34 730 VI Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2017 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 26 juni 2017

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn voorgelegd aan de Minister van Veiligheid en Justitie. Bij brief van 23 juni 2017 zijn ze door de Minister van Veiligheid en Justitie beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De fungerend voorzitter van de commissie, Visser

De griffier van de commissie, Hessing-Puts

Vraag (1):

Kunt u toelichten waarom uitgaven voor vastgoed in de tijd naar voren worden gehaald en krimp bij het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) aanvankelijk geld kost maar later besparingen optreden (per saldo – 61 miljoen euro)? Op welke manier is het naar voren halen van uitgaven voordelig?

Antwoord:

Omdat het aantal asielzoekers in Nederland fors is afgenomen heeft COA besloten tot het terugbrengen van beschikbare opvangplekken naar 31.000 plekken eind 2017. Dit betreft een teruggang van ruim 17.000 plekken in 2017.

Het daadwerkelijk afstoten van vastgoed brengt diverse kosten met zich mee; het versneld afboeken van boekwaarde van het vastgoed bij een eigen pand, het afkopen van het huurcontract bij huur, het afboeken van inventaris van de af te stoten locaties, ed. Deze kosten, 144 mln., die anders de komende jaren gemaakt hadden moeten worden, worden in de tijd naar voren gehaald en in 2017 gemaakt. Daardoor hoeven in latere jaren kosten voor leegstandsbeheer niet meer te worden gemaakt, waardoor per saldo een besparing van 61 mln. optreedt.

Leegstandbeheer bestaat uit (minimale) beveiliging, (minimaal) onderhoud en verwarming (in de winter).

Vraag (2):

Kunt u de kasschuif toelichten waarmee de lasten voor de pensioenregeling politie tot en met 2022 voldoende gedekt worden?

Antwoord:

Als gevolg van afspraken uit de cao 2015–2017 is gebleken dat er over de jaren tot en met 2022 een verschil is ontstaan tussen het moment dat de middelen beschikbaar zijn en dat de pensioenlasten zich voordoen. Middels deze kasschuif wordt dit verschil opgelost.

Vraag (3):

Hoe ziet het prognosemodel justitiële ketens eruit als de aangiftes van digitale criminaliteit wel worden meegenomen? Wat betekent dit hypothetische prognosemodel voor de begroting?

Antwoord:

Het Prognosemodel Justitiële Keten (PMJ) brengt de behoefte in kaart. Deze behoefte (de Q) is niet gelijk aan het budget dat beschikbaar is op de VenJ-begroting. Jaarlijks moet bezien worden hoe de geconstateerde behoefte wordt vertaald in het budget.

De aangiftes van digitale criminaliteit die de afgelopen jaren gedaan zijn maken onderdeel uit van de input in het PMJ. Aangiftes van cybercriminaliteit anders dan internetfraude worden al een aantal jaren meegenomen in het PMJ. Aangiftes van internetfraude via het Landelijk Meldpunt Internet Oplichting (LMIO) worden sinds halverwege 2015 meegeteld in de CBS-politiestatistiek en daarmee ook in het PMJ. Indien deze input in de komende jaren blijft stijgen, zal dat als zodanig doorwerken in PMJ. Indien er beleidsmatig acties zullen worden ondernomen om aangiftes substantieel te verhogen, zal deze beleidsmaatregel door middel van kwantificatie in het beleidsrijke deel, doorwerken in het PMJ.

Elke uitkomst van het PMJ dat indiceert dat de behoefte aan strafrechtproducten groter is dan beschikbaar in de begroting, leidt tot een budgettaire afweging of en, zo ja, hoe deze grotere behoefte (of een deel daarvan) te financieren.

Vraag (4):

In hoeverre kunnen de agentschappen bedrijfsmatig zelfstandig handelen op basis van het kleine gealloceerde vermogen?

Antwoord:

Het Eigen Vermogen is een buffer voor eventuele negatieve exploitatieresultaten. Het bedrijfsmatig zelfstandig handelen is niet afhankelijk van de omvang van het Eigen Vermogen.

Vraag (5):

Welke concrete activiteiten heeft men niet uitgevoerd om aan de besparing op directoraten generaal te komen? Komt dit bij de uitvoeringsorganisaties vandaan?

