34 779 Wijziging van de Wet kabelbaaninstallaties in verband met Verordening (EU) nr. 2016/424 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende kabelbaaninstallaties en tot intrekking van Richtlijn 2000/9/EG (PbEU 2016, L 81)

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 24 oktober 2017

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen. Het verslag behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties inbreng is geleverd.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de voorgenomen wijziging van de Wet kabelbaaninstallaties in verband met Verordening (EU) nr. 2016/424 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende kabelbaaninstallaties en tot intrekking van Richtlijn 2000/9/EG (PbEU 2016, L 81) (hierna: het wetsvoorstel). Zij hebben daarover nog enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben daar nog enkele vragen over.

Algemeen

De leden van de VVD-fractie vragen hoe de regering de invloed van de wijziging voor exploitanten van kabelbanen beoordeelt. Ziet de verordening op precies dezelfde kabelbanen in Nederland als het wetsvoorstel onder de richtlijn? Zijn er elementen in de verordening die in de specifieke situatie niet handhaafbaar en uitvoerbaar zijn in Nederland? Zijn de voorgestelde wijzigingen besproken met de branche? Wat betekent de wijziging voor consumenten?

De leden van de VVD-fractie vernemen dat de verordening de essentiële veiligheidseisen waaraan kabelbanen moeten voldoen, niet wijzigt ten opzichte van de richtlijn. Geldt dat ook voor de (administratieve) kosten van ondernemers die kabelbanen exploiteren? Zullen verplichtingen zoals de conformiteitsbeoordeling die opgelegd worden aan marktdeelnemers (fabrikanten, importeurs en distributeurs van subsystemen en veiligheidscomponenten) leiden tot hogere kosten voor deze groepen? Zijn bovenbeschreven marktpartijen en/of toeleveranciers hierover geconsulteerd?

De leden van de VVD-fractie vernemen dat het stelsel van toezicht in essentie onveranderd is. Geldt dat ook voor het toezicht op toeleveranciers? Zo nee, welke invloed hebben de conformiteitsbeoordelingsinstanties (CBI’s) op de toeleveranciers? Deze leden constateren dat onder het wetsvoorstel de bevoegdheden van de CBI’s worden uitgebreid. Was dit naar indruk van de regering nodig voor wat betreft de Nederlandse situatie?

De leden van de VVD-fractie vragen hoeveel extra kabelbanen, doordat er in het wetsvoorstel ook bij niet-vergunningplichtige kabelbanen sprake kan zijn van toezicht en handhaving, zullen vallen onder de werking van de wet. Zijn de eigenaren van de tot op heden niet-vergunningplichtige kabelbanen van deze voorgenomen wijziging op de hoogte gesteld? Zo ja, wat was hun reactie? Kan dit effect hebben op de operatie van die kabelbanen, bijvoorbeeld via eisen van verzekeraars?

De leden van de VVD-fractie lezen dat voor Nederland de gevolgen van de veranderingen klein zijn. Kan dat in de toekomst veranderen als er onder de verordening nieuwe eisen worden gesteld? Hoe groot acht de regering het risico van uitbreiding van de verordening, doordat nu onder één verordening zowel complexe systemen als kabelbanen in natuurlijke skigebieden in de Alpen als een kabelbaan op een artificiële skibaan gereguleerd worden?

De leden van de VVD-fractie vragen of de wet na invoering geëvalueerd zal worden. Zo ja, wanneer?

De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd naar de impact van het wetsvoorstel. Kan daarom een overzicht gegeven worden van de bestaande initiatieven en plannen om te komen tot de aanleg van kabelbanen die onder de wet komen te vallen? Deze leden zijn voorts benieuwd of het initiatief om een kabelbaan aan te leggen in Venlo onder de werking van dit wetsvoorstel komt te vallen en wat daar de gevolgen van zullen zijn.

De fungerend voorzitter van de commissie, Van Veldhoven

Adjunct-griffier van de commissie, Jansma

Naar boven