34 790 Verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven

Nr. 2 VERSLAG OVER HET VERZOEKSCHRIFT1 VAN MTC BV TE V.2 INZAKE EEN KLACHT OVER AFWIJZING VAN EEN VERZOEK TOT GEDEELTELIJKE KWIJTSCHELDING VAN OMZETBELASTING DOOR DE BELASTINGDIENST

Vastgesteld 28 september 2017

Klacht

Verzoekster, een bedrijf voor ontwikkeling, productie en verkoop van mobiele torenkranen, beklaagt zich over de afwijzing van haar verzoek tot gedeeltelijke kwijtschelding van omzetbelasting door de Belastingdienst.

Naar aanleiding van dit verzoek heeft de Staatssecretaris van Financiën inlichtingen verstrekt aan de commissie.

Feiten

Verzoekster heeft in 2011 interne fraude in de boekhouding van de vennootschap geconstateerd door de toenmalige administrateur en diens assistente als gevolg waarvan het bedrijf in de periode 2007 t/m 2011 fors minder omzetbelasting heeft aangegeven en afgedragen. Verzoekster heeft dit zelf gemeld bij de fiscus waarna eind 2012 naheffingsaanslagen omzetbelasting zijn opgelegd ten bedrage van € 1,3 miljoen, exclusief rente. Begin 2013 heeft verzoekster uitstel van betaling gevraagd vanwege betalingsonmacht. Dit is door de ontvanger verleend teneinde verzoekster in staat te stellen om tot verhaal over te gaan tegen de frauderende

ex-werknemers alsmede tegen de accountant en een voormalig bestuurder vanwege nalatig verwijtbaar handelen. Daarbij zijn wel de voorwaarden gesteld dat het uitstelbeleid voor zakelijke belastingschulden maximaal 12 maanden als uitgangspunt heeft en dat verzoekster de ontvanger op de hoogte zou houden van het verloop van de verhaalacties.

Na het uitblijven van enig resultaat heeft de ontvanger in juni 2014 het verleende uitstel ingetrokken en is hij in juli 2014 overgegaan tot het uitvaardigen van dwangbevelen. Omdat een reëel perspectief op betaling ontbrak, heeft de ontvanger aan het Ministerie van Financiën toestemming gevraagd en gekregen om het faillissement van verzoekster aan te vragen; zover is het echter niet gekomen, omdat verzoekster er tijdig in slaagde door middel van een schikking met haar voormalig accountant en bestuurder de openstaande belastingschuld, exclusief rente, ineens te voldoen. De daders zelf boden overigens geen verhaal. Omdat de verhaalacties hoge kosten met zich brachten, heeft verzoekster de ontvanger primair verzocht om volledige kwijtschelding van de restschuld, bestaande uit ruim € 170.000 aan rentelasten, en subsidiair om gedeeltelijke kwijtschelding van circa € 90.000 alsmede een betalingsregeling van € 10.000 per maand voor de daarna nog resterende schuld. Het verzoek om kwijtschelding is door de ontvanger in eerste instantie afgewezen, maar moest op last van de directeur opnieuw worden beoordeeld, omdat de juiste motivering ontbrak. Ook in tweede instantie luidde de beschikking negatief om reden dat alleen een belastingplichtige die niet in staat is anders dan met buitgengewoon bezwaar een belastingaanslag geheel of gedeeltelijk te betalen in aanmerking kan komen voor kwijtschelding. Volgens de ontvanger/directeur beschikt verzoekster over voldoende aflossingscapaciteit om binnen de setting van een betalingsregeling haar schuld alsnog te voldoen. Verzoekster is van mening dat bij de afwijzing van haar verzoek tot kwijtschelding ten onrechte geen rekening is gehouden met de bepaling in artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht (Awb) waarin is vastgelegd dat kan worden afgeweken van beleidsregels als toepassing van de regels voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou kunnen hebben die vanwege bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de doelen die de regels dienen. Verzoekster heeft in maart 2016 aangekondigd de kwestie te zullen voorleggen aan de Nationale ombudsman of de Commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven van de Tweede Kamer. De ontvanger heeft daarop besloten, hangende de behandeling van het verzoekschrift, geen verdere invorderingsmaatregelen jegens verzoekster te treffen.

Overwegingen

Volgens de Staatssecretaris van Financiën zijn de naheffingsaanslagen vastgesteld en worden deze door verzoekster ook niet betwist. Conform artikel 26 Invorderingswet 1990 is kwijtschelding alleen toegestaan als de belastingplichtige niet anders dan met buitengewoon bezwaar aan zijn belastingschuld kan voldoen; echter, verzoekster heeft niet aangevoerd niet in staat te zijn aan haar betalingsverplichting te kunnen voldoen. Zij zou over voldoende betalingscapaciteit beschikken om de restschuld af te lossen. Dat is de reden dat de ontvanger niet toekomt aan de overweging of hij voorzetting van de invordering gewenst vindt. Het verzoek om (gedeeltelijke) kwijtschelding heeft in feite het karakter van een moreel appel, gezien de inspanningen die verzoekster zich heeft getroost om verhaal te halen, zonder dat aan de wettelijke voorwaarden voor kwijtschelding wordt voldaan.

Verzoekster geeft aan dat naast het verzoek om kwijtschelding op basis van de wet zij ook een beroep heeft gedaan op het geldende beleid in dat kader, te weten artikel 26.6 Leidraad Invordering 2008, door subsidiair te verzoeken om een beschikking «niet verder bemoeilijken».

Dat wil zeggen dat de belastingschuld blijft bestaan, maar er verder – in voorkomende gevallen onder voorwaarden – geen invorderingsmaatregelen zullen worden genomen. Volgens de Staatssecretaris heeft zo’n besluit in materiële zin dezelfde gevolgen als kwijtschelding en daarvan kan in het onderhavige geval geen sprake zijn. Hij is van mening dat een andere handelwijze slechts tot willekeur zou leiden. Hij acht de klacht van verzoekster ongegrond.

Oordeel van de commissie3

De commissie is van oordeel dat het standpunt van de Staatssecretaris kan worden gevolgd.

Voorstel aan de Kamer

Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.

De fungerend voorzitter van de commissie, Bruins Slot

De griffier van de commissie, Roovers


X Noot
1

Dit adres en de stukken welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste hebben gestaan, liggen op het commissiesecretariaat Verzoekschriften, Lange Poten 4, Den Haag, ter inzage van de leden.

X Noot
2

Naam en adres van verzoeker zijn de commissie bekend.

X Noot
3

De commissie bestaat uit de leden: Bruins Slot (fng. voorzitter) (CDA), Beertema (PVV), Kooiman (SP), Bruins (CU), Ozutok (GL), Sazias (50PLUS), Bouali (D66), Visser (VVD) en de plaatsvervangend leden: Futselaar (SP), Van Rooijen (50PLUS) en Van Oosten (VVD).

Naar boven