Antwoord:

Er is geen sprake van het niet uitvoeren van concrete activiteiten. De bijdrage vanuit de beleids-DG’s is versleuteld over alle onderdelen van de DG’s, waardoor per onderdeel een relatief klein bedrag resteert. In de meeste gevallen kan dit worden opgevangen door kleine meevallers en/of voorziene onderuitputting. In die gevallen waar dat niet mogelijk is, wordt hier gedurende het jaar in de bedrijfsvoering op aangestuurd. Zo nodig worden er maatregelen genomen.

Vraag (6):

Hoe verhoudt het overzicht van de belangrijkste suppletoire uitgaven mutaties zich tot de Kadertoets RBG-eng in tabel 3 van de Voorjaarsnotabrief?

Antwoord:

Tabel 3 uit de voorjaarsnota laat (in miljarden euro) zien welke grote mutaties belastend of ontlastend zijn geweest voor het uitgavenkader Rbg-eng (waar ook VenJ onder valt). Het gaat dan vooral om mutaties die niet binnen de begrotingen van de betreffende departementen zijn opgevangen, ofwel mutaties met een zogenaamde generale behandeling.

De tabel belangrijkste mutaties in de suppletoire begroting van VenJ bevat alle mutaties bij VenJ groter dan 5 mln., waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen binnen de begroting van VenJ opgevangen mutaties en buiten de begroting van VenJ opgevangen (generale) mutaties. Een deel van deze posten wordt dus buiten de begroting van VenJ opgevangen en, komt voor zover groot genoeg ook terug in tabel 3 uit de Voorjaarsnota: Pensioenregeling politie (in tabel 3 voorjaarsnota onder kasschuiven) en ramingsbijstelling boeten en transacties.

Vraag (7):

Met hoeveel is de omvang van de begroting VenJ bij de eerste suppletoire begrotingswet toe- of afgenomen in de afgelopen tien jaar?

Antwoord:

Onderstaande tabel geeft een inzicht in de budgettaire mutaties tussen de ontwerpbegroting en de eerste suppletoire begrotingswet in de afgelopen 10 jaar. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen de mutaties als gevolg van een nota van wijziging of incidentele suppletoire begroting (op de ontwerpbegroting) én de reguliere mutaties.

jaar

ontwerpbegroting

nota van wijziging / Incidentele supp.

vastgestelde begroting

mutaties eerste supp

stand eerste supp

2008

5.481.460

8.500

5.489.960

325.815

5.815.775

2009

5.739.099

– 8.221

5.730.878

475.983

6.206.861

2010

5.968.347

0

5.968.347

77.852

6.046.199

2011

5.991.041

5.272.976

11.264.017

285.326

11.549.343

2012

11.407.738

0

11.407.738

– 36.040

11.371.698

2013

11.196.929

814.195

12.011.124

97.633

12.108.757

2014

11.807.861

0

11.807.861

376.987

12.184.848

2015

11.437.413

0

11.437.413

776.799

12.214.212

2016

11.456.930

244.059

11.700.989

1.318.158

13.019.147

2017

12.580.755

69.506

12.650.261

511.303

13.161.564

Vraag (8):

Kunt u toelichten op welke manier de investering van 144 miljoen euro voor een actieve krimp bij het COA per saldo 61 miljoen euro gaat opleveren? Welk plan ligt hieraan ten grondslag? Kunt u in uw antwoord de toelichting op pagina 12 van de Verticale toelichting op de Voorjaarsnota 2017 betrekken waarin staat dat uitgaven voor vastgoed in de tijd naar voren worden gehaald?

Antwoord:

Voor het antwoord verwijs ik u door naar het antwoord op vraag 1.

Vraag (9):

Wat is de reden van de lagere instroom bij strafzaken, waardoor het budget van de Raad voor de rechtspraak is verlaagd?

Antwoord:

De belangrijkste reden voor de daling van het aantal strafzaken is de daling van de (geregistreerde) criminaliteit.

Vraag (10):

Wat houdt de genoemde VenJ-problematiek in?

Antwoord:

In het kader van de voorjaarsnota worden de verwachte mee- en tegenvallers in kaart gebracht. Ook worden de effecten van de nieuwe PMJ-ramingen verwerkt in de VenJ- begroting, ook dit kunnen mee- of tegenvallers zijn. Ook zijn er onvermijdelijke ontwikkelingen die leiden tot minder of juist meer uitgaven. Het totaal van deze mee- en tegenvallers leidt tot een beeld dat binnen de door het kabinet vastgestelde kaders moet worden gedekt. Indien per saldo sprake is van een tekort dan wordt gesproken over VenJ-problematiek.

