze leden op welke manieren inwoners betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van het herindelingsontwerp en hoe, zonder een referendum, het draagvlak hieruit af te leiden is. De wijze waarop inwoners en maatschappelijke organisaties bij de herindeling zijn betrokken, is beschreven in het herindelingsadvies en in het logboek (bijlage 1) bij het herindelingsadvies. Hieruit blijkt onder meer dat de betrokken gemeenten al in 2013 met hun inwoners in gesprek zijn gegaan over een eventuele herindeling van hun gemeente. Dit gebeurde aan de hand van bewonersbijeenkomsten en enquêtes. Vanaf september 2016 zijn de inwoners door middel van inwonersbijeenkomsten in alle vier de gemeenten actief bij de totstandkoming van het herindelingsontwerp betrokken. Hieruit bleek dat de noodzaak en meerwaarde van de herindeling door veel inwoners wordt erkend en dat voor de herindeling een breed maatschappelijk draagvlak bestaat. Daarnaast hebben inwoners input geleverd voor de visie op de nieuwe gemeente met behulp van digitale enquêtes en bijeenkomsten. De gemeenten hebben er dus voor gekozen met inwoners in gesprek te gaan over de bestuurlijke toekomst van hun gemeente en hebben dit waardevoller geacht dan een referendum. Voor de beoordeling van het maatschappelijk draagvlak is, op grond van het Beleidskader gemeentelijke herindeling, ook niet vereist dat een referendum heeft plaatsgevonden.
Tot slot vragen de leden van de PVV-fractie naar het onderzoek van het COELO dat in 2014 heeft geconcludeerd dat een herindeling geen geld oplevert. Op initiatief van mijn ministerie is na de publicatie van het onderzoeksrapport een expertbijeenkomst georganiseerd. De uitkomsten van deze bijeenkomst zijn opgenomen in een kabinetsreactie die begin 2015 aan de Tweede Kamer is gestuurd.9 Graag verwijs ik hiernaar.
De leden van de PVV-fractie vragen waarop de stellingname gebaseerd is dat de inwoners zodanige andere verwachtingen van hun leef- en woonomgeving hebben dat dit veel van gemeenten vraagt. Ten opzichte van zo’n twintig jaar geleden hebben gemeenten meer taken; alleen al de laatste jaren bijvoorbeeld door de decentralisaties in het sociaal domein. Verwacht wordt dat gemeenten dicht bij hun inwoners staan. Dat is ook opgenomen in de strategische visie voor de nieuwe gemeente Westerkwartier. Daarin is het voornemen opgenomen om meer naar de mensen toe te gaan en afspraken te maken op locatie, ook in de dorpen, op de meest passende plek. Daarnaast vragen de inwoners van de 41 dorpen om ruimte, mogelijkheden en vertrouwen om invloed uit te oefenen op de leefbaarheid in hun directe woonomgeving.
Deze leden vragen verder waarom het zeer geringe aantal kritische zienswijzen in dit geval niet afdoet aan de conclusie dat deze herindeling op draagvlak kan rekenen, terwijl de regering bij herindelingsvoorstellen wel conclusies verbindt aan een gering aantal positieve zienswijzen. De manier waarop het aantal en de aard van de zienswijzen kan worden geïnterpreteerd hangt voor een belangrijk deel af van de wijze waarop in het voortraject inwoners zijn betrokken bij een herindeling. Voor het specifieke geval van de herindeling van de gemeenten Grootegast, Leek, Marum en Zuidhorn geldt dat de gemeenten al geruime tijd actief met inwoners, maatschappelijke organisaties en bedrijven in gesprek zijn over deze herindeling. Op grond daarvan mag uit het zeer geringe aantal kritische zienswijzen worden afgeleid dat de herindeling op voldoende maatschappelijk draagvlak kan rekenen. Dit is echter altijd afhankelijk van de inbreng van inwoners, maatschappelijke organisaties en bedrijven gedurende het hele herindelingsproces.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
Zie het besluit van de gemeenteraad van Haren van 14 december 2015 tot continuering van zelfstandigheid (nr. 74), te raadplegen via https://www.haren.nl/raadsnet/agenda_3901/agendapunt/vervolg-bestuurlijke-toekomst-haren_9388.html.
Explanatory Report to the European Charter of Local Self-Government, Straatsburg, 15 oktober 1985, European Treaty Series No. 122, p. 6. Zie ook Kamerstukken II 1987/88, 20 586, nr. 1, p. 4 alsmede nr. 11, p. 6.
Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de President van de Rechtbank Den Haag van 3 december 1993 en van de President van de Rechtbank Den Bosch van 30 december 1994 (Gst. 1995–7004, 3 en 4). In de eerstgenoemde uitspraak is uitdrukkelijk overwogen dat aan artikel 5 werd voldaan doordat de bevolking door inschakeling van de gemeenteraad indirect bij een grenscorrectie was gehoord. In de tweede uitspraak overwoog de rechter dat de gemeenteraad de gehele bevolking van de gemeente vertegenwoordigt. Deze overweging is recentelijk bevestigd door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg (uitspraak van 5 juli 2017, ECLI:NL:RBLIM:2017:6452).
Drs. M.J. Fraanje en prof. dr. M. Herweijer e.a., Herindelingen gewogen. Een onderzoek naar de doelen, effecten en het proces van herindelingen, Groningen 2008.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34805-D.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.