De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen.
Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende
zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel
van wet genoegzaam voorbereid.
I. Algemeen
1. Doel en Aanleiding
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel.
Zij hebben enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie vragen waarom de regering ervoor heeft gekozen het begrip
«groep» uit artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) uit het tweede
lid van artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet (Tw) te schrappen, terwijl datzelfde
begrip «groep» binnen de bedrijfsvoering van frequentiehouders op meerder plaatsen
wordt toegepast, zoals bij fiscale verplichtingen. Deelt de regering de mening dat
eenduidigheid op dit punt gewenst is?
Deze leden vragen of de regering de mening dat de in artikel 3.11, tweede lid, Tw
beoogde ministeriële regeling potentieel een risico op willekeur oproept, en in elk
geval minder objectiviteit, rechtszekerheid en uniformiteit biedt dan het begrip «groep»,
zoals gedefinieerd in artikel 24b van boek 2 van het BW. Deelt de regering de mening
dat – om die reden – handhaving van het neutrale begrip «groep» de voorkeur geniet
boven de nu beoogde wijziging van art. 3.11, tweede lid, Tw?
De leden van de VVD-fractie vragen de regering toe te lichten hoe de beoogde wijziging
van artikel 3.11, tweede lid, Tw zich verhoudt tot joint ventures die juist wel nodig
of gewenst zijn, zoals onder meer het samenwerkingsverband van commerciële radiostations
bij DAB+. Is de regering bereid haar voornemen tot het schrappen van artikel 24b van
boek 2 BW uit artikel 3.11, tweede lid, Tw aan te passen door alsnog het begrip «groep»
te handhaven en af te zien van de beoogde ministeriële regeling?
De leden van de VVD-fractie vragen wat de rechtvaardiging is om bij een gebrek aan
schaarste toch caps voor frequentieruimte op te leggen. Creëert dat niet juist een
risico op het ontstaan van kunstmatige schaarste, braakliggend spectrum en een ondoelmatig
beheer van spectrum?
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig
wetsvoorstel. Deze leden hebben nog een vraag op welke wijze de Tweede Kamer vooraf
wordt betrokken bij een toekomstige nieuwe aanpassing van de gebruiksbeperking voor
frequentieruimte via een ministeriele regeling. Kan de regering aangeven of een bepaling
in het wetsvoorstel is opgenomen dat bij een toekomstige nieuwe aanpassing van de
gebruiksbeperking voor frequentieruimte via een ministeriele regeling deze wordt voorgehangen
aan de Tweede Kamer via een voorhangprocedure? Indien dit niet het geval is, waarom
is hier niet voor gekozen? Kan de regering toezeggen dat de Tweede Kamer vooraf zal
worden betrokken indien er in de toekomst een voornemen is van de regering om de gebruiksbeperking
voor frequentieruimte via een ministeriele regeling aan te passen, zodat de Tweede
Kamer niet voor een voldongen feit komt te staan? Zo ja, op welke wijze zal dit dan
plaatsvinden?
De voorzitter van de commissie, Diks
De griffier van de commissie, Nava