Vraag (11):

Kan uiteen worden gezet wat de financiële- en handhavingsconsequenties zijn van het feit dat het OM de digitale flitspalen overneemt van het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB)?

Antwoord:

Door het CJIB wordt in één keer de lening die is aangegaan bij de investering in de digitale palen afgelost bij het Ministerie van Financiën. Het OM maakt een voorschot van eenzelfde omvang als de aflossing over naar het CJIB. Na aflossing en renteverrekening vanuit het Ministerie van Financiën maakt het CJIB een eindafrekening die gefactureerd wordt aan het OM. De jaarlijks door het OM gereserveerd bedragen voor aflossing en rente worden middels een kasschuif naar voren getrokken; naar 2017. Er zijn geen handhavingsconsequenties verbonden aan de overgang van de palen naar het OM. Het aantal digitale palen dat in handhaving staat, blijft gelijk.

Vraag (12):

Hoe wordt de structurele vrijmaking van 20 miljoen euro (7,5 miljoen euro in 2017) voor de capaciteit van de KMar concreet ingevuld en hoe wordt de verdeling van gelden tussen Defensie en VenJ gemaakt?

Antwoord:

Bij Voorjaarsnota is in 2017 een bedrag van € 7,5 mln. en vanaf 2018 een bedrag van 20 miljoen euro structureel beschikbaar gesteld. Dit wordt volledig geïnvesteerd in extra capaciteit voor de KMar, de opleiding van de te werven extra KMar-capaciteit en het materieel dat nodig is voor de extra medewerkers. Hiermee kunnen de 135 fte die zijn geworven op basis van de bij Miljoenennota 2017 vrijgemaakte middelen structureel worden gemaakt en kunnen in 2018 nog eens 65 fte extra worden geworven. Met de extra middelen kan worden gewerkt aan het herstellen van de balans tussen de toegenomen vraag naar inzet en de beschikbare KMar-capaciteit

Vraag (13):

Kunt u een overzicht geven van de agentschappen die een bijdrage gaan leveren aan het opvangen van de tegenvallers op de VenJ-begroting doormiddel van afroming van het eigen vermogen naar 2,5% van de omzet? Kan hierin per agentschap toegelicht worden om hoeveel geld het gaat?

Antwoord:

Volgend uit de Regeling agentschappen wordt het eigen vermogen van agentschappen standaard beperkt als dat boven de 5% van de omzet komt. Bij Voorjaarsnota wordt het eigen vermogen beperkt tot 2,5%. In onderstaande tabel is het totale bedrag van de beperking van het Eigen Vermogen per agentschap opgenomen. Hierbij is een onderscheidt gemaakt tussen de beperking boven de 5% (bij DJI en de Dienst Justis) en de beperking boven de 2,5% (alle agentschappen). De bedragen zijn op miljoenen afgerond.

Beperken Eigen Vermogen tot 5%

DJI

53

Dienst Justis

4

Totaal boven 5%

57

Beperken Eigen Vermogen van 5% tot 2,5%

IND

4

DJI

58

CJIB

2

NFI

1

Dienst Justis

1

Totaal boven 2,5%

66

Vraag (14):

Kunt u inzicht geven in de afweging om te besluiten dat er tot 2,5% van het eigen vermogen afgeroomd kan worden, waar berust dit specifieke percentage op?

Antwoord:

Bij het opstellen van de Voorjaarsnota bleek dat binnen de VenJ-begroting sprake was van een aantal tegenvallers, waaronder een negatieve eindejaarsmarge als gevolg van een tegenvaller op B&T in 2016, waarvoor incidenteel in 2017 dekking nodig was. Voor deze tegenvallers is gezocht naar eenmalige dekking. Voorts moest de dekking voldoen aan de eis dat reeds in 2017 het dekkingsbedrag geeffectueerd kan worden. Uit een analyse van het Eigen Vermogens van alle agentschappen bleek dat deze in het afgelopen jaar waren toegenomen, soms tot (ruim) boven het maximale percentage van 5% en dat beperking van het Eigen vermogen tot de 2,5% mogelijk is zonder dat onverantwoorde risico’s worden genomen.

