De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het
voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen
zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.
ALGEMEEN
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel tot goedkeuring
van het voornemen tot opzegging van het op 14 maart 1978 te ’s-Gravenhage tot stand
gekomen Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime
(hierna: het Verdrag en het wetsvoorstel). Zij constateren dat alleen Nederland, Frankrijk
en Luxemburg lid zijn van dit verdrag. Waarom hebben andere staten zich nooit bij
het verdrag aangesloten? Is er contact geweest met Frankrijk en Luxemburg over het
Nederlandse voornemen tot opzegging? Hoe hebben deze landen gereageerd? Gaan zij het
verdrag ook opzeggen? Zo ja, op welke termijn?
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben
nog enkele vragen. Het Verdrag is in 1978 getekend door Frankrijk, Oostenrijk en Portugal.
Enkel voor de landen Nederland, Frankrijk en Luxemburg is het uiteindelijk in werking
getreden. Kan de regering toelichten waarom Oostenrijk en Portugal het verdrag nooit
geratificeerd hebben?
Met ingang van 29 januari 2019 zullen voor het Europese deel van Nederland de regels
van Verordening (EU) 2016/1103 (hierna: verordening) gelden. Door artikel 30 van het
Verdrag wordt deze steeds voor een tijdvak van vijf jaar stilzwijgend verlengd. Indien
toestemming tot opzegging verleend wordt, effectueert opzegging van het Verdrag op
zijn vroegst per 1 september 2022. Dit betekent dat het Verdrag en de verordening
ruim drie jaar naast elkaar opereren. Aangezien het Europese deel van Nederland volkenrechtelijk
gehouden is aan de toepassing van de bepalingen uit het verdrag, vragen de genoemde
leden wat voor een gevolgen dit kan hebben gedurende deze drie jaren. Ook vragen deze
leden hoe Frankrijk en Luxemburg omgaan met deze periode. Daarnaast vragen voornoemde
leden hoe de eventuele opzegging van het Verdrag en de uitvoering van de verordening,
gaan uitpakken voor het Caribisch deel van het Koninkrijk. Indien het Europese deel
van Nederland het verdrag opzegt, kunnen Aruba, Curaçao en Sint Maarten het verdrag
alsnog aanvaarden. Is het Caribische deel van het Koninkrijk meegenomen in het proces
omtrent eventuele opzegging van het verdrag? Kan de regering uitleggen wat een aanvaarding
van het verdrag vanuit het Caribische deel van het Koninkrijk voor een gevolgen zou
kunnen hebben voor het Europese deel van het Koninkrijk? En viceversa?
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen tot opzegging van
het Verdrag. Zij hebben hier enkele vragen over. De opzegging geldt alleen voor het
Europees deel van Nederland. Deze leden vragen of dit automatisch betekent dat het
Verdrag ook ingetrokken wordt inzake de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius
en Saba. Moet dit niet afzonderlijk vermeld worden aangezien de goedkeuring destijds
voor het hele Koninkrijk gold, dus inclusief deze eilanden? Vervolgens hebben zij
– mede in het licht van de door deze leden gestelde vragen over de uitvoeringswet
Verordening huwelijksvermogensstelsels en Verordening vermogensrechtelijke gevolgen
geregistreerde partnerschappen (Kamerstuk 34 795) – de vraag in hoeverre er nog sprake dient te zijn van overgangsrecht inzake bestaande
huwelijken van voor 29 januari 2019.
De fungerend voorzitter van de commissie, Van Toorenburg
De adjunct-griffier van de commissie, Verstraten