Vraag (15):

Kunt u per agentschap een inzicht geven in de analyse wat de gevolgen zijn voor deze agentschappen, zowel op de korte als op de lange termijn van deze afroming? Kunt u hierin zowel de mogelijkheid tot het afdekken van risico’s als het doen van investeringen meenemen?

Antwoord:

Bij het beperken van het Eigen Vermogen is voor de betrokken agentschappen bezien welke effecten en risico’s dit heeft op de korte en langere termijn. Het Eigen Vermogen is een buffer voor eventuele negatieve exploitatieresultaten. De agentschappen worden door middel van rijksbijdragen en in voorkomende gevallen door inkomsten van derden, zodanig gefinancierd dat er ex-ante sprake is van een positief of (in de meeste gevallen) neutraal resultaat. De beperking van het Eigen Vermogen heeft daarop geen invloed. Als er onverhoopt omvangrijke negatieve exploitatieresultaten optreden dan zal het EV eerder negatief zijn. In dat geval is VenJ, verplicht dit negatieve EV aan te vullen tot nul, conform de regeling agentschappen. Op dit moment is er geen aanleiding om negatieve exploitatieresultaten te verwachten. Investeringen staan geheel los van het EV. Investeringen mogen, conform de regeling agentschappen, niet ten laste van het EV gedaan worden.

Vraag (16):

Hoe en waar is te lezen dat middelen van het Ministerie van Financiën worden toegevoegd aan de VenJ-begroting en ingezet als dekking?

Antwoord:

Dit is zichtbaar in de verticale toelichting (bijlage 3 van de Voorjaarsnota) van VenJ en van de post algemeen («aanvullende post»), respectievelijk p.11 e.v. en p. 62 e.v.

Vraag (17):

Is de dekking van het besparingsverlies vanwege de verlate invoering van het wetsvoorstel «Eigen bijdrage veroordeelden kosten strafvordering en slachtofferzorg» (Kamerstuk 34 067) eenmalig of structureel?

Antwoord:

De behandeling van het wetsvoorstel is aangehouden tot na de vorming van een nieuw kabinet. Doordat de wet nog niet is aangenomen treedt er een besparingsverlies op. Dit werkt ook door in de jaren ná 2017. Ook het besparingsverlies in deze jaren is gedekt.

Vraag (18):

Waarom is de ontvangstenraming voor Boeten en Transacties structureel met 130 miljoen euro verlaagd? Waarom niet incidenteel? Is het nu al duidelijk dat de komende jaren de inkomsten ook in latere jaren 130 miljoen euro lager zal zijn?

Antwoord:

De realisatiecijfers waren de afgelopen jaren lager dan begroot, dat leidt tot een lagere meerjarige prognose voor de ontvangsten uit boeten en transacties. Op basis hiervan is besloten de raming voor boeten en transacties structureel naar beneden bij te stellen.

Vraag (19):

Klopt het dat in het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ) de herziening van het Wetboek van Strafvordering niet is meegenomen? Zo ja, waarom niet?

Antwoord:

Ja, het klopt dat de herziening van het Wetboek van Strafvordering (nog) niet is meegenomen in PMJ. De concept wetsvoorstellen Boeken 1 en 2 zijn op dit moment in formele consultatie en aan de Boeken 3 t/m 6 wordt nog gewerkt. De (volume-)effecten van de herziening van het Wetboek van Strafvordering zijn dus ook nog niet volledig bekend en kunnen om die reden nog niet worden meegenomen in de PMJ-ramingen. Naarmate het wetgevingstraject verder vordert zal dit waar relevant uiteraard wel worden gedaan. In de paragrafen uitvoeringsconsequenties bij de wetsvoorstellen wordt uitgebreid op de te verwachten volume- en andere effecten ingegaan.

Vraag (20):

Kunt u aangeven welke beleids-dg’s de overige 7 miljoen euro bijdragen en voor welk bedrag zij dit ieder doen?

Antwoord:

Voor DG Politie Bekostiging betreft het een bijdrage van € 11,5 mln. Het restant € 18,5 mln. -€ 11.5 mln. = € 7 mln. is verdeeld over de andere onderdelen. Zie onderstaand tabel.

Onderdeel

Bedrag (€ mln.)

DG Politie Bekostiging

11,5

DG Politie Overig

0,2

DG Rechtspleging en Rechtshandhaving

3,2

DG Straffen en Beschermen

2,7

DG Vreemdelingenzaken

0,5

Overig VenJ

0,4

Totaal

18,5

Vraag (21):

Wat wordt bedoeld met «VenJ-problematiek»?

Antwoord:

Voor het antwoord verwijs ik u door naar het antwoord op vraag 10.

Vraag (22):

Welke directoraren-generaal leveren welke bijdrage ter dekking van de VenJ-problematiek? Kunt u dit per directoraat-generaal uitsplitsen?

Antwoord:

Voor het antwoord verwijs ik u door naar het antwoord op vraag 20.

Vraag (23):

Wat is de reden van de bijstelling van de raming bij boeten en transacties van 130 miljoen euro?

Antwoord:

Voor het antwoord verwijs ik u door naar het antwoord op vraag 18.

Vraag (24):

Wat is de verklaring van de tegenvaller in de opbrengsten aan griffierechten?

Antwoord:

De lagere opbrengsten aan griffierechten hangen samen met de lagere instroomprognose (PMJ) van zaken waarbij sprake is van een griffierecht, ten opzichte van de instroomprognose (PMJ) van vorig jaar. Er is geen eenduidige verklaring voor de lagere prognose: de zaakinstroom op het terrein van civiel recht en bestuursrecht is zeer divers van aard en daarmee kan ook de bijbehorende griffierechtopbrengst sterk verschillen.

Vraag (25):

Op basis van welke overwegingen is tot de overheveling van 7,2 miljoen van het OM naar de politie gekomen in het kader van Afpakken? Heeft het OM nu nog voldoende middelen om op daadkrachtige wijze crimineel geld af te pakken van criminelen?

Antwoord:

Deze overheveling vloeit voort uit het ketenprogramma afpakken dat vanaf 2011 en enkele jaren daarna is uitgevoerd door het OM en overige partijen in de afpakketen. In het ketenprogramma afpakken zijn destijds onder aansturing van het Openbaar Ministerie middelen verdeeld over de partijen in de afpakketen teneinde de afpakdoelstellingen te behalen. Aan het eind van het ketenprogramma is de structureel beschikbare 20 miljoen euro verdeeld over de partijen in de afpakketen, waaronder ook het OM en de politie. Een bedrag van 7,2 miljoen euro is beschikbaar gesteld aan de politie. Het beschikbaar stellen van middelen aan de politie is hiermee niet ten koste gegaan van de intensivering bij het OM.

Vraag (26):

Welk bedrag komt dit jaar nog vrij voor de KMar, welk deel wordt toegewezen aan capaciteit op de luchthavens en aan de havens en wat is de benodigde capaciteit?

Antwoord:

Naast de extra 17 mln. voor 2017 die bij Miljoenennota 2017 beschikbaar is gesteld, is dit jaar bij Voorjaarsnota 2017 nog 7,5 mln. extra gereserveerd. Dit wordt besteed aan extra KMar-capaciteit voor de lucht- en zeehavens en aan de werving en opleiding van extra capaciteit voor 2018. Met het extra budget kan de maximale extra capaciteit die nog dit jaar kan worden geworven en opgeleid worden gerealiseerd.

Vraag (27):

Valt er nog meer leegstand van justitiële inrichtingen te verwachten voor dit jaar?

Antwoord:

Op basis van de bezetting in de afgelopen maanden, verwacht de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) dat de gemiddelde bezetting in het gevangeniswezen in 2017 overeen zal komen met de voorspelling volgens het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ). Dat betekent dat ook de komende periode sprake zal blijven van een capaciteitsoverschot.

De Tweede Kamer is bij brief van 29 mei 2017 (TK 24 587, nr. 693) geïnformeerd over de ontwikkelingen op het gebied van celcapaciteit bij DJI en de tijdelijke maatregelen als gevolg van een personeelstekort in sommige inrichtingen, terwijl tegelijkertijd sprake is van overcapaciteit. Op verzoek van de Tweede Kamer vindt op 27 juni 2017 een technische briefing plaats over deze problematiek.

Vraag (28):

Waarom zijn de ramingen voor boetes en transacties naar beneden bijgesteld?

Antwoord:

Voor het antwoord verwijs ik u door naar het antwoord op vraag 18.

Naar boven